Aan de orde is de voortzetting van het debat over de regeringsverklaring.

Minister Balkenende:

Mijnheer de voorzitter. Ik dank de leden van uw Kamer voor hun inbreng in eerste termijn. Een boeiende inbreng, die ook aangeeft in welke tijd wij ons bevinden. Wij zijn voor een deel in de opmaat naar de algemene politieke beschouwingen, maar het is ook een opmaat naar 22 november. Dat was in de bijdragen ook duidelijk te merken. De inbrengen van de fracties liepen nogal uiteen. Ook blijkt dat de kwalificaties die aan het beleid worden verbonden nogal verschillend van aard zijn, negatief maar ook positief van aard. Die uiteenlopende kwalificaties zullen ongetwijfeld terugkomen bij de algemene politieke beschouwingen en zeker in de verkiezingscampagnes. Misschien is het beter om het debat op dat soort momenten te continueren. Ik neem van de negatieve oordelen en kwalificaties afstand. Ik wil daar in dit debat ook maar niet te veel woorden aan wijden. Wij krijgen nog genoeg van die kansen. Ik voel mij ook beter thuis bij de woorden van de heren Verhagen en Rutte, om enkele voorbeelden te noemen.

De heer Van der Vlies heeft de kern van het debat goed neergezet. Hij heeft in alle duidelijkheid nog eens aangegeven dat het kabinet niet beperkt is in zijn bevoegdheden, maar wel in zijn mogelijkheden. Dat is een heel adequate typering van de situatie van het nieuwe kabinet. Dan is het goed om met elkaar af te spreken hoe wij met elkaar om zullen gaan in deze tijden. Wat is de houding van de Kamer? Is het mogelijk om, wetend dat er sprake is van een minderheidskabinet, de komende tijd op een constructieve wijze met elkaar samen te werken? Daar zal het om gaan. Dat is in het belang van het land. De heer Bos heeft gezegd dat hij constructief mee wil werken aan het op tijd behandelen en afgehandeld krijgen van de hoogst noodzakelijke zaken. De komende tijd is het natuurlijk de vraag wat die hoogstnoodzakelijke zaken dan zijn. Ik zie ook aan de linkerzijde van de Kamer instemmende blikken. Die kunnen wij in ieder geval in onze zak steken. Dan hebben wij toch nog wat.

Het kabinet vindt in ieder geval een degelijke en volwaardige begroting hoogstnoodzakelijk. Ik zal uitleggen waarom. In het debat van vandaag is nog gezegd dat wij zouden kunnen werken aan een beleidsarme of technische begroting. Wij moeten goed onder ogen zien wat dat nu eigenlijk impliceert. Als je kiest voor een technische, beleidsarme begroting, kan dat leiden tot een aanzienlijke stijging van de lasten voor burgers. In een volwaardige begroting, inclusief het Belastingplan, kan en wil het kabinet maatregelen nemen om een eventuele of dreigende lastenverzwaring om te zetten in lastenverlichting en koopkrachtondersteuning. Het is bekend dat wij in augustus zullen stilstaan bij het koopkrachtbeeld. Het negatieve oordeel van mevrouw Halsema is op dit punt wat te voorbarig. In augustus zal die discussie door het kabinet ter hand worden genomen.

Omdat de heer Rouvoet vooral op dit punt is ingegaan, zal ik op zijn betoog een reactie geven. Een puur technische begroting is werkelijk te kort door de bocht. Ik heb het niet alleen gehad over een volwaardige begroting, maar ook over een degelijke begroting. Het is goed om uit te leggen waarom een degelijke begroting nodig is. Daarbij gaat het om het evenwicht, in de sfeer van uitgaven en het EMU-saldo, maar ook om evenwicht in het koopkrachtbeeld en de lastenontwikkeling en om evenwicht in de verhouding sociaal, solide en structuurversterking. Dat zijn belangrijke elementen die horen bij een volwaardige en degelijke begroting. Er zijn ook andere elementen, onder andere de elementen waar de heer Van As op heeft gewezen, maar dit is een aantal hoofdpunten. Voorts is deze begroting al in belangrijke mate in het voorjaar voorbereid door de drie partijen die toen deel uitmaakten van het kabinet.

Een heel belangrijk punt van discussie is in de afgelopen uren het vraagstuk van de terughoudendheid geweest. Het woord "terughoudendheid" is gebruikt door de informateur, de heer Lubbers, maar ook ik heb het een aantal keren genoemd, in de regeringsverklaring. Ik meen dat die terughoudendheid als zodanig door de Kamer niet ter discussie wordt gesteld. Sterker nog, de Kamer vindt haar nodig. Er zijn wel verschillende opmerkingen gemaakt over de concrete richting of onderwerpen waaruit die zou moeten blijken. Misschien kan het beste worden aangehaakt bij het interruptiedebat tussen de heer Van der Vlies en de heer Verhagen. Daaruit kwam heel duidelijk naar voren dat de Kamer in de eerste en in de laatste plaats bepaalt wat er gebeurt. Zo werkt het nu eenmaal in onze democratie. Bij alle discussies die wij voeren gaat het dus steeds om de vraag wat de begrenzingen zijn die de Kamer aangeeft. Dat bepaalt de speelruimte voor een kabinet.

Natuurlijk zal het kabinet ook zelf de notie van terughoudendheid invullen. In de regeringsverklaring hebben wij erop gewezen dat de begroting 2007, inclusief het Belastingplan en het wetsvoorstel Werken aan winst, prioriteit heeft. Gelet op de beperkte tijd tot aan de verkiezingen heeft het kabinet daar al veel mee gezegd. De heer Van der Vlies en de heer Rouvoet hebben dit benadrukt. Natuurlijk kunnen er voor het kabinet verschillende redenen zijn om terughoudend te zijn met het indienen van voorstellen bij de Kamer. Juist vanwege het minderheidskarakter van dit kabinet dient het zich steeds te vergewissen van het verkrijgen van eventuele meerderheden. Er kunnen verschillende situaties ontstaan. Het is denkbaar dat al op voorhand blijkt dat een onderwerp nauwelijks of geen draagvlak heeft. Dat behoort een bewindspersoon zich te realiseren. Er kan ook sprake zijn van grote maatschappelijke of politieke verdeeldheid. Ook dat heb je dan te wegen. Of een vraagstuk is complex; uit de advisering van de Raad van State blijkt bijvoorbeeld dat daar in het bijzonder naar gekeken moet worden. Die verschillende zaken – draagvlak, grote verdeeldheid, de complexiteit onder andere blijkend uit de commentaren van de Raad van State – moet het kabinet op zich laten inwerken.

Het kabinet moet er ook voor oppassen dat het geen onomkeerbare beslissingen neemt. Ik kan de Kamer verzekeren dat wij op dit punt heel prudent zullen handelen. Wij kennen onze positie. Ik heb aangegeven dat de begroting, het Belastingplan en het wetsvoorstel Werken aan winst essentieel zijn. De informateur heeft ook gevraagd of er voldoende draagvlak is om deze zaken te behandelen. Bij de andere onderwerpen zullen wij naar bevind van zaken handelen, wetende dat wij een korte periode hebben. Tegelijkertijd zullen wij ons ervan vergewissen of meerderheden mogelijk zijn.

In antwoord op de terechte vraag van de heer Rouvoet zeg ik in navolging van de heer Lubbers dat een minderheidskabinet prudentie dient te betrachten. Over ruim drie maanden zijn er verkiezingen. Wij zijn ons bewust van die begrenzing. Het is de Kamer zelf die bepaalt wat er gebeurt. Dat zit in de sfeer van agendering, maar ook in de stemverhouding. De Kamer kan goedkeuring geven aan een voorstel, maar het ook afwijzen.

De heer Rouvoet vroeg een verdere inkleuring. Ik ben het met hem eens dat het niet gaat om rekensommetjes, maar om een attitude, waarover ik iets heb gezegd. Je kunt altijd praten over de meerderheden. De heer Van der Vlies heeft aan de heer Rouvoet gevraagd wat hij daar nu eigenlijk mee bedoelt. Het is vooral een houding. Ik heb geprobeerd in de regeringsverklaring, maar ook nu, aan te geven hoe het kabinet daarmee zal omgaan. De heer Van der Vlies heeft gesproken over de wisselende meerderheden. Bij alles wat hier gebeurt, zullen wij prudent met zaken moeten omgaan, zodat ieder naar eer en geweten kan handelen. Zo zal het kabinet deze zaken ter hand nemen.

Er zijn feitelijke vragen gesteld, bijvoorbeeld over de opmerking van de Antillen dat de heer Remkes zou worden benoemd. Het is goed om dat even uit te leggen. Ik heb het afgelopen weekend collega mevrouw De Jong gesproken en gezegd dat minister Remkes gedurende de demissionaire periode ad interim is. Daarmee gaf ik aan dat de situatie anders is bij een definitieve situatie, wanneer er een missionair kabinet komt. Ik heb gisteren opnieuw met haar gesproken en gezegd dat de heer Nicolaï beëdigd zou worden, en dat is dan de definitieve situatie. Met andere woorden, er zijn bepaalde misverstanden ontstaan, maar dat kan ik ook niet helpen. Ik heb vorige week aangegeven dat de heer Remkes in beeld is bij een demissionair kabinet, in afwachting van een definitieve regeling.

Ik heb met deze algemene aanduiding geprobeerd aan te geven hoe het kabinet aankijkt tegen zorgvuldigheid en terughoudendheid. Het is mogelijk om op tal van afzonderlijke onderwerpen in te gaan, maar ik geloof niet dat dit vruchtbaar is. Het kabinet zit er zo in. Dit is het algemene kader voor hoe wij zullen handelen. Dat is aangegeven in de regeringsverklaring. Op deze wijze zullen wij de debatten met de Kamer voeren in de komende maanden. Ik denk dat ik daarmee in algemene zin ben ingegaan op de punten die de Kamer naar voren heeft gebracht. Het is een korte regeringsverklaring over de houding van het kabinet en over hoe wij omgaan met het gegeven dat wij een minderheidskabinet zijn. Vanuit deze algemene principia willen wij graag constructief samenwerken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De CDA-fractie heeft wel duidelijkheid geboden, maar het kabinet kan deze schijnbaar nog niet bieden. Wat doet het kabinet met de Mediawet, het Paasakkoord en de veranderingen in de Kieswet? Ik zou daarover toch wel enige duidelijkheid willen krijgen.

Minister Balkenende:

Dit is nu precies de vraag waarvan ik hoopte dat hij niet gesteld zou worden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Beste premier, zo zijn wij gewoon niet getrouwd.

Minister Balkenende:

Wij zijn helemaal niet getrouwd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat klopt.

Minister Balkenende:

En dat is misschien wel verstandig ook.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat vind ik niet zo aardig van u, eerlijk gezegd, en ook niet nodig.

Minister Balkenende:

Nee, u hebt gelijk. Die woorden neem ik graag terug.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat zeg je niet tegen een vrouw.

De voorzitter:

Wilt u ook onaardige dingen niet door elkaar heen zeggen? U kunt het nog een keer herhalen, zodat iedereen het kan horen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik denk niet dat de premier het nog een keer durft te herhalen.

Minister Balkenende:

Ik durf alles.

Ik weet nog uit mijn juridische studie dat wij vaak een algemeen deel hadden en een bijzonder deel. Wat ik heb gedaan, is het schetsen van het algemene deel. Mijn boodschap was dat je op basis van het algemene deel antwoorden kunt vinden om het bijzondere deel in te vullen. Maar dat doen wij niet nu, dat doen wij later. U vraagt hoe het zit met de Kieswet en de Mediawet. Mijn boodschap is dat bewindslieden zich hebben te vergewissen hoe het zit met het draagvlak en met de meerderheden. Dat komt in de debatten naar voren. Ik voel er niet voor om dat debat, dat in een ander verband gevoerd moet worden, hier te doen. Dat zou ook mijn betoog ontkrachten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik geloof ook dat het uw betoog zou ontkrachten, maar wij hebben hier de goede gewoonte dat het kabinet antwoord geeft, als de Kamer vragen stelt. Ik kan mij voorstellen dat u om onduidelijkheid te scheppen beslissingen naar achteren wilt verplaatsen, maar ik heb gewoon behoefte aan duidelijkheid. Op RTL Nieuws is vanavond van alles gezegd over de aanleg van de verbinding A6/A9. Het lijkt mij onzinnig dat daarover vanavond geen duidelijkheid zou komen. Geef duidelijkheid en laat het niet over aan de media!

Minister Balkenende:

Het is heel interessant dat u zegt: laat het niet over aan de media. Wat zou het mooi zijn als dit parlement een keer niet direct reageert op iets wat in de media wordt gemeld over zogenaamde gelekte stukken. Waarom praten wij niet gewoon over officiële kabinetsstukken? Als wij dat niet doen, maken wij elkaar gek. Juist in deze tijd hebben wij behoefte aan wijsheid.

(Applaus)

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik zie dat de adhesiebetuigingen vooral afkomstig zijn van de minderheid die dit kabinet nog steunt! En de heer Nawijn. Die zou ik niet willen vergeten.

Het is en blijft natuurlijk wel de vraag hoe conceptbrieven bij de media terecht kunnen komen. Iemand moet gelekt hebben of is het soms allemaal niet waar? Ik ben benieuwd of hierover maandag een beslissing wordt genomen door het kabinet. U kunt mij drie keer zeggen dat uw betoog krachtig is omdat u algemeen bent en weinig zegt, maar ik zou toch willen pleiten voor een minder krachtig betoog, maar wel een dat preciezer is.

Minister Balkenende:

Je moet over dit soort onderwerpen met elkaar in debat gaan als de tijd daarvoor rijp is. Wanneer is de tijd rijp? Als de Kamer een brieft ontvangt. Ik heb nadrukkelijk gezegd dat wij ons zeer bewust zijn van onze positie. Wij nemen geen onomkeerbare besluiten. Wij zien onder ogen dat zich problemen kunnen voordoen als over een onderwerp verschillend wordt gedacht. Dat geldt ook voor dit onderwerp.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. U vroeg of er behoefte bestond aan een tweede termijn. Of ik het nu leuk vind of niet: het is mijn inschatting dat het trekken aan een dood paard is om op dit moment te proberen om uitspraken te ontlokken aan de minister-president. Hij heeft zich namelijk voorgenomen om vanavond niets te zeggen. Mijn fractie heeft dus geen behoefte aan een tweede termijn. Wij zullen in de komende maanden de daden van het kabinet beoordelen aan de hand van de woorden van de minister-president van vanavond. Ik denk dan vooral aan zijn stellige voornemen om prudentie te betrachten bij het nemen van onomkeerbare besluiten.

Minister Balkenende:

Uitstekend.

De voorzitter:

Zijn er wellicht fracties die wel behoefte hebben aan een tweede termijn?

De heer Verhagen (CDA):

De CDA-fractie sluit zich op dit specifieke punt graag aan bij de heer Bos. Ik heb mijn steun aan het kabinet-Balkenende III al in eerste termijn uitgesproken. Die steun is alleen maar groter geworden na het antwoord van de minister-president.

Mevrouw Van der Laan (D66):

De D66-fractie heeft de minister-president gevraagd om de komende tijd zorgvuldigheid en terughoudendheid te betrachten. Wij hebben dan ook geen behoefte aan een tweede termijn. Wij zullen hem natuurlijk in de komende maanden wel aan zijn woorden houden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De kern van mijn bijdrage namens de fractie van de ChristenUnie was gelegen in het nader bevragen van de minister op het punt van de terughoudendheid. Ik noemde dat de prudentie. De woorden van de minister-president geven mij geen aanleiding om hem hierop in tweede termijn nogmaals te bevragen.

De voorzitter:

Mijnheer Van As? Wij spreken nog steeds over de vraag of er behoefte is aan een tweede termijn. Als u daarop ja wilt antwoorden, geef ik u het woord in tweede termijn. Hebt u die behoefte niet, dan kunt u net als de andere sprekers aangeven waarom u een tweede termijn niet nodig acht.

De heer Van As (LPF):

Ik ben blij dat u het nog een keer uitlegt!

Mijn fractie heeft ook geen behoefte aan een tweede termijn. De minister-president hoeft overigens wat mijn fractie betreft helemaal geen terughoudendheid te betrachten. Dat is allemaal onzin. Hij moet zichzelf zijn. Wij hopen namelijk op duidelijkheid van het kabinet. In eerste termijn heb ik een aantal vragen gesteld. Ik hoor graag de toezegging dat die tijdens de begrotingsbehandeling alsnog uitvoerig worden beantwoord.

Minister Balkenende:

Op een gepast moment zal zeker op uw vragen worden teruggekomen. Die toezegging doe ik u graag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vind het onbestaanbaar dat de samenleving geen enkele duidelijkheid wordt geboden over de reikwijdte van de beslissingen die het kabinet wenst te gaan nemen. Ik heb daar eerlijk gezegd problemen mee. Ik denk dat buiten deze Kamer mensen daarmee ook problemen hebben. Niet voor niets is mij gevraagd om aan de informateur aan te geven welke onderwerpen wel en welke onderwerpen niet door dit kabinet behandeld zullen worden. Ik kan niet anders dan mij neerleggen bij het gebrek aan duidelijkheid, omdat een overgrote meerderheid van de Kamer vindt dat er voldoende duidelijkheid is, maar ik vind het wel betreurenswaardig.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter...

De voorzitter:

Neen, mijnheer Van As, u hebt zojuist al gesproken over het al dan niet houden van een tweede termijn.

De heer Van As (LPF):

U hebt mevrouw Halsema ook een interruptie toegestaan. Het is toch een goed parlementair recht...

De voorzitter:

Ga uw gang!

Het woord is aan de heer Van As.

De heer Van As (LPF):

Dank u wel. Wij horen al drie jaar lang van sommigen dat zij het niet begrijpen. Ik denk dat het goed is om hier duidelijk te stellen dat de beantwoording door de premier nu op hoofdlijnen heeft plaatsgevonden. Ik neem aan dat de premier kan bevestigen dat de details bij de komende begrotingsbehandeling worden ingevuld. Zo geef ik het toch correct weer?

Minister Balkenende:

Mijnheer Van As, u en ik begrijpen elkaar heel goed!

De heer Van As (LPF):

Daar was ik ook niet bang voor.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik constateer dat er geen behoefte bestaat aan een tweede termijn. Ik stel voor, over vijf minuten, dat wil zeggen om half negen, het VAO te houden met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en tevens stel ik voor, om 21.00 uur de stemmingen te doen plaatsvinden.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 20.25 uur tot 20.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Het is nu half negen. Ik maak een einde aan de receptie die inmiddels is ontstaan. Als de leden het kabinet willen feliciteren, moeten zij dat elders doen; ik verzoek de leden nu hun plaatsen in te nemen.

Hiervoor hebben wij toch geen bodes nodig? U luistert gewoon naar mij! De receptie is afgelopen, wij gaan verder met de vergadering. Ik zie nu dat daar wel bodes voor nodig zijn.

Ik herhaal: wij gaan door met de vergadering. Dat geldt ook voor de heer Szabó.

Naar boven