Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 28 juni 2006 over bijstandsverstrekking en vakantieduur Wet werk en bijstand.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van het debat over de termijn van dertien weken die oudere WWB'ers al dan niet in het buitenland zouden mogen verblijven, dien ik mede namens de heer Mosterd de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Noorman-den Uyl

overwegende dat het wenselijk is te onderzoeken op welke wijze oudere werklozen met een WWB-uitkering die op individuele basis van de sollicitatieplicht zijn ontheven, de mogelijkheid houden om een langere tijd in het buitenland te verblijven;

overwegende dat de mogelijkheid om daarbij uit te gaan van een leeftijdsgrens van 60 jaar en ouder een aansluiting zou geven op de leeftijdsgrens van de nieuwe wet IOW;

overwegende dat de Commissie Gelijke Behandeling in een eerder advies inzake de leeftijdsgrens van oudere werklozen heeft uitgesproken dat het hanteren van een leeftijdsgrens onder voorwaarden mogelijk is;

verzoekt de regering, de Commissie Gelijke Behandeling een nader advies te vragen over de rechtmatigheid en de vormgeving van het hanteren van een leeftijdscriterium van 60 jaar in de WWB bij het toestaan van het langere verblijf in het buitenland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Noorman-den Uyl en Mosterd. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(29674).

Staatssecretaris Van Hoof:

Voorzitter. Ingaand op de eerste overweging van de motie, dat het wenselijk is dat WWB-uitkeringsgerechtigden die een vrijstelling hebben van sollicitatieplicht langer vakantie krijgen, kan ik mevrouw Noorman zeggen dat ik die wenselijkheid niet deel, tegen de achtergrond van de ontwikkeling die wij vandaag de dag kennen als het gaat om activering. Ik heb dat in het algemeen overleg ook al aangegeven.

In de derde overweging wordt verwezen naar een eerder advies van de Commissie Gelijke Behandeling. Ik wijs erop dat dit advies niet ging over de vraag waarover wij hier spreken. Dat ging veeleer over een leeftijdsgrens als zodanig en dus niet over de consequenties van een dergelijke grens. Bovendien zal het gevraagde advies een uitkomst geven waarvan rechters inmiddels al hebben gezegd dat onderscheid op basis van leeftijd niet mogelijk is en verboden moet worden. Dat is precies datgene wat het kabinet bij het aannemen van het desbetreffende amendement op de WWB al voorspelde. Dat is nu dus bewaarheid geworden. Het maakt dus niet uit of de grens bij 57,5 jaar of 60 jaar ligt. In beide gevallen zal het naar het oordeel van de rechter niet acceptabel zijn. Derhalve ontraad ik met kracht aanneming van de motie, omdat die ons in een richting stuurt waarvan wij van tevoren al weten dat die leidt tot een verkeerde uitkomst die de rechter wederom in strijd met de wet zal verklaren.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter, ik heb een vraag aan u met het oog op de stemming over de motie. Zou u willen verifiëren of de staatssecretaris, indien de motie wordt aangenomen, deze al dan niet zal uitvoeren?

De voorzitter:

Dat is heel slim van u. Wij wachten op de stemming en als de motie wordt aangenomen, is het uitgangspunt dat zij wordt uitgevoerd. Dat weet u. Wij wachten eerst op de stemming.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven