Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over het rapport Tijdelijke Commissie Onderzoek TBS, te weten:

- de motie-Eerdmans over regeringsverantwoordelijkheid voor beslissingen over het verlof van individuele tbs'ers (30250, nr. 10).

(Zie vergadering van 22 juni 2006.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Tijdens het debat met de regering over het rapport van de commissie-Visser is gebleken dat de Kamer van oordeel is dat beslissingen over de verlening van verlof niet onder een geheel onafhankelijke instantie of onder de rechterlijke macht moeten worden gebracht. Daarmee blijft de verlofverlening de uiteindelijke verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. Over de vraag hoe deze verantwoordelijkheid organisatorisch wordt ingevuld, komen wij nog te spreken bij de bespreking van het plan van aanpak van het kabinet. De ministeriële verantwoordelijkheid volgt uit de bevoegdheden van de minister en kan niet afhankelijk worden gemaakt van een Kameruitspraak. De motie van de heer Eerdmans, op stuk nummer 10, zal slechts leiden tot onduidelijkheid over het bestaan van de ministeriële verantwoordelijkheid. Aanneming ervan doet daarom meer kwaad dan goed. Om die reden zullen de fracties van het CDA, de PvdA, de VVD, D66, de ChristenUnie en de SGP tegen deze motie stemmen. Dat doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de minister voor het door hem gevoerde verlofbeleid, zoals deze in het debat ook al is vastgesteld.

In stemming komt de motie-Eerdmans (30250, nr. 10).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de Groep Wilders, de LPF en de Groep Nawijn voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Naar boven