Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 6 april 2005 over investeringen in de Noordzee en het beheer van de Nederlandse kustzone.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Bij de fractie van GroenLinks bestaan grote zorgen over de Noordzee, vooral over hoe het met de natuur en het milieu in de Noordzee gaat en over hoe wij daar controle op kunnen uitoefenen. De Noordzee wordt veel te veel en dus eenzijdig gezien als een economisch wingewest. Er is onvoldoende oog voor de andere aard van de Noordzee, die ook een enorm natuurgebied is. Wij hebben daar met de staatssecretaris een overleg over gehad. In het verlengde daarvan wil ik op drie punten een motie indienen. De eerste motie houdt in dat de Noordzee primair als een ecosysteem benaderd moet worden. Die samenhang met het ecosysteem wordt ook door het kabinet genoemd, maar die moet wel uitgewerkt en toegepast worden. Dat gebeurt nog steeds niet. Vandaar deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland zich op de Duurzaamheids­top in Johannesburg (2002) en de Noordzeeministersconferentie in Bergen (2002) heeft gecommiteerd aan een ecosysteembenadering voor de Noordzee;

overwegende dat een ecosysteembenadering een flexibele strategie is voor beheer van natuurlijke hulpbronnen, dat ervoor zorgt dat deze duurzaam beschikbaar blijven in plaats van binnen enkele generaties worden opgebruikt, en deze benadering uiteindelijk het hoogste economisch rendement oplevert;

overwegende dat de ecosysteembenadering voor de Noordzee in het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 slechts wordt genoemd, maar nog op geen enkele wijze geconcretiseerd is;

verzoekt de regering, de Kamer binnen drie maanden te rapporteren over de voortgang van de concretisering van de ecosysteembenadering voor de Noordzee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(30195).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Mijn tweede motie heeft betrekking op het feit dat de Noordzee in alle rijksplannen, maar inmiddels ook in Europese plannen deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. In het overleg met de staatssecretaris hebben wij gedebatteerd over de vraag of dit ook betekent dat er een budget is voor beheer en ontwikkeling. Dat geldt natuurlijk voor aankoop, want de Noordzee hoeven wij niet aan te kopen, zoals de Ecologische Hoofdstructuur op het land. De Noordzee moet echter wel beheerd en ontwikkeld worden. Die gelden worden tot nu toe beheerd door het ministerie van LNV. Dat zijn de zogenaamde ILG-gelden. De staatssecretaris scheef ons begin deze week echter in een brief dat die gelden in principe niet beschikbaar zijn voor beheer en ontwikkeling van de Noordzee. Dat is een gebrek en dat gebrek moet goedgemaakt worden, want er is voor de Noordzee een investeringsbudget nodig, net zoals wij onlangs bijvoorbeeld een investeringsbudget voor de Waddenzee hebben gekregen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Noordzee op dit moment een "wingewest" is waaruit wordt genomen, maar waarin geen investeringen terugvloeien;

overwegende dat de Raad voor Verkeer en Waterstaat adviseert om te investeren in de Noordzee, omdat de veerkracht van de Noordzee op dit moment achteruitgaat, zodat toekomstig gebruik (visserij et cetera) niet verzekerd is;

overwegende dat de Noordzee geen aanspraak kan maken op ehs-budget ondanks dat de Noordzee onderdeel is van de ehs;

verzoekt de regering, een investeringsbudget voor de Noordzee te reserveren, waaruit noodzakelijke projecten gefinancierd kunnen worden voor duurzaam beheer van de gebruiksfuncties op de Noordzee en voor natuurbehoud en -ontwikkeling, en dat beheerd wordt door de coördinerend bewindspersoon voor de Noordzee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(30195).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Het laatste zinsdeel, "dat beheerd wordt door de coördinerend bewindspersoon voor de Noordzee", klinkt de staatssecretaris natuurlijk als muziek in de oren. Dat is een poging om de beherend bewindspersoon een grotere rol te geven in de coördinatie van het Noordzeebeleid.

De voorzitter:

Rondt u af?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ja. Dan zal ik mijn laatste motie direct indienen.

De DuyvendakKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Noordzee veel te bieden heeft op het gebied van recreatie, flora en fauna, vis en grondstoffen, maar dat de veerkracht van de zee om dit alles te bieden achteruitgaat door menselijke activiteiten;

overwegende dat dit bij een groot publiek (nog) niet is doorgedrongen en dat de meeste mensen de Noordzee vooral zien als "een grote plas water" die altijd hetzelfde is;

overwegende dat de Raad voor Verkeer en Waterstaat adviseert om het brede publiek meer bij de gedachtevorming over de Noordzee te betrekken om zo meer draagvlak voor de Noordzee te scheppen;

overwegende dat de regering zegt het belang van publieke betrokkenheid te onderschrijven, maar in tegenspraak daarmee een "stakeholdersbenadering" kiest die juist niet op het brede publiek is gericht;

verzoekt de regering, een publiekscampagne op te zetten die het grote publiek wijst op de grote waarde van de Noordzee voor ons land, met als doel het draagvlak voor de Noordzee te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(30195).

De heer Boelhouwer (PvdA):

De motie verzoekt de regering om de Kamer binnen drie maanden te rapporteren over de voortgang bij de concretisering van de ecosysteembenadering voor de Noordzee. En dan? Dan ligt er het zoveelste rapport en de zoveelste hoeveelheid papier. Wat wil de heer Duyvendak vervolgens? Dat staat niet in de motie.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

De regering zegt eraan te werken, maar wij zien er in de praktijk niets van. Het zijn woorden zonder daden. Wij willen dat het daden worden. Wij beseffen echter dat de benadering niet in drie maanden geconcretiseerd, afgerond en toegepast kan worden. Wij willen wel voortgang zien. Vandaar deze formulering. Wij willen concretisering zien in de vorm van een tijdpad, doelen et cetera. Wij willen er vertrouwen in kunnen hebben dat deze benadering op korte termijn wortel schiet.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Ik wil iets recht zetten. In het algemeen overleg heb ik gezegd dat de VVD-fractie niet echt een dynamisch kustbeheer wil hebben. Helaas moest ik tijdens het overleg vertrekken. Uit het verslag heb ik echter op kunnen maken dat de staatssecretaris mij daarin niet goed heeft begrepen. De VVD-fractie is voorstander van het plan-Waterman en de VVD-fractie is voor uitvoering van de motie-Geluk. Wij willen echter geen gaten in de zeedijken om overgangen van zoet water naar zout water te creëren. Wij wensen de kustveiligheid niet op losse schroeven te zetten. Wij zijn in principe voor dynamisch kustbeheer in de zin van uitbreiding richting zee.

De motie die ik ga indienen, heeft betrekking op de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden op de Noordzee.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet en de Nota Ruimte en het Integraal beheerplan Noordzee 2015 heeft aangekondigd in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn gebieden in de Noordzee te willen aanwijzen waarin de ecologische waarden specifieke bescherming zullen krijgen;

overwegende dat de regering nog onvoldoende inzicht heeft gegeven over het nog te doorlopen besluitvormingsproces en de aard van de beschermingsmaatregelen;

overwegende dat de Kamer over de voorgenomen aanmelding met het kabinet wil kunnen overleggen alvorens voorstellen hierover aan de EU worden voorgelegd;

verzoekt de regering, de Kamer voor het zomerreces nader te informeren over:

  • - de voorgenomen gebiedsaanwijzing;

  • - de voorgenomen besluitvormingsprocedures rond de aanwijzing van de gebieden,

  • - de aard van de beschermingsmaatregelen;

  • - de mogelijke kosten die deze maatregelen met zich brengen;

  • - de eventuele gevolgen voor bestaand en toekomstig gebruik op zee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(30195).

De heer Van Lith (CDA):

Voorzitter. Het Nederlands deel van de Noordzee is anderhalf keer zo groot als het vasteland. Het heeft de nodige functies: scheepvaart, delfstofwinning, visserij, natuur. Gezien de druk op de ruimte op het vasteland ontstaan er steeds meer ruimtelijke claims op de Noordzee. Dat vereist een beter beheer van de Noordzee, vooral ook als wij constateren dat er vele ministeries bij dat beheer betrokken zijn. Als er in de toekomst wijzigingen in het gebruik plaatsvinden, moeten de consequenties daarvan voor de betrokken sectoren in beeld komen. Wij hebben de staatssecretaris in het algemeen overleg gevraagd om inzicht in de beheersactiviteiten van alle departementen, in de samenhang en de afstemming daartussen, en in de wijzigingen die de komende jaren plaatsvinden in de gebruiksfuncties en de consequenties die dat voor de betrokken sectoren zal hebben. De staatssecretaris heeft niet willen ingaan op dat verzoek. Dat is jammer, omdat zij ook coördinerend bewindspersoon voor de Noordzee is. Daarom leggen wij haar de volgende Kameruitspraak voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het versterken van de samenhang in het beheer essentieel is voor een duurzame toekomst van de Noordzee;

overwegende dat de regering onvoldoende inzicht geeft in de wijze waarop betrokken departementen het beheer vormgeven;

verzoekt de regering, te komen met een concreet uitvoeringsprogramma dat ten minste voldoet aan de volgende eisen c.q. voorwaarden:

  • – inzicht in beheersactiviteiten van alle betrokken departementen, fasering in termijnen met daarbij een overzicht van kosten, baten, reductie van administratieve lasten en formulering van resultaat;

  • – overzicht van wijzigingen c.q. nieuwe aanwijzing en begrenzing van gebruiksfuncties (onder andere VHR-gebieden) en rapportage naar de Europese Commissie nadat de Kamer deze heeft vastgesteld;

  • – de Kamer over het uitvoeringsprogramma voor de presentatie van de begroting voor 2007 te informeren, zodat de Kamer het uitvoeringsprogramma kan vaststellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Lith en Boelhouwer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(30195).

Staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geeste­ranus:

Mijnheer de voorzitter. Het debat was vrij kort en concreet en ik zal dat ook zijn. Ik loop maar meteen de moties langs. De heer Duyvendak maakt zich er zorgen over of er voldoende oog is voor natuur en dan niet alleen voor de gebruiksfunctie. Hij wil graag een nadere uitwerking van de ecologische benadering. Laat ik vooropstellen dat zowel de ecologische benadering als de gebruiksfunctie van belang is voor de Noordzee. Beide functies worden gecombineerd. Wij zijn bezig met het ontwikkelen van de ecologische kwaliteitsdoelstellingen, waarmee wij een verband kunnen leggen tussen de effecten van de belangrijkste gebruiksfuncties en de te realiseren ecologische doelen. Dan weten wij ook of er extra maatregelen nodig zijn om het gebruik te stimuleren. Door de bescherming van soorten en gebiedsspecifieke waarden wordt de ecologische benadering ook gerealiseerd, onder andere door de beschermde gebieden die wij hebben aangewezen. Tot slot proberen wij de waterkwaliteit te verbeteren door de vervuiling vanuit de instromende rivieren te beperken via de Kaderrichtlijn Water. Ik kan akkoord gaan met de eerste motie van de heer Duyvendak, behalve met het tijdsaspect. Ik denk dat wij daar zes maanden voor zullen nodig hebben. Verder ben ik bereid de motie over te nemen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Kunnen wij die stukken in ieder geval voor de begrotingsbehandeling krijgen? Als ik het goed heb berekend, moet dat lukken.

Staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ja, dat lijkt mij geen probleem.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dan trek ik de motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Duyvendak (30195, nr. 7) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geeste­ranus:

De tweede motie van de heer Duyvendak gaat over het budget voor de Noordzee. Hij heeft een vraag gesteld over de Ecologische Hoofdstructuur. Hij vroeg in hoeverre de ILG-gelden gebruikt kunnen worden voor de Noordzee. Ik heb de Kamer in een brief laten weten dat die gelden zijn bedoeld voor de plattelandsgebieden. Zij kunnen alleen eventueel gebruikt worden voor projecten tot één kilometer buiten de kust die door de provincies worden aangewezen. Het natuurbeleid voor de Noordzee, zoals aangegeven in de Nota Ruimte en het Integraal Beheerplan Noordzee 2015, zal nader worden vormgegeven op het moment dat wij de beschermde gebieden gaan aanwijzen. Wanneer je dat doet, kun je ook zien welke kosten gemaakt moeten worden voor het beheer van die gebieden en of er additionele financiering nodig is. Je kunt met andere woorden dus pas inschatten hoe hoog de totale kosten zijn wanneer je in 2008 de gebieden hebt aangewezen en in 2009 hebt bepaald of er additionele uitgaven nodig zijn. Ik ontraad dus de aanneming van deze motie, omdat daarin wordt gevraagd om nu al budget vrij te maken voor de Ecologische Hoofdstructuur op de Noordzee. Het is beter om eerst de discussie van de Kamer met het ministerie van LNV over de VHR-gebieden en de bijbehorende budgetten af te wachten.

De heer Duyvendak heeft ook een motie ingediend over een te houden voorlichtingscampagne. De overweging daarbij is dat de regering zich vooral zou richten op de stakeholders en dat zij, omdat de Noordzee voor iedereen van belang is, eigenlijk een groter publiek zou moeten aanspreken. Met dat laatste ben ik het geheel eens. De Noordzee verdient het inderdaad om als natuurgebied en gebruiksruimte onder een breder publiek bekend te worden en daarom hebben wij het Noordzeeloket in het leven geroepen. Dit loket wordt veel bezocht, ongeveer negenduizend hits per maand, en dat is erg veel voor een gebied dat niet door mensen wordt bewoond. Scholen hebben veel belangstelling voor de informatie van het loket. Verder brengen wij een nieuwsbrief uit en organiseren wij conferenties.

Ik denk dat wij daarmee genoeg doen om een breder publiek te bereiken. Ik zou dan ook geen extra geld voor een voorlichtingscampagne willen uittrekken. Bovendien zijn deze campagnes duur en moet je daarom expliciet een doel voor zo'n campagne kunnen formuleren. Er is op dit moment echter geen specifiek onderwerp dat een extra voorlichtingscampagne door de overheid rechtvaardigt. Ik ontraad dan ook de aanneming van deze motie.

Mevrouw Snijder heeft een motie ingediend over de VHR-gebieden. Zij spreekt daarin haar zorg uit dat er onvoldoende inzicht is in het besluitvormingsproces over deze gebieden en de aard van de beschermingsmaatregelen. Met het oog daarop vraagt zij de regering expliciet om voor de zomer aanvullende informatie naar de Kamer te sturen. In overleg met het ministerie van LNV kan ik haar zeggen dat de regering zich kan vinden in deze motie. Ik vind het zelf ook belangrijk welke keuzes worden gemaakt voor de VHR-gebieden en wat de gevolgen zullen zijn van de aanwijzingen. Ik kan mevrouw Snijder dan ook toezeggen dat voor de zomer extra informatie naar de Kamer zal worden gestuurd.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

U neemt met andere woorden mijn motie over?

Staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ja.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dan trek ik mijn motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Snijder-Hazelhoff (30195, nr. 10) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geeste­ranus:

Ik zeg voor alle zekerheid maar tegen mevrouw Snijder dat echt niemand wil dat er gaten in de zeedijken komen als dat gevaar met zich brengt voor de veiligheid van de bevolking. Dynamisch kustbeheer is namelijk een interessante methode om veiligheid op een natuurlijke manier te garanderen. Wij zullen nooit toelaten dat het veiligheidsniveau achteruitgaat.

De heer Van Lith heeft gesproken over de activiteiten en het uitvoeringsprogramma. Wij hebben daar ook uitgebreid over gediscussieerd bij het algemeen overleg. De heer Van Lith heeft toen ook al aangegeven dat hij het Integraal Beheersplan Noordzee als uitvoeringsprogramma onvoldoende vindt. Hij verlangt een nader uitvoeringsprogramma. Ik ontraad een verzoek daartoe om meerdere redenen. De Kamer heeft tien jaar geleden gezegd dat zij niet meer allerlei verschillende voortgangsrapportages op het gebied van water wilde ontvangen. De Kamer verzocht om één rapportage. Aan dat verzoek is voldaan met de rapportage Water in Beeld die binnenkort weer naar de Kamer wordt gestuurd. Daarin staat de voortgang ten aanzien van de Noordzee beschreven. Voor de andere onderdelen geldt dat alle departementen individuele voortgangsrapportages hebben: LNV op het gebied van visserij en Verkeer en Waterstaat op het gebied van de waterkwaliteit. Als ik een extra uitvoeringsprogramma moet maken, dan moet ik de bestaande voortgangsrapportages achter elkaar plakken en knippen. Ik vind dat echt een overbodige dubbeling dus ik hoop dat de heer Van Lith zich wil beraden op de vraag of dat van toegevoegde waarde zou zijn.

Uit de motie van de heer Van Lith valt overigens ook te lezen dat een rapportage naar de Europese Commissie is gestuurd voordat de Kamer die had vastgesteld. Dat punt is in het algemeen overleg ook aan de orde geweest. Ik benadruk echter dat ik niets heb verstuurd waar de Kamer niet reeds over besloten had in het kader van de nota Ruimte of het IBN. Het gaat dus niet om nieuwe beleidsinformatie. Ik ontraad dus het aannemen van de motie omdat daarmee een dubbeling wordt nagestreefd van informatie die al beschikbaar is.

De heer Van Lith (CDA):

Ik heb u eerder opgeroepen om de Don Quichot te zijn van de Noordzee. Ook in dit VAO wijst u voor een aantal gebruiksfuncties naar andere bewindspersonen. Voor de visserij verwijst u naar LNV – het knikje van de ambtenaar was op dat punt heel illustratief – en voor andere economische activiteiten verwijst u naar de minister van Economische Zaken. Het gaat om afstemming en om inzicht in de afwegingen ten aanzien van de gebruiksfuncties op het moment dat de druk groter wordt. Welke wijzigingen komen er de komende jaren op ons af? Wat is de onderbouwing daarvan? Wij vragen niet om nieuwe voortgangsrapportages. Bij het interdepartementaal ambtelijk overleg ligt volgens mij al heel veel op tafel. Wij vragen u als coördinerend bewindspersoon om de beschikbare informatie die tussen ambtenaren is afgestemd naar de Kamer te sturen. Dat is in feite een uitvoeringsprogramma van de Noordzee, maar dan wel een integraal uitvoeringsprogramma.

Staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geeste­ranus:

Ik ben hier al op ingegaan tijdens het algemeen overleg. De reden dat ik naar andere bewindslieden verwijs, is niet dat ik geen verantwoordelijkheid zou willen zou willen nemen als coördinerend bewindspersoon. Er is een groot verschil tussen de coördinerend bewindspersoon en beleidsverantwoordelijke. Dat geldt ook voor andere gebieden, zoals de Waddenzee. Daarvoor is minister Dekker de coördinerend bewindspersoon, maar ik ga nog steeds over de kwaliteit van het water in dat gebied. Zij zal dat ook nooit naar zich toetrekken. De coördinerend bewindspersoon moet ervoor zorgen dat de verschillende gebruiksfuncties op tijd op elkaar worden afgestemd, heeft een aanjaagfunctie als er iets niet gebeurt op een bepaald terrein terwijl dat wel noodzakelijk is vanuit het belang van het grotere geheel en moet ervoor zorgen dat er ambtelijke en bestuurlijke afstemming plaatsvindt. Dat laatste gebeurt in bijvoorbeeld het Interdepartementaal Directeurenoverleg Noordzee en het Beheerdersnetwerk Noordzee. Al deze activiteiten vinden plaats.

In het Integraal Beheerplan Noordzee is een afwegingskader opgenomen. Daarin staat hoe al deze afwegingen met elkaar in overeenstemming zullen worden gebracht. Zaken die de komende jaren gaan gebeuren, moeten altijd in het afwegingskader passen. De inhoudelijke voortgang is opgenomen in de verschillende voortgangsrapportages. Het zou doodzonde zijn om daar met knippen en plakken een rapport van te maken. Ik vind dat er voldoende coördinerende sturing plaatsvindt en dat voldoende inzichtelijk is voor de Kamer wat de stand van zaken is met betrekking tot de Noordzee. De Noordzee is een ander gebied dan bijvoorbeeld het landelijk gebied waarin sprake is van vele eigenaren en waarvoor functies worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat activiteiten plaatsvinden. Met betrekking tot de Noordzee is er sprake van een beheersituatie waarin wordt geprobeerd om de negatieve effecten van gebruik te beperken. Wij hebben daar zicht op. Er zijn duidelijke beleidskeuzes gemaakt. Die zullen misschien niet iedereen aanspreken, zoals die over de opvang van olie. Er is echter wel sprake van duidelijke en heldere keuzes die integraal zijn afgewogen tussen de ministeries. Ik zie dus niet in waarom er nog een extra rapportage op dit gebied zou moeten komen. Ik ontraad dus het aannemen van deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de zojuist ingediende moties zal aan het eind van deze vergadering worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven