Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 9 juni 2005 over het voortbestaan van de Regeling schoonmaakdiensten particulieren.

De voorzitter:

Voor alle zekerheid zeg ik het nog een keer. In deze zomerse dagen hanteren wij het zogenaamde kerstregime voor de VAO's: er wordt alleen een motie ingediend door het Kamerlid dat dit wil doen en er komt een korte reactie van de regering.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben hier de afgelopen tijd al enkele keren gesproken over de RSP oftewel de wittewerkstersregeling. Deze regeling moet wat mijn fractie betreft worden aangepast, zodat zij past bij een markt voor persoonlijke dienstverlening. Zij moet niet zomaar worden afgeschaft. Waarschijnlijk praten wij volgende week verder over de alternatieven voor de huidige regeling, maar ondertussen is het water veel bedrijven tot aan de lippen gestegen. Deze week kregen wij een brief van een bedrijf dat heeft besloten alle medewerkers op termijn te ontslaan, dat wil zeggen tot een afbouwregeling te komen, omdat zij het met de huidige structuur niet meer aan kunnen. Ik vind dat buitengewoon zorgelijk. Wat de Kamer voor de korte termijn kan doen, is beperkt. In ieder geval wil ik alles in het werk stellen om deze werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt, waar wij zo'n enorme behoefte aan hebben, zo veel mogelijk te behouden. Met het oog op die korte termijn dien ik daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet de huidige RSP of wittewerksterregeling per 1 juli aanstaande wil stopzetten;

overwegende dat er nog geen zicht is op een ontwikkeling van een markt voor persoonlijke dienstverlening;

overwegende dat zolang er geen beleidsalternatieven in deze richting ontwikkeld zijn, stopzetting van de RSP onwenselijk is;

verzoekt de regering, de huidige regeling in stand te houden totdat concrete alternatieven ontwikkeld zijn om tot een markt voor persoonlijke dienstverlening te komen;

verzoekt de regering voorts, bedrijven die onvoldoende uitzicht op voortbestaan hebben, in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van de destijds met de OSB afgesproken afbouwregeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bussemaker, Bruls, Weekers en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(29544).

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. In het dictum van de motie staat dat de regeling niet stopgezet mag worden voordat er alternatieven zijn voor de ontwikkeling van de markt voor persoonlijke dienstverlening. Ik zeg daarbij dat het dus van de snelheid afhangt waarmee de staatssecretaris de RSP kan omzetten in een andere regeling. Als hij dat snel doet, kunnen er ook snel stappen gezet worden in het ombouwen van de RSP. Als hij er buitengewoon lang over doet, dan blijft wat ons betreft de RSP tot in lengte van dagen bestaan.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. In het algemeen overleg hebben wij een heftige discussie gevoerd met de staatssecretaris over het opheffen, het afbouwen of het continueren van de RSP. Kamerbreed was er het gevoel dat het geen schoonheidsprijs verdient hoe de staatssecretaris hiermee is omgegaan en dat eigenlijk de bezem erdoor zou moeten. Er dreigt nu afbraak zonder dat perspectief wordt geboden, terwijl de markt voor de persoonlijke dienstverlening gigantisch van omvang is en ook veel mogelijkheden biedt. Wij vinden deze ontwikkeling heel treurig, ook omdat bijna Kamerbreed op een eerder moment is aangegeven dat er pas afgebouwd zou mogen worden als er een goed alternatief is. Vandaar dat ik de motie van mevrouw Bussemaker mee heb ondertekend. Ik moet er wel meteen bij zeggen dat de fractie van GroenLinks nog met een ander dilemma zit. Als er niet wat extra geld beschikbaar komt voor de regeling, wordt het lastig om deze te continueren. Daarom dien ik hierover een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige RSP niet voort kan bestaan zonder dat er extra geldt bij komt;

overwegende dat wanneer dit geld er niet komt er 1200 witte werksters op straat worden gezet;

overwegende dat deze groep weinig uitzicht heeft op een andere baan en dus aangewezen zal zijn op een uitkering;

van mening dat dit volstrekt ongewenst is;

verzoekt de regering, de huidige regeling op te plussen met € 2 per uur en deze voort te laten bestaan totdat er een alternatief is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(29544).

De heer Bruls (CDA):

Naar mijn indruk is deze motie strijdig met de motie van mevrouw Bussemaker. Mevrouw Van Gent geeft het zelf ook aan door te zeggen dat de regeling niet langer kan voortbestaan zonder die € 2. Tijdens het algemeen overleg is gebleken dat ik het op heel veel punten met haar eens ben. Wij hebben bij die gelegenheid ook harde woorden uitgesproken richting de staatssecretaris. Maar het is wel van tweeën een. Op die duidelijkheid hebben ook de medewerksters in de sector recht. Waar wil mevrouw Van Gent die € 2 per uur uit betalen en ziet zij ook niet de strijdigheid tussen haar motie met die van mevrouw Bussemaker?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb de motie van mevrouw Bussemaker meeondertekend omdat ik ook wel een beetje kan tellen. U moet mijn motie zien als een amendement op de motie van mevrouw Bussemaker. Gecombineerd met mijn motie zouden wij eigenlijk een echte oplossing op korte termijn voor deze groep kunnen realiseren. Als wij een en ander namelijk niet opplussen, vrees ik evenals de heer Bruls dat er slechts kan worden afgebouwd. Daarom heb ik zojuist een motie ingediend die tot doel heeft om de motie-Bussemaker te amenderen.

De heer Bruls (CDA):

Hoe meent mevrouw Van Gent dat te betalen?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wij hopen dat er binnenkort een structurele regeling zal komen die door de Kamer wordt gesteund en die als alternatief kan dienen voor deze RSP. Ik ben het met de heer Bruls eens dat dit zo snel mogelijk moet gebeuren. Het lijkt mij mogelijk om tussentijds het benodigde geld bij elkaar te krijgen. De heer Bruls heeft zelf al iets bedacht met de commissie Dagindeling en ook deze staatssecretaris is creatief. Ik zal een en ander dus afwachten.

Staatssecretaris Van Hoof:

Voorzitter. Verschillende malen hebben wij over de RSP uitgebreid van gedachten gewisseld. Steeds heb ik namens het kabinet geprobeerd om de Kamer inzicht te geven in de kosten en de opbrengsten van deze regeling. Als wij die kosten en opbrengsten naast elkaar zetten, moeten wij vaststellen dat de resultaten uiterst gering zijn. Deze regeling kost dus meer dan dat zij oplevert. De vraag is daarom of wij daarmee moeten doorgaan. Ik ben van mening dat wij dat niet moeten doen. Als wij dat wel zouden doen, konden wij niemand uitleggen wat de reden daarvoor is. Gisteren was ik op bezoek bij een groot schoonmaakbedrijf en daar werd mij duidelijk gemaakt dat men in deze regeling geen enkele fiducie heeft. De randvoorwaarden en de mogelijkheden in de markt waren voor dat bedrijf geen aanknopingspunt. Ik betreur het dat het door mevrouw Bussemaker genoemde bedrijf de bekende aankondiging heeft gedaan. De directeur van dat bedrijf heeft mij zelfs die tekst gefaxt. Als ik de directeur van dit bedrijf was geweest, zou ik hebben gezegd dat het een moeilijke discussie was maar dat er in ieder geval gebruik kan worden gemaakt van de afbouwregeling. Daarvan maakt onderdeel uit dat de branche zich verantwoordelijk stelt voor de personen om wie het gaat. Ik doel dan op het bieden van hulp aan betrokkenen bij het vinden van werk. Er is dus geen sprake van dat die mensen vandaag of morgen op straat zullen worden gezet.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik heb die brief van de directeur van dat bedrijf ook ontvangen. Daarin schrijft hij nadrukkelijk dat hij het waardeert dat de Kamer die regeling wil behouden. Hij schrijft verder dat het kabinet geen duidelijkheid geeft en dat hij daarom nu voor die afbouwregeling kiest. Als mijn motie wordt uitgevoerd, zal het ook in de toekomst mogelijk blijven om van die afbouwregeling gebruik te maken.

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik sprak niet over de motie, maar over de opmerkingen van die directeur. Ik hecht eraan om die uitspraken te nuanceren, omdat die een bepaald beeld oproepen.

Ik heb de Kamer een uitgebreide brief gestuurd met alle alternatieven die realiter in beschouwing kunnen worden genomen. Ook het CPB heeft die alternatieven beoordeeld en uit zijn beoordeling blijkt dat er geen beleidsalternatieven zijn. Het is daarom ingewikkeld om de motie-Bussemaker uit te voeren. Op het punt van de fiscaliteit is er nog wel een opening, maar wat dat betreft zijn wij grotendeels afhankelijk van Europa. Pas in de loop van dit jaar zal daarover duidelijkheid komen. Dat is voor mij aanleiding geweest om van de gelegenheid gebruik te maken om na te gaan of er via een andere weg mogelijkheden zijn. De gemeenten zijn op dit moment primair verantwoordelijk voor de reïntegratie. Wellicht zijn er voor hen mogelijkheden om op het terrein van de integratie hulp te bieden aan de RSP-bedrijven. Alles bij elkaar betekent dit dat de motie afwijkt van het voorstel dat ik aan de Kamer heb gedaan. Ik heb namelijk voorgesteld om de regeling te laten voortbestaan; voor de bedrijven die nu willen stoppen, zou de afbouwregeling kunnen ingaan en bedrijven die dat niet willen, kunnen doorgaan tot 1 januari of in ieder geval tot na het trekken van conclusies op basis van de nadere gegevens over de fiscaliteit. Als mevrouw Bussemaker ook in haar tweede termijn nog eens uitdrukkelijk zegt dat deze regeling in de zin van haar motie moet blijven doorgaan tot ongeveer het einde der dagen, heb ik daar een groot bezwaar tegen. Ik vind dat je het vanuit de overheid en het kabinet niet kunt verantwoorden om tot het einde der dagen door te gaan met een regeling waarvan je weet dat de effectiviteit zeer gering is en dat zij meer kost dan dat zij oplevert.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De staatssecretaris citeert mij nu wel heel gedeeltelijk. Ik heb gezegd dat het afhangt van de stappen die de staatssecretaris zelf neemt. Als hij ons alternatieven biedt voor de markt voor persoonlijke dienstverlening en als daar beleid voor wordt ontwikkeld, spreekt de motie uit dat de huidige regeling kan worden omgezet in een onderdeel van die markt voor persoonlijke dienstverlening. Dat hoeft dus niet tot in lengte van dagen te zijn. Dat hangt geheel van de staatssecretaris af. Het debat over alternatieven gaan wij volgende week voeren. Ik ben het niet met de staatssecretaris eens dat daar geen mogelijkheden voor zijn, maar dat debat is nu niet aan de orde.

Staatssecretaris Van Hoof:

Als ik de motie nu zou overnemen, zou zij een open cheque zijn. U kunt zich voorstellen dat ik niet in de positie ben om open cheques af te geven. Die lijn kan dus niet gevolgd worden. De lijn die daar het dichtst bij ligt, is de lijn die ik heb gesuggereerd. Dat houdt in dat de regeling zou doorgaan tot 1 januari. Daarop heb ik zojuist zelf al een amendement ingediend: totdat wij de discussie hebben gevoerd over het alternatief en daaruit conclusies hebben getrokken. Ik heb aangegeven dat de conclusie, wat mij betreft, niet te vinden is in datgene wat wij hebben voorgelegd aan het CPB, maar mogelijkerwijs wel in de zin van wat in het debat "de parapluregeling" ten aanzien van de gemeenten is gaan heten c.q. in datgene wat vanuit de fiscaliteit in EU-kader nog mogelijk wordt. Daar moeten ergens grenzen liggen. Als er geen grens is, is de motie een open cheque. Ik kan en wil geen open cheque afgeven. Als de tekst blijft zoals die is, kan ik niet anders dan de conclusie trekken dat de motie een open cheque is.

De vraag van mevrouw Van Gent om er nog extra geld bij te doen, is in een discussie over stoppen natuurlijk heel bijzonder. Ik heb al gezegd dat er meer geld in gaat dan dat de regeling oplevert. Het zou dus raar zijn om daar meer geld bij te doen, nog afgezien van de terechte vraag van de heer Bruls waar de dekking dan vandaan komt. Ik moet zeggen dat ik geen kans zie om voor deze doelstelling extra geld te vinden.

Dit betekent dat ik moeite heb met de huidige tekst van de motie van mevrouw Bussemaker. Ik begrijp de gedachte wel, maar het open eind dat erin zit, gaat mij net een stap te ver. De aanneming van de motie van mevrouw Van Gent moet ik ten stelligste ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over de ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven