Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 juni 2005 over het arbeidsmarktbeleid.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. In het algemeen overleg hebben wij het over verschillende onderwerpen gehad. Over twee van die onderwerpen wil ik graag moties indienen. Het eerste onderwerp betreft de positie van hoger opgeleide vluchtelingen op de arbeidsmarkt. Die positie is allang slecht. Ik heb daar eerder met Boris Dittrich moties over ingediend om te komen tot een concreet plan van aanpak. Er ligt nu een brief met een aantal concrete stappen, waar ik de staatssecretaris voor dank. Op één punt bestaat echter nog onduidelijkheid. Dat betreft de financiering van het aan het werk helpen van hoger opgeleide vluchtelingen in samenwerking met het UAF, het CWI, Emplooi en VluchtelingenWerk. Daarover wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de arbeidsmarktperspectieven voor hoger opgeleide vluchtelingen nog altijd slecht zijn;

overwegende dat het in dit kader positief is dat het kabinet 2500 vluchtelingen wil bemiddelen naar een arbeidsplaats;

constaterende dat een viertal organisaties, te weten UAF, CWI, Emplooi en Vluchtelingenwerk, in dit kader een plan uitwerken om tot 31 december 2008 5000 tot 6000 vluchtelingen aan werk te helpen;

constaterende dat de regering slechts voor één jaar financiële middelen wil toezeggen voor dit project;

verzoekt de regering, bij positieve resultaten van dit project voor meerdere jaren en tot maximaal 31 december 2008 financiële middelen op de begroting te reserveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bussemaker en Koser Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67(27223).

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Bij het debat over arbeidsmarktbeleid is uitgebreid gesproken over discriminatie. Ik ben blij dat het kabinet daar nu iets meer aan doet dan een tijd terug. Wij vinden dat voortvarender beleid nodig is. Wij constateren dat de commissie-Blok eerder heeft vastgesteld dat discriminatie actiever moet worden vervolgd. Daarover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de arbeidsmarktpositie van allochtonen slechter is dan die van autochtonen;

overwegende dat deelname aan de arbeidsmarkt een belangrijke bijdrage kan leveren aan integratie en bij kan dragen aan het bestrijden van negatieve beeldvorming;

overwegende dat de commissie-Blok heeft aanbevolen dat discriminatie actief wordt vervolgd en de Tweede Kamer die aanbeveling heeft overgenomen;

verzoekt de regering, de Kamer voor of tijdens Prinsjesdag een voorstel te doen voor een actief vervolgingsbeleid van discriminatie op de arbeidsmarkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bussemaker en Weekers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68(27223).

De heer Bruls (CDA):

"What's new?", denk ik als ik naar mevrouw Bussemaker luister. Discriminatie moet inderdaad actief vervolgd worden. Waarom komt zij dan met een motie die het bestaande beleid eerder ontkracht dan versterkt? De motie suggereert immers dat wij discriminatie niet vervolgen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De commissie-Blok heeft laten zien dat het onvoldoende gebeurt. Een van de aanbevelingen over integratie op de arbeidsmarkt is het meer vervolgen van discriminatie op die arbeidsmarkt. Die conclusie trekt de commissie-Blok. Ik constateer dat die aanbeveling in het beleid onvoldoende tot uitdrukking komt. Ik dien dan ook een motie in om uitvoering te vragen van die aanbeveling.

De heer Bruls (CDA):

Die aanbeveling van de commissie-Blok is een van de redenen tot het onderzoek en het plan van aanpak geweest. Ik heb een door de fractie van de PvdA gesteunde motie ingediend over een plan van aanpak. Dat hebben wij dus al gehad. Wat voegt deze motie nog toe? Volgens mij niet veel.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Het voegt datgene toe wat ontbreekt in het plan van aanpak, namelijk het directer vervolgen van discriminatie op de arbeidsmarkt. Wij vinden dit een buitengewoon urgent probleem. Dit moet beter aangepakt worden dan nu gebeurt. Wij kunnen niet toestaan dat de huidige mate van discriminatie blijft voortduren. De signalen zijn overigens dat de discriminatie op de arbeidsmarkt eerder toe- dan afneemt.

De derde motie gaat ook over discriminatie van allochtonen op de arbeidsmarkt. Wij kunnen de situatie wellicht verbeteren door te leren van ervaringen in de andere landen, met name van het zogenaamd anoniem solliciteren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat de arbeidsmarktpositie van niet-Westerse allochtonen duidelijk slechter is dan die van autochtone Nederlanders;

overwegende dat uit onderzoek steeds meer indicaties komen dat de verklaring voor de disproportionele werkloosheid van migranten voor een belangrijk deel gezocht moet worden in vooral indirecte discriminatie bij de werving en selectie door werkgevers;

overwegende dat er signalen zijn dat mensen louter op grond van hun naam niet uitgenodigd worden voor een sollicitatiegesprek;

constaterende dat men in Frankrijk en België goede ervaringen heeft opgedaan met anoniem solliciteren;

verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre deze ervaringen ook bruikbaar zijn voor Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bussemaker en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69(27223).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Het heet VAO arbeidsmarktbeleid, maar de discussie spitst zich vooral toe op discriminatie op de arbeidsmarkt. Mevrouw Bussemaker zei er net ook al iets over. Helaas moeten wij vaststellen dat 25% van de werkgevers discrimineert. Dat blijkt ook uit onderzoek van de staatssecretaris. Dat zijn zeer schokkende cijfers. Er is een motie ingediend, waarin wordt verwezen naar de commissie-Blok, waarvan ik zelf deel heb uitgemaakt. Wij hebben veel gehoord over wat zich allemaal afspeelt en dat ook onderzocht. Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris dit nu al met verve gaat aanpakken, want ik mag toch aannemen dat hij zich daar niet bij neerlegt.

Samen met mevrouw Bussemaker heb ik een motie ingediend over anoniem solliciteren. Wij willen dat wordt gekeken hoe het gaat in Frankrijk en België, want dat kan wel degelijk een bijdrage leveren aan minder discriminatie op de arbeidsmarkt en meer kansen voor mensen met een andere achternaam dan Jansen, Pietersen of misschien Van Gent.

De bedrijfsadviseurs minderheden hebben zeer nuttig werk gedaan bij de arbeidsbureaus en doen dat nu soms nog bij het Centrum voor Werk en Inkomen. De bedrijfsadviseurs zijn nu zo'n beetje afgeschaft en dat is uitermate jammer, omdat zij een goede rol vervulden. Zij betrokken mensen bij de arbeidsmarkt. Ik wil daar werk van maken en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat een deel van de werkzoekenden van allochtone afkomst moeilijk een baan kan vinden als gevolg van een mismatch tussen hun manier van zoeken enerzijds en de manier waarop werkgevers werven anderzijds;

overwegende dat bedrijfsadviseurs minderheden (BAM'ers) bij de Centra voor Werk en Inkomen een bijdrage kunnen leveren aan een verbetering van de positie van minderheden op de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering, met het CWI afspraken te maken over herintroductie van de bedrijfsadviseurs minderheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Bussemaker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70(27223).

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Voorzitter. Ik heb tijdens het algemeen overleg van vorige week aangegeven dat problemen, zoals taalproblemen, ontoereikende bemiddeling, onvoldoende zoekkanalen en wervingskanalen, verdringing door buitenlandse arbeidskrachten en mismatch tussen zoek- en wervingskanalen, kunnen worden opgelost door niet in projecten te blijven hangen, maar door te onderzoeken welke projecten resultaat hebben, zodat daarop intensief kan worden voortgeborduurd. Ik heb ook aangegeven dat de werknemer centraal moet staan en een aantal oplossingen aangeboden. Ik denk aan goede opleiding en informatie. De lagen tussen instanties moeten weg. Ik denk voorts aan het opdoeken van het CWI. Wij kunnen de situatie verbeteren door reïntegratiebureaus af te rekenen op duurzame plaatsingen, door uitzendbureaus slagvaardiger te maken, door de persoonsgebonden budgetten te stimuleren en door werk te maken van flexibeler werk- en openingstijden van in ieder geval dienstverlenende instanties. Ik begrijp dat er over deze onderwerpen nog een overleg komt. Ik zal daar nu dus geen moties over indienen.

Problemen, zoals negatieve beeldvorming bij sollicitatie en discriminatie, discriminatie tijdens de opleiding en onvoldoende acceptatie op de werkvloer, zijn moeilijk te vangen in regels en beleid. Ik heb ook aangegeven dat wij niet achterover moeten leunen. Tijdens het overleg heb ik gezegd dat de overheid hard moet optreden wanneer is komen vast te staan dat sprake is van discriminatie. Mijn collega's Bussemaker en Weekers hebben hierover een motie ingediend. Ik juich die motie toe.

Tijdens het overleg van vorige week heb ik ook mijn zorgen geuit over het feit dat arbeidsdeelname van hoger opgeleide vluchtelingen wel erg ver achterblijft en eigenlijk dramatisch is. Daarom heb ik de motie die mevrouw Bussemaker net heeft voorgelezen mede ondertekend.

De voorzitter:

Het is u wellicht ontgaan, maar wij hadden afgesproken dat er in de laatste twee weken voor het zomerreces een apart regime voor VAO's is. Mensen mogen alleen het woord voeren als zij ook een motie indienen.

Staatssecretaris Van Hoof:

Voorzitter. Mevrouw Bussemaker verwees naar de afspraken over hoger opgeleide vluchtelingen. Zij gaf de geschiedenis van dit onderwerp goed weer door te verwijzen naar de onder meer door haar ingediende motie. Deze motie heeft er namelijk toe geleid dat de verschillende departementen niet alleen hun werkzaamheden afstemmen, maar ook daadwerkelijk gezamenlijk actie ondernemen. Er is dus het nodige gebeurd.

Het is belangrijk dat de betrokken partijen, het UAF, VluchtelingenWerk Nederland, de Stichting Emplooi en het CWI, elkaar gevonden hebben. Dat zij elkaar hebben gevonden is overigens mede te danken aan de bijeenkomsten over maatschappelijke binding. Men werkt op dit moment aan een aantal goede plannen. Het ministerie heeft dan ook een financiële bijdrage geleverd om deze plannen van start te laten gaan.

Mevrouw Bussemaker heeft een begrijpelijke vraag gesteld. Ik denk echter dat wij moeten afwachten welke conclusies wij kunnen trekken uit de tussenevaluatie over de afwikkeling van de afspraken die nu gemaakt worden. Het lijkt mij wijs om dit af te wachten en daarna met elkaar te bezien of er reden is om de vervolgtrajecten te financieren. Ik wil hier nu niet meer over zeggen dan dat ik mij positief zal opstellen als de evaluatie goed uitvalt. Het gaat mij dus iets te ver om hierover nu al een uitspraak te doen.

Mevrouw Bussemaker en haar fractie zien nu blijkbaar wel de urgentie in van de bestrijding van deze vorm van discriminatie. Ik kan dan ook niet nalaten om te verwijzen naar de begrotingsbehandeling. Ik heb toen aangegeven hoe betrokken ik mij voelde bij de situatie die eind vorig jaar was ontstaan. Mevrouw Van Gent herinnerde daar terecht aan. Een en ander was voor mij aanleiding om het initiatief te nemen voor een arbeidsmarktonderzoek dat los staat van de discussie over maatschappelijke binding. Ik weet echter ook nog goed dat het de PvdA-fractie was die mij tijdens deze begrotingsbehandeling uitlegde hoe onzinnig mijn voorstel was.

Ik ben blij dat mevrouw Bussemaker nu ook inziet dat het nog niet zo'n onzinnig voorstel was en dat zij met mij kan vaststellen dat alle betrokken partijen met elkaar rond de tafel zitten. Zij zijn aan de slag gegaan met de maatschappelijke binding en hebben afspraken gemaakt over onder meer banen voor vluchtelingen, de campagne van de FNV om gesprekken op de werkvloer te organiseren, het coachen van allochtone werkzoekenden en de rol van de Stichting van de Arbeid. Het is allemaal na te lezen in de brief met de vijftien actiepunten.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De staatssecretaris doet het nu weer. Hij geeft echt een verkeerd beeld van de bijdrage van mijn fractie aan de begrotingsbehandeling. De PvdA-woordvoerder heeft bij de begrotingsbehandeling duidelijk gemaakt hoe urgent dit probleem is. Hij heeft de regering gevraagd om actie en meer in het bijzonder om vervolging van discriminatie. Daarbij heeft hij verwezen naar het rapport van de commissie-Blok. Het is jammer dat het zo lang heeft moeten duren voordat wij op dit probleem terugkomen. Ik hoop dan ook dat het mij lukt om de staatssecretaris door mijn aansporing aan het werk te zetten.

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik ga geen welles/nietes-spelletje spelen. Ik herinner mij echter nog heel goed dat ik in mijn bijdrage precies heb aangegeven wat wij wel gingen doen. Ik kon toen al zeggen dat ik aan tafel had gezeten met al die partijen. Ik ben nog steeds van mening dat dit soort zaken pas echt gaat leven op het moment dat je draagvlak hebt onder de mensen die het werk moeten doen. Daarnaast hebben wij vanuit de overheid allerlei andere mogelijkheden voor actief beleid. Men kan daarbij denken aan de Commissie Gelijke Behandeling, de Meldpunten Discriminatie en de verschillende campagnes die daarbij horen. In die zin is er al veel gebeurd. Er wordt al heel veel actie ondernomen. De motie van mevrouw Bussemaker is daarom op z'n minst overbodig.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik heb het al tegen de heer Bruls gezegd: het gaat mij echt om een nieuw onderdeel, namelijk vervolgingsbeleid. Dat is aanbevolen door de Kamercommissie-Blok. Haar vind ik in alle plannen van aanpak nog niet terug. Daarover gaat de motie.

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik ga het liever tegen. Dat betekent dat ik aan de ene kant probeer partijen zo ver te krijgen dat er geen sprake is van discriminatie. Dan hoef je aan de andere kant die weg ook niet op te gaan.

Voorzitter. Ik zit een beetje met de motie over het anoniem solliciteren. Mevrouw Bussemaker vraagt mij namelijk om de ervaringen uit België er eens bij te halen. Het probleem is echter dat er in dat land nog niet meer is dan een wetsvoorstel van het kabinet inzake de overheidssector en een initiatief vanuit de Senaat wat betreft de niet-overheidssector. Met andere woorden, daar is nog geen wet- en regelgeving. Er is nog geen sprake van anonieme sollicitaties. In die zin is het dus ook heel moeilijk om de motie uit te voeren. Na de prikkel van mevrouw Bussemaker heb ik inderdaad geïnformeerd naar de stand van zaken. In Frankrijk gaat het om een beperkt aantal bedrijven die op eigen initiatief een dergelijke handelwijze volgen. Op dit moment moet niet worden gezocht naar ervaringen, want die zijn er niet of nog maar heel, heel beperkt.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzover mijn informatie reikt, gaat het in België nu al om een wet die geldt voor publieke ambtsdragers, oftewel ambtenaren. Ik vraag u om dat te inventariseren. Ik wil het verzoek best anders formuleren. Beschouwt u het zo dat het gaat om het monitoren van de ervaringen die daarmee nu zijn opgedaan en in de nabije toekomst zullen worden opgedaan?

Staatssecretaris Van Hoof:

Mijn informatie is dat er in België op dit moment sprake is van een wetsvoorstel over de werving en selectie van werknemers waarin de werkgever expliciet wordt verplicht om een anonieme selectieprocedure te regelen. Daarmee wordt beoogd de competenties objectief te kunnen beoordelen. Het is een wetsvoorstel, niet meer en niet minder. Daarnaast is er een initiatief vanuit de Senaat, in aansluiting op het wetsvoorstel, dat verdergaat in de richting van de markt. Ik wil best nog eens informeren, maar dit is de informatie die ik vandaag nog heb gekregen uit België. Ik kan helemaal niet tegemoetkomen aan de motie. Het spijt mij zeer. De motie is onuitvoerbaar en daarom ontraad ik aanvaarding ervan.

Voorzitter. Mevrouw Van Gent heeft gevraagd of er voldoende kennis in huis is bij het CWI om de juiste activiteiten te ontplooien wat betreft allochtone werknemers, sollicitanten en kandidaten. Bij het algemeen overleg hebben wij daarover gesproken. Ik heb toen gezegd dat ik haar vraag begrijp en dat ik dat onderwerp nog eens zal opnemen met het CWI. Het lijkt mij beter om dat nu te doen, voordat ik een en ander direct aan herintroductie van bedrijfsadviseurs inzake minderheden koppel. Ik sluit namelijk helemaal niet uit dat er andere en betere methoden zijn. Een constatering zoals die van mevrouw Van Gent lijkt mij op dit moment prematuur.

De heer Bruls (CDA):

Ik heb een informatieve vraag. Mijn fractie heeft namelijk wel sympathie voor de motie van mevrouw Van Gent. Wanneer krijgen wij uitsluitsel over het gesprek met het CWI? Dat zal wellicht niet meer voor het zomerreces zijn, maar als het kerst wordt, dan hebben wij een ander kerstregime.

Staatssecretaris Van Hoof:

Het is heel goed mogelijk om op een heel redelijke termijn te antwoorden, rekening houdend met vakantieperioden. Het lijkt mij dat dit voor begin september moet kunnen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het was ook mijn vraag. Ik kan de motie twee maanden aanhouden. Ik begrijp dat de staatssecretaris er sympathiek tegenoverstaat en dat ook naar zijn mening maatregelen moeten worden getroffen om op dit punt verbetering aan te brengen.

Staatssecretaris Van Hoof:

Dat heb ik niet gezegd.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat suggereert u toch wel een beetje.

Staatssecretaris Van Hoof:

Dat suggereer ik niet. Dan moet ik duidelijk zijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Kan de staatssecretaris mij binnen twee maanden informeren? Er moet gewoon wat gebeuren.

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik zeg u dat ik wil nagaan bij de CWI hoe men de deskundigheid die u zoekt inmiddels op een andere manier geïncorporeerd dan wel georganiseerd heeft. Daarover zal ik u informeren. Ik heb tegen de heer Bruls gezegd dat ik u, rekening houdend met de vakantieperiode, toezeg om de Kamer daar begin september duidelijkheid over te verschaffen.

De voorzitter:

Een laatste vraag, omdat u jarig bent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dank u voorzitter, dat u zo soepel bent. Wil de staatssecretaris dan het punt van de bedrijfsadviseurs minderheden meenemen? Daar is heel veel expertise weggevallen. Dat is nu het grote probleem, dat constateert hij zelf ook.

Staatssecretaris Van Hoof:

Nee, voorzitter. Waar het om gaat is dat ik de vraag ga voorleggen of er bij de CWI adequate kennis op dat terrein voorhanden is. Ik ga binnen de CWI na of die er is en, zo ja, hoe die er is. Of dat BAM'ers moeten zijn of iets anders is de conclusie die daaruit voort zal komen. Daar zal ik de Kamer over informeren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende moties volgende week dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven