Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Bos aan de vice-premier en de staatssecretaris van Defensie over de bemiddelingspoging tussen het kabinet en de vakbonden.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Toen wij het hier vorige week over precies hetzelfde onderwerp hadden, wisten wij al dat er honderdduizenden mensen naar Amsterdam waren gekomen om te laten zien hoe ongerust zij zijn over de kabinetsvoorstellen. Wij wisten al dat die honderdduizenden mensen eigenlijk stonden voor miljoenen mensen die grote zorgen hebben over wat op dit moment in Nederland gebeurt. Wij zijn nu een week verder en wij weten nog meer. Wij weten nu namelijk ook, in ieder geval sinds gisteren, dat iedereen die verstand van zaken heeft en de voorstellen van het kabinet heeft geanalyseerd tot de conclusie is gekomen dat ze niet zullen werken en dat iedereen wiens medewerking nodig is om die plannen uitgevoerd te krijgen er óf niet mee kan werken óf zal zeggen dat het allemaal niks uit zal halen. Wij weten ook dat er stakingen dreigen; wij weten ook dat er looneisen dreigen. Je vraagt je langzamerhand af wat er nog meer nodig is om dit kabinet aan te kunnen zetten tot actie, tot het nemen van een eigen verantwoordelijkheid om dit vastgelopen proces weer aan de praat te krijgen. Juist op dit moment is leiderschap nodig. Juist op dit moment, zo zeg ik bijvoorbeeld in de richting van de heer Van Aartsen en zeker in de richting van de waarnemend premier, heeft niemand behoefte aan zwartepieten en eindeloos nakaarten over wiens schuld dit allemaal is. Juist nu is er behoefte aan dat wij kijken naar de toekomst en dat wij het belang van het land centraal zetten.

In dat licht waren wij in eerste instantie blij verrast met het kennelijke initiatief van het kabinet om iemand, in de persoon van de heer Van der Knaap, erop uit te sturen om te kijken of de vastgelopen onderhandelingen weer op gang konden worden gebracht. Maar dat enthousiasme werd heel snel getemperd, toen wij van degenen met wie hij heeft gesproken en ook van zijn eigen collega's te horen kregen dat hij over geen enkel mandaat beschikte. Vervolgens zei de waarnemend premier dat de heer Van der Knaap niet namens het kabinet opereerde. Ten slotte werd de verwarring compleet, toen enkele minuten geleden minister De Geus voor de camera's van RTL Nieuws verklaarde dat de bemiddelingspoging van de heer Van der Knaap met instemming van alle betrokkenen uit het kabinet had plaatsgevonden. Dat kan onmogelijk allemaal tegelijk waar zijn. Het is eigenlijk heel hilarisch, als het niet tegelijkertijd ook zo droevig zou zijn, gezien de toestand in het land op het moment, de dreigende stakingen en het alom aanwezige besef dat er nu echt iets moet gebeuren, maar dan wel goed en ook serieus.

In dat licht heb ik de volgende vragen voor de heer Van der Knaap.

1. Wat is zijn opdracht en wat is de bedoeling die hij heeft met zijn kennelijke poging tot verkenning c.q. bemiddeling?

2. Van wie heeft hij die opdracht gekregen?

3. Namens wie onderneemt hij deze pogingen?

Aan de heer Zalm heb ik een tweetal vragen.

1. Hoe ziet u uw eigen verantwoordelijkheid als waarnemend premier van dit kabinet om het vastgelopen proces van onderhandelingen tussen de sociale partners en het kabinet weer op gang te brengen?

2. Denkt u dat het erop uitsturen van een verkenner zonder mandaat en kennelijk niet namens het kabinet de kans op succes om de zaak weer aan de praat te krijgen zal vergroten?

Staatssecretaris Van der Knaap:

Mijnheer de voorzitter. Om te verkennen, moet je bij Defensie zijn. De heer Bos heeft drie heel heldere vragen gesteld. Wat is mijn opdracht en wat is de bedoeling? De opdracht die ik van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heb gekregen, is om bij sociale partners te verkennen hoe het proces vanaf het voorjaarsoverleg tot nu toe is verlopen, waar de pijn zit, waar mogelijke oplossingen kunnen zitten. De bedoeling daarvan is om te kijken of een verdergaande dialoog met de vakbeweging en de werkgeversorganisaties tot de mogelijkheden behoort. Vorige week zaterdag waren er 300.000 mensen op het Museumplein en aanstaande donderdag is er een openbaarvervoersstaking. Er is dus alle aanleiding om eens te verkennen of er mogelijkheden zijn om met elkaar tot een oplossing te komen.

De opdracht is dus gegeven door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar ik weet dat de minister-president ervan op de hoogte was. Ik weet ook dat minister De Geus dit overleg met de waarnemend premier heeft besproken. Formeel opereer ik dus namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Minister Zalm:

Voorzitter. De vraag is hoe het vastgelopen overleg weer op gang kan worden gebracht. De verkenningsactiviteit van de heer Van der Knaap was daar een onderdeel van. Er was geen sprake van bemiddeling, onderhandeling of een mandaat van het kabinet. Het is niet in het plenaire kabinet besproken. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hierin natuurlijk een eigen verantwoordelijkheid. Over dit soort verkennende activiteiten hoeft hij niet in het plenaire kabinet te overleggen. Zowel de minister-president als ik was ervan op de hoogte. Het leek ons nuttig dat iemand met ervaring in kringen van de vakbeweging zijn voelhorens eens zou uitsteken. Dat is gelijk wat gefrustreerd doordat er openbaarheid aan werd gegeven. Dit soort verkennende activiteiten is het meest effectief als ze in stilte plaatsvinden. Het heeft een hele hype op gang gebracht: er wordt bemiddeld, er wordt onderhandeld, wat is het mandaat, enz. Het is een eerste fase om te kijken of wij weer tot elkaar kunnen komen.

In de gespannen verhoudingen van dit moment ligt zo'n verkennende fase erg voor de hand. Je kunt niet gelijk in een volgende fase terechtkomen. Er is natuurlijk verschil tussen verkennen of snuffelen, zoals ik het wel genoemd heb, en op pad gaan met een onderhandelingsmandaat. Dat zijn volkomen verschillende processen. Er wordt verkend of er weer een basis voor gesprek met de sociale partners zou kunnen ontstaan.

De heer Bos (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Eigenlijk sta ik perplex. De waarnemend premier doet alsof er allemaal niets aan de hand is. Het zou goed zijn zoals het loopt. Wat wij feitelijk horen, is dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gewoon een eigen verantwoordelijkheid heeft. Als het hem belieft om de staatssecretaris van Defensie te vragen om eens wat te verkennen, dan moet dat allemaal kunnen. Alsof het niet ergens om gaat. Het gaat om een buitengewoon ernstige situatie: dreigende stakingen, dreigende arbeidsonrust, grote ontevredenheid in het land. En het kabinet gaat richting de partijen met wie het een conflict heeft met iemand die eigenlijk alleen maar namens een collega en niet namens het kabinet iets te melden heeft. Hoe kan het kabinet dan in alle serieusheid verwachten dat daar iets moois uit zal ontstaan?

Wij moeten hiermee zo constructief en inhoudelijk mogelijk omgaan. Ziet de waarnemend minister-president in de nieuwe initiatieven die de afgelopen week ontplooid zijn – ik denk aan het voorstel van het CPB om te komen met een zogenaamde spaar-VUT, ik denk aan het voorstel van Jan van Zijl van de Raad voor Werk en Inkomen om op een creatievere wijze gebruik te maken van de mogelijkheden van vroegtijdig deeltijdpensioen, een optie die al eerder door MKB Nederland en de verenigde oppositie naar voren is gebracht, maar wij gunnen het krediet graag aan iemand anders– aanknopingspunten om wel degelijk ook inhoudelijk met de sociale partners het debat te vervolgen over precies die zaken waar de mensen zo ongerust over zijn en waarover zij recht hebben op een serieuze bemiddelings- of verkenningspoging, niet van een staatssecretaris namens zichzelf of namens een minister, maar van iemand die gezag en mandaat heeft namens het hele kabinet?

Minister Zalm:

Voorzitter. Dat een verkenner niets namens het kabinet te melden heeft, is helemaal niet erg, aangezien die verkenner er vooral is om te luisteren hoe de meningen aan de andere kant liggen. Dus de functie van het verkennen is vooral het luisteren naar waar bij de andere zijde de mogelijke knelpunten en oplossingen liggen en is dus niet zozeer om allerlei evangeliën te verkondigen namens het kabinet.

Tijdens de algemene financiële beschouwingen ben ik al ingegaan op de spaar-VUT. Het betreft hier op zichzelf een positief iets, wat overigens losstaat van de fiscale wetgeving. Het is nu al mogelijk en wat mij betreft ook wenselijk dat bestaande VUT-regelingen die inhouden dat wanneer er geen gebruik van wordt gemaakt al het geld blijft liggen, omgevormd worden tot regelingen waarbij men het geld mee kan nemen. Bij het ABP bestaat die mogelijkheid, althans daar houdt de combinatie van VUT en prepensioen in dat wanneer men later weggaat, men het geld niet kwijt is. Dat is iets wat te prefereren is boven de bestaande "straight forward"-VUT-regelingen. Het zou mij een lief ding waard zijn als bestaande ouderwetse VUT-regelingen die in ieder geval nog van toepassing zullen zijn op de groep van 55- tot 65-jarigen, op deze wijze zouden worden omgezet. Het is overigens geen alternatief voor de vraag of wij als kabinet blijvend fiscaal faciliëren dat mensen er vervroegd uitgaan. Het is ook de opinie van het CBP dat de kwestie van de spaar-VUT geheel los moet worden gezien van het al dan niet fiscaal faciliëren van vroegtijdig uittreden.

Hetzelfde geldt voor deeltijdpensioen, een onderwerp dat ook zeer bespreekbaar is. Bij fondsen bestaat nu ook al de mogelijkheid dat je een deel van je ouderdomspensioen benut om al dan niet in deeltijd eerder weg te gaan. Dat geldt overigens ook voor de levensloop, die ook benutbaar is voor deeltijdpensioen. Dus dat is ook een onderwerp waar ik sympathiek tegenover sta, maar dat wel enigszins losstaat van de kern van het kabinetsvoorstel dat regelingen om vervroegd de arbeidsmarkt te verlaten, niet meer fiscaal zullen worden ondersteund.

De heer Bos (PvdA):

Maar ik vraag u nu niet naar uw sympathie. Ik vraag u welke verantwoordelijkheid u nu wil nemen namens het gehele kabinet om de partijen weer bij elkaar te krijgen en om elk voorstel dat mogelijkerwijs helpt om de zaak weer in beweging te krijgen, daarbij te benutten. Hoezeer u kennelijk de overtuiging toegedaan bent dat spaar-VUT en deeltijdpensioen die rol niet kunnen vervullen, is mijn pleidooi om in ieder geval te proberen de partijen weer bij elkaar om de tafel te krijgen. Als u allen weer bij elkaar zit, dan kan het weer over de inhoud gaan en dat is waar het uiteindelijk om zou moeten gaan.

Minister Zalm:

Dat is nu net het doel van die verkenning. Als daaruit blijkt dat bijvoorbeeld de spaar-VUT of het deeltijdpensioen een aanknopingspunt zou kunnen bieden om het overleg te heropenen, dan zou dat een heel mooi resultaat van die verkenning zijn. Ik begrijp in ieder geval dat u wel mogelijkheden ziet om het overleg te heropenen. Laten wij dus maar kijken of dit aan de andere kant ook zo wordt gezien.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Ik zou de heer Bos graag een vraag willen stellen. Waar denkt hij dat die 15,7 miljoen Nederlanders en die driehonderdduizend demonstranten meer aan hebben? Aan hier ieder initiatief afkraken, aan hier proberen aan te geven dat er niets gebeurt of aan het bezien op welke wijze een gesprek met de bonden, een sociaal overleg weer vorm zou kunnen krijgen? Als CDA hebben wij heel duidelijk uitgesproken te hechten aan sociaal overleg. Als de bonden werkelijk serieus willen praten en onderhandelen, zal nagegaan moeten worden wat de mogelijkheden daartoe zijn. Het zou de heer Bos meer gesierd hebben als hij de verkennende pogingen van staatssecretaris Van der Knaap had toegejuicht. Dus ik begrijp hem niet. Waar hebben volgens hem de Nederlanders meer aan?

De heer Bos (PvdA):

Omdat de tijd dringt. Ik ben gisteren – dat is voor iedereen zichtbaar en hoorbaar geweest – zeer positief geweest over het feit dat er in ieder geval iets ondernomen wordt. Echter, als je iets onderneemt en je een broos begin van vertrouwen niet in de knop wil breken, dan moet je een serieuze poging ondernemen. Voor mijn part doen wij het met z'n tweeën, zo zeg ik tegen de heer Verhagen. Waar het om gaat, is dat het geen toneelstukje is van mensen die mogen verkennen, maar niets te melden hebben. Er moeten serieuze pogingen worden ondernomen en niet alleen voor de bühne. Als het serieus wordt gedaan, maakt het mij helemaal niet uit wie het doet: u, de heer Van der Knaap of iemand anders. Het enige wat telt, is dat het succes oplevert. Ik wens elke bemiddelaar of verkenner in deze situatie dat succes toe.

De heer Verhagen (CDA):

Juist omdat het niet om een toneelstukje gaat, verwacht ik een oprechte poging van u. Als de tijd werkelijk dringt, zouden de bonden serieus kunnen ingaan op de verkenningspoging in plaats van te gaan staken. Daar zijn uiteindelijk de mensen in het land donderdag de dupe van.

De heer Bos (PvdA):

De mensen worden er vooral de dupe van als wij nu gaan zwartepieten, als wij op elkaar wachten en als wij discussiëren over wiens schuld het allemaal is. Iemand moet nu verstandig zijn en zeggen dat dit allemaal aan de orde is. Hij moet zeggen dat wij naar de toekomst moeten kijken en het belang van het land centraal moeten stellen. De enige die dat op dit moment met volledig mandaat moet doen, is de waarnemend minister-president en niemand anders.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat dit kabinet fors zijn eigen glazen ingooit. Dit wordt vanmiddag nog weer bevestigd. De staatssecretaris van Defensie zegt te handelen in opdracht van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De waarnemend premier zei gisteren dat dit niet in het kabinet is geweest en hij heeft dit zojuist herhaald. Dat creëert alleen maar verwarring over de vraag wat het kabinet nu eigenlijk wil. Het lijkt bijna een persoonlijke missie van de staatssecretaris van Defensie. Mijn vraag aan de waarnemend premier is namens wie de heer Van der Knaap opereert.

Volgens mij hoeft er trouwens niet zoveel verkend te worden. De afgelopen dagen en weken heeft de vakbeweging luid en duidelijk laten weten dat er wat haar betreft opnieuw gesproken kan worden, maar wel over alle pijnpunten die op tafel liggen. De hamvraag die door dit kabinet beantwoord kan worden – misschien kan de minister van Financiën en waarnemend premier daar vandaag een begin mee maken – is of het kabinet bereid is om over alle strijdpunten opnieuw met de vakbeweging te spreken of te onderhandelen.

Minister Zalm:

Voorzitter. Volgens mij is het glashelder hoe het zit met de activiteiten van de heer van der Knaap. Hij handelt op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zodra in het kabinet wordt besloten om iemand op pad te sturen, krijg je te maken met formele taakopdrachten en dergelijke. Het gaat nu om een informele activiteit. Het is puur het verkennen van de mogelijke aanknopingspunten voor het heropenen van een gesprek. Daar hoef je geen uitgeschreven taakopdracht voor te hebben en ook geen mandaat of een boodschap. Het is puur luisteren naar wat er aan de andere kant leeft. Het resultaat daarvan komt het vervolgens terug in het kabinet en dan kan het kabinet zich erop beraden of het voldoende aanknopingspunten ziet om het gesprek met de vakbeweging te heropenen. De waarnemend minister-president neemt in die zin zijn verantwoordelijkheid dat hij zo verstandig om deze voorfase in een proces te benutten.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Na hetgeen ik gisteren en vandaag vernomen heb, is mijn conclusie dat het kabinet tot op het bot verdeeld is. In de krant stond dat op donderdagavond in het bewindsliedenoverleg van het CDA besloten werd om een bemiddelingspoging in te zetten. Ik neem aan dat dit in aanwezigheid van de heer Verhagen is gebeurd. Het is echter raar dat vervolgens wel de minister-president geconsulteerd wordt, maar de zaak de volgende dag niet in het kabinet wordt besproken. De verklaring voor de beweging die bij het CDA is gesignaleerd, is dat de heer Terpstra kwalificaties gebruikt zoals chaos en rotzooi in verband met het kabinet en daarbij weet hij zich ook nog gesteund door tweederde van de bevolking. Het CDA ziet zich genoodzaakt om te bewegen en dat is goed.

Vervolgens wordt door staatssecretaris Van der Knaap een poging gedaan, maar daarbij wordt hij getrakteerd op denigrerende en badinerende opmerkingen van de waarnemend premier. Hij zegt: de heer Van der Knaap is wel aan het snuffelen, maar ik weet niet of hij ook met werkgevers spreekt. Ik kan dit niet anders uitleggen dan als een blijk van grote verdeeldheid in het kabinet. Willen wij de zaak vlottrekken dan moeten drie mensen in deze zaal de volgende vraag beantwoorden. Allereerst vraag ik de waarnemend premier of de uitspraak van vorige week dat er noch over VUT-prepensioen, noch over de WAO met de bonden wordt gesproken, nog steeds overeind staat. Ik stel deze vraag ook aan de heren Verhagen en Van Aartsen.

Minister Zalm:

Voorzitter. Dat het kabinet verdeeld is, is flauwekul. Het is niet nodig om een kabinetsbesluit te nemen. Wij zitten nu in het stadium dat iemand namens het kabinet zijn voelhorens uitsteekt, verkent en snuffelt. Ik vind dat geen denigrerende opmerkingen, integendeel. Ik hoef niet uit te leggen dat de verhoudingen zeer verscherpt zijn. Een verkennende fase waarin wordt nagegaan of er aanknopingspunten zijn, is juist uitstekend.

De heer Bos heeft een paar voorbeelden genoemd van deeltijdpensioen en spaar-VUT. Die onderwerpen zijn zeker bespreekbaar voor het kabinet. Als uit de verkenning blijkt dat dit aanknopingspunten biedt om de discussie te heropenen, zullen wij dat zeker doen. Dat is echter iets anders dan het wetsvoorstel dat bij de Kamer ligt, in te trekken. Dit is het beleid dat het kabinet aan de Tweede Kamer heeft voorgesteld. Daarover is gediscussieerd tijdens de politieke beschouwingen. Het ligt nu ter behandeling voor in het parlement.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Los van het feit dat er een verkenning en geen bemiddeling plaatsvindt, wil ik in antwoord op de vraag van de heer Marijnissen zeggen dat ik niet op de stoel van de onderhandelaar zit. Ik heb dit vorige week al gezegd. Wij hebben bij de algemene politieke beschouwingen een motie ingediend waarin het standpunt van de CDA-fractie helder is verwoord met betrekking tot VUT, prepensioen, IOAW en WW. Tegelijkertijd heb ik vorige week tijdens het vragenuur gezegd dat ik niet op de stoel van de onderhandelaar zit. Het is een zaak van de aan het overleg deelnemende partijen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Verhagen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wie kan de waarnemend premier nog begrijpen? Ik in ieder geval niet. De Kamer en ook het Nederlandse volk mogen uitgaan van de eenheid van kabinetsbeleid. De heer Zalm heeft gisteren tijdens het NOS-journaal gezegd dat in het kabinet niet is gesproken over de actie van de heer Van der Knaap. Alsof dat een soort privé-actie is namens een of twee ministers. Ik constateer dat hij op deze wijze tweedracht zaait in het kabinet. Ik stel vast dat de coördinatie in het kabinet blijkbaar verdwenen is. Ik vraag de waarnemend premier wat dit betekent voor de premier wanneer hij weer terugkomt en deze zaak vlot moet trekken. Wordt er niet een enorme hypotheek op hem gelegd om de zaak weer op orde te krijgen?

Wat vindt de heer Van Aartsen ervan dat de waarnemend premier op deze wijze tweedracht zaait in het kabinet en de ellende alleen maar vergroot?

Minister Zalm:

Juist om het "low key"-karakter van de activiteiten van de heer Van der Knaap te benadrukken, heb ik gezegd dat dit geen kabinetsbesluit of iets dergelijks is. Was dat wel het geval, dan zou gesproken moeten worden over de opdracht, het mandaat, zodat duidelijk is waarover hij wel en waarover hij niet mag onderhandelen. Dat is nu juist niet het karakter van zijn activiteit. Op initiatief van de eerstverantwoordelijke bewindsman verkent hij op "low key"-niveau, steekt hij voelhorens uit, snuffelt hij, rapporteert hij terug, waarna het kabinet nagaat welke consequenties daaraan verbonden kunnen worden. Dat heeft niets te maken met verdeeldheid in het kabinet. Kabinetsbesluiten worden in het kabinet genomen, maar verder staat het ministers vrij om die activiteiten te ondernemen die zij nuttig en nodig achten. Er is echter geen mandaat. Er moet vooral worden geluisterd en geïnventariseerd. Nagegaan moet worden welke knelpunten er bij de andere partijen zijn, opdat het kabinet in een volgende fase zich kan beraden op activiteiten die het verder kan ondernemen om het gesprek weer op gang te krijgen. Ik vind dit soort geluiden dat er verdeeldheid in het kabinet is en dat de heer Van der Knaap geen mandaat heeft schadelijk voor zijn activiteiten, terwijl iedereen zegt, die een warm hart toe te dragen. Laten wij hem rustig zijn werk laten doen en laten wij hopen dat wij er aanknopingspunten in kunnen vinden om het gesprek met de sociale partners te heropenen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Inderdaad, hij moet vooral rustig zijn werk kunnen doen. Wat vindt mevrouw Vos van die rare staking van donderdag, die veel leerlingen, docenten en ouders dupeert?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Natuurlijk heeft die staking vervelende gevolgen voor veel mensen in Nederland. Ik erken dat ik donderdag zelf ook een probleem heb. Wij moeten echter constateren dat gezien de wijze waarop dit kabinet omgaat met grote groepen mensen in dit land en de vakbeweging het alleszins redelijk is dat de vakbeweging daar een daad tegenover wil stellen. Ik begrijp dat volkomen. Naar mijn mening moet die staking dan ook doorgaan. Ik hoop dat die leidt tot inzicht bij het kabinet.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Het spijt mij dit te moeten zeggen, maar er is zo langzamerhand echt geen touw meer aan vast te knopen. De heer Zalm zei gisteren en vanochtend dat het een eigen initiatief is van de heer Van der Knaap en geen kabinetsbesluit. In antwoord op een vraag van de heer Marijnissen zegt hij echter dat de heer Van der Knaap namens het kabinet handelt. Vorige week nog zei de heer Zalm dat de vakbeweging een vertegenwoordiger of verkenner mocht sturen. Vervolgens stuurt het kabinet zelf een verkenner, maar de heer Zalm vindt het blijkbaar geen verkenner. Zo wordt die verkenner een heel klein broertje van de kabouters. Daarvan valt niet veel goed te verwachten.

Los van de puinhoop die is ontstaan door deze gang van zaken zou ik van de heer Zalm willen weten of hij gisteren gehoord heeft wat er bij de hoorzitting over het onderwerp VUT, prepensioen en levensloopregeling van verschillende kanten is gezegd. Misschien geldt het niet voor de onderhandelingen met de vakbeweging, maar wil hij wel nadenken over de massale kritiek die in die hoorzitting is geleverd door het Centraal planbureau, het Sociaal en cultureel planbureau, economen, pensioenfondsen, banken, verzekeraars en juristen?

De heer Verhagen heeft vorige week uitvoerig gesproken over de noodzaak iets te doen voor slijtenden beroepen en over een andere invulling van de levensloopregeling. Moet dat niet als opdracht worden meegegeven aan de heer Van der Knaap, zodat er wellicht iets serieus gebeurt?

Minister Zalm:

Het is allemaal meer van hetzelfde. In goed overleg tussen de heer Van der Knaap en de heer De Geus is de gedachte ontstaan, dit te doen. Het is netjes afgestemd met de premier en de waarnemend premier. Die activiteit had natuurlijk vertrouwelijk moeten blijven. Het is een low key activiteit. Dat is het hele verhaal. Mevrouw Bussemaker draagt niet bij aan een succesvol verloop van deze activiteit door dit soort denigrerende kwalificaties aan het adres van de heer Van der Knaap.

De heer Verhagen (CDA):

Ik ben buitengewoon verbaasd dat de heer Bos het initiatief toejuicht, terwijl mevrouw Bussemaker het over een kaboutertje heeft. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Zalm daarover. Het is een serieus onderwerp en als wij daar zo denigrerend over praten, komen wij er nooit uit. Laten wij om te beginnen iedere poging steunen die kan leiden tot sociaal overleg.

De CDA-fractie heeft net als andere fracties in deze Kamer een motie aangenomen over pensioen na veertig jaar voor mensen met een slijtend beroep. Ik begrijp dat het kabinet die motie gezien heeft.

Naar boven