Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter. Afgelopen vrijdag viel een nieuw nummer van het blad Economisch Statistische Berichten bij ons op de mat. Daarin stond het traditionele nieuwjaarsartikel van de secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken, de heer Oosterwijk. Dat is een interessant artikel en de vraag is wat het kabinet doet met de verschillende oproepen die in het artikel zijn vervat. Met de verschillende oproepen richt de heer Oosterwijk zich tot het kabinet. Hij pleit ervoor dat het kabinet actief een aantal stappen neemt inzake de aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Het debat dat daarover gevoerd zou moeten worden, is een belangrijk debat. Tot nu toe was dit onderwerp voor het kabinet een taboe. De heer Oosterwijk zegt: doorbreek dat taboe. Een ander onderwerp dat wordt genoemd is de fiscalisering van de AOW: gaan 65-plussers straks meebetalen aan de AOW? Wij weten allemaal dat de kosten daarvan toenemen. Ook dit onderwerp is voor dit kabinet een taboe, waarvan de heer Oosterwijk eveneens zegt: doorbreek dat.

Ik zou denken dat het tijd werd om de verantwoordelijk bewindspersoon voor deze topambtenaar, de heer Brinkhorst, in een kort, flitsend debat aan de tand te voelen. Ik verzoek de voorzitter ons de gelegenheid te bieden om dit debat te houden. Ik doe dit verzoek mede namens de heer Crone van de Partij van de Arbeid en zeg erbij dat ík het niet erg zou vinden als wij dit debat niet deze week, maar volgende week hielden. Dit is echter in uw handen, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Crone heeft zich om persoonlijke redenen, het bijwonen van een begrafenis, moeten afmelden.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Ik aarzel. Alle punten die de heer Vendrik noemt zijn op zichzelf interessant. Wij zouden er bij wijze van spreken elke dag over kunnen debatteren. Ik weet echter niet of wij er een gewoonte van moeten maken om een debat te voeren naar aanleiding van een artikel. Het artikel is wel geschreven door een hooggeplaatste functionaris, maar hij is een ambtenaar. Het lijkt mij veel interessanter om voorafgaand aan het traject dat het kabinet ingaat, het traject van kaderbrief, voorjaarsnota en begroting 2006, dit debat te voeren. Wat mij betreft hoeft dus geen spoeddebat te worden gevoerd, maar wel zou dit belangrijke debat moeten worden gehouden op een moment waarop het kabinet nog niet alle palen voor de begroting van 2006 heeft geslagen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Voorzitter. Hier kan ik mij helemaal bij aansluiten. Dit debat heeft geen haast. Als wij over elk artikel van een hoge ambtenaar een debat moeten voeren, komen wij aan ons eigenlijke werk niet toe. Als wij voor de indiening van de begroting voor 2006 de verschillende punten in onze beschouwingen betrekken, zijn wij daarmee vroeg genoeg.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Het zou voor deze Kamer aan het begin van het nieuwe jaar een goed voornemen kunnen zijn om alleen spoeddebatten te houden als er ook spoed is. De onderwerpen die de heer Vendrik aansnijdt, zijn zeer relevant. Daarom zijn wij het reces ook ingegaan met een debat daarover bij de Najaarsnota. De VVD is graag bereid dat debat voort te zetten op daarvoor logische momenten, bijvoorbeeld bij de Voorjaarsnota. Spoed is hier echt niet aan de orde.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik ondersteun het verzoek, met name omdat het interview met de topambtenaar onder verantwoordelijkheid van de minister van EZ heeft plaatsgevonden en zelfs met zijn instemming. Dat maakt zo'n debat natuurlijk zeer interessant.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. In mijn introductie heb ik al aangegeven dat ik het niet erg zou vinden als het debat volgende week zou plaatsvinden. Als wij wachten op de Voorjaarsnota, zijn wij een halfjaar verder en heeft het debat geen betekenis meer. Wij hebben begrepen dat het artikel met de instemming van de minister van EZ is geplaatst. Juist de minister van EZ, die voortdurend roept dat hij hervormer pur sang is, zou zin moeten hebben in een politiek debat met de Kamer over uitspraken van zijn topambtenaar, die een hervormingsagenda aan het kabinet voorlegt. Dat lijkt mij reden om degene die nog één trapje hoger staat, namelijk de minister van EZ, daarover om een uitspraak te vragen. Wat mij betreft hoeven wij niet maanden te wachten, het hoeft ook niet op stel en sprong, maar laten wij het debat voeren. Een bericht van een SG die ook nog voorzitter van de CEC is, moet wat mij betreft zeer serieus worden genomen. Zwaarder kan het bijna niet in Den Haag. Mag er dan een debat met de minister van EZ plaatsvinden?

De voorzitter:

Ik stel voor aan het verzoek te voldoen en het debat, onder voorwaarde dat de agenda van de minister het toelaat, morgenavond te houden met maximumspreektijden van 3 minuten per fractie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zouden het 5 minuten mogen zijn?

De voorzitter:

Nee, dan wordt het echt een groot debat. U bent een snelle spreker, u kunt het in 3 minuten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Op 21 december heb ik de Kamer verzocht om een spoeddebat over de zaak van de van medeplichtigheid aan genocide verdachte Van A. Er is met spoed gevraagd om een brief over de gang van zaken, met name gericht op de interactie tussen BZK en Justitie. Wij zijn inmiddels bijna een maand verder. Van spoed is dus geen sprake. Bij dezen rappelleer ik en vraag ik beide ministers om alsnog met spoed een brief aan de Kamer te zenden, opdat wij daarover alsnog een spoeddebat kunnen houden.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek de termijn tot de regeling van werkzaamheden van morgen te verbinden. Verder stel ik voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Noorman-den Uyl.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Via u verzoek ik de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en zo nodig ook de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om een brief vanwege de volgende kwestie. Naar ik heb begrepen, hebben een aantal mensen uit Limburg deze week een brief van de Sociale Verzekeringsbank ontvangen, waarin hun wordt medegedeeld dat met ingang van 1 februari aanstaande een afdracht van de ziekenfondspremie op hun AOW plaats zal vinden. Het betreft een bedrag van EURO 80 per maand, waardoor hun AOW met bijna 10% daalt. Ik ben er erg van geschrokken. Uit navraag bij de SVB blijkt dat er al een lange tijd bij een groot aantal AOW'ers geen ziekenfondspremie is ingehouden, terwijl dat wel had gemoeten. De vraag aan de minister is in hoeveel gevallen dat is gebeurd. Is dat alleen in Limburg het geval of ook in andere delen van het land? Hoeveel ziekenfondspremie is er in totaliteit niet geïnd en hoeveel jaren is dat niet gebeurd? Naar ik heb begrepen, is dit namelijk al vier of vijf jaar aan de gang. Vindt de minister het bovendien verantwoord dat iemand die moet leven van een laag inkomen, het van de ene maand op de andere met 10% minder moet doen?

De voorzitter:

Ik vraag u om uw verhaal iets meer samen te vatten.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Het spijt mij, voorzitter. Ik ben soms wat lang van stof.

De voorzitter:

Nee, dat heeft u mij niet horen zeggen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dat neem ik dan maar voor eigen rekening.

Mijn volgende vraag is of de minister bereid is om met de SVB te overleggen om ervoor te zorgen dat de mensen meer gefaseerd met zo'n inkomensdaling worden geconfronteerd, zodat zij hun bestedingen daaraan kunnen aanpassen.

Daarnaast zou ik willen vernemen van de minister of er in bepaalde gevallen te hoge inhoudingen zijn gedaan. Zo ja, worden die ook terugbetaald?

Voorzitter. Ik zou per omgaande graag schriftelijk antwoord krijgen op deze vragen, gelet op de urgentie van de kwestie.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en om het niet naar de vaste commissie te verwijzen, zoals ik anders zou hebben gedaan. Mevrouw Noorman had over dit onderwerp namelijk eerst mondelinge vragen willen stellen, maar ik had mijzelf bij de beoordeling van die vragen op een verkeerd been gezet en ze daarom niet goedgekeurd. Bij nader inzien had ik dat misschien wel moeten doen.

Ik stel derhalve voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven