Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 38, pagina 2544-2549 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 38, pagina 2544-2549 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 december 2004 over het prostitutiebeleid.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Wij hebben voor het kerstreces een algemeen overleg gehad over het prostitutiebeleid. Daarin is een hoop aan de orde gekomen. Uiteraard zullen wij dat niet overdoen. Ik heb toen gezegd dat ik overwoog met een motie te komen over een onderwerp waarmee de Kamer zich eerder heeft beziggehouden, namelijk de illegale prostitutie. Ik hoef dat nu niet verder toe te lichten. Mijn fractie en een aantal collega's zijn van mening dat wij alles op alles moeten zetten om het grote probleem van de illegale prostitutie aan te pakken.
Ik laat het bij het voorlezen van de motie. Het algemeen overleg was al weer een tijdje geleden, maar de minister zal het zich herinneren.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat – niet zelden gedwongen – tewerkstelling in de prostitutie één van de belangrijkste drijfveren is achter de internationale mensenhandel;
overwegende dat het VN-Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel (trb. 2004, 35) onder meer verplicht tot:
- strafbaarstelling van het verstrekken of in ontvangst nemen van betalingen of voordelen teneinde de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap heeft over een andere persoon, ten behoeve van seksuele uitbuiting (artikelen 3 en 5);
- een alomvattend beleid, teneinde mensenhandel te voorkomen en te bestrijden (artikel 9, lid 1);
- wetgevende of andere maatregelen, teneinde de vraag te ontmoedigen die alle vormen van uitbuiting van mensen, in het bijzonder van vrouwen en kinderen, die tot mensenhandel leidt, stimuleert (artikel 9, lid 5);
overwegende dat illegale prostituees in veel gevallen slachtoffer zijn van mensenhandel in de zin van bovengenoemd protocol (artikel 3);
verzoekt de regering, zich te bezinnen op maatregelen die erop zijn gericht de vraag naar het gebruikmaken van diensten van illegale prostituees te ontmoedigen, waaronder de strafbaarstelling van de prostituant, die gebruikmaakt van de diensten van een prostituee, van wie hij vermoedt of redelijkerwijs kan vermoeden, dat deze zich illegaal in Nederland ophoudt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet, Van der Staaij, De Pater-van der Meer, Van der Laan en Örgü.
Zij krijgt nr. 48(25437).
De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Het is inderdaad al weer een paar weken geleden dat wij het debat hebben gevoerd. Nu is niet het moment om het over te doen. Ik voel wel de behoefte om op één onderdeel nu terug te komen. Dat is het onderdeel van het plan van aanpak waar de opheffing van tippelzones als een knelpunt wordt aangemerkt, omdat de opheffing van tippelzones door een aantal gemeenten problemen zou kunnen opleveren. Als maatregel wordt daarom voorgesteld, de voor- en nadelen van een tippelzone onder de aandacht van de gemeenten te brengen. Ik waardeer de betrokkenheid van het kabinet om te kijken hoe het gemeentelijk beleid in dezen ondersteund kan worden, maar ik zou het jammer vinden als door de aanduiding van de opheffing van tippelzones als knelpunt de kleur van die maatregel is om opheffing van tippelzones tegen te gaan. Juist als je kijkt naar de positie van de betrokken prostituees en die zwaar laat meewegen, moet je vaststellen dat tippelzones verweven zijn met mensonwaardige situaties, spiralen van verslaving en prostitutie. Zo gezien is het positief als gemeenten daarin niet willen berusten, maar initiatieven willen nemen om daaraan een einde te maken.
Het zou goed zijn als in het onderzoek niet wordt volstaan met een quasi-neutrale opsomming van voor- en nadelen, maar ook uitdrukkelijk wordt bekeken hoe men initiatieven zoals de Rotterdamse aanpak door een stimulerend en faciliterend beleid kan steunen.
Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er door de regering een onderzoek is ingesteld naar het gemeentelijk beleid rond tippelzones en de effecten daarvan;
overwegende dat het beleid voor tippelzones niet slechts mag worden beoordeeld op aspecten van het beperken van overlast, maar ook de schrijnende positie waarin vooral veel verslaafde tippelaarsters verkeren, zwaar moet worden meegewogen;
verzoekt de regering, in haar onderzoek naar het beleid rond tippelzones daarom substantieel aandacht te besteden aan de mogelijkheden voor een integraal stimulerend en faciliterend beleid ten aanzien van initiatieven zoals die van de Rotterdamse aanpak (tippelaarsters een adequaat traject van hulpverlening bieden aansluitend op intrekking van de tippelvergunning),
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 49(25437).
Mevrouw Örgü (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie vond het heel erg jammer dat de minister tijdens het algemeen overleg niet inging op ons eerdere voorstel om een apart plan van aanpak op te stellen voor het tegengaan van de praktijken van loverboys. Vorig jaar heeft de minister mij min of meer toegezegd dat hij dat plan zou opstellen. Dat was voor mij toen reden om mijn motie aan te houden. Desalniettemin moet ik die nu opnieuw indienen om de minister ertoe te bewegen om alsnog met het gevraagde plan te komen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de aanpak van de loverboyproblematiek in Nederland zich grotendeels beperkt tot hulpverlening aan daders en slachtoffers en voorlichting aan (potentiële) slachtoffers;
constaterende dat de celstraffen en geldboetes die loverboys in de praktijk opgelegd krijgen weinig effectief zijn;
van mening dat een plan van aanpak van de problematiek rondom loverboys naast hulpverlening en voorlichting ten minste ook bescherming van slachtoffers, een adequate registratie van de misdaden van lover boys, betere opsporing, vervolging en berechting van loverboys dient te behelzen;
verzoekt de regering, een dergelijk plan van aanpak vorm te geven en daarin aan te geven op welke wijze betere opsporing, vervolging en berechting kunnen worden bevorderd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Örgü en Arib. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 50(25437).
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Voorzitter. Het zal mevrouw Örgü niet verbazen dat ik haar wederom vraag aan te geven wat zij precies bedoelt met: verbetering van berechting.
Mevrouw Örgü (VVD):
Vorig jaar had ik deze zinsnede niet in mijn motie staan. Toen sprak ik alleen nog over hogere celstraffen en hogere geldboetes. Echter, vanaf 1 januari zijn de straffen hoger geworden en de minister heeft in ieder geval tijdens het AO toegezegd dat hij de loverboys zal berechten op grond van artikelen voor de bestraffing van mensensmokkelaars. Ons gaat er nu om dat er een betere opsporing komt, een betere uitwisseling van gegevens en een betere vervolging. Vervolgens moet de berechting op juiste wijze plaatsvinden. Aan de hand van de registratie willen wij kennis kunnen nemen van de cijfers. Het gaat mij er dus om dat er een allesomvattend plan komt en die berechting moet daarvan onderdeel uitmaken.
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Dit antwoord brengt mij niet veel verder. Mijn vraag was: wat verstaat u onder betere berechting? U voegt nu aan de reeks toe: een betere opsporing. Welke instrumenten wilt u daarvoor inzetten?
Mevrouw Örgü (VVD):
Dat moet in het plan van aanpak staan. Wat is de situatie nu? Stel dat een slachtoffer aangifte doet. Daarvoor heb je al heel wat lef nodig. Het is dan de bedoeling dat die loverboy wordt berecht. Tijdens het algemeen overleg heb ik in dit verband voorbeelden gegeven: je kunt die jongens in materieel opzicht stevig aanpakken, dus geldboetes opleggen. Je kunt ook hun bezittingen, zoals auto's en dergelijke, in beslag nemen. Ik zou een reeks voorbeelden kunnen geven, maar met mijn motie vraag ik om een allesomvattend plan. Wij hebben een paar punten genoemd en wij vinden het verschrikkelijk belangrijk dat die apart de aandacht krijgen. Dat is helaas nodig en dat verdienen de slachtoffers.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Voorzitter. Er is eerder een identieke motie door mevrouw Huizinga-Heringa ingediend. De VVD-fractie heeft tegen de aanneming van die motie gestemd. Daarom vraag ik mij af waarom de VVD van opstelling is veranderd en met dit initiatief komt. Is de fractie van de VVD tijdens het kerstreces op werkbezoek geweest?
Mevrouw Örgü (VVD):
Doelt u op de loverboys?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Nee, op de motie van de heer Rouvoet over illegale prostitutie.
Mevrouw Örgü (VVD):
De heer Rouvoet vraagt om een inventarisatie. Ik stel zo'n inventarisatie ook op prijs. Wij zullen de motie steunen.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Daar ben ik erg blij om. Wij hebben vorige maand al gezegd dat wij de motie zouden steunen. De VVD was er toen nog tegen. Wat is er in de tussentijd gebeurd?
Mevrouw Örgü (VVD):
Het is de overtuigingskracht van de heer Rouvoet geweest. Hij heeft met nadruk aangegeven dat het om vooronderzoek gaat en daar hebben wij geen problemen mee.
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter. De Kamer heeft gelijk na het algemeen overleg het nationaal actieplan mensenhandel ontvangen. In dat plan worden diverse maatregelen aangekondigd, waaronder de B9-regeling, de opvang voor slachtoffers van vrouwenhandel.
Bij mij zijn na het algemeen overleg twee vragen blijven hangen. Ik heb tijdens het overleg gewezen op de website www.werk.nl, waarop het beroep prostituee wordt aangeboden. De minister van SZW zei daarop: het is legaal, het is niet verboden. Natuurlijk hebben wij prostitutie gelegaliseerd, maar het mag niet zo zijn dat vrouwen voor een baan in deze branche worden bemiddeld.
Ik heb schriftelijke vragen gesteld over de aanpak van de escortbranche. De minister heeft actie ondernomen door een groep in te stellen die een stappenplan gaat opstellen voor een omgang met de escortbranche. Er zal met de kranten overleg worden gevoerd over een gedragscode voor het plaatsen van advertenties van escortbedrijven. Dit mag alleen gebeuren onder vermelding van het nummer van de vergunning en de kamer van koophandel. Wanneer kan hiervan resultaat worden verwacht? De toezegging moet leiden tot concrete afspraken.
Minister Donner:
Voorzitter. Na het algemeen overleg heeft het plan van aanpak de Kamer bereikt. Ik hoop dat dat antwoord geeft op een aantal vragen. Desalniettemin is een aantal moties ingediend.
In reactie op de motie van de heer Rouvoet zeg ik dat het beleid van Justitie in samenhang met dat van de gemeenten gericht is op het ontmoedigen van illegale prostitutie door de prostitutie te kanaliseren in de richting van de gekanaliseerde en vergunde bedrijven. Er is een spectrum van maatregelen. Wij maken de klanten bewuster van de risico's in illegale bedrijven. De mogelijkheid bestaat om misstanden die men aantreft anoniem te melden. Wij hebben een door de branche gehanteerde gedragscode, keurmerken en een gedragscode met betrekking tot seksadvertenties, waarop ook door mevrouw Arib werd gewezen. Tot slot zijn er de bestuurlijke en strafrechtelijke handhavingsmogelijkheden ten aanzien van illegale bedrijven. De primaire insteek van het beleid is om de prostitutie zoveel mogelijk te verplaatsen naar de gereguleerde sector.
In de motie van mevrouw Van der Laan worden twee dingen door elkaar gehaald, namelijk enerzijds het aspect van de mensenhandel en anderzijds het illegaal verblijf. De recente nota over het plan van aanpak Mensenhandel is bij de Kamer ingediend en wij hebben onlangs de behandeling van het wetsontwerp over mensenhandel gehad. Ik heb het dan doorgaans over de illegale sector. In de motie gaat het uiteindelijk over het illegaal verblijf in Nederland. En dat is strikt genomen iets anders. Ik sluit niet uit dat ook in de legale sector sprake is van tewerkstelling van illegalen, wat weliswaar in strijd met de wet is. Dan gaat het om de handhaving van de vreemdelingenwetgeving en dat is wezenlijk iets anders dan het tegengaan van mensenhandel. De motie spreekt van het illegale ophouden in Nederland, maar dat is vooral een vreemdelingenrechtelijk delict.
Meer in het algemeen heb ik ook al in het AO aangegeven dat het strafbaar stellen van klanten niet past in het prostitutiebeleid waarvoor Nederland heeft gekozen. Wij hebben ervoor gekozen dat prostitutie en de uitbating daarvan zijn toegestaan. Als de klant strafbaar wordt gesteld, is de kans minimaal dat hij vermoedens van mensenhandel naar buiten zal brengen. Dan verliest de politie een belangrijke informatiebron voor de opsporing van mensenhandel. Het strafbaar stellen van klanten leidt bovendien tot een verhoogd risico tot geweld tegen prostituees. Ook is niet duidelijk in hoeverre een dergelijke strafbaarstelling in de praktijk handhaafbaar en bewijsbaar is. Aangetoond moet namelijk worden dat de klant een redelijk vermoeden had dat de betrokken persoon een slachtoffer van mensenhandel is dan wel iemand is die zich illegaal in Nederland ophoudt.
Ik blijf dan ook bij mijn insteek dat het zou gaan om een soort van symboolwetgeving als wij de overweging van de motie op het punt van de strafbaarstelling van klanten van prostituees zouden volgen. Voor het overige heb ik aangegeven dat het beleid er juist op is gericht om de kanalisatie zo goed mogelijk plaats te laten vinden vanuit de sector zelf.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik denk dat wij dezelfde kant op willen, maar dat wij er nog niet zijn. D66 was voorstander van de legalisering van prostitutie. Dat willen wij ook absoluut niet veranderen. Wij menen namelijk dat legalisering de beste manier is om excessen tegen te gaan, zoals uitbuiting en gedwongen prostitutie. Er moet echter een flinke prikkel zijn bij de klant om te kiezen voor het officiële bordeel met een vergunning en voor vrouwen die 100% zeker niet gedwongen worden tot prostitutie. Derhalve vragen wij de minister om te onderzoeken of er naast voorlichting en andere zaken, niet een extra prikkel richting de klanten kan uitgaan, in de zin dat wanneer zij zich ervan bewust zijn dat sprake is van gedwongen prostitutie of van prostitutie door minderjarigen of illegalen, zij daarvoor strafbaar gesteld kunnen worden. Dat is toch heel normaal? Om beunhazerij en illegaliteit tegen te gaan moet je niet alleen stimuleren dat men naar een legale prostituee gaat, maar ook dat er op een of andere manier een straf of een stok achter de deur is voor degenen die deze vrouwen willens en wetens uitbuiten.
Minister Donner:
Ik meen dat dit punt wordt omvat door de nieuwe strafbepalingen ter uitvoering van de VN-conventie die wij hebben besproken. In het algemeen is prostitutie strafbaar als het gaat om minderjarigen. Dat is ook steeds het antwoord geweest op de problematiek van de loverboys. Dat is het punt niet. Deze motie spreekt niet over slachtoffers van mensenhandel, maar alleen over mensen die zich illegaal in Nederland ophouden. Dat is een verblijfsrechtelijk delict of een overtreding waarvoor wij een strafbepaling moeten overwegen. In eerlijkheid moet ik zeggen dat het strafrecht dan te ver reikt. Wij hebben beleid ingezet om te zorgen dat deze sector wordt gesaneerd. De volgende stap is dan om te zorgen dat men niet alleen te werk wordt gesteld, maar ook dat het verblijfsrechtelijk behoorlijk wordt geregeld. Daarnaast hebben wij separaat een veel intensiever programma, namelijk het plan van aanpak mensenhandel, waar de problematiek van de loverboys onder valt. Dat is het beleid waarmee wij het moeten kanaliseren. Wij kunnen er iedere keer wel een nieuwe strafbepaling en een nieuw plan van aanpak op stapelen, maar daardoor versnipperen wij de aandacht. Natuurlijk is dit een kleine prikkel, maar vervolgens staat er een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafrecht, waarvan na een aantal jaren wordt geconstateerd dat zij niet worden gebruikt en dat zij beter geschrapt kunnen worden. Ik wou dat voorkomen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Volgens mij is het tamelijk overzichtelijk. Bij de opheffing van het bordeelverbod had mijn fractie op een aantal punten een andere opvatting over de kabinetsvoorstellen. De Kamer en het kabinet waren het erover eens dat prostitutie door minderjarigen en door illegalen, die vaak worden uitgebuit en tegen hun zin in de prostitutie te werk worden gesteld, met alle mogelijke middelen moet worden tegengegaan. Dat heeft bij minderjarigen geleid tot een strafbaarstelling waarvan de formulering bijna identiek is aan die ik hier gebruik. De minister heeft in het algemeen overleg een aantal redenen genoemd waarom hij het lastiger vindt om dit te doen als het gaat om illegaliteit. Een aantal collega's en ik vonden deze niet overtuigend. Daarom vragen wij de minister nu niet om dit in te voeren, maar wij vinden het van belang dat er meer maatregelen worden genomen om de illegale prostitutie aan te pakken. Wij vragen het kabinet om zich daarop te beraden, met daarbij de optie van het strafbaar stellen van de klant die weet of kan vermoeden, zie de formulering bij minderjarigenprostitutie, dat hij te maken heeft met een illegale prostituee. De overwegingen van de minister zijn relevant, maar het verzoek van de Kamer is om dat op papier te zetten, zodat wij er met elkaar over kunnen spreken. Wij denken dat dit mogelijkheden biedt. Het is mij iets te snel om te zeggen dat dit vreemdelingenrecht is en dat vrouwenhandel of mensenhandel niet hetzelfde is als illegaal verblijf. Wij zijn het eens met de minister dat dit een ernstig probleem is en wij willen een bijdrage leveren aan de bestrijding daarvan.
Minister Donner:
Ik zeg gaarne toe dat ik het aspect van de mogelijkheden van strafbaarstelling apart bekijk en daarover een separate brief aan de Kamer stuur. De motie strekt er nu toe dat het kabinet zich moet bezinnen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Op maatregelen, waaronder strafbaarstelling.
Minister Donner:
Voor alle duidelijkheid, waar hebben wij het nu over? Hebben wij het over verblijfsrechtelijk illegale prostituees? Hebben wij het over prostituees in niet-geregelde bedrijven? Of hebben wij het over slachtoffers van mensenhandel?
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Het dictum van de motie gaat over illegale prostitutie, waarover wij hebben gesproken in het debat over de opheffing van het bordeelverbod. Wij hoeven die debatten niet over te doen. Wij weten dat daar vaak illegale prostituees zijn en dat mensen vaak gebruik van hun diensten maken. Dat wilden wij tegengaan. Wij hebben de evaluaties gezien. Wij hebben gemerkt dat het niet eenvoudig is. Wij willen een dam opwerpen tegen het uitbuiten van illegale prostituees, ten behoeve van deze mensen en omdat wij het een groot kwaad vinden. Wij moeten ons niet verliezen in juridische haarkloverijen en definities. De minister weet precies wat wij bedoelen. Vaak zijn deze vrouwen slachtoffer van mensenhandel. Bijna altijd worden zij uitgebuit. Laten wij daar onze energie op richten en niet op de precieze definities om te bepalen over welke vrouwen wij het wel of niet hebben. Wij willen dit probleem aanpakken. Wij vragen het kabinet, zich op maatregelen te bezinnen, waaronder het strafbaar stellen.
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):
Misschien mag ik daar nog een overweging aan toevoegen. De minister constateert terecht dat wij op dit moment niet praten over de vraag wat er precies moet gebeuren, maar over bezinnen. Verschillende leden van deze Kamer hebben een- en andermaal gevraagd hierover na te denken. Niet alleen wij, maar ook de klanten van prostituees (moeten) weten dat het gaat om de beschermwaardigheid van vrouwen die niet vrijwillig hun diensten aanbieden. De vraag is hoe wij onderscheid kunnen maken tussen vrijwilligheid en de beschermwaardigheid van die kwetsbare positie. Daar gaat het om.
Ik trek graag de parallel met de overwegingen inzake minderjarigen.
Minister Donner:
Hierdoor wordt de zaak weer onduidelijk. In dat laatste geval hebben wij het over prostituees die hun diensten niet vrijwillig aanbieden. Zij kunnen volstrekt legaal in Nederland verblijven. Ik wil best nog eens een brief schrijven over het hele prostitutiebeleid. Prostitutie kunnen wij niet verbieden, omdat dit te veel discussie oplevert in dit huis.
Ik zal een brief aan de Kamer sturen over het begrip illegale prostitutie. De kern van het probleem is dat deze vrouwen slachtoffer van mensenhandel zijn. In het verlengde daarvan zie ik dat personen die hier illegaal zijn, gemakkelijker uitgebuit kunnen worden. In wezen is dat een onderdeel van het toepassingsgebied van de nieuwe bepalingen. Een en ander speelt zich al gauw af in de sfeer van uitbuiting, een begrip dat met het VN-verdrag wordt ingevoerd. De strafbaarstelling van het uitbuiten van personen in een zwakke positie is een separaat probleem.
Het probleem dat men niet vrijwillig in de prostitutie zit, verschilt fundamenteel van dat van illegale prostituees.
Mevrouw Van der Laan (D66):
In die brief dient de kernvraag te zijn: hoe kunnen wij ervoor zorgen dat er voor gebruikers van de diensten van prostituees een stok achter de deur is om te kiezen voor een legale dan wel illegale prostituee. Dat is het enige wat wij vragen. Het heeft inderdaad te maken met gedwongen prostitutie, het illegaal in Nederland verblijven, niet-geregistreerde bordelen en dergelijke. Wij moeten een stok achter de deur hebben. De legalisering werkt niet als de illegaliteit niet op de een of andere manier kan worden aangepakt.
Minister Donner:
Dit is een stelling. Ik zal de Kamer hierover een brief sturen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik neem aan dat deze reactie van de minister op de motie in de plaats van zijn eerdere opmerkingen komt. Mag ik er na de gedachtewisseling van uitgaan dat de minister gehoor wil geven aan de wens van de Kamer?
Minister Donner:
Ik begrijp dat de Kamer mij in de motie vraagt om een uiteenzetting over de problematiek van wat u allen illegale prostituees noemt en hoe die eventueel voorkomen kan worden. In dat onderdeel zal ik ook ingaan op de mogelijkheid van strafbaarstelling van personen die daarvan gebruikmaken. Ik lees de motie niet zo dat de Kamer van mij verwacht dat ik daarover al voorstellen doe.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Laten wij geen discussie beginnen over terminologie. In de motie wordt gevraagd om bezinning op maatregelen en hoever de minister daarin wil gaan. De Kamer zal beoordelen of de urgentie bij het kabinet om illegale prostitutie aan te pakken, groot genoeg is. Wij verwachten bij de uitvoering van de motie dat de minister de bezinning op die maatregelen aan de Kamer duidelijk maakt, wat de uitkomst is en wat het kabinet daartegen wil doen.
De motie van de heer Van der Staaij gaat over de tippelzones. Onderdeel van het ingezette beleid is uiteraard dat het primair gaat om gemeentelijk beleid. Daarop wil ik niet terugkomen. Ik zal bevorderen dat in de reeds door Binnenlandse Zaken ter hand genomen studie de wenselijkheid van het geheel wordt meegenomen. Het kan echter zijn dat de motie bedoelt om terug te komen op de keuze van de Kamer voor primair gemeentelijk beleid en dat de motie centraal beleid in wil voeren, zodat al dan niet bevorderd wordt dat er tippelzones komen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Het is niet mijn bedoeling om de verantwoordelijkheidsverdeling ter discussie te stellen. Wij gaan uit van het gemeentelijke beleid. Feit is echter dat de maatregel van voors en tegens wordt voorzien door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Dat geeft aan dat ook het Rijk er als voortrekker over wil meedenken. Dat kan zeker in de beginfase nuttig zijn om belemmeringen op rijksniveau te ontdekken. Dat kan helpen bij de uitvoering van het gemeentelijke beleid.
Minister Donner:
Er wordt onderzoek gedaan naar de huidige ervaringen van de verschillende gemeenten. Daarbij wordt ook impliciet gekeken naar mogelijke beperkingen en belemmeringen. In de motie wordt gevraagd om stimulerend en faciliterend beleid ten aanzien van initiatieven zoals die van Rotterdam. Dat veronderstelt dat wij terugkomen op eerder beleid en dat er centraal wordt gestuurd. Daarmee lopen wij vooruit op de uitkomsten van het onderzoek.
De heer Van der Staaij (SGP):
Zo vergaand bedoel ik het niet. Bij een werkbezoek van de Kamer aan de gemeente Eindhoven merkte een van de hulpverleners in het gebied rond de tippelzone het volgende op. Bij prostituees gaat het vaak om een spiraal van bepaalde misdrijven voor het verwerven van geld. Het is goed om deze vrouwen te benaderen voor een ander traject. Die facetten, die het gemeentebeleid overstijgen, moeten ook meegenomen worden.
Minister Donner:
Dat is iets anders. Dat is beleid om prostituees uit de branche te laten stappen. Dat heeft niets met tippelen te maken.
De heer Van der Staaij (SGP):
Juist wel. Kenmerkend voor de Rotterdamse aanpak is dat bij beëindiging van een tippelzone gekeken moet worden naar de mensen die daar in soms heel benarde omstandigheden verkeren. Dat kan samengaan met hulpverlening. Bij het korte gesprekje met een hulpverlener bleek dat er bepaalde belemmeringen en mogelijkheden kunnen bestaan op rijksniveau. Die overstijgen de gemeentelijke schaal. De vraag is om ook naar die kant van de zaak te kijken.
Minister Donner:
Ik begrijp dat gevraagd wordt om in het lopende onderzoek naar tippelzones ook te kijken naar eventuele factoren in het rijksbeleid die bevorderend of belemmerend werken. Als ik de motie zo mag uitleggen, kan ik die uitvoeren.
De motie van mevrouw Örgü vraagt om een apart plan van aanpak voor de loverboy-problematiek. Ik heb in het AO aangegeven dat het mij niet noodzakelijk lijkt omdat er reeds een actieplan op het terrein van de mensenhandel is. Daarin staan acties die zich richten op de bestrijding van mensenhandel in brede zin, inclusief de loverboy-problematiek. Waar minderjarigen slachtoffer zijn van mensenhandel wordt nu reeds krachtig opgetreden door openbaar ministerie en politie. Dat er op het terrein van de loverboy-problematiek meer maatregelen in de preventieve sfeer nodig zijn, is al onderkend. Dat is ook opgenomen in het actieplan. Daarom zou ik mij ervoor willen hoeden om een nieuw plan van aanpak te maken. Zo stapelen wij de plannen van actie op elkaar, maar dreigen wij steeds minder actie te nemen. Het is onjuist dat er een betere opsporing, vervolging en berechting moet komen. Waar dat mogelijk is, wordt er al een zo groot mogelijke prioriteit aan gegeven. Wij zitten wel met het Nederlandse strafrechtsysteem, waarin straffen, eventueel bijkomende straffen en boetes opgelegd worden, maar daar houdt het mee op. Voor minderjarigen vallen de straffen in de hogere categorieën. Er wordt dus al zoveel mogelijk gestraft. Als de Kamer constateert dat het niet werkt, dan constateert de Kamer in wezen dat het hele strafrecht niet werkt. Dat ligt besloten in deze motie. Ik moet aanneming van de motie dan ook ontraden. Nogmaals, de problematiek heeft de aandacht en het is al een onderwerp in de plannen van aanpak. Ik vrees dat wij op deze wijze vooral in het schrijven gezogen worden en niet in het doen.
Mevrouw Arib heeft over de escortbranche gevraagd wanneer de actie met de kranten tot uitdrukking komt. Dat zal ik even moeten nagaan. Daar kan ik schriftelijk op terugkomen. Dat zal ik dan doen in de brief over het aanbod van prostitutie. Ik meen dat men zo'n aanbod op zichzelf niet kan tegengaan, maar het zal niet bevorderd worden.
Mevrouw Örgü (VVD):
Het verbaast mij dat de minister vorig jaar dezelfde motie heeft overgenomen. Dat kunnen wij in de Handelingen teruglezen. Om die reden heb ik die motie toen ingetrokken en nu ontraadt de minister aanneming van deze motie. Dat begrijp ik niet.
Minister Donner:
In het plan van aanpak prostitutie hebben wij daar aandacht aan besteed en het is meegenomen in het actieplan mensenhandel. Ik heb de vorige keer al gezegd dat het daarin meegenomen zou worden. Een separaat plan van aanpak voor dit probleem betekent dat de aandacht versnipperd wordt. Ik denk dat het nu gedekt is. Als dat niet zo is, kunnen wij het nog over specifieke maatregelen hebben. Het is niet wenselijk om een heel apart plan van aanpak voor deze problematiek op te stellen. Daar wil ik de Kamer voor waarschuwen. Dat leidt tot een versnippering van de aandacht.
Mevrouw Örgü (VVD):
Ik noem het dan maar even miscommunicatie. De VVD-fractie zou het erg op prijs stellen als dit onderwerp apart behandeld wordt in een plan van aanpak. Dat is ook de inhoud van deze motie.
Minister Donner:
Het heeft alle aandacht, omdat ik het volledig met u eens ben dat dit een serieus probleem is. Laten wij op dit moment niet nog weer een plan van aanpak maken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-2544-2549.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.