38ste vergadering

Dinsdag 18 januari 2005

14.00 uur

Voorzitter: Weisglas

Tegenwoordig zijn 142 leden, te weten:

Van Aartsen, Aasted Madsen-van Stiphout, Adelmund, Albayrak, Algra, Aptroot, Arib, Van As, Atsma, Azough, Van Baalen, Bakker, Van Beek, Blok, Blom, Van Bochove, Boelhouwer, Van Bommel, Bos, Van den Brink, Brinkel, Bruls, Buijs, Bussemaker, Van de Camp, Cornielje, Çörüz, Van Dam, Depla, Dezentjé Hamming, Van Dijk, Van Dijken, Dijksma, Dittrich, Douma, Dubbelboer, Duivesteijn, Duyvendak, Eerdmans, Van Egerschot, Eijsink, Eski, Ferrier, Van Fessem, Fierens, Geluk, Van Gent, Gerkens, Griffith, De Haan, Van Haersma Buma, Halsema, Van der Ham, Hamer, Haverkamp, Heemskerk, Van Heemst, Herben, Hermans, Hessels, Van Heteren, Van Hijum, Hirsi Ali, Hofstra, Ten Hoopen, Huizinga-Heringa, Jager, Joldersma, Jonker, Kalsbeek, Kant, Karimi, Koenders, Koomen, Koopmans, Kortenhorst, Koser Kaya, Kraneveldt, De Krom, Kruijsen, Van der Laan, Lambrechts, Lazrak, Van Lith, Marijnissen, Mastwijk, Van Miltenburg, Mosterd, De Nerée tot Babberich, Noorman-den Uyl, Van Oerle-van der Horst, Omtzigt, Oplaat, Örgü, Ormel, De Pater-van der Meer, Rambocus, Rijpstra, Roefs, Rouvoet, Samsom, Schippers, Schreijer-Pierik, Slob, Smeets, Smilde, Smits, Snijder-Hazelhoff, Spies, Van der Staaij, Straub, Stuurman, Szabó, Tichelaar, Timmer, Timmermans, Tjon-A-Ten, Tonkens, Varela, Veenendaal, Van Velzen, Vendrik, Verbeet, Verburg, Verdaas, Vergeer, Verhagen, Vietsch, Visser, Van der Vlies, Vos, Bibi de Vries, Jan de Vries, Klaas de Vries, Van Vroonhoven-Kok, Waalkens, Weekers, Weisglas, Wilders, Van Winsen, De Wit en Wolfsen,

en de heren Remkes, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Donner, minister van Justitie, Kamp, minister van Defensie, mevrouw Dekker, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de heer De Geus, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en mevrouw Ross-van Dorp, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De voorzitter:

Ik verzoek u allen, te gaan staan. Dat verzoek richt ik ook aan onze gasten op de publieke tribune, voorzover die daartoe in staat zijn.

Geachte medeleden. Wreed werd de wereld op de ochtend van tweede kerstdag 2004 opgeschrikt door de grootste natuurramp uit de recente wereldgeschiedenis. Vele duizenden bewoners in Zuid-Azië en in Oost-Afrika verloren in korte tijd het leven. Ook honderden toeristen behoren tot de slachtoffers. Onder hen bevinden zich ook Nederlanders. Van sommigen is inmiddels bekend dat zij de ramp niet hebben overleefd. Anderen zijn gewond en velen staan nog steeds als vermist te boek. Hun nabestaanden verkeren in een martelende onzekerheid.

Duizenden mensen verloren familieleden, vrienden en kennissen. Bezittingen werden verzwolgen door de verwoestende kracht van het water. Wij kunnen ons nauwelijks een voorstelling maken van het enorme leed dat zoveel mensen is overkomen. Een ramp van deze omvang gaat ons bevattingsvermogen te boven en doet ons beseffen hoe klein en nietig wij mensen zijn.

In de wereld is een breed gevoel van solidariteit ontstaan. Hulpverleners zijn direct aan de slag gegaan. Particuliere organisaties zijn ook in ons land meteen met hulp gestart. Massaal is in een groot aantal landen een groot bedrag aan geld gestort op de daarvoor bestemde rekeningen.

Ook in ons land laten onze burgers merken dat zij zeer getroffen zijn door deze ramp en het leed dat zo velen is overkomen. De getroffen landen hebben de hulp hard nodig. Deze aandacht voor de getroffen landen moet blijvend zijn, want het herstel van al die aangerichte verwoestingen vergt nog lange tijd.

Het verdriet van de nabestaanden om de omgekomenen of vermisten blijft echter altijd. Daarom gaan vandaag onze gedachten uit naar hen. Wij leven met hen mee en wensen hen veel sterkte in deze verschrikkelijke tijd.

Ik geef het woord aan de minister van Defensie, de heer Kamp, die namens het kabinet zal spreken.

Minister Kamp:

Voorzitter. Bij de eerste bijeenkomst van uw Kamer in het nieuwe jaar wil ik met u allen namens de regering een moment stilstaan bij de verschrikkelijke natuurramp die onlangs Azië heeft getroffen. Hoewel het tragische nieuws niet langer de voorpagina's van onze kranten domineert, worden miljoenen mensen nog dagelijks met de ramp geconfronteerd. Het ontstane leed is onvoorstelbaar groot. De minister-president zei begin januari treffend dat het leed te groot is om in zijn totaliteit te bevatten. Wie zich het verdriet van één moeder om haar verloren kind kan voorstellen, beseft de onmetelijke diepte van dit leed.Herdenkingen

Onder de doden en vermisten zijn helaas ook landgenoten te betreuren. Onze gedachten gaan uit naar de familieleden, vrienden en collega's die het verschrikkelijke verlies proberen te verwerken of nog steeds in grote onzekerheid verkeren. Wij wensen hen alle kracht toe.

Op dit moment is de fase van wederopbouw aangebroken. Miljoenen overlevenden wachten op onze hulp. Miljoenen mensen hebben voedsel, onderdak, medicijnen en ondersteuning nodig. Voor deze wederopbouw heeft de Nederlandse staat tot dusver 200 mln aan hulp toegezegd. Ook de Nederlandse bevolking heeft zich het leed aangetrokken. Vanuit een groot saamhorigheidsgevoel is met gulle hand geschonken en zijn talloze initiatieven gestart om daadwerkelijk hulp te verlenen. De regering heeft veel waardering voor deze initiatieven en onbaatzuchtige inzet. De ramp die tienduizenden mensen het leven kostte, is een drama dat nog nauwelijks te bevatten is. Laten wij stilstaan bij degenen die zo veel verloren.

De voorzitter:

Ik verzoek u, enkele momenten stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enige ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:

Op 1 januari jongstleden, Nieuwjaarsdag, is mr. Willem Scholten, Minister van Staat, op 77-jarige leeftijd onverwachts overleden. Enkele kranten typeerden hem als regent, een stille, niet zo spraakzame man. Anderen noemden hem iemand die zich verre hield van de politieke waan van de dag. Iemand die zijn invloedrijke functie in alle stilte uitoefende.

Willem Scholten deed in 1963 als lid van de fractie van de Christelijk-Historische Unie zijn intrede in de Tweede Kamer. Zijn eerste kennismaking met het Binnenhof had al eerder plaats, toen hij na zijn studie aan de Rijksbelastingacademie in Rotterdam op het ministerie van Financiën in Den Haag ging werken. In die tijd schreef hij ook artikelen over het parlementaire werk in het blad van de jongerenorganisatie van de CHU. Tussen de middag, tijdens de lunchpauze op Financiën, ging Scholten naar de Tweede Kamer om er indrukken voor zijn artikelen op te doen.

Als Kamerlid kreeg hij onder meer de portefeuille financiën toegewezen. Later zou hij over zijn overgang van het ministerie naar de Kamer zeggen dat die overgang toch eigenlijk niet zo heel moeilijk was. "Ik wist door mijn werk op het departement van Financiën hoe daar de gang van zaken is, hoe daar het beleid tot stand komt." Naast het woordvoerderschap financiën hield Scholten zich bezig met middenstand en justitie. In 1964 stemden hij en het lid Van der Meij als enigen van hun fractie tegen de ontwerp-Drank- en Horecawet. En in 1970 behoorde hij met de leden Van der Peijl en Wttewaall van Stoetwegen tot de minderheid van zijn fractie die tegen afschaffing van de opkomstplicht stemde.

Dat het Kamerlidmaatschap Scholten aansprak, bleek in 1967 toen minister van Financiën Witteveen hem als zijn staatssecretaris wilde voordragen. Scholten gaf er toen echter de voorkeur aan Kamerlid te blijven. Toch werd hij in 1971 benoemd tot staatssecretaris van Financiën in het kabinet-Biesheuvel. Pikant is dat hij vlak daarvoor (1971) tegen de motie-Kolfschoten over de voordracht door de Tweede Kamer van een kabinetsformateur stemde. In 1973, bij het aantreden van het kabinet-Den Uyl, keerde Scholten terug in de Tweede Kamer, ditmaal in de oppositiebanken, in tegenstelling tot de beide partners in het christen-democratische eenwordingsproces: de KVP en de ARP. Hij was de eerste "defensieman" van de CHU. Bovendien combineerde hij het Kamerlidmaatschap met het lidmaatschap van het Europees Parlement.

Die periode was van korte duur, want in 1976 werd de heer Scholten benoemd tot lid van de Raad van State. Het einde van een loopbaan in de actieve politiek. Zo leek het, totdat Scholten in 1978 werd gevraagd om in het eerste kabinet-Van Agt de vanwege de kwestie rond de plaatsing van kruisraketten afgetreden Kruisinga als minister van Defensie op te volgen. Over deze stap merkte hij zelf op: "Je kunt het hele leven niet programmeren. Het was een toevallige gang van zaken dat ik op deze post terecht ben gekomen." In 1980 volgde zijn benoeming tot vice-president van de Raad van State. Maar in 1982 werd wederom op hem een beroep gedaan. Ditmaal om op te treden als informateur. In deze functie kon Scholten al zijn talenten en deskundigheid inzetten. De bekroning van zijn werk was het tot stand komen van het eerste kabinet-Lubbers.

In 1997 nam Willem Scholten na zeventien jaar vice-voorzitterschap afscheid van de Raad van State. Zonder poespas en opsmuk, want dat paste niet bij hem, noch bij zijn ambt. Hij werd benoemd tot Minister van Staat. In die functie heb ik hem de afgelopen jaren regelmatig mogen ontmoeten. Hij was dan steeds zeer geïnteresseerd in de huidige gang van zaken in de Kamer.

Mr. W. Scholten heeft zich zijn leven lang ingezet voor de publieke zaak. Hij werd getypeerd als "Willem de Zwijger" of als de "onderkoning van Nederland". Ik heb hem leren kennen als een erg aardige man. Dat blijkt ook uit wat hij zei in Elseviers Magazine op 18 november 1978: "'t Leukste in mijn leven is gelukkig getrouwd te zijn ... Ik had nimmer mijn functie kunnen uitoefenen zoals ik dat gedaan heb, als ik haar steun niet zou hebben gehad."

Onze gedachten gaan nu uit naar haar, naar u, mevrouw Scholten, naar uw kinderen en naar de kleinkinderen.

Ik geef het woord aan minister Kamp van Defensie, die zal spreken namens het kabinet.

Minister Kamp:

Te midden van al het vreselijke nieuws over de ramp in Zuid-Oost-Azië bereikte ons begin januari het bericht van het overlijden van mr. Willem Scholten. Onverwachts moesten wij afscheid nemen van een kundig en betrokken dienaar van de publieke zaak. Met het overlijden van Willem Scholten verliezen wij een zakelijk, gedegen en doortastend bestuurder. Een bestuurder met een grote staat van dienst. Met dit soort eigenschappen word je dan wel eens saai genoemd en Scholten kon daar in huiselijke kring hard om lachen. Hij wist wel beter. Hij was gelovig, een Tukker en hij kwam uit een omgeving waar hard werken gemeengoed was. Dat tekende hem, maar maakte hem zeker niet kleurloos. Hij was een warm en enthousiast mens en zijn directe omgeving zal hem zeer missen.

Vierendertig jaar zette hij zich in verschillende functies in voor de publieke zaak. Gelukkig kon hij nog tijdens zijn leven een officieel teken van waardering in ontvangst nemen. De voorzitter refereerde al aan zijn benoeming in 1997 tot Minister van Staat. Willem Scholten was onder andere lid van de Tweede Kamer, staatssecretaris van Financiën en minister van Defensie. In die laatste functie maakte hij in het debat over de kruisraketten veel indruk. Los hiervan wordt hij op mijn departement ook herinnerd vanwege zijn inzet voor de vereenvoudiging van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst. Tot slot was Scholten zeventien jaar lang vice-voorzitter van de Raad van State. Al die tijd was hij een zeer betrouwbaar adviseur van de regering. Geen man van de publiciteit. Hij wist als geen ander wanneer hij moest spreken en wanneer hij moest zwijgen. Hij was discreet en kende het risico van beelden die niet stroken met de werkelijkheid.

Het beeld dat wij van hem hebben, is in ieder geval gekleurd met de eigenschappen integer en betrouwbaar. Hij was een goede bewaker van de constitutie. De regering is Willem Scholten zeer erkentelijk voor al zijn werk en zijn grote inzet. Hij was een man die je kon vertrouwen, een man op wie je kon bouwen. Wij wensen zijn vrouw en kinderen de kracht toe om dit verlies te dragen.

De voorzitter:

Ik verzoek u enkele momenten stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enige ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Sterk, wegens verblijf buitenslands, de gehele week;

Dijsselbloem, wegens verblijf buitenslands;

Crone, wegens bezigheden elders;

Balemans, wegens ziekte.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Sinds 2 november – de dag van de afschuwelijke moord op Theo van Gogh – heb ik vanaf deze plaats vele malen gemeld dat onze collega Ayaan Hirsi Ali afwezig was. Met veel vreugde meld ik vandaag haar aanwezigheid. Welkom terug in ons midden, de plaats waar een Kamerlid thuishoort! Mevrouw Hirsi Ali, u heeft sinds 2 november een zeer zware tijd achter de rug. Nadat Theo van Gogh, die u goed kende, is vermoord, heeft u ervoor moeten kiezen onder zeer moeilijke omstandigheden te leven. Dat een lid van de volksvertegenwoordiging een dergelijke keuze heeft moeten maken, is onacceptabel. U heeft uw werk als parlementariër de afgelopen periode niet hier uitgeoefend vanwege aan u gerichte bedreigingen en dat is een aantasting van het functioneren van onze democratie. Ik hoop dat u spoedig weer al uw activiteiten, ook buiten de Kamer, kunt verrichten.

Ik heb zo het idee dat we vandaag via de media nog wel wat van u zullen horen, maar wij verheugen ons er ook op uw stem weer gauw hier te horen klinken.

Nogmaals, collega Hirsi Ali, beste Ayaan, welkom in ons midden! We hebben je gemist!

(Applaus)

De voorzitter:

Ingekomen is een bericht van overlijden van Hare Koninklijke Hoogheid Groothertogin Joséphine-Charlotte van Luxemburg.

Namens de Kamer heb ik een bericht van rouwbeklag gezonden.

Gisteren is ingekomen een mededeling van het overlijden van het oud-lid van de Kamer de heer H.A.A. Molleman, Henk Molleman, lid van de Kamer van 1976 t/m 1979. Namens de Kamer zal ik een bericht van rouwbeklag aan de familie zenden.

De overige ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven