Noot 1 (zie blz. 5351)
Interpellatievragen van de heer Van der Vlies
(SGP) d.d. 3 juli 2002.
1
Kunt u het uitgangspunt van uw eigen ministerie – zoals dit blijkt
uit het verweer van uw departement in het verslag van de VWS-commissie bezwaarschriften
Awb over deze kwestie (advies d.d. 25 april 2002) – bevestigen, te weten
dat overtijdbehandeling valt onder de werking van artikel 296 van het Wetboek
van Strafrecht?
2
Bent u het eens met de stelling dat het onderscheid tussen abortus provocatus
en de overtijdbehandeling zeer diffuus is en dat, zoals mede is aangegeven
door de Inspectie voor de gezondheidszorg (advies d.d. 15 januari 2002), de
overtijdbehandeling een (vroege) abortus is?
3
Waarom wijkt u bij de stichting Women on Waves af van de gebruikelijke
gang van zaken dat overtijdbehandelingen in Nederland op medische gronden
plaatsvinden in klinieken met een vergunning in het kader van de WAZ? Welke
voorzieningen zijn door de stichting getroffen die deze afwijking rechtvaardigen?
4
Hoe verhoudt het gebruik van de abortuspil mifepriston op de abortusboot
zich tot de eraan verbonden gevaren (zie o.a. het Pharmaceutisch Weekblad
van 14 april 2000, jaargang 135 nr. 15) en de ook voor het gebruik van de
abortuspil vereiste wachttijd van vijf dagen?
5
Op welke manier kan naar uw mening de Inspectie voor de volksgezondheid
op adequate wijze inspecties uitvoeren op het schip van Women on Waves, waar
het bijvoorbeeld gaat om de «intake» (noodsituatie?), om de 16-dageneis
en om de medische en psychosociale nazorg?
6
Op 12 juni vorig jaar stelde u tijdens het Kamerdebat over het zonder
vergunning vertrekken van de abortusboot naar Ierland dat u promotieactiviteiten
met betrekking tot zwangerschapsafbreking «van weinig of geen goede
smaak» vond getuigen. Afgelopen maandag zei u in de media dat het volledig
in het beleid van de regering past vrouwen waar ook ter wereld tegenover hun
regering te steunen in hun eis op zelfbeschikkingsrecht over het wel of niet
uitdragen van een zwangerschap. Ervan uitgaande dat abortus geen te promoten
«exportproduct» is, is de vraag hoe beide uitspraken zijn te verenigen.
Kunt u dit verklaren?
7
Volgens een bericht in Trouw van 2 juli 2002 wordt de pil alleen verstrekt
buiten de territoriale wateren, terwijl de nacontrole wel in de territoriale
wateren plaats kan vinden. Hoe verhoudt zich dit tot de soevereiniteit en
het beleid terzake van andere landen?
8
Realiseert u zich dat uw besluit negatieve consequenties kan hebben voor
de betrekkingen van Nederland met staten die op grond van hun eigen (democratisch
tot stand gekomen) wetgeving een andere abortuspraktijk hebben dan de Nederlandse,
inclusief een andere invulling van het begrip abortus provocatus? Is er op
internationaal niveau overleg over deze kwestie geweest?
9
Hoe reageert u op het verwijt dat de door u gesteunde activiteiten van
de abortusboot in bepaalde landen worden ervaren als het opgedrongen krijgen
van door hen afgewezen normen (The Guardian 2 juli 2002)? Hoe zou het in ons
land worden opgevat indien een buitenlandse stichting die zich inzet voor
bijvoorbeeld vrouwenbesnijdenis, van de betrokken regering toestemming zou
krijgen om aan Nederlandse vrouwen op een schip voor de Nederlandse kust een
dergelijke behandeling aan te bieden?
10
Na de val van het kabinet heeft Hare Majesteit aan de bewindslieden verzocht
tot het aantreden van een nieuw kabinet alles te doen wat in het belang is
van het Koninkrijk. Hoe valt de beslissing om toe te staan dat de abortusboot
elders in de wereld een overtijdbehandeling aanbiedt, te scharen onder de
«belangen van het Koninkrijk»?
11
Is het staatsrechtelijk niet zuiverder dergelijke controversiële
beslissingen, die ook verder reiken dan de huidige regeerperiode, over te
laten aan het missionaire kabinet dat naar verwachting spoedig zal aantreden?