Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 4 december 2001 over asielbeleid.

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Tijdens een werkbezoek aan Schiphol deze zomer heb ik vastgesteld dat een groot aantal uitzettingen van uitgeprocedeerde asielzoekers en ook illegalen op het laatste moment wordt geannuleerd. Het gevolg is een grote verspilling van menskracht van de marechaussee en de Vreemdelingenpolitie. Bovendien raken de betrokken functionarissen van de marechaussee en de Vreemdelingenpolitie gefrustreerd. De redenen voor de annuleringen zijn ondermeer dat de uit te zetten personen de dag ervoor uit het asielzoekercentrum zijn verdwenen, dat er een file is op weg naar Schiphol of dat er verzet wordt gepleegd.

De Vreemdelingenwet biedt de mogelijkheid om uit te zetten personen kort daarvoor in vreemdelingenbewaring te nemen. Ik heb bepleit dit standaard te doen, op een locatie direct bij Schiphol. De staatssecretaris wenst van geval tot geval te bekijken of het nodig is om dat te doen. Het probleem is dat zij dat tot dusver ook heeft gedaan. Ons is nu duidelijk geworden wat daarvan in de praktijk terecht is gekomen. Om dat te corrigeren, leg ik de volgende uitspraak voor aan de Kamer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de periode januari tot en met augustus van dit jaar 4000 uitzettingen vanaf Schiphol waren gepland en dat 1600 van deze uitzettingen op het laatste moment zijn geannuleerd;

spreekt uit van mening te zijn dat uit te zetten personen een of enkele dagen voor de uitzetting op grond van artikel 59, lid 2, van de Vreemdelingenwet in vreemdelingenbewaring genomen moeten worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kamp en Wijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 633(19637).

Staatssecretaris Kalsbeek:

Voorzitter. Het punt waarop de heer Kamp wijst, is ook besproken in het algemeen overleg. Hij heeft gelijk dat hij hierop wijst. Het gaat om een situatie die zeer onwenselijk is. Wij willen mensen uitzetten en moeten op het laatste moment vaststellen dat zij niet ter plekke zijn. De verontrusting over dit fenomeen deel ik met de heer Kamp. Om die reden hebben wij besloten de gehele procedure nauwgezet door te lopen. Waar kunnen wij de zaak verbeteren? Waar is er sprake van zwakke plekken? Waar kunnen wij meer doen om te voorkomen dat mensen op het laatste moment niet ter plekke zijn en daarmee het land niet kunnen verlaten?

De heer Kamp heeft een motie ingediend. Die is in die zin positief dat hij meedenkt over dit probleem. Hij stelt voor dat wij ons op het vlak van artikel 59, lid 2, "aan de wet houden". De heer Kamp heeft hierover gezegd dat de staatssecretaris elk geval individueel wil bekijken, dat ik dat ook doe, maar dat dit tot de beschreven toestanden leidt. Het is echter geen particuliere hobby van mijzelf dat ik de gevallen individueel wil bekijken. Ik doe dat omdat de wet dat vraagt. De wet vraagt om een belangenafweging tussen aan de ene kant het belang van de uit te zetten, uitgeprocedeerde asielzoeker of vreemdeling en aan de andere kant het algemene belang dat bestaat bij het verlaten van ons land door een persoon. Die afweging moet altijd plaatsvinden. Dat betekent dat wij niet iedereen een paar dagen van tevoren vast kunnen zetten. Zo begrijp ik immers de motie van de heer Kamp. Als hij de motie anders heeft bedoeld, zal ik een ander oordeel over de motie moeten geven. Gegeven de toelichting, neem ik aan dat de motie betekent dat iedereen vastgezet moet worden alvorens uitzetting plaatsvindt. Op dat punt is de motie in strijd met de wet. Ik moet de motie dan ook ontraden.

De heer Hoekema (D66):

Is de staatssecretaris voornemens om voor de beleidsonderdelen waarop verbetering mogelijk is, zoals de planning van het vervoer naar Schiphol van mensen die uitgezet worden, concreet een verbetertraject op te zetten?

Staatssecretaris Kalsbeek:

Ik heb al gezegd dat wij daarmee bezig zijn. Voor het gehele apparaat is het buitengewoon frustrerend om een behoorlijke inspanning te leveren met alle bijkomende kosten van dien, om uiteindelijk te moeten vaststellen dat het beoogde doel niet gehaald wordt. Wij zijn momenteel secuur bezig met een stapsgewijze aanpak.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, op een later moment te stemmen over de ingediende motie.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven