Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van enkele fracties stel ik voor, de stemmingen over wetsvoorstel nr. 23095 – het betreft een aanvulling van het nieuwe Burgerlijk Wetboek met betrekking tot koop en ruil – één week uit te stellen. Ik doel op punt 17 van de agenda.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De minister van Binnenlandse Zaken heeft mij gevraagd, de stemmingen over het Gemeentefonds met één week uit te stellen. Betekent dit dat de stemmingen over de gehele begroting van BZK moeten worden uitgesteld? Mij blijkt dat dit niet het geval is. Het gaat alleen om de stemmingen over het Gemeentefonds, vermeld onder punt 13 van de agenda.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter. U gaf aan dat de stemmingen over de begroting van Binnenlandse Zaken wél kunnen plaatsvinden, maar ik wijs erop dat amendementen betreffende het Gemeentefonds ook consequenties kunnen hebben voor de begroting van Binnenlandse Zaken. Ik weet niet of het zo kan.

De voorzitter:

Vandaar de vraag die Voorzitterik zojuist stelde. Ik ging ervan uit, gelet op het feit dat de minister mij zélf dit verzoek had gedaan, dat hij daarvoor wel een oplossing zou hebben.

Minister De Vries:

Ik vraag om dit uitstel, omdat ik zeer kort geleden een nieuw amendement betreffende het Gemeentefonds heb gezien dat in het geheel niet raakt aan discussies die wij eerder hebben gevoerd. De regering heeft daarover haar oordeel niet kunnen geven, terwijl er ook niet in een AO over is gesproken. Ik hecht eraan, samen met collega's in het kabinet de Kamer daarop een reactie te geven, nog vóór het in stemming komt.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter. Is het mogelijk om over de ándere amendementen die met betrekking tot het Gemeentefonds zijn ingediend, wel al vandaag te stemmen?

Minister De Vries:

Ik geloof dat daartegen geen bezwaren zijn.

De voorzitter:

Dan zullen wij het op die manier doen.

Het woord is aan de heer Van Middelkoop.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Jongstleden zaterdag stond er in NRC Handelsblad een groot artikel van de schrijver Arthur Japin over Ghana, de geschiedenis van de slavernij en de relatie met Nederland. Ghana is een land dat, zoals u weet, staat op de landenlijst van onze minister voor Ontwikkelingssamenwerking. In dit artikel figureerde mevrouw Herfkens eveneens. Als alles waar is wat in dit artikel staat, is onze minister erin geslaagd om Ghanese autoriteiten te schofferen. Ze heeft zich kennelijk ook willen afsluiten van de pijnlijke historische relatie tussen Ghana en Nederland. Vermoedelijk is zij ook weigerachtig geweest om de zieke minister-president Kok te vervangen in het kader van de manifestatie Ghana 300 Nederland.

De vraag is of dit verhaal een objectieve weergave van de feiten bevat; dat weten wij niet. Daarom zou ik het op prijs stellen om de zienswijze van de minister te vernemen over datgene wat daar is gebeurd. Dat zou kunnen in de vorm van een ingekomen stuk in de NRC, maar daar ga ik niet over. Ik zou het op prijs stellen als het zou kunnen in de vorm van een brief aan de Kamer.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik wil dit verzoek graag ondersteunen en zou daaraan nog graag twee punten toevoegen. In de eerste plaats vraag ik mij af hoe het staat met de voorbereiding en de inhoud van het feest dat gevierd moet worden als gevolg van deze 300 jaar bestaande relatie. In de tweede plaats hebben wij begrepen dat dit bezoek ook is bedoeld als voorbereiding van het bezoek van de kroonprins aan Ghana. Ook wat dat betreft vernemen wij graag de stand van zaken.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de heer Van Middelkoop tegen deze toevoeging geen bezwaar heeft.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Ik kan er moeilijk bezwaar tegen maken, maar deze punten sluiten toch niet geheel aan bij de optiek van mijn vragen. Ik wilde het beperken tot het "incident", voorzover die term gerechtvaardigd is, tot datgene wat zich al dan niet in Ghana heeft afgespeeld. Ik vraag mij voorzichtig af of alle zaken die mevrouw Verburg er nu bijhaalt, er wel bij moeten.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter...

De voorzitter:

Neen, mevrouw Verburg, wij gaan daarover niet in discussie.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Het kabinet zal dan naar bevind van zaken de Kamer antwoorden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rietkerk.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter. Ik verzoek u een interpellatie te mogen houden over de krantenartikelen die gaan over het te vroeg vrijlaten van gevangenen en het cellentekort. Deze artikelen stonden gisteren in De Telegraaf en vandaag in dezelfde krant en het Algemeen Dagblad. De datum van 15 december, de dag waarop bepaalde maatregelen genomen zullen worden, nadert snel en daarom vraag ik of deze interpellatie op zeer korte termijn gehouden kan worden.

De heer Niederer (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie steunt dit verzoek, maar ik vraag u met het oog op de voorbereidingen om het interpellatiedebat niet vandaag te voeren.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. De fractie van D66 steunt het verzoek van de heer Rietkerk. Ik vraag u of het interpellatiedebat morgen kan plaatsvinden.

Mevrouw Duijkers (PvdA):

Ook de PvdA-fractie steunt het verzoek van de heer Rietkerk. Ik vraag u of een afschrift van het akkoord met de bonden naar de Kamer kan worden gezonden, voorzitter.

De voorzitter:

Ik vraag de heer Rietkerk hierop te reageren. Ik merk hierbij op dat ik er moeite mee heb dat het spoeddebat op morgen gezet wordt.

De heer Rietkerk (CDA):

Ik ben dat met u eens, maar ik heb met moeite net de brief van de minister van Justitie in mijn post gevonden waarin wordt ingegaan op een aantal van deze zaken. Wij moeten ons hierop voorbereiden. Verder ben ik het met mevrouw Duijkers eens dat er nog informatie nodig is over het overleg met de bonden. Als die informatie in de loop van de middag of avond binnenkomt, kan ik mij voorstellen dat de interpellatie morgen wordt gehouden. Dat zou dan de enige reden zijn, verder kan de interpellatie wat mij betreft zo snel mogelijk worden gehouden.

De voorzitter:

U en ik zijn het in ieder geval daarover eens. Ook ben ik het met uw argumenten eens. De uitkomst kan wellicht ook de heren Niederer en Dittrich tevredenstellen, maar men moet niet een spoeddebat op termijn zetten.

Ik zie dat er brede steun voor het interpellatieverzoek is en ik zal de Kamer hieromtrent een nader voorstel doen. Verder stel ik voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet omdat om nadere informatie is gevraagd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Afgelopen donderdag vergaderde de JBZ-raad over onder meer twee belangrijke onderwerpen, te weten het Europese arrestatiebevel en het kaderbesluit terrorisme. Ik vraag de minister van Justitie om zo snel mogelijk het verslag van deze JBZ-raad naar de Kamer te zenden, vooral omdat volgende week het debat over de Europese top, waarbij dezelfde onderwerpen aan de orde komen, in de Kamer plaatsvindt.

De voorzitter:

Wat bedoelt u met "zo snel mogelijk"?

De heer De Wit (SP):

Het liefst voor het weekend.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik realiseer mij dat ik iets te laat ben met mijn verzoek, maar ik vraag of de allerlaatste vorm van het EU-arrestatiebevel met het verslag kan worden meegezonden.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik sluit mij graag aan bij het verzoek van de heer De Wit met één maar. Het heeft alleen zin als de berichtgeving ons voor donderdag bereikt, omdat dan een algemeen overleg ter voorbereiding van de top wordt gehouden.

De voorzitter:

Dan stel ik voor, ook het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Mede naar aanleiding van het bericht in de Volkskrant van gisteren over de toenemende onzekerheid voor vrouwen en minderjarige asielzoekers in de asielzoekerscentra vraag ik de staatssecretaris van Justitie om een brief waarin zij, ingaande op dat bericht, aangeeft welke maatregelen zij zal treffen om aan het gesignaleerde probleem het hoofd te bieden.

De voorzitter:

Het is goed als ik de Kamer mededeel dat u daarover vandaag mondelinge vragen had willen stellen, maar dat er al schriftelijke vragen van enige tijd geleden lagen. Ik geef toe dat er in dit geval sprake is van de actualiteit. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Verder zal ik vragen om tegelijkertijd de schriftelijke vragen van de heer Middel die er al lagen te beantwoorden.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven