Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Ross-van Dorp aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het kabinetsbeleid inzake genetisch gemodificeerd voedsel.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Voorzitter. Minister Pronk heeft vorige week uitspraken gedaan in de Kamer die hun vervolg hebben gekregen in de pers en tot onduidelijkheid hebben geleid over de eenheid van het kabinetsbeleid. Vrijdag was in de NRC te lezen dat minister Pronk ervan overtuigd is dat de consument niet kan beschikken over producten die 100% vrij zijn van genetisch gemodificeerde bestanddelen. Het zou absoluut niet te garanderen zijn dat voedsel GGO-vrij is vanwege bijvoorbeeld kruisbestuiving. Deze opvatting van de minister roept een aantal vragen bij de CDA-fractie op. Het gaat immers om een kerntaak van de overheid: het garanderen van veilig voedsel. De ongerustheid daarover is de laatste jaren alleen maar toegenomen. Het CDA wil zich dan ook niet neerleggen bij de stelling dat het niet mogelijk zou zijn een voedselketen die niet genetisch gemodificeerd is aan de burger aan te bieden.

Bepleit de minister in Europees verband namens het kabinet nog wel die keuzevrijheid voor de consument? Met andere woorden, moeten er op de schappen in de winkels producten liggen die gegarandeerd 100% vrij zijn van gemodificeerde bestanddelen? Of legt het kabinet zich neer bij de 1% "vervuiling" van producten? Wanneer iemand nu een product koopt dat het etiket "GGO-vrij" heeft, kan hij er dan volgens de minister niet echt zeker van zijn dat dit ook klopt? Is het waar dat de minister er zelf niet meer in gelooft dat een GGO-vrije voedselketen te realiseren is? Wat betekent dat voor de inspanningen van de minister? Is niet mede namens dit kabinet door de commissie-Terlouw een maatschappelijk debat geëntameerd waarin die mogelijkheid de burger wel wordt voorgehouden? Hoe verhoudt zich dat dan tot deze stellingname van de minister? Hoe schat de minister de ontwikkelingen in andere Europese landen in? Moet de burger misschien straks behalve voor benzine ook voor veilig voedsel de grens over?

Minister Pronk:

Voorzitter. Ik ben de geachte afgevaardigde dankbaar dat ik datgene wat ik vorige week zeer uitvoerig heb besproken in de vaste commissie voor VROM ter voorbereiding van de Europese Milieuraad, waar ik vanavond naartoe ga, nu plenair kan herhalen. Ik heb niet de indruk gehad dat er in de vergadering van de Kamercommissie, waar ik vragen heb beantwoord, enige onduidelijkheid is ontstaan over het kabinetsbeleid. Het schijnt tegenwoordig normaal te zijn om, zodra ik wat zeg, te veronderstellen dat het een afwijking is van het kabinetsbeleid. In de Kamercommissie zelf heb ik uitvoerig uiteengezet wat het kabinetsbeleid is. Ook de heer Van den Akker, die aanwezig was tijdens de desbetreffende vergadering, heb ik geen enkele wenkbrauw zien fronsen terzake.

Bepleit ik nog steeds keuzevrijheid voor de consument? Ik wil herhalen wat ik vorige week in de Kamercommissie heb gezegd. Ik ben een groot voorstander van keuzevrijheid voor de consument, wanneer het de keuze betreft tussen genetisch gemodificeerde organismen die tot voedselproductie hebben geleid dan wel andere in een vrije keten. Zoals de Kamercommissie vorige week weer uit mijn mond heeft kunnen horen, heb ik dat uitonderhandeld in het Carthagenaproces, leidend tot het bio-safetyprotocol. Er is zeer veel energie in gestoken.

Ik ben nog steeds van mening, zoals ik vorige week heb uiteengezet, dat dit tot uitdrukking moet worden gebracht in etikettering die de traceerbaarheid van genetisch gemodificeerde dan wel vrije organismen volledig duidelijk moet maken aan de consumenten. Ik heb eraan toegevoegd dat er ten gevolge van datgene wat op de agenda van de Europese Milieuraad morgen staat twee problemen zijn.

Het eerste probleem is de drempelwaarde van 1% die betrekking heeft op DNA dat in voedselgewassen terecht is gekomen door bijvoorbeeld bestuiving. De Nederlandse regering staat achter deze drempelwaarde, waarbij een zekere differentiatie naar beneden of naar boven denkbaar is; enkele andere landen nemen het daarmee wat minder nauw dan Nederland.

Het tweede probleem is de definitie van genetisch gemodificeerde organismen. Ik heb uiteengezet dat er drie processen zijn die tot genetische modificatie kunnen leiden. Ten eerste is dat het inbrengen van genetisch materiaal in het DNA dat buiten de cel is behandeld, de moderne genetische modificatie. Daarnaast is er de modificatie door middel van het samenvoegen van DNA van cellen van verschillende soorten, bekend als celfusie. Ten derde gaat het om mutagenese, het ongericht aanbrengen van wijzigingen in het DNA. Dit laatste zijn traditionele processen van genetische modificatie die in de landbouw altijd hebben plaatsgevonden. Het probleem is dat de Europese Commissie genetisch gemodificeerde organismen definieert op basis van alle drie de processen. Als gevolg van deze definitie kun je binnen Europa nauwelijks nog spreken van "volledig GGO-vrij". Je kunt nog wel spreken van vergunningvrije en vergunningplichtige GGO's.

Dit alles heb ik vorige week al uiteengezet en daaraan heb ik na de vergadering niets meer toegevoegd. Er was toen ook geen enkel misverstand over, maar ik ben blij dat ik het nu nog eens plenair uiteen kan zetten.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Ik dank de minister voor zijn uiteenzetting, maar hij heeft niet op al mijn vragen geantwoord, wat mij natuurlijk buitengewoon spijt. De minister heeft wel aangegeven dat de regering een drempelwaarde van 1% accepteert. Dat betekent dus dat de zogenaamde GGO-vrije producten voor 1% niet GGO-vrij zijn; er kunnen bestanddelen in zitten die wel degelijk genetisch gemodificeerd zijn. Vindt de minister de benaming "GGO-vrij" dan niet vreemd? Als een product kleurstofvrij is, weet ik toch ook dat er geen kleurstoffen in zitten? Moet de burger niet anders worden geïnformeerd? Wat heeft dit voor consequenties voor het maatschappelijke debat dat de commissie-Terlouw probeert te voeren met de burger? Daarbij wordt toch wel degelijk de suggestie gewekt dat de burger zou kunnen kiezen voor een GGO-vrije voedselketen. GGO-vrij blijkt dus toch niet te bestaan.

Minister Pronk:

Het is de Kamer al geruime tijd bekend dat er een probleem is van de drempelwaarde. Dat is al bekend sedert ik met de Kamer heb gesproken over de uitkomsten van de onderhandelingen in Montreal. De discussie gaat over de vraag of de drempelwaarde op 1%, op 4% à 5%, zoals een aantal Europese lidstaten heeft voorgesteld, of op iets beneden de 1% kan worden vastgesteld. Nul is onmogelijk.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Dat betekent dat de minister zegt dat GGO-vrij een foute benaming is voor voedselproducten die op dit moment in de schappen van de supermarkten liggen en waarvan de consument denkt dat ze inderdaad GGO-vrij zijn.

Minister Pronk:

Zoals ik vorige week uiteengezet heb, gaat het om een kwestie van definitie. Als je met z'n allen in Europa afspreekt dat iets GGO-vrij heet dat niet meer genetisch gemodificeerde bestanddelen bevat dan tot een bepaald gezamenlijk afgesproken en aan de consument duidelijk gemaakt percentage, dan is dat: GGO-vrij. Het is een kwestie van afspraken en van definitie. Daarover is met de Kamer regelmatig van gedachten gewisseld. Vorige week heb ik in het overleg ter voorbereiding van de instructie geen andere signalen gekregen; het overleg heeft ook niet geresulteerd in een debat over het verslag ervan. De Kamer weet van de regering dat zij inzet op 1%.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Ik kan mij toch niet aan de indruk onttrekken dat het de Nederlandse burger volledig is ontgaan dat GGO-vrij zou kunnen betekenen dat er misschien straks tot 4% gemodificeerde bestanddelen in een product zitten. Hoe gaat het kabinet de Nederlandse bevolking daarover informeren, en wordt dit nog meegenomen in de discussie die Terlouw op dit moment voert?

Minister Pronk:

De discussie die de heer Terlouw voert, is aan hem en zijn partners. Alles daarover kan worden bediscussieerd. Al deze informatie is ruim beschikbaar, ook aan de participanten in de commissie-Terlouw en aan hemzelve. Wij wachten de uitkomst van dat debat gaarne af. De informatie die ik de Kamer heb gegeven over de definitieproblematiek en de bandbreedteproblematiek is publiekelijk gewisseld met de Kamer, en dus verder bekend. Ik heb hierover regelmatig geschreven aan de Kamer, in conceptinstructies en in brieven. Hetzelfde probleem is overigens ook genoemd in het verslag van de onderhandelingen over het Bayer safety protocol. Dat heeft zijn weerslag gevonden in de nota Biotechnologie.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Zou minister Pronk hier willen garanderen dat wat op de planken in de supermarkten ligt, ook gegarandeerd veilig voedsel is?

Minister Pronk:

Ik kan alleen maar garanderen dat de etiketten die straks op basis van Europese afspraken zullen worden geplaatst op de desbetreffende producten, in overeenstemming zijn met de definitie die in Europa zal gelden. Tot nu toe is er in Europa nog geen uitkomst van de desbetreffende onderhandelingen tot stand gekomen en dus is iedere ondernemer respectievelijk distributeur vrij, de producten te labellen zoals hem of haar goeddunkt. Straks niet meer; straks zullen de labels geheel in overeenstemming moeten zijn met de uitkomsten van de onderhandelingen. De inzet is, te komen tot Europese overeenstemming, inclusief overeenstemming over een bepaalde drempelwaarde, waardoor alle consumenten in de gehele Europese interne markt exact hetzelfde label en exact dezelfde kennis van zaken zullen kunnen hebben, zodat overal dezelfde keuzevrijheid bestaat.

De voorzitter:

Ik zie nog vier vragenstellers. Zoals bekend, duren vragen één minuut. Ik zal hen achter elkaar het woord geven.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Dit is allemaal op basis van een debat dat ik zelf met de minister heb gevoerd, en waaraan niemand heeft meegedaan. Ik vind het heel merkwaardig dat we er nu op deze manier aandacht aan besteden; eigenlijk had er een VAO aangevraagd moeten worden. Ik heb nog een aanvullende vraag. GMO-vrij betekent, na de Milieuraad van morgen, 1% GGO's. Een vrije keuze van de consument staat voor D66 absoluut voorop. Maar de consument moet wel goed worden ingelicht. Daarom vraag ik de minister, of deze er in Europa voor wil pleiten dat de aanduiding op de etikettering de juiste wordt, namelijk geen aanduiding "GGO-vrij", wat daaronder ook wordt verstaan, want de consument snapt dat niet, maar gewoon de juiste informatie: maximaal 1% GGO's.

Minister Pronk:

Ja.

De heer Feenstra (PvdA):

Ik heb een vraag aan mevrouw Ross. Het is van tweeën één: of voor haar is deze definitie van de GGO-vrije keten nieuw, maar dan had zij dat vorige week als fractie al kunnen opmerken, of het is voor haar niet nieuw. In het laatste geval is het werkelijk onverklaarbaar, waarom na het stilzwijgen van vorige week zij nu op hoge toon deze discussie start.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Na de krantenpublicaties ben ik door verschillende mensen benaderd, die het niet meer begrepen: GGO-vrij of niet? In onze fractie was discussie over de uitleg daarvan en wat het kabinetsbeleid in Europa voorstelt. Pleit Nederland voor GGO-vrij, of voor 1% of misschien zelfs wel hoger? Dat heeft de minister net heel duidelijk uitgelegd.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. De minister heeft gelijk dat deze discussie al langer wordt gevoerd. Wij hadden graag gezien dat er een lagere drempelwaarde was vastgesteld. In Europa speelt de vraag of er een moratorium blijft bestaan op de introductie van nieuwe gentech-gewassen. Is de minister voor voorlopige handhaving van het verbod op de introductie van nieuwe gentech-gewassen? Pleit de minister ervoor dat de drempelwaarde die nu wordt ingevoerd alleen voor de al toegestane gentech-gewassen geldt? Het kabinet heeft gezegd dat de markt het maar moet doen, maar zij doet dat niet. Is deze minister van mening dat juist de overheid de verantwoordelijkheid moet nemen voor de totstandkoming van de gentech-vrije keten?

De heer Poppe (SP):

In het LNV-begrotingsdebat, dat morgenavond wordt afgerond, heb ik dit onderwerp aan de orde gesteld, maar helaas heb ik toen geen steun gekregen van het CDA. Komt het CDA bij de afronding van dit debat nog met voorstellen hieromtrent?

De voorzitter:

Dat zult u morgenavond wel horen. Dat debat wordt niet hier voorbereid.

De heer Poppe (SP):

Ik begreep dat er nu duidelijkheid moet komen voor de burger, maar volgens mij is het alleen maar onduidelijker geworden. Ook naar aanleiding van het LNV-debat vraag ik de minister of hij het met mij eens is dat biologische producten de grootste garantie bieden, GGO-vrij te zijn. Is hij bereid om, samen met zijn collega van LNV, te bespoedigen dat deze producten het etiket GGO-vrij krijgen en andere producten een ander etiket?

Mevrouw Terpstra (VVD):

Als voorzitter van de tijdelijke Kamercommissie biotechnologie moet ik zeggen dat dit deeldebatje mij buitengewoon bevreemdt. Er zijn bijna 600 schriftelijke vragen gesteld, waaronder een reeks over dit onderwerp. Er zijn in de Kamercommissie procedureafspraken gemaakt, onder andere dat integraal over de biotechnologie eind januari in twee debatten van een dag zal worden gesproken, met een afrondend plenair debat. Ik zou het buitengewoon betreuren als de minister op al deze gedetailleerde vragen nog eens ingaat, omdat daarmee de integraliteit wordt doorkruist.

De voorzitter:

In grote lijnen ben ik het met u eens, maar dat tast niet het individueel recht van mevrouw Ross aan om de minister daarover vragen te stellen.

Minister Pronk:

Ik kan mevrouw Terpstra meededen dat de antwoorden op de 600 vragen gisteren door mij zijn goedgekeurd Zij zullen vandaag aan de Kamer worden gezonden. Een aantal vragen gaat over dit onderwerp.

De Nederlandse regering doet niet actief mee aan het moratorium, maar het is er wel. Het moratorium zal ongetwijfeld blijven bestaan totdat er volledige overeenstemming is over de desbetreffende richtlijnen op Europese niveau. Wij hopen dat die overeenstemming er spoedig zal zijn. Dan is er ook volledige duidelijkheid. Wij verwachten dat de landen die momenteel vasthouden aan het moratorium, dan zelf van gedachten zullen veranderen, omdat zij dat dan niet meer nodig achten.

De opzet is dat er labels komen op producten die overeenkomstig de definitie gelden als GMO-vrije producten. Er komen dus geen labels op alle andere niet GMO-vrije producten. Het label komt op alle producten die zichzelf wensen te kwalificeren als GMO-vrij. Het gaat daarbij om producten die al op de markt zijn, maar ook producten die nog op de markt zullen komen. Het is een marktproces. De overheid zal een situatie moeten creëren waarin een maximale mogelijkheid ontstaat voor de productie en distributie van GMO-vrije producten. De overheid is daar hard mee bezig. De overheid neemt de productie uiteraard niet zelf over. Dat beschouwt zij niet als haar taak. Als er een level playing field is ontstaan, verwachten wij dat de markt daarop zal inspelen.

Dat geldt ook voor biologische producten. Ik heb al aangegeven dat ook biologische producten niet eenvoudig in aanmerking zullen komen voor de definitie van GGO-vrij, gegeven de definitie die is gekozen door de Europese Commissie en die zeer waarschijnlijk het uitgangspunt zal zijn van de richtlijn.

Naar boven