Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

maandag 20 november 2000:

  • - van 10.15 uur tot 18.00 uur van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over het onderdeel Politie van de begroting voor 2001 (27400-VII);

maandag 27 november 2000:

  • - van 10.15 uur tot 18.00 uur van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, over het MIT 2001-2005 (27408).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Steenhoven.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Voorzitter! Minister Netelenbos staat op het punt met Rotterdam en Den Haag een convenant te ondertekenen. Daarin zal zij opnieuw toezeggen een bedrag van 250 mln. uit te trekken als overheidsgeld voor de aanleg van de A4. De Kamer heeft haar vóór de zomervakantie gevraagd dat niet te doen en zij heeft toegezegd dat dan ook niet te doen. Er zou geen overheidsgeld in de A4 gaan zitten. Wij willen graag een brief van de minister waarin de vraag beantwoord wordt hoe de toezegging omtrent die 250 mln. zich verhoudt tot de toezegging die zij aan de Kamer heeft gedaan. Wij willen graag deze week een antwoord van de minister zodat wij daarover eventueel kunnen praten voordat het definitieve akkoord getekend wordt.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Buijs.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter! Het kabinet heeft in zijn wijsheid het advies gegeven minder paling te eten. Dat advies gaat vergezeld van een drietal benamingen voor palingen die in ons land voorkomen. Een en ander zou gebaseerd zijn op een onderzoek door het RIVM dat al enige tijd geleden is gehouden. Ik krijg graag een brief van het kabinet waarin staat op welke wijze dit besluit genomen is. Misschien kan het kabinet aangeven welke criteria daarbij een rol hebben gespeeld.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Hofstra.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter! Mede namens collega Reitsma wil ik het volgende aan de Kamer voorleggen. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft op 28 juni jl. in deze Kamer de woorden uitgesproken "ze worden niet gestraft", daarmee doelend op de regio's die eventueel niet willen meedoen aan de proef met het rekeningrijden. De praktijk blijkt echter sindsdien anders te zijn. Infrastructuurprojecten worden heroverwogen en naar onze smaak wordt hier oneigenlijk gebruik gemaakt van de bevoegdheden die de minister heeft. Dit leidt dus tot machtsmisbruik. Het kan zelfs tot chantage leiden. "Draagvlak" heeft de minister steeds gezegd. Hoe zit dit?

Verleden week hebben wij schriftelijk vragen gesteld met het verzoek om ze uiterlijk gisteren te beantwoorden. Inderdaad, gisteren kregen wij een briefje, maar daarin verwees de minister naar een briefje dat ze eind augustus naar de regionale besturen heeft gestuurd. Via deze antwoorden hebben wij op geen enkele manier de duidelijkheid gekregen waarom wij vroegen. Er is spoed met deze kwestie, omdat de komende dagen de zaak wordt uitonderhandeld. VoorzitterDaarom vragen wij u de mogelijkheid op korte termijn met de minister in debat te kunnen gaan, waarbij tevens de gelegenheid wordt geboden de Kamer een uitspraak te vragen. Ik laat het graag aan u over of dit vandaag, morgen of overmorgen mogelijk is.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Wij hebben in juni uitvoerig met de minister van gedachten gewisseld over het Bereikbaarheidsoffensief Randstad en wat daar allemaal aan zou vastzitten. Aan dat debat ontleent mijn fractie twee argumenten waaruit zal blijken dat de interpellatie waarom de heer Hofstra vraagt niet aan de orde zou moeten zijn.

Het eerste is dat wij gezamenlijk hebben afgesproken dat de minister, min of meer in opdracht van de Kamer, met alle regio's zou spreken en in oktober aan de Kamer een totaalpakket zou presenteren. Op basis daarvan zou de Kamer al dan niet kunnen instemmen. De minister is nog niet met dat totaalpakket gekomen en het is dan ook onjuist om in de onderhandelingen van de minister te interfereren.

Het tweede argument betreft de situatie in Utrecht. In dat verband heeft de heer Hofstra in juni letterlijk gevraagd wat de minister zou doen in het geval de regio Utrecht niet zou beslissen tot het accepteren van de tolpoorten. De minister heeft geantwoord dat er geen strafexpeditie komt, maar dat er dan wel opnieuw een afweging nodig is. Precies dezelfde tekst heeft de minister nu uitgesproken. Wat dat betreft is er dus geen nieuws onder de zon. Er is voor mijn fractie geen reden om met zo'n grote spoed het interpellatiedebat te houden.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! In het publieke debat over rekeningrijden is inmiddels zoveel onduidelijkheid over de stand van zaken en de positie van de minister, alsook van de gemeenten en de regio's, dat het mij echt zinvol lijkt dat wij daarover op korte termijn met de minister van gedachten wisselen.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! Om de redenen die de heer Van Gijzel noemt, heeft mijn fractie ook niet zo'n behoefte aan overleg met de minister, maar mijn fractie heeft die behoefte wél om de volgende twee redenen. De eerste is dat ik het heel belangrijk vind dat duidelijk wordt wat de werkelijke opstelling van de VVD in dit dossier is en wat men doet in de richting van Utrecht. De tweede reden is dat, als dit onderwerp toch aan de orde komt, ik dit wil verbreden tot alle regio's waarin dit soort contracten spelen. Er is namelijk nog een "vuiltje" bij onder andere de A4 in Midden-Delfland. Alleen als de interpellatie zo breed wordt, wil ik daarmee instemmen.

De voorzitter:

Dat is alleen mogelijk als de heer Hofstra het onderwerp van de interpellatie daartoe verbreedt. De heer Hofstra doet het verzoek tot het houden van een interpellatie. Hij bepaalt dan ook de vragen van de interpellatie en daarmee de breedte van het debat. Hierop moet de heer Hofstra mede namens de heer Reitsma maar even reageren.

Overigens heeft de heer Hofstra in zijn inbreng het woord "interpellatie" niet genoemd. Van de zijde van de Kamer is dat woord wel gebruikt. Bedoelde de heer Hofstra ook een interpellatie?

De heer Hofstra (VVD):

Hoewel ik het anders heb omschreven, bedoelde ik inderdaad een interpellatie ingevolge artikel 133 van het Reglement van orde.

De voorzitter:

Ook dan kan het om een interpellatie of iets anders gaan. Ik vraag u om nu te reageren op de opmerkingen van de zijde van de Kamer.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter! Het lijkt mij geen probleem om alle regio's erbij te betrekken.

De voorzitter:

Maar mij wel. Ik vreesde al dat u dit zou zeggen. Daarom moeten wij dit nu even uitpraten. Ik zie namelijk niet dat de Kamer in een spreektijd van vijf minuten alle mogelijk betrokken regio's kan behandelen.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter! Het gaat om een algemeen punt dat nu in Utrecht heel sterk speelt. Dat kan in andere regio's ook aan de orde komen.

De voorzitter:

Als u maar weet dat dit in vijf minuten spreektijd behandeld moet worden.

De heer Hofstra (VVD):

Dat lijkt mij op zich geen probleem.

Voorzitter! Aan het adres van collega Van Gijzel merk ik op dat ik erbij blijf dat de minister in de Kamer heeft gezegd: wij straffen ze niet. Nu komt het echter toch op straffen neer. Ik kan mij dan ook niet op een andere lijn bewegen dan ik zo-even heb gedaan.

De voorzitter:

Ik constateer dat een overgroot deel van de Kamer vindt dat het interpellatieverzoek gehonoreerd moet worden. Een interpellatie heeft altijd heel veel haast en zo heeft de heer Hofstra het ook verwoord. Ik deel de Kamer dan ook mee dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat de interpellatie nog hedenavond wordt gehouden. Ik heb al vooroverleg met de heer Hofstra gehad en daarin heeft hij aangegeven zich te kunnen voorstellen dat over de in te dienen motie later in de week gestemd kan worden. Ik constateer dat iedereen dat prettig vindt.

De heer Weisglas (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Dat klopt, maar, zoals u weet, dromen fractiesecretarissen altijd van tijdstippen van stemmingen. Wilt u "later in de week" dus iets meer preciseren? Ik denk overigens aan morgen na de lunch.

De voorzitter:

"Later in de week" houdt in dat iedere fractiesecretaris terzake een verzoek kan doen. Ik neem aan dat uw verzoek is om dat morgen te doen. Laten wij eerst even nagaan of dit voor iedereen geldt. Wij hebben de gewoonte in de Kamer om, als er stemmingen zijn die niet direct haast hebben, dat af te wegen. Het zou heel goed morgenmiddag kunnen gebeuren. Wij zullen dat de Kamer vandaag nog laten weten.

Het tijdstip waarop vanavond de interpellatie gehouden zou kunnen worden, zal ergens tussen negen uur en half tien kunnen liggen.

Het woord is aan de heer Kamp.

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Op 14 september vond er een algemeen overleg plaats met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het Boetebesluit socialezekerheidswetten. Wilt u het verslag van dat algemeen overleg op de agenda zetten, want ik wil graag een uitspraak aan de Kamer voorleggen?

De voorzitter:

Heeft dat haast?

De heer Kamp (VVD):

Als dat in de loop van deze week zou kunnen, heel graag.

De voorzitter:

Ik zal op een later moment daarover een voorstel doen.

Ik deel aan de Kamer mee, dat in verband met de beschikbaarheid van de ministers en het samenspel dat wij daarvoor met de Eerste Kamer moeten hebben voor de avondvergadering de volgorde van de onderwerpen veranderd is. Misschien kunt u goed kijken naar de opnieuw rondgedeelde agenda, zodat u zich niet vergist. De In- en uitvoerwet, die het tweede onderwerp zou zijn, wordt het vierde onderwerp. Degenen die daarbij betrokken zijn, moeten dit heel goed nakijken.

Naar boven