Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 oktober 2000 over wachttijden in de zorg.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Ik begrijp dat ik nu alleen moties mag indienen, maar ik heb enkele zinnen nodig om mijn moties toe te lichten.

Op de door Paars gevoede voedingsbodem van wachtlijsten in de zorg en privatisering van de Ziektewet heeft in ons land het onkruid van de voorkruipzorg kunnen opkomen. In 1995 sprak de Kamer naar aanleiding van de motie-Marijnissen uit dat zij in de gezondheidszorg geen voorrang anders dan op medische gronden wilde.

De voorzitter:

Wat is uw motie?

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb enige zinnen nodig om mijn moties toe te lichten.

De voorzitter:

Ik ga hierover niet met u in discussie. U weet dat wij tot de Kerst VAO's gebruiken voor het indienen van moties. Als u meer wilt, dan moet u een vervolg mondeling overleg aanvragen en dat is iets anders dan een verslag van een algemeen overleg.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Ook ik wil niet in discussie gaan. Ik wilde alleen zeggen dat ik een ooit door mij ingediende motie weer in stemming wil laten brengen en dat ik vervolgens nog een motie wil indienen. Dat eerste vergt een paar zinnen toelichting, maar goed.

De motie die ik opnieuw in stemming wil brengen is de motie op stuk nr. 15 (25424) over het al dan niet toestaan van voorrangszorg in de geestelijke gezondheidszorg.

De andere motie die ik wil indienen is de volgende.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat in de gezondheidszorg een groeiend aanbod is in het particuliere zorgcircuit van extra zorg, zoals ruggenpoli en HSK-groep, die wordt ingezet om met name werknemers weer snel in het arbeidsproces te geleiden;

constaterende, dat deze extra zorg in het algemeen niet toegankelijk is voor niet-werkenden voor wie het ook belangrijk is weer snel terug te keren in het maatschappelijk proces;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe zij deze extra zorg voorzover het gaat om goede en werkzame zorg voor iedereen toegankelijk kan maken en voorzover het niet gaat om goede en werkzame zorg deze sterk te ontmoedigen en hiervoor instrumenten te ontwikkelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (25170).

Op verzoek van mevrouw Kant stel ik voor, de motie-Kant over een verbod op voorrang voor bepaalde groepen op grond van niet-medische criteria (25424, nr. 15) bij deze beraadslaging te betrekken.

Daartoe wordt besloten.

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Laat ik beginnen met de motie op stuk nr. 15; die was mij namelijk, in tegenstelling tot de andere motie, al bekend. De regering ontraadt deze motie: zij ziet geen aanleiding om deze initiatieven te verbieden. De werkgevers zijn vrij om in het verlengde van Arbozorg initiatieven te nemen om mensen sneller in het arbeidsproces te laten terugkeren. Het gaat hierbij niet om voorrang in de zin van voordringen op dezelfde wachtlijst, maar om tweedelijns Arbozorg. Zoals bekend, zet ik sterk in op de versterking van de reguliere zorg, zodat voor iedereen, werkend of niet, een passend aanbod beschikbaar is. De behoefte van werkgevers om commerciële zorg in te kopen bovenop de reguliere zorg waaraan zij ook hebben meebetaald, zal naar verwachting afnemen.

Mevrouw Kant (SP):

U vindt de motie overbodig. Maar het gaat erom dat instellingen in de geestelijke gezondheidszorg, naast hun wachtlijsten, werknemers waarvoor werkgevers betalen wel degelijk binnen hun reguliere zorgaanbod helpen. Dat is de voorrangszorg die wij in de Kamer altijd hebben afgewezen, alleen nu in de geestelijke gezondheidszorg.

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Mevrouw Kant weet dat hiervoor regels bestaan. Hier gaat het om het contracteren van extra zorg met geld van de werkgevers. Dit heeft allemaal kunnen ontstaan omdat de Kamer de voorstellen van vorig jaar van collega Hoogervorst en mij, die de opname hiervan in de reguliere zorg en het voorkomen van het ontstaan van gescheiden circuits beoogden, niet wilde aanvaarden. Het gevolg daarvan is – wij hebben het ook aangekondigd – dat dit circuit zich dan ontwikkelt. Wij moeten er zo snel mogelijk voor zorgen dat het overbodig is. Het is verantwoord dat werkgevers bij de GGZ en bij instanties op het gebied van lichamelijke klachten tweedelijns Arbozorg contracteren.

Mevrouw Kant (SP):

De consequentie daarvan is dat werknemers voor wie werkgevers betalen voor gaan. Voor mensen voor wie niet wordt betaald – mensen in de bijstand en ouderen – is dat niet het geval. Dat vindt de minister geen probleem? Dat is in tegenspraak met een Kameruitspraak.

Minister Borst-Eilers:

Ik heb niet gezegd dat ik er bij sta te juichen. Dit komt er onvermijdelijk aan. Wij kunnen dat niet verbieden. Het is all in the game. Wij zorgen er nu voor dat met extra geldmiddelen en een flinke inzet op het personeelstekort deze zaken zo snel mogelijk niet meer hoeven. Voor de GGZ is dit jaar 35 mln. extra uitgetrokken, volgend jaar 80 mln., wellicht nog meer als het noodzakelijk blijkt. Er is nog de kennisontwikkeling binnen het reguliere circuit voor die speciale aanpak die vaak in de tweedelijns Arbozorg wordt aangetroffen. Zo gaan wij zo snel mogelijk naar een situatie toe, waarin alles in de reguliere zorg wordt aangeboden, voor werkende en niet-werkenden. De werkgever heeft er dan geen behoefte meer aan extra te betalen.

De heer Oudkerk (PvdA):

Gehoord de minister, hecht ik eraan hier te zeggen dat ik een verlengd algemeen overleg wil.

De voorzitter:

Dat kunt u in de vaste commissie verder bespreken.

Minister Borst-Eilers:

Ik kom over de tweede motie te spreken. Ik acht die overbodig. In de GGZ en de somatische zorg wordt eraan gewerkt. Het gaat erom dat dit zo snel mogelijk voor iedereen toegankelijk wordt gemaakt en dat hiervoor instrumenten worden ontwikkeld.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, op een later tijdstip over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven