Vragen van het lid Atsma aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, over de onthullingen in Engeland over BSE en de Nederlandse reactie hierop.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De afgelopen dagen werden wij opgeschrikt door het feit dat opnieuw enkele slachtoffers zijn gevallen door de menselijke variant van de gekkekoeienziekte, met name in Engeland. Ook werden wij vorige week opgeschrikt door berichtgeving in Engeland van Britse wetenschappers die er rekening mee houden dat het aantal slachtoffers tot afschuwelijke getallen kan oplopen. Bovendien heeft de minister van landbouw in Engeland aangegeven en erkend dat het Britse beleid ten aanzien van BSE min of meer collectief heeft gefaald.

De kans lijkt klein dat de ziekte BSE, die helaas enkele jaren geleden ook in Nederland op een paar bedrijven is voorgekomen, hier een dergelijke uitwerking zal hebben. Het Nederlandse beleid is adequaat. Ook de Kamer heeft dit beleid gesteund, dat was gericht op het nemen van voldoende maatregelen om dergelijke uitbraken te voorkomen. Desondanks bestaan er een paar zorgen, met name over wat er in Europees verband tot op heden gebeurt, dan wel zou moeten gebeuren. Ik heb daarom de volgende vragen aan de minister van Landbouw. Hoe oordeelt hij over de gang van zaken in Engeland? Worden er op dit moment voldoende maatregelen getroffen om de import van vlees en andere producten die verband houden met de dierlijke sector, tegen te gaan? Is er aanleiding om het aantal controles in Nederland te verhogen op basis van de recente bevindingen? Ik wijs even op het bericht dat vorige week via ID Lelystad naar buiten is gekomen. Volgens dit bericht zal het aantal controles in Nederland vertienvoudigd worden. Ik heb het niet alleen over de discussie die is aangewakkerd door de berichten uit Engeland; ook in Frankrijk zien wij de laatste week vrijwel dagelijks berichten opduiken over nieuwe BSE-besmettingen. Die berichten komen vrijwel dagelijks en daarom vraag ik de minister of hij van mening is dat er wellicht in de Europese Unie nog strakkere richtlijnen moeten komen. Hoe is het toezicht op de naleving van de richtlijnen op dit moment geregeld? Ik noem in dit verband het ook in de media aangehaalde voorbeeld van Griekenland, dat op geen enkele wijze inzicht zou geven in de manier waarop men BSE tracht te voorkomen, dan wel te bestrijden.

Minister Brinkhorst:

Mevrouw de voorzitter! De vragen van de geachte afgevaardigde Atsma zijn actueel en zij zijn van belang. Mijn reactie daarop is als volgt. In de eerste plaats geeft het rapport van het Verenigd Koninkrijk inderdaad aan dat de Britse overheid in het begin van de BSE-periode achteraf gezien de risico's heeft onderschat. Maar Nederland heeft zijn beleid vanaf het begin steeds gebaseerd op eigen risicoanalyses en het gevolg is geweest dat wij vanaf 1989 de eerste maatregelen hebben genomen om besmetting van runderen via het veevoer te voorkomen. Die maatregelen zijn nadien nog verschillende malen aangescherpt; de laatste keer was in maart 1999. Verder is kort na de eerste gevallen van BSE in Nederland in 1997 de verplichting ingesteld tot de verwijdering en vernietiging van de specifieke hoogrisicomaterialen, de SRM's. De heer Atsma heeft daar ook naar verwezen. Die verplichting is in Europees verband pas per 1 oktober jl. ingegaan. Mijn oordeel over de gang van zaken in Engeland is dus dat er nu wel een totale transparantie is gekomen. Daarvan is kortgeleden melding gemaakt in een editorial, zoals de heer Atsma weet. Ik ben erg blij dat dit het geval is. Tegelijkertijd valt te constateren dat de Nederlandse situatie geen aanleiding geeft tot zorg en dat Nederland voldoende maatregelen heeft genomen. De situatie is voor ons derhalve totaal anders.

De vraag was of er risico's voor Nederland waren als gevolg van de houding van de Britse overheid. Het antwoord daarop is dat in Nederland het risico beperkt is gebleven tot zes BSE-gevallen tot nu toe.

Gevraagd is of er op dit ogenblik aanleiding is om de controle te verhogen. De regering heeft besloten een zogenaamde snelle BSE-test in te voeren, die wordt gebruikt om het voorkomen van BSE nauwkeurig vast te stellen. De test is gericht op het opsporen van zieke runderen. Deze snelle test wordt steekproefsgewijs uitgevoerd bij kadavers en noodslachtingen. Dat zijn de risicogroepen voor BSE. Wij hebben recentelijk besloten tot een verhoging van het aantal testen tot 12.000 in het jaar 2001. Hiermee wordt in een jaar tijd een duidelijk beeld verkregen van het voorkomen van BSE.

De regering kent uiteraard ook de berichten uit Frankrijk. Op 25 oktober jl. hebben wij een fax gekregen van de Franse ambassade in Den Haag, waarin is aangegeven dat op 9 en 11 oktober twee zendingen van ieder 25 ton vet zijn geleverd aan het bedrijf Ten Kate in Musselkanaal. Aan de hand daarvan hebben wij een risicoanalyse uitgevoerd, op basis waarvan is geconcludeerd dat er geen reden is voor enige vorm van een nadere reactie.

Natuurlijk houden wij ons in Europees verband steeds bezig met deze problematiek. Op 1 oktober jl. is de verplichting van verwijdering en vernietiging in Europees verband tot stand gekomen. Er is ons alles aan gelegen om ervoor te zorgen dat de controle en het toezicht adequaat zijn. De situatie in Griekenland lijkt mij eerder uitzondering dan regel te zijn.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter! Ik dank de minister voor de uitvoerige beantwoording. Hij heeft bevestigd dat het Nederlandse beleid op zichzelf voldoende adequaat lijkt. Ik ben dat ook volstrekt met hem eens.

Ik heb gevraagd of er eventueel meer controles moeten plaatsvinden. De minister heeft aangegeven dat er 12.000 controles zullen plaatsvinden in het jaar 2001. Ik meen mij te herinneren dat het aantal controles in Frankrijk sedert juni met 48.000 is toegenomen. Afgezet tegen de hoeveelheid rundvee lijkt mij dat alleszins redelijk. Gaat het bij die 12.000 extra onderzoeken om een eenmalige actie of is het de bedoeling dat het structureel wordt? Wij weten immers dat de Europese Unie niet verder gaat dan het voorschrijven van 500 onderzoeken op jaarbasis.

Ik heb gevraagd of onze grenzen voldoende beveiligd zijn om te voorkomen dat er bijvoorbeeld vanuit Engeland materiaal Nederland binnenkomt dat wij hier niet willen hebben. Is de controle daarop voldoende? Ik wijs op de omvangrijke handel in diermeel via onder meer de Nederlandse havens. Wij weten allemaal welke hoeveelheden in Rotterdam op dat terrein worden verhandeld. Zijn en worden daarbij voldoende garanties in acht genomen? Zo niet, zou het dan niet goed zijn om nog scherper stelling te nemen op dat punt?

Ik ben blij met de mededelingen van de minister over hetgeen in Europees verband is besloten. De berichten duiden in een andere richting, maar ik hoop dat de controle binnen de Unie adequaat is en dat daarop daadwerkelijk wordt toegezien. Dit aspect zal nadrukkelijk een rol moeten spelen bij eventuele uitbreiding van de Unie. Ik heb Griekenland genoemd. De minister zegt dat het eerder uitzondering dan regel is, maar wij spreken wel over een van de lidstaten van de Europese Unie. Dan moet je inzichtelijk en transparant maken wat je doet, want eenieder weet hoe snel je in en uit Griekenland kan komen.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter! De beslissing om 12.000 testen uit te voeren is eenmalig, maar wij zullen in de loop van die periode bekijken of het noodzakelijk om dat structureel voort te zetten, ook vanwege de Europese dimensie. Naar het oordeel van de regering is de controle voldoende. Ik ben mij er zeer van bewust dat er in Rotterdam sprake is van grote hoeveelheden getransporteerd materiaal, maar dat heeft geleid tot een controle die altijd zicht op de situatie garandeert.

Ik begrijp de opmerking over de controle binnen de Europese Unie. Een van mijn zorgen met betrekking tot de toetreding van Centraal- en Oost-Europese landen is dat de fytosanitaire en de veterinaire controle in Europees verband bepaald zullen worden door de situatie aan de buitengrenzen. Ik verwees niet naar Griekenland om aan te geven dat er daar geen controle plaatsvindt. De reactie van de heer Atsma is evenwel van dien aard dat ik het punt van Griekenland nog eens nader wil bezien. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat er hiermee een gat is ontstaan in onze veterinaire controle.

De heer Oplaat (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ik herinner de minister eraan dat ik vorige week over dit onderwerp vragen heb gesteld. Voor ons heeft de volksgezondheid prioriteit. De kern van onze vraagstelling luidt dan ook: acht de minister het uitgesloten dat producten van zieke dieren in het Nederlandse voedselcircuit terecht zijn gekomen?

Minister Brinkhorst:

Op deze vraag kan het antwoord categorisch "ja" zijn.

De heer Poppe (SP):

De minister zegt dat er nu in Engeland transparantie is, wat betekent dat de opeenvolgende overheden, de regeringen in Engeland, altijd informatie onder de pet hebben gehouden. Na een diepgaand onderzoek is er nu echter duidelijkheid. De minister is voor transparantie, maar waarom is hij dan ook niet voor meer transparantie ten aanzien van de gezondheidsproblemen van dieren die in Nederland bekend zijn, zoals de slijtersproblematiek. Is de minister bereid om, naar aanleiding van de situatie in Engeland, een dergelijk diepgaand onderzoek in te stellen naar de slijtersproblematiek? Het is een vrij omvangrijk probleem. Het rundvee is ziek en de oorzaak daarvan is niet bekend.

Minister Brinkhorst:

Ik werp de suggestie van de heer Poppe dat er in Nederland geen transparantie is ten aanzien van de gezondheid van dieren verre van mij. Om die reden verwerp ik ook de gedachte dat er enige aanleiding is tot het houden van het soort onderzoek dat in het Verenigd Koninkrijk is verricht.

De heer Poppe (SP):

Ik suggereer helemaal niets. In Nederland zijn er gezondheidsproblemen onder het rundvee, namelijk de slijtersproblematiek. De oorzaak van die problemen is niet bekend en nog niet diepgaand onderzocht. Daarom vraag ik de minister: als u transparantie in Engeland toejuicht, waarom zou er dan niet in gelijke mate transparantie in Nederland zijn?

De voorzitter:

Mijnheer Poppe, dit onderwerp staat buiten hetgeen nu aan de orde is. In de vaste commissie is hierover al een overleg gepland. Ik zal de minister echter de gelegenheid geven om te reageren.

Minister Brinkhorst:

Mijn antwoord in tweede instantie is gelijk aan mijn antwoord in eerste instantie: er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er met de gezondheid van dieren in Nederland iets aan de hand is.

De heer Meijer (CDA):

Voorzitter! De minister zegt dat er bij het invoeren en doorvoeren van diermeel zicht is op de controle. Op welke manier vindt die controle plaats? Vanuit Engeland komt diermeel Nederland binnen, ook in transito. Welke garantie hebben wij dat dit diermeel niet op de een of andere manier ergens in Nederland terechtkomt? Waaruit bestaat dat zicht op controle?

Minister Brinkhorst:

De heer Meijer stelt een heel belangrijke vraag. Ik dacht dat ik het antwoord in mijn reactie aan de heer Atsma al had aangegeven. In Europees verband zijn sinds het ontstaan van de BSE-crisis in Engeland een aantal specifieke maatregelen genomen die de uitvoer van rundvlees uit het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten aan heel scherpe voorwaarden onderwerpen. Dat komt er concreet op neer dat alleen het vlees van jonge runderen, waarvan de ouders gegarandeerd veilig zijn, wordt toegelaten. Tegen die achtergrond deed ik zojuist die stellige uitspraak.

De heer Meijer (CDA):

Mijn vraag was anders, want die betrof niet het vlees maar het diermeel. Diermeel dat vanuit Engeland Nederland binnenkomt en verlaat, en dat ook potentieel in Nederland blijft. Wat is daarop de controle?

Minister Brinkhorst:

Wij volgen voor diermeel gescheiden kanalen. Het is essentieel dat de beide kanalen, het Engelse en het Europese, zorgvuldig worden gescheiden. Met het oog daarop verwijs ik naar de opmerking die ik net heb gemaakt.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter! Ik ga even terug naar de Nederlandse situatie. Hoeveel testen zijn wij vanuit Europa genoodzaakt te doen? De Nederlandse aanpak betreft 12.000 testen, die worden ingezet voor de noodslachting en de destructie. Is de minister bereid om dat ook buiten die risicogroep breder in te zetten? Is de minister verder bereid om het structurele karakter van het oplopend aantal testen mee te nemen in zijn overwegingen? Ik heb van hem begrepen dat hij die 12.000 voor 2001 wil gaan inzetten en niet structureel. Ik zou echter graag zien dat dat structureel gebeurt, want voedselveiligheid is topic nummer één.

Minister Brinkhorst:

Mevrouw de voorzitter! Voedselveiligheid is ook bij de minister van LNV topic nummer één. Het is dan ook van groot belang dat wij tegen die achtergrond het aantal en de omvang van testen zodanig hebben verscherpt, dat dit aantal van 12.000 in geen vergelijking staat tot het aantal dat tot nu toe aanwezig was. Ik wil echter graag in de loop van 2001 bezien of wij dat aantal van 12.000 structureel maken, dan wel uitbreiden of verkleinen. In een situatie als deze moeten de maatregelen van dien aard zijn dat zij adequaat zijn. Ik denk echter dat er in de loop van 2001 ruimschoots de gelegenheid bestaat om te bezien of wij het alsnog structureel maken. 12.000 is echter al een verveelvoudiging van het aantal testen dat nu wordt gedaan.

Naar boven