Vragen van het lid Rabbae aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, over de positie van OALT-leerkrachten.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Wij komen nog inhoudelijk te praten over het onderwijs in eigen taal en cultuur. De sterfhuisconstructie van mevrouw Netelenbos werkt in de praktijk helaas. Een aantal leerkrachten van dit type onderwijs verkeert in grote problemen. Zij zijn formeel nog in dienst maar feitelijk half werkloos. Terecht heeft de AOB aan de minister gevraagd om een sociaal plan voor deze leerkrachten. De minister heeft daarop een reactie gegeven. Wij moeten helaas constateren dat beide partijen niet tot een overleg zijn gekomen door het in gebreke blijven van de minister. De dialoog is kennelijk wel de smaak geworden van de sociale partners. Paars koerst op een soort van monoloog af. Het is kennelijk de trend geworden. Vindt de minister deze omgangsvorm correct? Ik doel het op het niet nakomen van toezeggingen aan de vakbeweging. Vindt de minister het juist dat er geen sociaal plan is gemaakt? Zijn daarvoor inhoudelijke argumenten? Is het juist dat er verschil van mening binnen het departement is op dit punt? Zo ja, welk?

Mijn belangrijkste vraag is deze: is de minister alsnog bereid heel snel over te gaan tot het nakomen van de toezegging, gedaan door zijn departement in de richting van de vakbonden, om te praten over een sociaal plan, zodat wij daarna eindelijk gefixeerd kunnen worden op het lot en de situatie van een aantal leerkrachten?

Minister Hermans:

Voorzitter! Laat duidelijk zijn dat wij te maken hebben met een krappe arbeidsmarkt voor hoog opgeleiden. Er zou van de kant van Kamer volop steun moeten zijn voor mijn inzet om zoveel mogelijk OALT-leraren voor het onderwijs te behouden. Daarbij is het van groot belang dat OALT-leraren de Nederlandse taal goed leren beheersen. Dit vergroot de inzetbaarheid van deze leerkrachten in het Nederlands onderwijs. Dit speelt heel nadrukkelijk een rol bij het beantwoorden van de vraag in hoeverre er van de kant van het ministerie van OCW mogelijkheden zijn voor taalcursussen en ondersteuning. In dat kader heeft het ministerie van OCW in 1998 een deelsubsidie verstrekt om het mogelijk te maken cursussen op te zetten gericht op beheersing van de Nederlandse taal. In 1998-1999 waren er 224 deelnemers en in 1999-2000 146. Daarnaast is dit jaar een cursus taalondersteuning van start gegaan met 177 deelnemers.

Het is denk ik van groot belang na te gaan of OALT-leraren via een verkort scholingstraject kunnen worden omgeschoold tot groepsleraar dan wel tot onderwijsassistent. Wanneer het noodzakelijk is, meer tijd en ruimte beschikbaar te stellen om tot goede oplossingen te kunnen komen, is het op basis van vragen van schoolbesturen en de gemeente in overleg met de inspectie mogelijk om tijdelijke maatregelen te nemen, zoals het beschikbaar stellen van een deel van de arbeidstijd voor omscholing en herscholing. Waarom het gaat, is het leveren van maatwerk voor OALT-leraren en niet te beginnen met het maken van een sociaal vangnet. Wij willen eerst proberen ervoor te zorgen dat men via omscholing en bijscholing in staat is de noodzakelijke activiteiten te verrichten.

Ter ondersteuning van dit proces is een klankbordgroep opgericht waarin ook de ACOP zou moeten functioneren. Zeer tot mijn spijt moet ik zeggen dat de ACOP heeft laten weten daaraan verder niet meer te willen deelnemen, omdat wij niet beginnen met een sociaal plan. Ik wil juist eerst beginnen, de OALT-leraren daadwerkelijk in het onderwijs te houden en daarvoor om-, bij- en herscholingstrajecten aan te bieden. Wanneer er sprake moet zijn van een sociaal plan kan men een voorbeeld nemen aan de gemeente Utrecht. Die heeft een lokaal sociaal plan opgesteld. Laten wij niet vergeten dat de discussie over OALT-leraren een zaak is die is gedecentraliseerd door de vorige bewindslieden van OCW naar de gemeenten. Wij zijn bereid in overleg met de VNG en de schoolbesturen ondersteuning te bieden bij het voorkomen van uitstroom van allochtone leraren. Naar mijn mening moet dat het hoofdpunt van de aanpak zijn en niet het opstellen van een sociaal plan. Als het na al die activiteiten noodzakelijk is dat er een sociaal plan komt, is dat een zaak die op gemeentelijk niveau moet worden geregeld. Natuurlijk wil het ministerie van OCW door de grote betrokkenheid die het sowieso bij dit onderwerp heeft gesprekken voeren met de betrokken gemeenten om zover te komen, maar onze insteek is: OALT-leraren behouden voor het onderwijs en die leraren via om- en bijscholing, onder andere voor taalondersteuning en beheersing van de Nederlandse taal, een goede positie in het onderwijs te laten verkrijgen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb goed naar de minister geluisterd. Ik kan zijn positie volledig begrijpen. Helaas bestaat er een grote kloof tussen datgene wat hij achter de regeringstafel zegt en de praktijk. De praktijk laat zien dat een aantal leerkrachten aan het wegsolliciteren zijn, omdat zij zich gevangen voelen in hun moeilijke positie door het feit dat er eigenlijk geen kader is, noch bij de gemeenten noch bij de scholen, om hen te helpen. Wat de minister nu aangeeft, werkt in elk geval niet door in hun individuele posities.

De minister zegt dat hij op dit moment geen behoefte heeft aan een sociaal plan; hij wil juist voorkomen dat deze mensen wegvloeien. Dat is prima, voorzitter, maar de minister weet dat, als deze mensen geen perspectief meer hebben, zij niets hebben om zich aan vast te houden. Het had zijn ministerie kunnen sieren wanneer men dat perspectief wél had geboden in de vorm van begeleiding naar cursussen, omscholing enz. Als de minister eens rond zou kijken in Amsterdam, Utrecht of Rotterdam, zou hij tot de conclusie komen dat veel leerkrachten niets weten van de mooie plannen die hij nu naar voren brengt.

De commissie-De Ruiter heeft al in 1998 gepleit voor een plan ten behoeve van deze leerkrachten, maar bijna een jaar is er niets gedaan aan een planmatige aanpak van de positie van deze leerkrachten. Met andere woorden, voorzitter: de voornemens van de minister zijn goed, maar ze stroken niet met de praktijk die ellendiger is dan de theorie van hem en zijn departement. Is hij bereid om alsnog zo snel mogelijk in overleg te treden met de vakbeweging opdat begin 2000 perspectief wordt geboden aan deze leerkrachten? Per 1 augustus 2000 zal voor een groot gedeelte het onderwijs in eigen taal buiten de scholen worden gegeven, met alle problemen van dien.

Minister Hermans:

Voorzitter! Ik weet niet hoe ik de woorden van de heer Rabbae precies moet opvatten. Ik wijs erop dat een kleine 600 van de 1600 OALT-leraren hebben meegedaan aan de cursussen waarover ik zojuist sprak. Natuurlijk zal ik nagaan of deze mogelijkheden in alle gemeenten voldoende bekend zijn. De heer Rabbae en ik hebben dezelfde opvatting: wij moeten ervoor zorgen dat de OALT-leraren in het onderwijs hun positie kunnen behouden c.q. anders kunnen invullen. Overleg en perspectief bieden, dat is precies de inzet die ik voorsta. Ik ben van oordeel dat wij eerst een gesprek moeten voeren, óók met de vakbeweging, op basis van het perspectief van omscholing en herscholing, zulks in plaats van het bij voorbaat aanbrengen van een sociaal vangnet. Morgen discussiëren wij hier met elkaar over het tekort aan leerkrachten. Welnu, hier heb ik er 1600 die onderwijservaring hebben en waarvan een gedeelte in Nederland een bevoegdheid heeft gehaald, maar de Nederlandse taal niet voldoende beheerst. Wij moeten proberen om die achterstanden en problemen op te lossen, zodat men een volwaardige positie in het Nederlandse onderwijs krijgt, óf als groepsleerkracht, óf als onderwijsassistent. Dat is het perspectief waaraan ik zou willen werken. Op grond daarvan wil ik opnieuw met de vakbeweging praten. Ik vind het wél erg jammer dat men is weggelopen voor deze aanpak. Ik zal stappen zetten om ervoor te zorgen dat dit overleg kan worden afgerond. Het is ook voor de desbetreffende individuen van groot belang dat zij voor het Nederlandse onderwijs behouden blijven.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! De fractie van de SP onderschrijft de bedoeling van de minister, die erop is gericht dat deze leerkrachten voor het onderwijs behouden blijven. Dat is hard nodig. Echter, omdat dit beleid bij de gemeenten berust, rijst de vraag of deze minister wel voldoende zicht heeft op de mate waarin deze leerkrachten problemen ondervinden. Wat kan hij extra doen om de positie van de gemeenten te versterken opdat deze leerkrachten daadwerkelijk voor het onderwijs behouden blijven?

Minister Hermans:

Voorzitter! In overleg met de VNG en via het verstrekken van deelsubsidies voor de genoemde cursussen heb ik mijn medeverantwoordelijkheid op dit terrein genomen. Op deze manier kan ervoor worden gezorgd dat deze leerkrachten voor het onderwijs worden behouden. Ik zal, mede naar aanleiding van opmerkingen van de heer Rabbae, opnieuw contact opnemen met de VNG om na te gaan of men in alle gemeenten waar sprake is van OALT-leraren, die leraren heeft weten te bereiken om ze attent te maken op deze activiteiten. Men kan ervan overtuigd zijn dat het mijn inzet is om zoveel mogelijk van deze mensen in het onderwijs te houden. Die inzet is nummer één en dat geldt niet voor een competentiediscussie naar aanleiding van de vraag of de vakbeweging al dan niet had moeten weglopen. Ik vind van niet; dat moge duidelijk zijn. Wij moeten zoeken naar een oplossing die is gericht op het in het onderwijs houden van deze leerkrachten en niet op het aanbrengen van een vangnet.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie ondersteunt van harte de lijn die de minister heeft aangegeven. Ik heb nog een tweetal vragen.

Kan de minister bevestigen dat deze Nederlandse taalcursussen al sinds 1994 aan de betrokken doelgroep worden aangeboden en dat het ook wordt gestimuleerd dat zij deze volgen?

Bij de nota Maatwerk voor morgen hebben wij een plan van aanpak gekregen van staatssecretaris Adelmund voor meer allochtoon onderwijspersoneel. Zij heeft ons daarbij toegezegd dit plan van aanpak te zullen aanscherpen. Wanneer kunnen wij het resultaat daarvan tegemoetzien?

Minister Hermans:

Voorzitter! Ik kan niet zomaar even bevestigen dat dit al sinds 1994 gebeurt. Ik heb in ieder geval duidelijk aangegeven dat OCW een deelsubsidie beschikbaar stelt voor de specifieke aanpak van de problematiek die verleden jaar is ontstaan. En wat het tweede betreft, ik zal ervoor zorgen dat de staatssecretaris de Kamer daarover zo snel mogelijk informeert.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Gelet op de opmerkingen van de minister interesseert het mij ook, welk deel van de 1700 OALT-leerkrachten nu eigenlijk echt ambieert, in het onderwijs aan de slag te gaan. Mocht dit voor de hele groep gelden, dan hebben wij natuurlijk wel een probleem met dit onderwijs. Dat is oplosbaar, maar dat moeten wij dan wel bespreken.

Minister Hermans:

Voorzitter! Ik kan niet precies aangeven, hoeveel OALT-leerkrachten daadwerkelijk in het onderwijs zullen terugkeren. Men heeft natuurlijk specifieke onderwijskwaliteiten, men heeft ook in het onderwijs gefunctioneerd. Ik wil zo krachtig mogelijk proberen om zoveel mogelijk van deze leerkrachten in het onderwijs te krijgen. Ik heb al aangegeven dat op dit moment ruim zeshonderd mensen de cursussen met een deelsubsidie van OCW hebben gevolgd. In totaal gaat het om 1600 OALT-leraren. In feite zijn dat 1100 FTE's. Ik zal ervoor zorgen dat wij hier inzicht in krijgen, maar het is natuurlijk mijn bedoeling, hen voor het onderwijs te behouden en alle daarvoor nodige activiteiten op te zetten.

Mevrouw Kortram (PvdA):

Voorzitter! In dit verband heb ik nog een vraag over de rechtspositie van OALT-leerkrachten. Ik heb vernomen dat OALT-leerkrachten die naschoolse les geven, niet zeker zijn van hun rechtspositie. Het is niet duidelijk bij wie zij in dienst zijn. Zijn zij in dienst van de gemeente? Zijn zij in dienst van scholen? Een andere klacht die mij bereikt, is dat er bij ziekte er geen sprake is van vervanging. Zijn deze klachten juist?

Minister Hermans:

Voorzitter! Ik kan niet à bout portant de rechtspositie van de betrokkenen aangeven, maar ik zal ervoor zorgen dat de Kamer die informatie krijgt.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! Kan de minister bevestigen dat het voor de OALT-bevoegdheid nodig is de Nederlandse taal goed te beheersen? Die eis bestaat al en daarom moet men daaraan voldoen.

Minister Hermans:

Voorzitter! Ik denk dat beheersing van de Nederlandse taal essentieel is om in het Nederlands onderwijs te kunnen functioneren. Voorzover men niet aan die eis voldoet, is het volgen van deze cursussen essentieel om onderwijs te kunnen geven.

Naar boven