Vragen van het lid Schutte aan de staatssecretaris van Justitie over de Nationale teleloterij.

De heer Schutte (GPV):

Deelneming aan kansspelen blijft een gok. Enkele jaren geleden was de Postcodeloterij in opspraak en nu gaat het om de Nationale teleloterij.

Als ik de persberichten mag geloven, is deze loterij op een groot fiasco uitgelopen. De reeks televisie-uitzendingen werd halverwege beëindigd, er zijn kosten gemaakt en over de mogelijke opbrengsten worden processen gevoerd. Het goede doel lijkt het nakijken te hebben.

Voor de teleloterij is indertijd een vergunning verleend door de staatssecretaris. Aan wie, voor welk doel? Is toen ook onderzocht of de vergunningaanvragende instantie te goeder naam en faam bekend stond? Was toen duidelijk hoe de verhouding geregeld was tussen de vergunninghouder, de instellingen die zouden delen in de opbrengst en het commercieel bedrijf dat voor de uitvoering zou zorgdragen? Heeft de staatssecretaris ook actie ondernomen toen er signalen kwamen dat de loterij op een mislukking dreigde uit te lopen?

Kan de staatssecretaris duidelijkheid verschaffen, hoe het er nu precies voorstaat met deze loterij? Is de financiële verantwoording al binnen? Zo nee, wanneer had deze binnen moeten zijn en wanneer komt zij nu?

Voorzitter! De wet geeft de staatssecretaris het recht te beslissen over het verlenen van vergunning voor landelijke kansspelen. Zo'n vergunningverlening moet met grote zorgvuldigheid gebeuren. Zeker als een nieuwe en tamelijk onbekende organisatie de burgers oproept te geven voor een goed doel, moeten de burgers erop kunnen vertrouwen dat de vergunning van Justitie staat voor betrouwbaarheid en integriteit. Het lijkt erop dat in dit geval, door welke oorzaak dan ook, dit beeld van betrouwbaarheid ten onrechte is gewekt. Ik vraag de staatssecretaris de Kamer over de gang van zaken maximale duidelijkheid te verschaffen. Als dat niet volledig kan op dit moment, dan graag uitgebreider in een later stadium.

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! Voor de teleloterij, waarover de heer Schutte vragen heeft gesteld, is vergunning aangevraagd door de stichting Childright Worldwide. Het gaat om een zeer betrouwbare stichting, ook als men de namen van de oprichters ziet. Het is een groep van mensen die tot doel heeft het inzetten van Nobelprijswinnaars ter verbetering van het lot van kinderen in extreem moeilijke omstandigheden. Er zitten klinkende namen in het bestuur, namen van mensen die zich actief voor dit doel willen inzetten.

De stichting is opgericht in maart 1994. In december 1994 heeft men een vergunning gekregen van het ministerie van Justitie. Het ministerie toetst een dergelijke vergunning voor een eenmalige actie overeenkomstig de Wet op de kansspelen enerzijds op het doel, het algemeen belang dat met de actie wordt beoogd, en anderzijds op de zakelijke gegevens, met name het feit of de begroting acceptabel is en voldoet aan de eisen die de Wet op de kansspelen eraan stelt. Die toetsing heeft plaatsgevonden.

Er is vergunning aangevraagd voor een televisieactie van veertien weken. Deze actie is niet halverwege beëindigd; de veertien weken zijn vol gemaakt. Men had hoge verwachtingen: 200.000 deelnemers per week, dus in totaal 2,8 miljoen deelnemers. Feitelijk zijn het er slechts 833.000 geweest. Lopende de actie heeft men samenwerking gezocht met andere organisaties die tot doel hebben het lot van kinderen te verbeteren en met name kinderexploitatie en -handel tegen te gaan, zoals de stichting Wereldkinderen, de stichting Red het kind en het Lilianefonds, alle zeer goed bekendstaande organisaties.

Men verwachtte een bruto-opbrengst van 7 mln. en een netto-opbrengst van 4,2 mln. Men heeft verlenging van de actie gevraagd, maar het ministerie van Justitie heeft die verlenging niet toegestaan. De actie is geëindigd en juni van dit jaar zijn ons de voorlopige financiële afrekeningen toegezonden. Het positieve resultaat bedroeg netto 1,9 mln. Dat is dus aanzienlijk minder dan 4,2 mln., maar nog steeds een positief resultaat. Voor de 1,9 mln. heeft men acties gefinancierd. Een bedrag van 1,5 mln. is besteed aan een campagne tegen kinderexploitatie via advertenties en televisiespotjes. Een dikke ƒ 300.000 is besteed aan kleinere projecten tegen kinderexploitatie, zoals een hoorzitting in India, een rapport over kinderprostitutie en dergelijke.

Inmiddels bestaat een zakelijk verschil van mening tussen de organisatoren van de actie en de producent, Play TV, een Zweeds bedrijf. Beide zeggen dat ze een vordering op de ander hebben. Dit geschil wordt verder uitgezocht. De voorlopige afrekening heeft men in juni verzonden. Wij hebben op 25 september jl. een brief verzonden waarin wordt verzocht om binnen een maand opening van zaken te geven over het geschil met Play TV en de vorderingen die over en weer worden geclaimd. Ik zeg de Kamer graag toe dat zij zal worden geïnformeerd over de uitkomst.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! De staatssecretaris antwoordt dat de vergunning mede is verleend op basis van redelijke verwachtingen omtrent het verloop. Het resultaat lijkt echter heel anders te zijn. Nu de staatssecretaris tot de conclusie is gekomen dat zij goede verwachtingen kon hebben en dus een vergunning kon verlenen, blijft het de vraag waar zij haar onderzoek op heeft gebaseerd. Ik neem namelijk aan dat zij niet zal volstaan met alleen te kijken naar de goede naam van de mensen en de begroting die eraan toegevoegd is. Ik wees al op de oproep die ervan uitgaat naar de samenleving, als zo'n vergunning verleend wordt door het ministerie van Justitie. Men kan dan zeggen dat men dit mag doen van Justitie. Wat doet de staatssecretaris dus precies als zij met zo'n aanvraag wordt geconfronteerd?

Moet ik ook niet de conclusie trekken dat de markt voor dit soort loterijacties kennelijk kleiner is dan verwacht? Hoe kunnen wij anders verklaren dat zo'n actie met zoveel ophef toch zo'n relatief slecht resultaat oplevert? Moet je hieruit niet de les trekken dat je niet moet proberen om een markt voor dit soort zaken te kweken, maar hooguit moet voorzien in de gebleken behoefte? Leert deze ervaring niet dat bij het verlenen van dit soort vergunningen grote terughoudendheid, misschien zelfs wel groter dan tot nog toe, moet worden betracht?

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! De verwachtingen worden inderdaad niet alleen op de namen gebaseerd, maar ook op de wijze waarop men de organisatie heeft ingezet. Het gaat er met name om of het doel waarvoor men de actie wil voeren, acceptabel is en of de begroting klopt. Niettemin moeten wij erkennen dat er voor deze actie een geringere belangstelling bij het publiek is dan destijds werd verwacht. Wij zijn onder meer in overleg met het Centraal bureau fondsenwerving over de vraag of er nog nadere samenwerking mogelijk is, daar waar dit bureau een steunwaardigheidsverklaring zou afgeven.

Er is overigens zeker sprake van terughoudendheid, zoals in de nota Kansspelen herijkt wordt bepleit, ook voor eenmalige acties. Dat is ook de reden waarom wij niet tot verlenging van die actie zijn overgegaan. Men had een verlenging met achttien weken gevraagd, maar dat hebben wij bewust niet toegestaan. In het recente verleden is een soortgelijke actie niet goed verlopen. Ik doel dan op het Nationaal groenfonds. Wij zullen daarom verder nagaan hoe wij uiterste zorgvuldigheid kunnen betrachten. Niettemin denk ik dat deze toestand niet echt te voorkomen ware geweest. Verder wijs ik erop dat niet echt van een debacle in financiële zin sprake is. Men heeft een bescheiden positief resultaat behaald, maar veel bescheidener dan verwacht werd. Bij de organisaties bestaat dan ook terecht teleurstelling, omdat zij meenden hiervan te kunnen profiteren. Het vraagt echter zeker grote voorzichtigheid. In dat kader ben ik het met de heer Schutte eens.

De heer Koekkoek (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Ik wil de staatssecretaris vragen wat voor controle vooraf gebruikelijk is, of die in dit geval heeft plaatsgevonden en of daarbij ook aan de orde is geweest de rol van het Zweedse bedrijf. Play TV is in Zweden zeer omstreden. Ik hoor hier graag een antwoord op.

De staatssecretaris wijst er terecht op dat wij, regering en Staten-Generaal, terughoudend willen zijn met loterijen. In dit verband wil ik haar vragen hoe zij het initiatief van staatssecretaris Nuis beoordeelt, om het gat in zijn begroting op te vullen door het houden van een loterij.

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! Voorafgaand aan de vergunningverlening vindt controle plaats. Ik wijs de Kamer erop dat de vergunningverlener, in casu het ministerie van Justitie, een toezicht uitoefent dat, overeenkomstig de Wet op de kansspelen, gekarakteriseerd moet worden als afstandelijk. De vergunninghouder zelf blijft verantwoordelijk voor de gang van zaken en dus ook voor het in zee gaan met bepaalde bedrijven. Wij hebben verder geen toezicht uitgeoefend op dat bedrijf. Bij de financiële verantwoording achteraf moeten overigens wel accountantsverklaringen en dergelijke overgelegd worden. Dat zou dus kunnen betekenen dat wij achteraf zouden moeten constateren dat een en ander niet goed is gegaan. Wanneer de organisatie bonafide blijft en er niet echt van een verwijtbaarheidscriterium sprake is, heeft het ministerie op dat punt geen sanctiemiddelen in handen.

In antwoord op de tweede vraag van de heer Koekkoek kan ik zeggen dat ik weet dat staatssecretaris Nuis zeker gaarne middelen ter beschikking zou hebben voor de cultuur, wellicht meer middelen dan in de begroting staan. Ik meen dat er ooit in deze Kamer de suggestie is gedaan om dan maar een loterij te houden. Toen ik daarvan vernam, had ik er toch een tikkeltje moeite mee, daar wij net het debat over de nota Kansspelen herijkt achter de rug hadden. Voor het overige mag ik aannemen dat de heer Nuis een en ander in goed overleg met de Kamer zal bespreken.

De heer Zijlstra (PvdA):

Ik begrijp dat er een zakelijk verschil van mening is tussen de organisatie en de producent. Het gaat om een bedrag van 1,9 mln., zijnde de uiteindelijke opbrengst. Wat betekent het nu als beide partijen het gaan uitvechten voor de rechter? Wat betekent dat voor degenen die het geld zouden ontvangen? Kan het een jaar, twee jaar duren voordat deze zaak tot een eind wordt gebracht?

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! De stichting heeft een conflict met de producent. Dat is juist. Beide nemen een andere stelling in. De producent stelt nog geld van de stichting te krijgen en de stichting wil de producent voor de rechter dagen. Het geschil gaat overigens niet over 1,9 mln. Men heeft in het kader van de voorlopige afrekening gesteld dat het positief resultaat 1,9 mln. is. Dat heeft men ook uitgegeven aan acties. Men denkt dus nog gelden van de producent tegoed te hebben. Als de zaak voor de rechter zal komen, moeten wij de gevolgen daarvan afwachten. In het uiterste geval kan er natuurlijk sprake zijn van een faillissement van de stichting. Dat moeten wij afwachten. Vandaar dat wij de stichting hebben gevraagd om ons binnen een maand verder te informeren. Zoals gezegd, zal ik de Kamer op de hoogte houden.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Ik ben blij van de staatssecretaris te horen dat er kennelijk toch nog ruimte is geweest voor toekenning aan charitatieve instellingen na deze min of meer mislukte teleloterij. Ik vraag de staatssecretaris uitdrukkelijk of het bericht in Het Parool van gisteren dus niet klopt, dat een aantal organisaties nog steeds op hun toegezegde geld zitten te wachten. Is het gelet op de vele onduidelijkheden in deze zaak en wellicht in vergelijkbare zaken, niet verstandig om het college van toezicht te vragen hier eens nader naar te kijken en rapport daarover uit te brengen? Mits dat binnen de taakstelling van het college van toezicht valt, zou dat een heel goede zaak zijn.

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! Naast het zoeken door de stichting naar samenwerking met de organisaties zoals genoemd, is er ook een begeleidingscommissie ingesteld die de opbrengsten zou gaan verdelen. Ik neem aan dat er verwachtingen zijn gewekt, maar dat zijn dan verwachtingen in de zin van: als de actie slaagt, mag die en die organisatie op zoveel rekenen. Dat betreft echter niet het wachten op geld dat men tegoed heeft op basis van vastliggende afspraken.

Ik zal nagaan of het past in de doelstelling van het college van toezicht om het in dezen in te schakelen. De suggestie van de heer De Graaf lijkt mij in ieder geval zeer bruikbaar.

Naar boven