Aan de orde is:

het debat naar aanleiding van een algemeen overleg over de kinderopvang.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Voorzitter! Deze keer spreek ik niet alleen namens de PvdA, maar ook namens de VVD, D66, het CDA en GroenLinks. Dat is even wennen.

Gisteren hebben wij overleg gevoerd over de kinderopvang en de kwaliteitsregeling. Op aandringen van de Kamer heeft de staatssecretaris een aantal toezeggingen gedaan. Zij wil stimuleren dat gemeenten een vergunningenstelsel invoeren. Zij heeft ook gezegd dat zij die ontwikkelingen nauwgezet zal volgen en evalueren en dat zij, indien dat nodig is, wetswijziging zal voorbereiden. Die toezeggingen waarderen wij, maar die nemen op zichzelf het praktische probleem niet weg dat de fiscus bij het bepalen van het antwoord op de vraag of kosten van met name gastouderopvang aftrekbaar zijn van de belasting, wil kunnen beoordelen of er sprake is van formele kinderopvang. Die beoordeling vindt plaats door te toetsen of de desbetreffende instelling een vergunning dan wel een verklaring heeft die voldoet aan de eisen die neergelegd zijn in de gemeentelijke verordening.

Tot dat vergunningenstelsel wil de staatssecretaris niet verplichten en dat leidt tot een lacune indien er geen vergunningenbeleid in de gemeente is en die vergunning of verklaring wel nodig is om voor die fiscale aftrek in aanmerking te komen.

Gisteren werden wij het er dus niet over eens, maar na afloop van het overleg hebben wij met de verschillende woordvoerders uit de Kamer creatief overlegd. Daarbij hebben wij een tussenweg gevonden die een brug moet kunnen slaan tussen datgene wat de Kamer wenst en de opvatting van de staatssecretaris dat de aansluiting tussen fiscale wetgeving en de regeling inzake de kinderopvang dient te worden gewaarborgd. Daarom leg ik de Kamer de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat in verband met de regeling van de fiscale aftrek van kosten voor met name gastouderopvang, de betreffende bemiddelingsinstelling moet beschikken over een vergunning dan wel verklaring van de gemeente dat deze voldoet aan de kwaliteitseisen conform de algemene maatregel van bestuur kwaliteitsregels kinderopvang;

verzoekt de regering in de algemene maatregel van bestuur kwaliteitsregels een bepaling op te nemen die regelt dat instellingen voor kinderopvang en gastouderopvang die voldoen aan de regels van deze AMvB, een vergunning dan wel verklaring van de gemeente ontvangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vliegenthart, Essers, Fermina, Doelman-Pel en Oedayraj Singh Varma.

Zij krijgt nr. 30 (21180).

De heer Fermina (D66):

Mijnheer de voorzitter! Mijn fractie heeft naar oplossingen gezocht voor het volgende probleem: hoe kan in de AMvB worden geregeld dat de instellingen voor kinderopvang en gastouderopvang de beschikking kunnen krijgen over een verklaring of vergunning van de gemeente waaruit blijkt dat de instelling voor kinderopvang en gastouderopvang voldoet aan de eisen van de AMvB?

Gisteren hebben wij daarover uitvoerig gediscussieerd. De staatssecretaris heeft geprobeerd ons ervan te overtuigen dat het in ieder geval heel moeilijk was en dat het geen kwestie was van onwil. Gisteren hadden wij het idee dat de staatssecretaris niet gemotiveerd was om actief mee te werken aan het zoeken naar een oplossing. Daarna hebben wij hierover echter heel uitvoerig met elkaar gesproken. Dat moet ik erkennen. Verschillende mogelijkheden hebben wij overwogen. De fractie van D66 is van mening dat de voorgestelde motie de beste oplossing biedt.

Wij hebben gemeend dat wij hierover heel uitvoerig met elkaar moesten praten. Daarom hebben wij deskundigen in huis gehaald en ons daarvoor ingezet. Wij zijn erover verheugd dat onze suggestie brede steun heeft gekregen. Wij hopen en verwachten ook, dat de regering dit voorstel over zal nemen.

Mevrouw Essers (VVD):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij hetgeen mevrouw Vliegenthart zo voortreffelijk namens de indieners van de motie heeft verwoord. Indien wij fiscale maatregelen nemen in de sfeer van kinderopvang en wij menen dat het gekozen instrument heel goed is voor ondersteuning van een toch erg kwetsbaar beleid, ook op financieel gebied – fiscale maatregelen zijn dus ook belangrijk – dan is het voor de fractie van de VVD essentieel dat wij zeker weten dat de fiscale tegemoetkomingen op de goede manier worden verstrekt en niet terechtkomen in een grijs of zwart circuit, dat volstrekt oncontroleerbaar is. Wij denken bovendien dat in de motie zoals wij die hebben ingediend, ook voor de instellingen die zich met kinderopvang bezighouden, een stimulans zit om zelf nog wat extra aandacht te besteden aan de gemeentelijke verordening waarin de AMvB wordt opgenomen. Dat komt de kwaliteit van de kinderopvang ten goede. Wellicht is dit voldoende om de staatssecretaris nog eens de warme aanbeveling van deze motie mee te geven.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter! De SGP-fractie vindt dat kinderopvang in principe tot de verantwoordelijkheid van de ouders behoort en dat de overheid zich bijzonder terughoudend dient op te stellen. Vandaar dat wij nimmer integraal hebben ingestemd met het beleid dat ten aanzien van de kinderopvang is ontwikkeld. De Kamer heeft in meerderheid anders beslist en de politieke werkelijkheid is dat er een overheidsbemoeienis is met de kinderopvang. Dan moet dat vervolgens natuurlijk wel kwalitatief afdoende worden geregeld. Daarover mag geen enkel misverstand bestaan.

Gisteren heb ik de staatssecretaris in het algemeen overleg zeer krachtig gesteund met betrekking tot haar bijzonder heldere en bestuurlijk consistente brief. Het zou heel goed zijn om de gemeentebesturen gedurende een bepaalde tijd de gelegenheid te geven om orde op zaken te stellen. De AMvB waarover bij gelegenheid van de Welzijnswet 1994 is beslist, zal immers 1 januari a.s. van kracht zijn. De effecten van dat beleid moeten dus nog gestalte gaan krijgen en moeten worden geëvalueerd. Dat was ook de intentie van de staatssecretaris en dan moet men daar niet weer een bestuurlijke daad bovenop zetten die de gemeentebesturen zou kunnen hinderen. Ik heb de staatssecretaris gesteund. Daarin was ik overigens de enige, maar het is wel eens plezierig om dat te mogen vaststellen. Er is nu een motie ingediend die een probleem raakt dat er nog is, namelijk de fiscalisering van een en ander. Als dit een oplossing zou zijn die de staatssecretaris, daar waar het gaat om de inpassing van de AMvB in de door de wet aangereikte ruimte, tot de hare kan maken, kan de SGP-fractie daarmee leven.

Mevrouw Doelman-Pel (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Ik kan mij in grote lijnen aansluiten bij wat mevrouw Vliegenthart heeft gezegd, omdat het in feite gaat om kwaliteitseisen en de waarborg dat er kwaliteit is. Van deze motie gaat duidelijk de stimulans uit om de ene wetgeving op de andere aan te sluiten.

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Ik wil graag alle geachte afgevaardigden hartelijk danken voor de buitengewoon constructieve en creatieve wijze waarop een oplossing is gezocht en, naar mijn idee, ook gevonden voor een probleem dat eigenlijk pas gedurende het debat van gisteren duidelijk naar voren kwam: naast de bestuurlijke en ook in mijn brief neergelegde opvatting van het kabinet dat een algemene maatregel van bestuur die tot doel heeft om te komen tot wezenlijke decentralisatie, geen dictaat moet bevatten voor de gemeenten, was er een andere invalshoek, namelijk het niet op elkaar aansluiten van twee verschillende wetgevingen, namelijk de wetgeving over decentralisatie van de kinderopvang en de wetgeving over fiscale faciliteiten voor mensen die een ouderbijdrage betalen die boven de oudertabel uitgaat.

Dit alles overwegende, wil ik de geachte afgevaardigden graag complimenteren met de door hen gevonden oplossing, die zij hebben neergelegd in een motie. Ik heb al eerder kennis mogen nemen van het dictum en ik ben onmiddellijk aan de slag gegaan. Ik heb volgens mij een oplossing gevonden waarmee wij na artikel 4 van de AMvB een nieuw artikel zouden kunnen toevoegen. Die nieuwe tekst krijgt de Kamer te zien na ommekomst van het advies van de Raad van State, maar ik wil de Kamer die tekst nu niet onthouden, omdat die in feite het sluitstuk is van het gezamenlijk denkproces. Het nieuwe artikel zou kunnen luiden: "Een houder van een kindercentrum of gastouderbureau" – want die moeten wij er nadrukkelijk bij betrekken – "ontvangt van de gemeente een verklaring waaruit blijkt dat aan de in de gemeentelijke verordening gestelde eisen is voldaan. Een door de gemeente op grond van de gemeentelijke verordening verstrekte vergunning wordt met een verklaring gelijkgesteld".

Ik zie de geachte afgevaardigde knikken. Ik ben zeer blij met de uitkomst van dit overleg. Ik wacht het oordeel van de Kamer over de motie met zeer groot vertrouwen af.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het eind van de vergadering te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven