Aan de orde is:

het debat naar aanleiding van een algemeen overleg over de mest- en ammoniakproblematiek.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! Werd in het antwoord op schriftelijke vragen van onze fractie gesuggereerd dat de aanvullende notitie Mest- en ammoniakbeleid kort na het zomerreces aan de Kamer zou worden aangeboden, na het algemeen overleg van deze week weten wij dat het veel later wordt. Wanneer precies, dat wilden de daar aanwezige bewindslieden niet zeggen. Vorig jaar oktober spraken wij af dat het 1 april 1995 zou zijn. Daarna werd het in de loop van mei. Weer later zou het nog vóór het zomerreces worden. Dat duidt op verschil van mening en op zijn minst op niet weten wat je wilt. Dat is slecht. Het is slecht dat de onduidelijkheid over de verdere aanpak van het mest- en ammoniakbeleid voortduurt. Het is slecht voor de gehele agrarische sector, die niet meer weet waar hij aan toe is. Het is in het bijzonder slecht voor de varkenshouderij die het financieel-economisch heel moeilijk heeft en wil weten onder wat voor milieucondities men verder kan. Het is slecht voor de motivatie van de veehouders die enthousiast aan de slag zijn naar mijn oordeel. Ook vandaag heb ik dat nog gehoord. Dat brengt mijn fractie tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de regering de aanvullende notitie mest- en ammoniakbeleid, in afwijking van herhaalde toezeggingen dat eerder te doen, pas ver in het najaar aan de Kamer wil aanbieden;Esselink

overwegende, dat het van groot belang is voor de hele agrarische sector en in het bijzonder de veehouderij dat er snel duidelijkheid ontstaat over de verdere vormgeving van het mest- en ammoniakbeleid en de toekomstige aanwendings- en verliesnormen voor dierlijke mest;

draagt de regering op de aanvullende notitie mest- en ammoniakbeleid vóór 1 oktober 1995 aan de Kamer aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Esselink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (19882).

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! Waarom 1 oktober? Omdat het kabinet er dan precies een jaar over heeft gedaan. Wat ons betreft is één jaar echt lang genoeg. Dan moet het over zijn. Dan moeten wij kunnen mee praten.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Het mest- en ammoniakbeleid dient zich inderdaad aan als een beleid waarin geïnvesteerd moet worden, geïnvesteerd in de sector, geïnvesteerd in de agrarische sector, geïnvesteerd ook in de varkenshouderij. Ik denk dat dit ook de reden is waarom de regering iets langer moet doen over het ontwikkelen van haar beleid. Het slechtste dat de regering voor de agrarische sector kan doen, met name voor deze sector die het moeilijk heeft, is met een onaf beleid komen, of met beleid dat onvoldoende zou zijn doorgesproken met de sector zelf. Mijn collega van VROM en ik hechten er zeer aan om dit beleid, dat voor de toekomst van groot belang is voor deze sector, correct en degelijk doorgesproken te hebben met de sector. Wij willen met beleid komen dat uiteindelijk uitvoerbaar en handhaafbaar zal zijn. Wij hebben, zoals in het algemeen overleg aan de orde is geweest, geconstateerd dat wij daar iets meer tijd voor nodig hebben. Niet – ik hecht eraan om dat hier opnieuw te zeggen – omdat er verschil van mening zou zijn tussen mijn collega en mij, integendeel, maar wel omdat wij beiden hechten aan goed beleid, dat niet wijst op flodderwerk of dat een soort broddellap zou zijn. Neen, wij willen beleid hebben dat werkelijk in de komende jaren zal staan en dat ook in de richting van het begin van de volgende eeuw een bijdrage levert aan een verbetering van zowel het milieu-imago van dit land als het imago van de agrarische sector.

Het is ook onjuist, zoals de heer Esselink hier poneert, dat het de bedoeling zou zijn om ver in het najaar met een nota te komen. In het algemeen overleg hebben wij beiden betoogd dat het mogelijk moet zijn om in de maand oktober met een nota naar de Kamer te komen. Wij hechten aan het nodige overleg, waarvoor wij het liefst de maand september of althans een deel van die maand, willen reserveren. Dat brengt mij ertoe om te stellen dat het wel heel moeilijk zal zijn om te voldoen aan wat deze motie vraagt, namelijk om voor 1 oktober de nota aan de Kamer aan te bieden. Nogmaals, wij hechten aan voldragen werk.

De heer Ter Veer (D66):

Ik heb een vraag aan de heer Esselink. Ik ben het niet oneens met de strekking van de motie, maar wel met de redactie. In de motie staat "draagt de regering op". Ik vraag mij af of het in het verkeer tussen Kamer en regering niet passend is om te zeggen "verzoekt de regering" in plaats van "draagt de regering op".

De heer Esselink (CDA):

Aangezien wij een- en andermaal de regering hebben gevraagd om snel met een nota te komen, moet je, wil je als Kamer redelijk stellig in de richting van het kabinet zeggen dat het er nu toch echt eens van moet komen, toch de woorden "draagt de regering op" gebruiken. U moet er echter niet te veel achter zoeken. Het is gewoon een klemmend verzoek vanuit de Kamer om voor 1 oktober met die nota te komen.

De voorzitter:

Ik wil een opmerking maken, zonder een oordeel uit te spreken. Het gebeurt wel eens meer dat de woorden "draagt de regering op" worden gebruikt, maar parlementair, in de traditie van moties is het toch een minder gewenste terminologie. U kunt uw motie wijzigen en de woorden "verzoekt de regering klemmend" gebruiken, als u dat beoogt.

De heer Esselink (CDA):

Dat moeten wij dan maar doen.

De voorzitter:

De motie-Esselink (19882, nr. 50) is in die zin gewijzigd, dat het dictum thans luidt: verzoekt de regering met klem de aanvullende notitie mest- en ammoniakbeleid vóór 1 oktober 1995 aan de Kamer aan te bieden,

Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (19882).

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven