Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van hoofdstuk XVI (Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 1994 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (24014).

(Zie vergadering van 15 december 1994.)

De algemene beraadslaging wordt heropend.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik heb met een aantal collega's alweer zo'n twee weken geleden een amendement ingediend dat beoogde, de brede gehandicaptensport meer kansen te bieden. Vanuit volksgezondheidsoogpunt en preventief beleid is namelijk sprake van een grote achterstand op dit terrein, iets waar we vorige week over hebben gesproken. De indieners waren namelijk onaangenaam getroffen door het feit, dat in de situatie zoals die door het kabinet was voorgesteld, de topsport 35 mln. toegeschoven zou krijgen en de brede gehandicaptensport vrijwel niets. Zowel vanuit het oogpunt van de primaire overheidstaken als vanuit het rechtvaardigheidsbeginsel zou dat volgens ons een slecht signaal zijn geweest. Wij hebben uit de discussie kunnen opmaken dat er zeker ook binnen het Fonds voor de topsport mogelijkheden zouden worden gecreëerd voor de gehandicaptensport, maar dan bleef er toch een verhouding van zo'n 150 deelnemers ten opzichte van tienduizenden deelnemers die wij beogen aan de slag te krijgen.

Bij de behandeling van de suppletore begroting is echter duidelijk geworden dat zowel de regeringsfracties als de staatssecretaris, op dat moment bij monde van de minister, een oplossing willen zoeken voor de structurele problemen waarvoor de brede gehandicaptensport zich gesteld ziet. Wij waarderen dat zeer en wij gaan er ook van uit dat het door de minister en de staatssecretaris aangekondigde overleg op basis van die inzet spoedig tot resultaat zal kunnen leiden. Met de steun in de Kamer die de afgelopen week bleek, moet dat wat ons betreft mogelijk zijn. De staatssecretaris heeft al voldoende creativiteit getoond door middel van de voeding van het Fonds voor de topsport uit de onderuitputting. Wij hebben toen aangegeven dat dat financieel-technisch eigenlijk niet geheel wenselijk is, maar als we dan toch die kant opgaan, dan op z'n minst gelijke monniken, gelijke kappen. De onderuitputting zou wat ons betreft dan bespreekbaar zijn. Die kant gaat het dus niet op als het aan de regering ligt, zo lijkt mij.

De staatssecretaris heeft gezegd, binnen afzienbare termijn daarover te zullen rapporteren. Kan zij enige helderheid geven over de termijn, waarop wij die rapportage hebben te verwachten? Vorige week is gemeld dat dat in de loop van 1995 zal gebeuren, maar nog een jaar wachten duurt te lang.

Met het oog op de toezeggingen van vorige week en de steun van de Kamer zijn wij uiteraard bereid, de beide amendementen op stuk nr. 5 in te trekken.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Ik geloof dat het verstandig is dat de heer Stellingwerf zijn amendementen op stuk nr. 5 intrekt. Het doel is zeer sympathiek, zodat als het tot een stemming zou zijn gekomen, de afweging moeilijk zou zijn geworden. De dekking is een probleem, maar we zullen ziet wat het kabinet ermee doet.

Goed voorbeeld doet goed volgen, dus ik wil het amendement op stuk nr. 3 intrekken. Dat amendement was bedoeld als dekking voor de financiering van het amendement dat op de begroting voor 1995 slaat, onder nr. 29. Dat gaat om de structurele financiering van de Nebas, de koepel voor het gehandicaptenbeleid. De regering heeft een betere weg gevonden dan ik zelf had gedacht, ik erken dat. De structurele financiering is geregeld, en dus zijn het amendement op stuk nr. 3 bij dit voorstel – stemmingslijst 20 – en het amendement op stuk nr. 29 – stemmingslijst 13 – overbodig geworden, zodat ik ze intrek.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Stellingwerf c.s. (stuk nr. 5, I), het amendement-Stellingwerf (stuk nr. 5, II), het amendement-Lansink (stuk nr. 3) en het amendement-Lansink (23900-XVI, nr. 29) zijn ingetrokken, maken deze geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Ik dank beide afgevaardigden voor hun bemoedigende woorden over de gehandicaptensport. De toezeggingen die de minister en ik vorige week hebben gedaan, blijven vanzelfsprekend van kracht, ook voor volgend jaar. De heer Stellingwerf heeft gezegd dat "binnen afzienbare termijn" niet betekent dat tot het eind van het jaar kan worden gewacht. Ik zeg hem toe dat ik zo snel mogelijk overleg zal plegen. Vóór de behandeling van de eerste suppletore wet, dat wil zeggen vóór 1 juni volgend jaar, zullen wij de Kamer daarover berichten. Dat lijkt mij de koninklijke weg. De inzet zal volledig in lijn zijn met wat de Kamer daarover heeft gezegd.

Tegelijkertijd neem ik de kans waar, nu wij het toch over een amendement bij de suppletore begroting hebben, om een opmerking te maken over het amendement op stuk nr. 47, dat mevrouw Vliegenthart gisteren, samen met haar collega's van de andere coalitiepartijen, heeft ingediend. Zij heeft dat amendement ingediend om 2,5 mln. vrij te maken voor de commissie-Hermans ten behoeve van een meldpunt voor kindermishandeling. Gisteren zei ik nog dat de bezwaren tegen dat amendement dusdanig waren dat ik het niet kon overnemen. Vandaag heeft echter intensief overleg daarover plaatsgevonden, omdat het gestelde in het amendement eigenlijk hard nodig is. Dat overleg heeft ertoe geleid dat ik mevrouw Vliegenthart kan toezeggen dat ik zal proberen, gelet op de ruimte van 0,25% die kan overgaan naar volgend jaar, de benodigde middelen vrij te maken voor het gestelde doel.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Voorzitter! Ik ben heel blij met deze toezegging van de minister. Gelet op deze toezegging trek ik mijn amendement in.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Vliegenthart c.s. (23900-XVI, nr. 47) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Wij constateerden gisteren dat mevrouw Vliegenthart de dekking van het amendement zocht in de onderuitputting in de begroting van VWS voor dit jaar. Daarover is ook gediscussieerd; zie de zaak van de topsport. Vorige week hebben wij er ook met minister Zalm in het kader van de Najaarsnota over gesproken. Ik begrijp nu dat de middelen worden gefinancierd uit een schuif die er, begrotingstechnisch, sowieso is, tussen de begrotingen van 1994 en 1995. Klopt dat, want ik wil namelijk graag weten waar het geld vandaan komt.

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Het gaat om die 0,25% eindejaarsmarge. Die is beschikbaar.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijn interruptie werd ingegeven door de woordkeus van de staatssecretaris. Ik attaqueer haar daar niet op, maar er moet helderheid zijn. De staatssecretaris gaat proberen om het via een begrotingswet te doen. Daarover moet zekerheid bestaan.

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Wij praten langs elkaar heen. Die zekerheid komt bij de Slotwet. Dat is gebruikelijk.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Dat lijkt mij ook terecht. De minister zegt in politieke zin, dat zij de strekking van het amendement overneemt en dat zij een en ander wil realiseren. Daar is het mij om te doen. Vervolgens wordt aangegeven hoe dat wordt gerealiseerd. Dat komt later nog een keer terug. Ik neem daar als indienster van het amendement genoegen mee.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ik heb geen bezwaar tegen de weg die wordt gekozen! De techniek interesseert mij wel. Wij krijgen straks de Slotwet voorgelegd, waarin dit gebeurt. Die ruimte moet er wel zijn. Als die ruimte er niet is, staat de staatssecretaris dan borg voor een andere dekking?

Staatssecretaris Terpstra:

Dan blijft de intentie overeind. Het is nu al 20 december en het geld zou dit jaar niet eens meer kunnen worden uitgegeven. Mijn woord is er goed voor dat ik probeer om alsnog extra middelen ter beschikking te stellen voor de commissie-Hermans.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Morgen zal over dit wetsvoorstel worden gestemd.

Naar boven