8 Stemmingen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) (31389),

te weten:

  • - de motie-Koffeman c.s. over opvang in beslag genomen dieren (31389, letter J);

  • - de motie-Koffeman c.s. over doden van dieren (31389, letter K);

  • - de motie-Koffeman c.s. over evaluatie GWWD (31389, letter L);

  • - de motie-Koffeman c.s. over nationale wetgeving (31389, letter N);

  • - de motie-Koffeman c.s. over toetsing lijst voor productie te houden dieren (31389, letter O);

  • - de gewijzigde motie-Koffeman c.s. over een toetsingskader intrinsieke waarde (31389, letter Q).

(Zie vergaderingen van 10 en 24 mei 2011.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Voorzitter. Er liggen zes moties voor van de heer Koffeman. Namens de fractie van de PvdA kan ik melden dat wij in dit huis hechten aan enige terughoudendheid wat betreft het indienen van moties. Wij hebben deze zes moties dan ook tegen dat uitgangspunt beoordeeld. Het resultaat van de beraadslaging in onze fractie is dat wij twee moties kunnen steunen. In een korte stemverklaring licht ik toe waarom wij die moties steunen.

Wij zijn voor de motie-Koffeman c.s. met de letter J, omdat wij als uitgangspunt hebben dat wij, als de wetgever aan gemeenten opdracht geeft om een wet uit te voeren, moeten voorzien in een adequate financiering en een adequate dekking. Wij zullen dus voor de motie met letter J stemmen.

Wij zullen ook stemmen voor de motie met de letter N. Daarin wordt gevraagd om in de nationale wetgeving iets meer te doen dan Europa vraagt. Ook daarmee is mijn fractie het eens. In Nederland hebben wij dierenwelzijn hoog in het vaandel. Wij zijn ervoor om iets meer te doen dan het minimum dat door Europa wordt gevraagd.

De heer Benedictus (CDA):

Voorzitter. In de Wet dieren is het uitgangspunt dat dieren een intrinsieke waarde hebben, tot rechtsnorm geworden. Een nadere invulling daarvan met de zogenaamde vijf vrijheden van Brambell, geeft onvoldoende duidelijkheid. In de gewijzigde motie Q van het lid Koffeman c.s. wordt invulling gegeven aan een toetsingskader waarbij rekening wordt gehouden met de ethische opvattingen die leven in onze maatschappij over de positie van het dier. Daarom zal mijn fractie voor deze motie stemmen. De overige moties die zijn ingediend door het lid Koffemans c.s. zijn naar onze beleving achterhaald, overbodig, of de inhoud is al toegezegd. Daarom zullen wij daartegen stemmen.

In stemming komt de motie-Koffeman c.s. (31389, letter J).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de OSF, de PvdD, de SP, GroenLinks en de Fractie-Yildirim voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties de VVD, D66, het CDA, de ChristenUnie en de SGP ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koffeman c.s. (31389, letter K).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de PvdD en de Fractie-Yildirim voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de OSF, D66, het CDA, de ChristenUnie, de SGP en de PvdA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koffeman c.s. (31389, letter L).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, D66, de SP, GroenLinks en de Fractie-Yildirim voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de OSF, het CDA, de PvdA, de ChristenUnie en de SGP ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koffeman c.s. (31389, letter N).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de OSF, de PvdD, de SP, GroenLinks en de Fractie-Yildirim voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de VVD, D66, het CDA, de ChristenUnie en de SGP ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koffeman c.s. (31389, letter O).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de SP, GroenLinks en de Fractie-Yildirim voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de VVD, D66, de OSF, het CDA, de PvdA, de ChristenUnie en de SGP ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Koffeman c.s. (31389, letter Q).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de OSF, de PvdD, D66, de SP, GroenLinks en de Fractie-Yildirim voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PvdA en de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

Aan de orde is het onderzoek van de geloofsbrieven van de nieuw benoemde leden der Kamer.

Ik deel aan de Kamer mee dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer in groep I: de heer Van den Berg, voorzitter, mevrouw Böhler en de heer Putters.

In groep I zijn in alfabetische volgorde opgenomen: de heer J.P. Backer, mevrouw M.A.M. Barth, de heer H.G.J.M. Beckers, mevrouw J. Beuving, mevrouw M.M. de Boer, de heer R.H.L.M. van Boxtel, de heer L.C. Brinkman, mevrouw A. Broekers-Knol, de heer W.L.J. Bröcker, mevrouw S.C. van Bijsterveld, mevrouw H.M. Dupuis, mevrouw A.W. Duthler, de heer P. van Dijk, de heer A. Elzinga, de heer J.W.M. Engels, de heer P.H.J. Essers, de heer P. Ester, mevrouw M.H.M. Faber-van de Klashorst, de heer A.H. Flierman, de heer H. Franken, mevrouw M.A.J.L. Frijters-Klijnen, de heer R.R. Ganzevoort, mevrouw A.M.V. Gerkens, de heer G.J. de Graaf, de heer M. de Graaf, de heer Th.C. de Graaf, de heer M.J.R.L. de Graaff, de heer F.H.G. de Grave, de heer L.M.L.H.A. Hermans, de heer W.B. Hoekstra, de heer G. Holdijk, mevrouw G. ter Horst, mevrouw W.H. Huijbregts-Schiedon, de heer F.E. van Kappen, mevrouw R.J. Klever, mevrouw E.M. Kneppers-Heijnert, de heer M.A.J. Knip, de heer N.K. Koffeman en de heer R.A. Koole.

Ik deel aan de Kamer mede dat de reeds ingekomen missiven van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrieven van eerdergenoemde leden in groep I inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van deze geloofsbrieven. Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht. Ik geef derhalve het woord aan de heer Van den Berg, voorzitter van de commissie, tot het uitbrengen van het rapport.

De heer Van den Berg, voorzitter van de commissie :

Voorzitter. De commissie die de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer, in alfabetische volgorde opgenomen in groep I, heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden van de volgende personen, met uitzondering van mevrouw A.M.V. Gerkens, die haar benoeming niet heeft aanvaard, in orde zijn bevonden: de heer J.P. Backer te 's-Gravenhage; mevrouw M.A.M. Barth te Wassenaar; de heer H.G.J.M. Beckers te 's-Hertogenbosch; mevrouw J. Beuving te 's-Gravenhage; mevrouw M.M. de Boer te Amsterdam; de heer R.H.L.M van Boxtel te Gorinchem; de heer L.C. Brinkman te Leiden; mevrouw A. Broekers-Knol te Overveen; de heer W.L.J. Bröcker te Wassenaar; mevrouw S.C. van Bijsterveld te Rijen; mevrouw H.M. Dupuis te Voorschoten; mevrouw A.W. Duthler te 's-Gravenhage; de heer P. van Dijk te Kattendijke; de heer A. Elzinga te Haarlem; de heer J.W.M. Engels te Eelderwolde; de heer P.H.J. Essers te Loon op Zand; de heer P. Ester te Baarn; mevrouw M.H.M. Faber-Van de Klashorst te Hoevelaken; de heer A.H. Flierman te Markelo; de heer H. Franken te Zoeterwoude; mevrouw M.A.J.L. Frijters-Klijnen te Bergen op Zoom; de heer R.R. Ganzevoort te Utrecht; de heer G.J. de Graaf te Loenen, Gelderland; de heer M. de Graaf te 's-Gravenhage; de heer Th.C. de Graaf te Nijmegen; de heer M.J.R.L. de Graaff te Rotterdam; de heer F.H.G. de Grave te Amsterdam; de heer L.M.L.H.A. Hermans te Beetsterzwaag; de heer W.B. Hoekstra te Amsterdam; de heer G. Holdijk te Uddel; mevrouw G. ter Horst te Amsterdam; mevrouw W.H. Huijbregts-Schiedon te Oosterhout, Noord-Brabant; de heer F.E. van Kappen te Doorn; mevrouw R.J. Klever te Ermelo; mevrouw E.M. Kneppers-Heijnert te Sauwerd; de heer M.A.J. Knip te Almelo; de heer N.K. Koffeman te Vierhouten; de heer R.A. Koole te Oegstgeest.

Het rapport is neergelegd ter Griffie ter inzage voor de leden.

De commissie adviseert de Kamer, voornoemde personen als leden van de Kamer toe te laten. De commissie merkt hierbij op dat zij kennis heeft genomen van het proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal tot het vaststellen en bekendmaken van de uitslag van de verkiezing. In een daarbij gevoegde bijlage komt tot uitdrukking het bezwaar dat namens een lid van de Provinciale Staten van Noord Holland ter zitting van het centraal stembureau op 25 mei 2011 naar voren is gebracht, houdende dat de door hem uitgebrachte stem door het stembureau van de Provinciale Staten van Noord-Holland ten onrechte ongeldig is verklaard. De commissie heeft er nota van genomen dat het centraal stembureau in het ingediende bezwaar geen reden heeft gezien om niet over te gaan tot vaststelling van de uitslag. De commissie sluit zich aan bij het oordeel van het centraal stembureau dat het stembureau van de Provinciale Staten van Noord-Holland de desbetreffende stem, gelet op de artikelen T4 en T8, derde lid, van de Kieswet, terecht ongeldig heeft verklaard. Zij acht geen reden aanwezig om te twijfelen aan de juistheid van de door het centraal stembureau vastgestelde verkiezingsuitslag.

Voorzitter. Bij het lezen van al die "Graven", dacht ik aan het liedje "In Den Haag daar woont een graaf".

De voorzitter:

Wij hebben voor hen ook een speciale Gravenkamer ingericht!

Ik dank de heer Van den Berg voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak.

Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

Ik deel voorts aan de Kamer mede dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer in groep II: de heer Asscher, voorzitter, mevrouw Van Bijsterveld en mevrouw Meulenbelt.

In groep II zijn in alfabetische volgorde opgenomen: de heer M.J.M. Kox, de heer R. Kuiper, de heer C.A. de Lange, de heer P.R.H.M. van der Linden, mevrouw M.Y. Linthorst, mevrouw P.E.M.S. Lokin-Sassen, mevrouw M.J.T. Martens, mevrouw P.L. Meurs, de heer J.G. Nagel, de heer H.C.P. Noten, mevrouw G.J.F. Popken, de heer A. Postema, de heer K. Putters, mevrouw A.C. Quik-Schuijt, de heer G.A.T.M. Reuten, de heer J.F.B. van Rey, de heer T.P.A.M. Reynaers, de heer R.F. Ruers, de heer S. Schaap, mevrouw M.C. Scholten, de heer J.M. Schouwenaar, de heer N.J. Schrijver, mevrouw E.M. Sent, mevrouw T.M. Slagter-Roukema, de heer E.M.A. Smaling, de heer R. Sörensen, de heer G.A. van Strien, mevrouw M.H.A. Strik, de heer B.J. Swagerman, mevrouw J.J. Sylvester, de heer G.H. Terpstra, de heer C.P. Thissen, de heer A. Vliegenthart, mevrouw J.G. Vlietstra, mevrouw M.B. Vos, de heer K.G. de Vries en mevrouw G. de Vries-Leggedoor.

Ik deel aan de Kamer mede dat de reeds ingekomen missiven van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrieven van eerdergenoemde leden inmiddels in handen zijn gesteld van deze commissie tot onderzoek van deze geloofsbrieven.

Ik geef derhalve het woord aan de heer Asscher.

De heer Asscher (VVD):

Voorzitter. Vier weken geleden stond ik hier en dacht ik dat het mijn laatste keer was, vorige week mocht ik invallen voor mijn geachte collega Biermans, maar vandaag weet ik zeker dat het de laatste keer is. Mijn tekst zal ongeveer even verrassend zijn als die van collega Van den Berg.

De commissie die de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer, in alfabetische volgorde opgenomen in groep II, heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat deze geloofsbrieven en de ingevolge de Kieswet daarbij overgelegde bescheiden van de volgende personen in orde zijn bevonden: de heer M.J.M. Kox te Tilburg; de heer R. Kuiper te Barneveld; de heer C.A. de Lange te Monnickendam; de heer P.R.H.M. van der Linden te Nuth; mevrouw M.Y. Linthorst te Abcoude; mevrouw P.E.M.S. Lokin-Sassen te Groningen; mevrouw M.J.T. Martens te Nijmegen; mevrouw P.L. Meurs te Bilthoven; de heer J.G. Nagel te Hilversum; de heer H.C.P. Noten te Dalfsen; mevrouw G.J.F. Popken te Purmerend; de heer A. Postema te Maastricht; de heer K. Putters te Hardinxveld-Giessendam; mevrouw A.C. Quik-Schuijt te Zeist; de heer G.A.T.M. Reuten te Amsterdam; de heer J.F.B. van Rey te Herten; de heer T.P.A.M Reynaers te Roosendaal; de heer R.F. Ruers te Utrecht; de heer S. Schaap te Emmeloord; mevrouw M.C. Scholten te Amsterdam; de heer J.M. Schouwenaar te Middelburg; de heer N.J. Schrijver te Oegstgeest; mevrouw E.M. Sent te Nijmegen; mevrouw T.M. Slagter-Roukema te Zuidhorn; de heer E.M.A. Smaling te Weesp; de heer R. Sörensen te Rotterdam; de heer G.A. van Strien te Arcen; mevrouw M.H.A. Strik te Oosterbeek; de heer B.J. Swagerman te Bilthoven; mevrouw J.J. Sylvester te Naarden; de heer G.H. Terpstra te Utrecht; de heer C.P. Thissen te Roermond; de heer A. Vliegenthart te Amsterdam; mevrouw J.G. Vlietstra te Winschoten; mevrouw M.B. Vos te Amsterdam; de heer K.G. de Vries te Pijnacker; mevrouw G. de Vries-Leggedoor te Nieuw-Buinen.

De commissie adviseert de Kamer, voornoemde personen als leden van de Kamer toe te laten.

De commissie merkt hierbij op dat zij kennis heeft genomen van het proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal tot het vaststellen en bekendmaken van de uitslag van de verkiezing. In een daarbij gevoegde bijlage komt tot uitdrukking het bezwaar dat namens een lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland ter zitting van het centraal stembureau op 25 mei 2011 naar voren is gebracht, houdende dat de door hem uitgebrachte stem door het stembureau van de Provinciale Staten van Noord-Holland ten onrechte ongeldig is verklaard.

De commissie heeft er nota van genomen dat het centraal stembureau in het ingediende bezwaar geen reden heeft gezien om niet over te gaan tot vaststelling van de uitslag. De commissie sluit zich aan bij het oordeel van het centraal stembureau dat het stembureau van de Provinciale Staten van Noord-Holland de desbetreffende stem, gelet op de artikelen T4 en T8, derde lid, van de Kieswet, terecht ongeldig heeft verklaard. Zij acht geen reden aanwezig om te twijfelen aan de juistheid van de door het centraal stembureau vastgestelde verkiezingsuitslag.

De voorzitter:

Ik dank de heer Asscher voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak.

Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)2

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, in afwachting van de minister-president en de overige genodigden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven