13 Noten

Noot 2 (zie item 8)

RAPPORT VAN DE COMMISSIE TOT ONDERZOEK VAN DE GELOOFSBRIEVEN VAN

de benoemde leden der Kamer – in alfabetische volgorde opgenomen in groep II –

de heer M.J.M. Kox, de heer R. Kuiper, de heer C.A. de Lange, de heer P.R.H.M. van der Linden, mevrouw M.Y. Linthorst, mevrouw P.E.M.S. Lokin-Sassen, mevrouw M.J.T. Martens, mevrouw P.L. Meurs, de heer J.G. Nagel, de heer H.C.P. Noten, mevrouw G.J.F. Popken, de heer A. Postema, de heer K. Putters, mevrouw A.C. Quik-Schuijt, de heer G.A.T.M. Reuten, de heer J.F.B. van Rey, de heer T.P.A.M. Reynaers, de heer R.F. Ruers, de heer S. Schaap, mevrouw M.C. Scholten, de heer J.M. Schouwenaar, de heer N.J. Schrijver, mevrouw E.M. Sent, mevrouw T.M. Slagter-Roukema, de heer E.M.A. Smaling, de heer R. Sörensen, de heer G.A. van Strien, mevrouw M.H.A. Strik, de heer B.J. Swagerman, mevrouw J.J. Sylvester, de heer G.H. Terpstra, de heer C.P. Thissen, de heer A. Vliegenthart, mevrouw J.G. Vlietstra, mevrouw M.B. Vos, de heer K.G. de Vries, mevrouw G. de Vries-Leggedoor.

De heer Asscher (voorzitter), mevrouw Van Bijsterveld en mevrouw Meulenbelt.

De commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer – in alfabetische volgorde opgenomen in groep II – te weten:

De heer M.J.M. Kox te Tilburg

De heer R. Kuiper te Barneveld

De heer C.A. de Lange te Monnickendam

De heer P.R.H.M. van der Linden te Nuth

Mevrouw M.Y. Linthorst te Abcoude

Mevrouw P.E.M.S. Lokin-Sassen te Groningen

Mevrouw M.J.T. Martens te Nijmegen

Mevrouw P.L. Meurs te Bilthoven

De heer J.G. Nagel te Hilversum

De heer H.C.P. Noten te Dalfsen

Mevrouw G.J.F. Popken te Purmerend

De heer A. Postema te Maastricht

De heer K. Putters te Hardinxveld-Giessendam

Mevrouw A.C. Quik-Schuijt te Zeist

De heer G.A.T.M. Reuten te Amsterdam

De heer J.F.B. van Rey te Herten

De heer T.P.A.M Reynaers te Roosendaal

De heer R.F. Ruers te Utrecht

De heer S. Schaap te Emmeloord

Mevrouw M.C. Scholten te Amsterdam

De heer J.M. Schouwenaar te Middelburg

De heer N.J. Schrijver te Oegstgeest

Mevrouw E.M. Sent te Nijmegen

Mevrouw T.M. Slagter-Roukema te Zuidhorn

De heer E.M.A. Smaling te Weesp

De heer R. Sörensen te Rotterdam

De heer G.A. van Strien te Arcen

Mevrouw M.H.A. Strik te Oosterbeek

De heer B.J. Swagerman te Bilthoven

Mevrouw J.J. Sylvester te Naarden

De heer G.H. Terpstra te Utrecht

De heer C.P. Thissen te Roermond

De heer A. Vliegenthart te Amsterdam

Mevrouw J.G. Vlietstra te Winschoten

Mevrouw M.B. Vos te Amsterdam

De heer K.G. de Vries te Pijnacker

Mevrouw G. de Vries-Leggedoor te Nieuw-Buinen

heeft de eer het volgende te rapporteren.

In handen van de commissie zijn gesteld de volgende missiven van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal:

een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1, derde lid, van de Kieswet, kennisgeving van 25 mei 2011, nr. Kiesraad 2011/2000211707 waarbij bovengenoemde personen worden benoemd verklaard tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1, derde lid, van de Kieswet, kennisgeving van 30 mei 2011, nr. Kiesraad 2011/2000224266

waarbij mevrouw A.C. Quik-Schuijt wordt benoemd verklaard tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

alsmede de door de benoemde leden overgelegde hieronder genoemde stukken:

  • a. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 2, eerste lid, der Kieswet, houdende mededeling dat bovengenoemde personen hun benoeming aannemen.

  • b. een uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens, waaruit expliciet blijkt dat hij/zij de Nederlandse nationaliteit bezit.

  • c. een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke hij/zij bekleden.

Uit deze stukken blijkt dat de benoemde leden de bij de wet gevorderde leeftijd hebben bereikt en dat zij geen betrekking bekleden welke onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de bovengenoemde personen als lid van de Kamer toe te laten.

De commissie merkt hierbij op dat zij kennis heeft genomen van het proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal tot het vaststellen en bekendmaken van de uitslag van de verkiezing. In een daarbij gevoegde bijlage komt tot uitdrukking het bezwaar dat namens een lid van de provinciale staten van Noord Holland ter zitting van het centraal stembureau op 25 mei 2011 naar voren is gebracht, houdende dat de door hem uitgebrachte stem door het stembureau van de provinciale staten van Noord-Holland ten onrechte ongeldig is verklaard.

De commissie heeft er nota van genomen dat het centraal stembureau in het ingediende bezwaar geen reden heeft gezien om niet over te gaan tot vaststelling van de uitslag. De commissie sluit zich aan bij het oordeel van het centraal stembureau dat het stembureau van de provinciale staten van Noord-Holland de desbetreffende stem, gelet op de artikelen T4 en T8, derde lid, van de Kieswet, terecht ongeldig heeft verklaard. Zij acht geen reden aanwezig om te twijfelen aan de juistheid van de door het centraal stembureau vastgestelde verkiezingsuitslag.

De commissie:

De heer Asscher (voorzitter)

Mevrouw Van Bijsterveld

Mevrouw Meulenbelt

Naar boven