12 Noten

Noot 1 (zie item 8)

RAPPORT VAN DE COMMISSIE TOT ONDERZOEK VAN DE GELOOFSBRIEVEN VAN

de benoemde leden der Kamer – in alfabetische volgorde opgenomen in groep I –

De heer J.P. Backer, mevrouw M.A.M. Barth, de heer H.G.J.M. Beckers, mevrouw J. Beuving, mevrouw M.M. de Boer, de heer R.H.L.M. van Boxtel, de heer L.C. Brinkman, mevrouw A. Broekers-Knol, de heer W.L.J. Bröcker, mevrouw S.C. van Bijsterveld, mevrouw H.M. Dupuis, mevrouw A.W. Duthler, de heer P. van Dijk, de heer A. Elzinga, de heer J.W.M. Engels, de heer P.H.J. Essers, de heer P. Ester, mevrouw M.H.M. Faber-van de Klashorst, de heer A.H. Flierman, de heer H. Franken, mevrouw M.A.J.L. Frijters-Klijnen, de heer R.R. Ganzevoort, mevrouw A.M.V. Gerkens, de heer G.J. de Graaf, de heer M. de Graaf, de heer Th.C. de Graaf, de heer M.J.R.L. de Graaff, de heer F.H.G. de Grave, de heer L.M.L.H.A. Hermans, de heer W.B. Hoekstra, de heer G. Holdijk, mevrouw G. ter Horst, mevrouw W.H. Huijbregts-Schiedon, de heer F.E. van Kappen, mevrouw R.J. Klever, mevrouw E.M. Kneppers-Heijnert, de heer M.A.J. Knip, de heer N.K. Koffeman, de heer R.A. Koole.

De heer Van den Berg (voorzitter), mevrouw Böhler en de heer Putters.

De commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer - in alfabetische volgorde opgenomen in groep I – te weten:

De heer J.P. Backer te 's-Gravenhage

Mevrouw M.A.M. Barth te Wassenaar

De heer H.G.J.M. Beckers te 's-Hertogenbosch

Mevrouw J. Beuving te 's-Gravenhage

Mevrouw M.M. de Boer te Amsterdam

De heer R.H.L.M van Boxtel te Gorinchem

De heer L.C. Brinkman te Leiden

Mevrouw A. Broekers-Knol te Overveen

De heer W.L.J. Bröcker te Wassenaar

Mevrouw S.C. van Bijsterveld te Rijen

Mevrouw H.M. Dupuis te Voorschoten

Mevrouw A.W. Duthler te 's-Gravenhage

De heer P. van Dijk te Kattendijke

De heer A. Elzinga te Haarlem

De heer J.W.M. Engels te Eelderwolde

De heer P.H.J. Essers te Loon op Zand

De heer P. Ester te Baarn

Mevrouw M.H.M. Faber-Van de Klashorst te Hoevelaken

De heer A.H. Flierman te Markelo

De heer H. Franken te Zoeterwoude

Mevrouw M.A.J.L. Frijters-Klijnen te Bergen op Zoom

De heer R.R. Ganzevoort te Utrecht

Mevrouw A.M.V. Gerkens te Haarlem

De heer G.J. de Graaf te Loenen (Gld)

De heer M. de Graaf te 's-Gravenhage

De heer Th.C. de Graaf te Nijmegen

De heer M.J.R.L. de Graaff te Rotterdam

De heer F.H.G. de Grave te Amsterdam

De heer L.M.L.H.A. Hermans te Beetsterzwaag

De heer W.B. Hoekstra te Amsterdam

De heer G. Holdijk te Uddel

Mevrouw G. ter Horst te Amsterdam

Mevrouw W.H. Huijbregts-Schiedon te Oosterhout (NB)

De heer F.E. van Kappen te Doorn

Mevrouw R.J. Klever te Ermelo

Mevrouw E.M. Kneppers-Heijnert te Sauwerd

De heer M.A.J. Knip te Almelo

De heer N.K. Koffeman te Vierhouten

De heer R.A. Koole te Oegstgeest

heeft de eer het volgende te rapporteren.

In handen van de commissie zijn gesteld de volgende missiven van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal:

een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1, derde lid, van de Kieswet, kennisgeving van 25 mei 2011, nr. Kiesraad 2011–2000211707 waarbij bovengenoemde personen worden benoemd verklaard tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

alsmede de door de benoemde leden, met uitzondering van mevrouw A.M.V. Gerkens, overgelegde hieronder genoemde stukken:

  • a. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 2, eerste lid, der Kieswet, houdende mededeling dat bovengenoemde personen hun benoeming aannemen.

  • b. een uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens, waaruit expliciet blijkt dat hij/zij de Nederlandse nationaliteit bezit.

  • c. een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke hij/zij bekleden.

Mevrouw Gerkens heeft haar benoeming niet aanvaard.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat de benoemde leden, die hun benoeming hebben aanvaard, de bij de wet gevorderde leeftijd hebben bereikt en dat zij geen betrekking bekleden welke onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de bovengenoemde personen, met uitzondering van mevrouw Gerkens, als lid van de Kamer toe te laten.

De commissie merkt hierbij op dat zij kennis heeft genomen van het proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal tot het vaststellen en bekendmaken van de uitslag van de verkiezing. In een daarbij gevoegde bijlage komt tot uitdrukking het bezwaar dat namens een lid van de provinciale staten van Noord Holland ter zitting van het centraal stembureau op 25 mei 2011 naar voren is gebracht, houdende dat de door hem uitgebrachte stem door het stembureau van de provinciale staten van Noord-Holland ten onrechte ongeldig is verklaard.

De commissie heeft er nota van genomen dat het centraal stembureau in het ingediende bezwaar geen reden heeft gezien om niet over te gaan tot vaststelling van de uitslag. De commissie sluit zich aan bij het oordeel van het centraal stembureau dat het stembureau van de provinciale staten van Noord-Holland de desbetreffende stem, gelet op de artikelen T4 en T8, derde lid, van de Kieswet, terecht ongeldig heeft verklaard. Zij acht geen reden aanwezig om te twijfelen aan de juistheid van de door het centraal stembureau vastgestelde verkiezingsuitslag.

De commissie:

De heer Van den Berg (voorzitter)

Mevrouw Böhler

De heer Putters

Naar boven