33 930 XVI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2013

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT (XVI)

Aangeboden 21 mei 2014

Gerealiseerde uitgaven van het departement verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1.000)

Gerealiseerde uitgaven van het departement verdeeld over               beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1.000)

Gerealiseerde ontvangsten van het departement verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1.000)

Gerealiseerde ontvangsten van het departement verdeeld over               beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1.000)

INHOUDSOPGAVE

     

Blz.

       

A.

Algemeen

7

 

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

7

 

Leeswijzer

11

       

B.

Beleidsverslag

13

 

Beleidsprioriteiten

13

 

Beleidsartikelen

27

 

Beleidsartikel 1 Volksgezondheid

27

 

Beleidsartikel 2 Curatieve zorg

40

 

Beleidsartikel 3 Maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg

50

 

Beleidsartikel 4 Zorgbreed beleid

63

 

Beleidsartikel 5 Jeugd

72

 

Beleidsartikel 6 Sport en bewegen

79

 

Beleidsartikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II

87

 

Beleidsartikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

93

 

Niet-beleidsartikelen

98

 

Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

98

 

Niet-beleidsartikel 10 Apparaatsuitgaven

101

 

Niet-beleidsartikel 11 Nominaal en onvoorzien

105

 

Bedrijfsvoeringsparagraaf

107

       

C.

Jaarrekening

111

 

Departementale verantwoordingsstaat

111

 

Samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

112

 

Jaarverantwoording agentschappen per 31 december 2013

113

 

Saldibalans

143

       

D.

Financieel Beeld Zorg

156

       

E.

Bijlagen

221

 

Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak

221

 

Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

227

 

Externe inhuur

229

 

Lijst van gebruikte afkortingen

231

 

Trefwoordenregister

236

A. ALGEMEEN

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENGING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) over het jaar 2013 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport decharge te verlenen over het in het jaar 2013 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2013;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel Jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2013 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2013, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2013 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van:

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

1. Indeling jaarverslag

Voor u ligt het departementale jaarverslag 2013 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Het onderdeel Algemeen omvat het verzoek tot dechargeverlening en deze leeswijzer.

Het beleidsverslag is opgebouwd uit vier onderdelen:

  • De beleidsprioriteiten. Deze paragraaf gaat in op de belangrijkste resultaten van het Ministerie van VWS over het afgelopen jaar. Het gaat om de hoofdlijnen van het beleid en de beleidsprioriteiten van het huidige kabinet en bewindspersonen.

  • De beleidsartikelen. Hierin wordt per artikel de algemene doelstelling vermeld en wat de rol en verantwoordelijkheden zijn van de Minister. Daarnaast bevat elk beleidsartikel beleidsconclusies waarin een oordeel wordt gegeven over de uitvoering van beleid in het afgelopen jaar. Ten slotte wordt de budgettaire tabel vermeld inclusief een toelichting op de belangrijkste bestedingen van middelen en op de opmerkelijke verschillen tussen de gerealiseerde en begrote uitgaven en ontvangsten.

  • De niet-beleidsartikelen. De artikelen bestaan uit een budgettaire tabel en een toelichting op de opmerkelijke verschillen tussen de gerealiseerde en begrote uitgaven en ontvangsten.

  • De bedrijfsvoeringsparagraaf geeft informatie op het gebied van rechtmatigheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel en materieelbeheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

De jaarrekening is opgebouwd uit de departementale verantwoordingsstaat, de samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen, de jaarverantwoordingen van de agentschappen en de saldibalans.

Vervolgens wordt het Financieel Beeld Zorg (FBZ) gepresenteerd. Het FBZ geeft een integraal beeld van de ontwikkeling van de uitgaven en ontvangsten onder het Budgettair Kader Zorg (BKZ).

Tot slot bevat het jaarverslag een aantal bijlagen, te weten de toezichtrelaties op de Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s), afgerond evaluatie- en overig onderzoek, externe inhuur, de publicatieplicht in het kader van de Wet Normering Topinkomens, de lijst met gebruikte afkortingen en het trefwoordenregister.

2. Groeiparagraaf

In de groeiparagraaf wordt aangegeven wat de belangrijkste verbeteringen in het jaarverslag zijn ten opzichte van vorig jaar:

  • Op 20 april 2011 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met een aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» (TK 31 865, nr. 26). De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien.

  • De begroting 2013 is geheel volgens de systematiek van Verantwoord Begroten opgesteld. Dit jaarverslag is vervolgens ook vormgegeven conform de voorschriften van Verantwoord Begroten. Deze nieuwe indeling heeft er voor gezorgd dat de historische realisatiecijfers (t-1 t/m t-4) niet volledig gereconstrueerd konden worden. Daarom zijn alleen de realisatiecijfers voor jaar t-1 op artikelniveau vermeld.

  • De beleidsartikelen Langdurige zorg en Maatschappelijke ondersteuning zijn samengevoegd tot één artikel, te weten artikel 3 Maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg. Daarnaast zijn er twee nieuwe beleidsartikelen geïntroduceerd, artikel 4 Zorgbreed beleid en artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten. Ook de nummering van de (niet-)beleidsartikelen is gewijzigd: 1 t/m 11 in plaats van 41 t/m 47 en 97 t/m 99.

  • Artikel 4 Zorgbreed beleid bevat onderwerpen die betrekking hebben op diverse beleidsterreinen van VWS, zoals arbeidsmarktbeleid, de beheerskosten van de zorgbrede ZBO’s en RWT’s, de instrumenten met betrekking tot het versterken van de positie van de cliënt, kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling en zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland.

  • Op het nieuwe artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten worden de zorgtoeslag, Wtcg en de uitgaven in het kader van de fiscale regeling tegemoetkoming specifieke zorguitgaven verantwoord.

  • In artikel 10 zijn de apparaatsuitgaven van het kerndepartement uitgesplitst in Personeel en Materieel. De personele uitgaven zijn verder uitgesplitst naar eigen personeel, inhuur externen en postactieven. De materiële uitgaven zijn verder uitgesplitst naar uitgaven ICT, bijdrage SSO’s en Overig materieel. Met ingang van de begroting 2014 zijn ook de apparaatsuitgaven van de inspecties, het SCP en de adviesraden van VWS nader uitgesplitst. In dit jaarverslag is dat nog niet het geval.

3. Norm toelichting verschillen tussen budgettaire raming en realisatie

In de beleidsartikelen zijn de verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar toegelicht met als norm:

  • Het verschil groter of gelijk is aan € 3 miljoen.

  • Als het verschil tussen de € 1 miljoen en € 3 miljoen ligt en dit verschil 3% of meer is van de stand vastgestelde begroting.

  • Als het verschil kleiner dan € 1 miljoen is, maar het onderdeel van beleidsmatig of politiek belang is.

B. BELEIDSVERSLAG

BELEIDSPRIORITEITEN

1. Inleiding

De zorg is maatschappelijk van groot belang. Iedere Nederlander moet kunnen rekenen op kwalitatief goede zorg tegen een betaalbare prijs. In dat licht is het goed dat ons land opnieuw de eerste plaats inneemt in de afgelopen najaar gepubliceerde Euro Health Consumer Index. Nederland wordt met name geroemd om de goede toegankelijkheid van zorg. Daar kunnen we trots op zijn. Maar de kwaliteit van onze zorg is niet vanzelfsprekend en ook geen statisch gegeven. Maatschappelijke en demografische ontwikkelingen, net als nieuwe technologische mogelijkheden en behandelmethoden vragen om een duurzame hervorming van de zorg.

Het kabinet heeft met het regeerakkoord Bruggen slaan de verantwoordelijkheid genomen door op een aantal sleuteldossiers door te pakken en de noodzakelijke hervormingen ook daadwerkelijk mogelijk te maken. Wij, de Minister en Staatssecretaris van VWS, hebben in onze gezamenlijke strategische beleidsagenda Van systemen naar mensen van begin 2013 (TK 32 620, nr. 78) verder richting gegeven aan de contouren uit het regeerakkoord. In de agenda werken we aan hervormingen in de zorg waarmee de omslag gemaakt kan worden van het denken in systemen naar het denken vanuit mensen. Er zijn niet alleen grote verschillen tussen mensen in termen van gezondheid, maar ook in hun sociale omgeving en in de mate waarin zij in staat zijn zelf hun leven in te richten. Hoewel mensen van elkaar verschillen en behoefte hebben aan verschillende zorg, krijgen mensen in ongelijke situaties nog te vaak een uniforme behandeling. Door meer in te zetten op wat iemand nodig heeft, ontstaat zorg op maat.

Daarnaast bevat de strategische beleidsagenda maatregelen die ingrijpen in de groei van de zorguitgaven. In de afgelopen periode is de groei van deze uitgaven al aanzienlijk afgeremd. Het jaar 2013 was in dat opzicht een bijzonder jaar: voor het eerst in lange tijd bleven de zorguitgaven binnen de bestaande budgettaire kaders en liet de Miljoenennota 2014 een meerjarige onderschrijding zien. De aanhoudende financiële crisis heeft er echter voor gezorgd dat het kabinet genoodzaakt was de schatkist verder op orde te brengen. De zorg heeft hieraan een forse bijdrage geleverd; met partijen in de zorg zijn het afgelopen jaar akkoorden gesloten en nieuwe meerjarenafspraken gemaakt die de groei van de uitgaven verder beperken. In het voorjaar van 2013 zijn met verschillende werkgevers- en werknemersorganisaties afspraken gemaakt over loonmatiging in ruil voor investeringen in kwaliteit en werkgelegenheid. In de zomer van 2013 is in de curatieve zorg met ziekenhuizen, medisch specialisten, de ggz, huisartsen, zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties overeengekomen de reeds bestaande hoofdlijnenakkoorden verder uit te diepen en te verlengen. Alle betrokken partijen hebben daarmee getoond verantwoordelijkheid te nemen om samen een duurzamer zorgstelsel te ontwikkelen.

Binnen het stelsel van de curatieve zorg krijgen de actoren ook steeds meer mogelijkheden om hun rol goed in te vullen en bij te dragen aan de betaalbaarheid en kwaliteit. De combinatie van meerjarenafspraken over uitgavenbeheersing, kwaliteit en doelmatigheid en de vergroting van risicodragendheid van zorgverzekeraars heeft geleid tot een daling van de groei van de uitgaven voor de curatieve zorg. De betere beheersing en beperking van de groei van de zorguitgaven hebben mede mogelijk gemaakt dat de nominale premie in 2013 is gestabiliseerd en in 2014 fors is gedaald.

De afspraken uit het regeerakkoord in het kader van de langdurige zorg en ondersteuning zijn het afgelopen jaar verder uitgewerkt. Na intensieve consultatie met het zorgveld, gemeenten, werkgevers en werknemers en deskundigen ligt er een verantwoord pakket aan maatregelen. Hiermee faciliteren we de overgang naar het nieuwe stelsel optimaal. Door de meer evenwichtige spreiding van maatregelen is het maatschappelijk draagvlak toegenomen en is de basis gelegd voor een verantwoorde hervorming richting de nabije toekomst. Kern daarin blijft een langdurige zorg die dicht bij mensen is georganiseerd en meer rekening houdt met wat mensen zelf willen en kunnen.

Wij werken intensief samen om de strategische agenda vorm te geven en de aansluiting tussen curatieve en langdurige zorg en ondersteuning te versterken. Hierbij is een aantal zorgbrede thema’s geformuleerd. In 2013 zijn vanuit een sectoroverstijgende aanpak slagvaardige taskforces ingesteld voor de thema’s fraude, verspilling en patiëntveiligheid. Deze moeten niet alleen bijdragen aan kwaliteitsverbetering, maar zeker ook aan betaalbaarheid.

In de regel is het beleidsverslag een spiegel van de beleidsagenda voor datzelfde jaar. Gelet op de demissionaire status van het kabinet dat de begroting voor 2013 opstelde en het beleidsarme karakter van de agenda van het afgelopen jaar, is er in dit verslag voor gekozen de opzet van de strategische agenda zo veel mogelijk te volgen. Daarnaast wordt een toelichting gegeven op de akkoorden die het afgelopen jaar zijn gesloten. In het kader van de verbetering van de verantwoording is afgesproken om focusonderwerpen te benoemen. Om die reden krijgen in dit verslag fraude en decentralisatie extra aandacht (TK 31 865, nr. 55).

2. Gezamenlijke projecten

a. Geld voor zorg besteden aan zorg

Fraude in de zorg is onacceptabel en moet hard worden aangepakt. In maart 2013 heeft het Ministerie van VWS een convenant gesloten met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW), de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD), de Belastingdienst, het Openbaar Ministerie en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Met het convenant is ook de Taskforce Integriteit Zorgsector een feit. Het doel van het samenwerkingsverband is het versterken van de integriteit van de zorgsector door samenwerking tussen de convenantpartners te stimuleren, te coördineren en te vergroten door het uitwisselen van informatie en het uitwisselen van kennis, inzicht en vaardigheden (TK 28 828, nr. 50).

De NZa heeft in 2013 onderzoek gedaan naar de fraudegevoelige aspecten in ons zorgsysteem. Het gaat daarbij om het aanpakken van oneigenlijk gebruik en het voorkomen en herstellen van fouten, met name bij declaraties. In haar eerste tussenrapportage van het najaar van 2013, heeft zij per zorgonderdeel de risico’s voor fraude in kaart gebracht (TK 28 828, nr. 54). De NZa adviseert zorgverzekeraars hun controlesystemen te verbeteren en meer aandacht te besteden aan opsporing van fraude. Medio 2014 zal de NZa de definitieve resultaten van het onderzoek naar de omvang van fraude aanleveren.

In de VWS-begroting zijn extra middelen uitgetrokken om het toezicht en de opsporing van zorgfraude te versterken. Deze middelen zullen onder andere gebruikt worden om het toezicht van de NZa te intensiveren en de opsporingstaak van de Inspectie SZW in de zorg uit te breiden. In 2013 en 2014 worden 30.000 huisbezoeken bij pgb-houders afgelegd. Ook is een Expertisecentrum Zorgfraude Bestrijding (EZB) opgericht en wordt er bij nieuwe wetgeving en aanpassing van bekostigingssystemen vooraf een fraudetoets uitgevoerd. Voor de Wet langdurige zorg (Wlz) en de invoering van de Generalistische Basis GGZ heeft al een fraudetoets plaatsgevonden.

Een inzichtelijke zorgnota stelt verzekerden/patiënten in staat declaraties te controleren op mogelijke onjuistheden en hen inzicht te bieden in de gemaakte zorgkosten. Het is één van de maatregelen die wordt ingezet om fraude en oneigenlijk gebruik van zorg aan te pakken.

In de curatieve zorg maken ziekenhuizen duidelijke afspraken over de kaders waarbinnen de externe adviesbureaus kunnen ondersteunen bij het realiseren van een correct declaratieproces, kijken zorgverzekeraars naar financiële prikkels die de juistheid van declaraties kunnen bevorderen en zal er in de opleiding van medisch specialisten meer aandacht komen voor kostenbewustzijn. Ook zal een flinke slag worden gemaakt in het eenduidig maken van declaratienormen. In de ggz zijn op de factuur gegevens opgenomen over o.a. hoofdbehandelaarschap, verwijzer en bestede tijd waardoor zorgverzekeraars beter in staat zijn de juistheid van de factuur te controleren. Om upcoding in de langdurige zorg tegen te gaan zal het CIZ alle aangekondigde maatregelen per 1 januari 2014 laten ingaan: het CIZ zal meer indicaties toetsen die afgegeven zijn door instellingen en verkregen informatie controleren bij cliënten of hun wettelijke vertegenwoordiger. Na vaststelling van upcoding mogen deze instellingen niet meer zelf indiceren (TK 17 050, nr. 450).

Met het Programma Aanpak Verspilling in de Zorg pakt de overheid samen met de zorgsector de verspilling aan (TK 33 654, nr. 1 en TK 33 654, nr. 2). Belangrijk onderdeel is het Meldpunt Verspilling. De meldingen maken inzichtelijk waar actie mogelijk en nodig is. Sinds de start van het Meldpunt op 25 mei 2013 zijn circa 19.000 meldingen binnengekomen. De rapportage over het Meldpunt geeft een goed beeld van de meldingen (TK 33 654, nr. 4). Tweederde van alle meldingen gaat over verspilling in de vorm van hoeveelheid zorg, over het gebruik van zorgmiddelen en de betaling van de zorg. Met drie themaprojecten gaan we – samen met partijen uit het veld – de komende jaren op zoek naar concrete oplossingen. De projectteams gebruiken reeds verzamelde en nieuwe meldingen en beoordelen aangedragen oplossingen om een actieplan te maken. De themaprojecten zijn: genees- en hulpmiddelen, langdurige en curatieve zorg. Begin 2014 wordt de Tweede Kamer over de actieplannen geïnformeerd.

Conform het regeerakkoord waarin meer nadruk op samenwerking ligt, is aangekondigd dat VWS samen met de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en de NZa een rondgang zal maken door Nederland. Het doel hiervan is te inventariseren welke belemmeringen van samenwerking worden ervaren en suggesties voor oplossingen te horen. Ook zal in de rondgang informatie en uitleg worden gegeven over de toepassing van de Mededingingswet. Aanleiding hiervoor zijn de klachten uit de zorgbranche dat goede samenwerking wordt gehinderd door mededingingsregels. Het is belangrijk dat zorgverleners goed met elkaar samenwerken zodat de patiënt de juiste zorg ontvangt. Voor de zomer van 2014 wordt de Tweede Kamer hierover nader geïnformeerd (TK 32 620, nr. 106).

Om een goede werking van het zorgstelsel te garanderen is accurate informatie van groot belang. De stuurgroep Verbetering Informatievoorziening Zorguitgaven die eind 2012 van start is gegaan, doet periodiek voorstellen voor het versnellen van de informatievoorziening, voor het monitoren ervan en voor het verbeteren van de verklarende informatie. Eind 2014 moeten de eerste maatregelen van kracht zijn. In 2013 zijn twee tussenrapportages opgesteld en zijn al de nodige stappen gezet (TK 29 248, nr. 254 en TK 29 248, nr. 256). Zo is afgesproken de doorlooptijd van diagnosebehandelingcombinaties (DBC’s) in de medisch-specialistische zorg van maximaal één jaar naar maximaal vier maanden terug te brengen per 2015. Met Vektis is de afgelopen periode gewerkt aan een aansluiting op het datawarehouse Zorgprisma, ingericht op basis van de door zorgverzekeraars betaalde declaraties. Zorgprisma ontsluit op een gebruiksvriendelijke manier de gegevens die gekoppeld zijn aan de declaraties die bij de zorgverzekeraars binnenkomen. De NZa heeft de opdracht gekregen om instellingen te verplichten per 2015 te werken via de internationale classificatiestandaard van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) bij het vastleggen van zorgproducten.

Naast bovengenoemde voorbeelden is het terugdringen van regeldruk een thema dat meegenomen wordt bij de ontwikkeling van beleid. In 2013 is verder vorm gegeven aan het verminderen van regeldruk binnen het Experiment Regelarme Instellingen (ERAI) waarbij instellingen in de gelegenheid worden gesteld om te experimenteren met het buiten werking stellen van regels (TK 31 765, nr. 75). Ook zal het signaal van de partijen verenigd in de Agenda voor de Zorg in 2014 leiden tot een gezamenlijke programmatische aanpak van regeldruk.

b. Patiëntveiligheid en kwaliteit

Het verbeteren van patiëntveiligheid heeft het afgelopen jaar prominent op de agenda gestaan. In het najaar van 2013 bleek aan de hand van het EMGO/NIVEL rapport dat de landelijke programmatische aanpak van patiëntveiligheid in de ziekenhuissector zeer succesvol is geweest. Er zijn forse verbeteringen bereikt en de doelstelling van het programma om 50% van de potentieel vermijdbare sterfte te reduceren in 2012 is ruimschoots gehaald (TK 31 016, nr. 59).

De komende tijd ligt de nadruk op betere toepassing van procedures, protocollen en richtlijnen. Naar aanleiding van twee onderzoeksrapporten naar de organisatie van de IGZ van de heer Van der Steenhoven en mevrouw Sorgdrager is in 2013 een complex en omvangrijk verbetertraject van start gegaan. De IGZ ziet scherper toe en treedt handhavend op wanneer het nodig is. Als een zorgaanbieder onvoldoende aantoont geleerd te hebben van een onverantwoord risico of een calamiteit, ziet de IGZ scherper toe op het verbeterproces en handhaaft de IGZ waar nodig (TK 33 149, nr. 17). Tevens is besloten een Landelijk Meldpunt Zorg op te richten dat uiterlijk 1 juli 2014 van start gaat. Dit meldpunt wordt organisatorisch ondergebracht bij het CIBG, met een zekere afstand tot en tegelijk in verbinding met de IGZ. Burgers met klachten over de zorg kunnen bij het Landelijk Meldpunt Zorg terecht voor advies en begeleiding. Zorgaanbieders en fabrikanten moeten er hun wettelijk verplichte meldingen doen (bijvoorbeeld over (vermeende) calamiteiten). Het doel van het meldpunt is een bijdrage te leveren aan een professionelere klachtafhandeling en meer transparantie over klachten en meldingen in de zorg en de afhandeling daarvan.

In EU-verband is in 2013 afgesproken dat lidstaten elkaar per 2016 actief waarschuwen wanneer een zorgverlener een beroepsverbod of bevoegdheidsbeperkende maatregel opgelegd heeft gekregen in de lidstaat waar hij werkzaam is. Nederland heeft vooruitlopend daarop met een aantal landen bilaterale afspraken gemaakt om elkaar actief te informeren over disfunctionerende artsen en andere zorgverleners.

Beide Kamers hebben afgelopen jaar ingestemd met het wetsvoorstel dat de taken en bevoegdheden op het gebied van de kwaliteit van de zorg regelt. Hiermee is de weg vrijgemaakt voor de start van het Kwaliteitsinstituut. Met het Kwaliteitsinstituut wordt een belangrijke stap gezet om de kwaliteit van zorg transparant te krijgen. Het wordt voor zorgverzekeraars gemakkelijker om niet alleen op prijs, maar ook op kwaliteit zorg in te kopen. Voor patiënten wordt het gemakkelijker om inzicht te krijgen in wat goede zorg is en om op basis van kwaliteit een keuze te maken voor een zorgaanbieder (EK 33 243, nr. A).

Het Kwaliteitsinstituut haalt zijn expertise zoveel mogelijk uit het veld. Het instituut wordt een slank en flexibel onderdeel van het huidige College van Zorgverzekeringen, dat een nieuwe naam krijgt: Zorginstituut Nederland. Vijf organisaties en programma’s die zich nu met kwaliteit in de zorg bezighouden, worden opgeheven. Het Kwaliteitinstituut zal bij het uitvoeren van werkzaamheden bijzondere aandacht besteden aan het tegengaan van regeldruk.

c. Gezond opgroeien en ouder worden

Alcohol en tabak schaden de ontwikkeling en gezondheid van jongeren en zijn voor deze groep extra schadelijk. In 2013 is besloten de Drank- en Horecawet (een initiatiefwet van de TK-leden Voordewind, Van der Staaij, Bouwmeester en Bruins Slot) aan te passen. Vanaf 1 januari 2014 mag aan jongeren onder de 18 jaar geen alcohol worden verkocht. Jongeren onder de 18 jaar zijn bovendien strafbaar als ze alcohol bij zich hebben (TK 33 341, nr. 19). In 2013 hebben beide Kamers ingestemd met het wetsvoorstel om de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabak met ingang van 1 januari 2014 te verhogen van 16 naar 18 jaar. Met deze wetswijziging wil het kabinet het aantal jonge rokers terugdringen (TK 33 590, nr. 3).

Op 11 oktober 2013 is het Nationaal Programma Preventie (NPP) officieel begonnen. Het programma is een toezegging van dit kabinet naar aanleiding van de behandeling van de VWS-begroting in 2012. Het programma is het afgelopen jaar samen met verschillende partners ontwikkeld en beslaat een breed terrein van preventie en gezondheid. Het focust op drie terreinen: preventie een prominente plek geven in de gezondheidszorg, de gezondheid van mensen bevorderen en chronische ziekten voorkomen, en de gezondheidsbescherming op peil houden en nieuwe bedreigingen het hoofd bieden. Daarbij wordt vastgehouden aan de eerder vastgestelde speerpunten: diabetes, depressie, roken, alcohol, overgewicht en bewegen. Uitgangspunt is daarbij dat private en publieke partijen samenwerken en de verschillende activiteiten zoveel mogelijk met elkaar verbonden worden. In het tweede deel van het programma is een groot aantal activiteiten op bovenstaande onderdelen opgenomen, met waar mogelijk concrete resultaatafspraken (TK 32 793, nr. 102).

In het najaar van 2013 zijn we officieel van start gegaan met het Deltaplan Dementie. Dit is een achtjarenplan met als doel de zorg voor patiënten met dementie te optimaliseren. Het Deltaplan Dementie is een samenwerking tussen publieke en private partijen en richt zich zowel op zorg en ondersteuning in de hele zorgketen als op preventie en genezing door middel van het uitvoeren van onderzoek, de ontwikkeling van het Zorgportaal Dementie en het realiseren van het Nationaal Register Dementie. VWS heeft voor de komende vier jaar een bedrag van € 32,5 miljoen voor het plan beschikbaar gesteld (TK 32 793, nr. 70).

Het programma Sport en Bewegen in de Buurt is in februari 2012 van start gegaan en biedt lokaal kansen om meer mensen te laten sporten en bewegen (TK 30 234, nr. 91). Met het programma wordt bijgedragen aan een gezonde en actieve leefstijl door lokaal meer verbindingen tot stand te brengen tussen de sportsector en andere sectoren zoals onderwijs, zorg, welzijn, buitenschoolse opvang en het bedrijfsleven. Vanuit de Rijksoverheid is vanaf 2013 financiering beschikbaar voor 2.900 buurtsportcoaches. In 2013 is het aantal gemeenten dat buurtsportcoaches aanstelt gegroeid naar 377. Gemeenten hebben daarnaast gezamenlijk ingetekend voor 2.761 fte. In september zijn 166 nieuwe projecten vanuit de Sportimpuls gehonoreerd, waarvan 20 projecten speciaal gericht zijn op «Kinderen sportief op gewicht» (TK 30 234, nr. 91). Ook is in 2013 samen met het Ministerie van OCW de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en een Gezonde Leefstijl in uitvoering genomen.

Naar aanleiding van enkele tragische voorvallen is een brede maatschappelijke discussie ontstaan over veiligheid op de sportvelden. In maart 2013 is een tweede overleg gevoerd tussen de sportsector, verschillende ministeries (zoals V&J en OCW), politie, het OM en gemeenten. Dit heeft geleid tot afspraken om geweld op het sportveld intensiever aan te pakken. Het actieplan «Naar een veiliger sportklimaat» wordt uitgevoerd en versterkt. Denk aan: sportspecifieke maatregelen, sport en veiligheid op lokaal niveau, de aanpak van excessen, de rol van ouders, sportiviteit en respectvol gedrag op school en de inzet van rolmodellen (TK 30 234, nr. 83).

Het afgelopen jaar is een nieuw beleidskader voor sportevenementen gepresenteerd. De focus ligt op toonaangevende internationale sportevenementen en het realiseren van maatschappelijke en economische spin-off rondom het evenement (TK 30 234, nr. 94). De ambitie van de sport is om bij de beste tien topsportlanden van de wereld te horen. Vanwege de toenemende internationale concurrentie richten we ons vooral op (potentieel) succesvolle takken van sport en topsporters. VWS investeert in topsport, in 2013 voor het eerst via een instellingssubsidie aan NOC*NSF. De middelen van Lotto, Partners in Sport en VWS worden hiermee samengevoegd en gericht ingezet voor o.a. de financiering van wedstrijd- en trainingsprogramma’s, talentontwikkeling en Centra voor Topsport en Onderwijs.

d. Arbeidsmarkt

In april 2013 heeft het kabinet naast een Sociaal Akkoord ook een Zorgakkoord gesloten met werkgevers en werknemers. Het akkoord is een combinatie van een verantwoorde uitwerking van het regeerakkoord, een verantwoorde loonontwikkeling en gerichte maatregelen ten behoeve van de werkgelegenheid en de kwaliteit van arbeid in de zorg. De komende jaren wordt blijvend geïnvesteerd in goed opgeleid zorgpersoneel, met name verpleegkundigen. Verder wordt geïnvesteerd in opleiding en ontwikkeling van medewerkers (bijvoorbeeld wijkverpleegkundigen) en zijn extra middelen voor stageplaatsen vrijgemaakt (TK 33 566, nr. 29).

In het najaar van 2013 hebben wij onze visie op de gevolgen van de hervormingen in de langdurige zorg op de arbeidsmarkt aan de Tweede Kamer voorgelegd. Daaruit blijkt dat de werkgelegenheid in de langdurige zorg en jeugdzorg weliswaar in 2015 eerst afneemt, maar dat de werkgelegenheid zich in 2017 weer herstelt. De branche kan de gevolgen gedeeltelijk zelf opvangen. Tegelijkertijd treft het kabinet ook maatregelen om de overgang te begeleiden. De continuïteit en kwaliteit van de zorg moet worden gewaarborgd door afspraken te maken over overname van personeel en het zo veel mogelijk in stand houden van de relatie cliënt-zorgverlener. Het kabinet stelt extra geld beschikbaar voor het begeleiden van mensen «van werk naar werk» en voor om- her- en bijscholing (TK 29 282, nr. 181). In de komende jaren zal bovendien een verschuiving van werkzaamheden plaatsvinden, waarbij bijvoorbeeld het aantal wijkverpleegkundigen zal toenemen. De wijkverpleegkundige gaat een essentiële rol spelen bij de gewenste transities in de zorg en bij het geven van de meest passende zorg en ondersteuning. In 2013 hebben wij de belemmeringen van de bekostiging voor de taakherschikking opgeheven. Zo mogen vanaf 2015 ook de verpleegkundig specialist en de physician assistant een DBC openen.

3. Maatregelen op het terrein van de curatieve zorg

a. Slimmer organiseren van de curatieve zorg

De curatieve zorg wordt steeds sterker om patiënten heen georganiseerd. In juli zijn de bestaande hoofdlijnenakkoorden verder verdiept. Goede en doelmatige zorg voor de patiënt, daar draait het om. We willen duurzame afspraken maken die de groei van de zorguitgaven vertragen, zodat we budgettair gedreven ingrepen in het basispakket kunnen voorkomen. Uiteraard blijft een systematische doorlichting van het pakket door het CVZ nodig met het oog op stringent pakketbeheer. De volumegroei bij de huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg, instellingen voor medisch-specialistische zorg en de curatieve ggz wordt de komende jaren verder teruggebracht: voor 2014 tot 1,5 procent. En tussen 2015 en 2017 tot 1 procent. Omdat zorgaanbieders in de eerste lijn -met name huisartsen – taken overnemen vanuit de duurdere tweedelijn, is er meer groeiruimte in de eerste lijn afgesproken (maximaal 2,5 procent).

Dat wordt mede gerealiseerd door het tegengaan van verspilling, fraude, onnodige bureaucratie en door het scherper toepassen van aanspraken in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Gepast gebruik en het verminderen van praktijkvariatie (TK 33 654, nr. 4) zijn daarvoor cruciaal. Ook bevatten de akkoorden afspraken over het vergroten van de transparantie over de kwaliteit van zorg. Het aantal praktijkvoorbeelden daarvan neemt toe, bijvoorbeeld de door Zorgverzekeraars Nederland (ZN) in kaart gebrachte minimumkwaliteitsnormen voor complexe behandelingen. En doordat een aantal ziekenhuizen de resultaten van hun behandelingen van hartaandoeningen vrijgeven (TK 29 248, nr. 255).

Ook zijn verschillende voorstellen voor het beter functioneren van het zorgstelsel – die ook nodig zijn voor een betere beheersing van de zorguitgaven – verder uitgewerkt. Een aantal van deze voorstellen ligt nu voor ter behandeling in zowel de Eerste als Tweede Kamer. De wetten ten aanzien van de continuïteit van cruciale zorg en het Kwaliteitsinstituut zijn inmiddels goedgekeurd.

In de zorg ontstaan veel initiatieven met het doel de kwaliteit van de zorg te verbeteren, de kosten te verlagen en de zorg in de buurt beter te organiseren. Deze initiatieven zijn onder meer gericht op uitkomstbekostiging, waarbij de nadruk ligt op het zo gezond mogelijk houden van mensen. Daarnaast is substitutie cruciaal: van tweedelijnszorg naar eerstelijnszorg, van professionele zorg naar zelfzorg en eHealth (TK 32 620, nr. 85 en TK 32 620, nr. 92)

In het regeerakkoord staat dat de verbreding van investeringsmogelijkheden in de medisch-specialistische zorg alleen interessant moet zijn voor investeerders met een langetermijnperspectief. Hiertoe is in februari 2013 een wetsvoorstel aan de Kamer aangeboden (TK 33 168, nr. 7). Nieuwe inzichten om dit principe nog zwaarder te verankeren – zonder de werking van dit wetsvoorstel te belemmeren – vragen nadere bestudering (TK 33 168, nr. 15). Dit strekt zich ook uit tot verticale integratie. Het wetsvoorstel wordt aangepast en zo spoedig mogelijk ter behandeling aan de Tweede Kamer aangeboden.

Tegen de achtergrond van de veranderende zorg moeten we tegelijkertijd blijven werken aan een toekomstbestendige, meer innovatieve en samenhangende farmaceutische zorg. Daarbij staat centraal dat de apotheker zich verder ontwikkelt tot zorgverlener van de toekomst die nauw samenwerkt met huisartsen en voorschrijvers in de tweedelijn, en vooral chronische patiënten informeert, begeleidt en ondersteunt bij het beter gebruiken van geneesmiddelen. De apotheker moet onlosmakelijk verbonden zijn met de andere spelers in de eerstelijnszorg. De komende periode zullen we benutten om deze ambitie met betrokken partijen verder vorm te geven. Dit is overeenkomstig de aanbevelingen van de verkenners extramurale farmacie (TK 29 477, nr. 243). Het beleid op het terrein van farmacie in de afgelopen jaren heeft mede geleid tot een forse budgettaire onderschrijding in 2013.

b. Versterken zelfredzaamheid en positie burger

Wij zetten in op de toepassing van eHealth zodat patiënten zelf actiever worden betrokken bij en zo mogelijk de regie kunnen nemen over hun zorg en om te bevorderen dat ouderen langer thuis kunnen wonen. Hiertoe zijn verschillende landelijke en regionale initiatieven ondersteund, waaronder de Nationale Implementatie Agenda eHealth van koepels van patiënten, zorgprofessionals en zorgverzekeraars. Daarnaast is de eerste eHealth-monitor 2013 verschenen. Versterking eerstelijnszorg en ketenzorgondersteuning (TK 27 529, nr. 108) en het mogelijk maken van bepaalde e-mental health toepassingen (TK 33 675, nr. 3) zijn voorbeelden die aan de doelstellingen bijdragen. De eHealth-agenda zal blijvende aandacht vergen.

Door onzorgvuldig en overmatig gebruik van antibiotica worden steeds meer bacteriesoorten resistent voor de werking van antibiotica. Om het gebruik van antibiotica in de melkveehouderij in 2015 met 70% ten opzichte van 2009 te verminderen heeft VWS in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken in 2013 fors ingezet op de ontwikkeling en toepassing van alternatieve middelen en methoden. Om antibioticagebruik te reduceren lopen nu twee projecten waarbij ondernemers gezamenlijk werken aan deze doelstelling (TK 29 683, nr. 172). Nederland heeft de Europese Commissie gevraagd initiatieven te nemen om terughoudend en zorgvuldig gebruik van antibiotica verder te concretiseren en te versnellen. Een meerderheid van de lidstaten heeft enthousiast steun toegezegd (TK 29 683, nr. 172). Ook zijn door ons in 2013 samenwerkingsovereenkomsten met de World Health Organization (WHO) gesloten om antibioticaresistentie aan te pakken. Zo willen wij onder andere inzetten op infectiepreventie en zorgvuldig gebruik van antibiotica in ziekenhuizen. Nederland wil op dit terrein een actieve rol spelen en zal zijn expertise en ervaring op dit terrein beschikbaar stellen.

Incidenten met medische hulpmiddelen, zoals de PIP-borstimplantaten, hebben geleid tot een actieplan van de Europese Commissie. Men wil – binnen de bestaande wetgeving – maatregelen nemen om zulke incidenten zo veel mogelijk te voorkomen. Wij steunen de voorgestelde maatregelen. In Brussel wordt onderhandeld over de voorstellen van de Europese Commissie voor de verordeningen voor medische hulpmiddelen. Nederland heeft onder meer een voorstel ingediend om de eisen aan post-market surveillance door fabrikanten aan te scherpen. Incidenten hebben laten zien dat het juist in deze fase na de markttoelating van belang is om snel en adequaat te handelen. Ook heeft Nederland een implantaatkaart en bijsluiter voorgesteld, zodat de patiënt adequaat is geïnformeerd en meer weet over het implantaat. Deze worden gekoppeld aan de voorziene Europese databank en zijn actueel en beschikbaar voor patiënten (TK 33 758, nr. 17). Op deze voorstellen is positief gereageerd.

In het najaar van 2013 heeft VWS de cosmetische sector onder de loep genomen. Naar aanleiding daarvan zijn maatregelen aangekondigd om mensen beter te beschermen tegen onverantwoorde risico’s. Een deel van de geconstateerde knelpunten zal worden ondervangen door de invoering van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), die ter behandeling in de Eerste Kamer ligt. Daarnaast moet de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) worden aangepast. Dit moet de IGZ uiteindelijk meer handvatten bieden om effectief toezicht te houden op risicovolle handelingen in de cosmetische sector (TK 31 765, nr. 79).

Het afgelopen jaar zijn stappen gezet om de transparantie over financiële belangen van zorgprofessionals voor consumenten en patiënten verder te vergroten. Zo vallen artsenorganisaties KNMG en de Orde van Medisch Specialisten en ziekenhuiskoepels NVZ en NFU per 1 januari 2014 ook onder de gedragscode medische hulpmiddelen (GMH). Voorheen gold deze code alleen voor leveranciers en fabrikanten. Ook is afgesproken dat de financiële relaties tussen leveranciers van medische hulpmiddelen en zorgprofessionals met ingang van 2015 inzichtelijk gemaakt worden.

4. Maatregelen op het terrein van de care en jeugdzorg

a. Langdurige zorg en ondersteuning

Het afgelopen jaar is voortvarend begonnen met de ambities uit het regeerakkoord om de langdurige zorg en ondersteuning beter en toekomstbestendig te maken. Het kabinet wil bij deze hervorming op een zo groot mogelijk draagvlak in de samenleving kunnen rekenen. Daarom is intensief gesproken met het zorgveld, gemeenten, werkgevers en werknemers en deskundigen. Dit heeft geleid tot enkele aanpassingen van verschillende maatregelen uit het regeerakkoord (TK 30 597, nr. 296).

Zo zijn de eerder afgesproken bezuinigingen op de extramuralisering en de korting op de huishoudelijke hulp verzacht. Ook zullen persoonlijke verzorging en verpleging per 2015 grotendeels ondergebracht worden in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Tot slot is de verhoging van de eigen bijdrage verzacht voor mensen die in een instelling verblijven.

In november 2013 is de Wet langdurige zorg (Wlz) naar de Raad van State gestuurd. Deze wet zal per 1 januari 2015 de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vervangen. Doel is dat ouderen en mensen met verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperkingen recht op passende zorg krijgen met aandacht voor hun individuele welzijn.

Bij Begrotingsakkoord 2012 is een 10-uurscriterium ingevoerd voor het pgb. Dit criterium geldt sinds 2013 alleen voor de functie begeleiding. Alleen mensen met een indicatie voor meer dan 10 uur per week komen in aanmerking voor een pgb. Het kabinet heeft in juli 2013 besloten deze maatregel alternatief in te vullen. Zo worden onder andere pgb-tarieven in 2014 niet verhoogd ten opzichte van 2013 en worden de tarieven voor niet-professionele zorg voor nieuwe cliënten verlaagd (TK 30 597, nr. 367).

De rol van mantelzorgers en vrijwilligers wordt belangrijker. Het afgelopen jaar heeft het kabinet zijn visie op informele zorg in diverse Kamerbrieven beschreven, vergezeld van diverse maatregelen (TK 30 169, nr. 28 en TK 30 169, nr. 29). De kernwoorden zijn daarbij versterken, verlichten en verbinden. In het kader van de Begrotingsafspraken 2014 is vanaf 2014 € 11 miljoen extra beschikbaar voor de mantelzorgondersteuning (TK 33 750, nr. 19).

In de Begrotingsafspraken 2014 is besloten om de landelijke fiscale regeling voor de aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten, inclusief de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten, per 2014 in aangepaste vorm te handhaven. Gemeenten ontvangen daarnaast aanvullende financiële middelen (structureel 268 miljoen euro vanaf 2017) om gericht maatwerk te bieden aan mensen met een chronische ziekte en/of beperking via de Wmo en/of bijzondere bijstand.

In september 2013 is het wetsvoorstel zorg en dwang door de Tweede Kamer aangenomen. Dit wetsvoorstel heeft betrekking op de zorg voor cliënten met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke beperking en waarborgt door middel van een stappenplan dat deze zorg zoveel als mogelijk vrij van dwang is. Tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van ernstig nadeel voor de cliënt. De Eerste Kamer heeft inmiddels besloten het wetsvoorstel te willen behandelen in samenhang met het wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), dat op dit moment ter behandeling bij de Tweede Kamer ligt. Inmiddels zijn er in het kader van het actieprogramma Onvrijwillige zorg al stappen gezet om het toepassen van vrijheidsbeperking terug te dringen.

In 2013 zijn de experimenten regelarme instellingen van start gegaan. Een groot aantal experimenten is verlengd tot 31 december 2014. In 2013 zijn met betrokkenen gesprekken gevoerd om de experimenten tussentijds te evalueren. De uitkomsten worden meegenomen in de Hervorming Langdurige Zorg.

In 2013 is het wetsvoorstel Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voorbereid dat begin januari 2014 aan de Tweede Kamer is aangeboden (TK 30 597, nr. 368). Gemeenten worden op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronisch psychische of psychosociale problemen. Die ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. Voor mensen met psychische of psychosociale problemen of voor mensen die al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, de thuissituatie hebben verlaten, voorzien gemeenten in de behoefte aan beschermd wonen en opvang. Het beleid om langer zelfstandig te wonen sluit aan bij een trend die in de ouderenzorg al lang zichtbaar is. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw daalt het aantal ouderen in een verpleeg- of verzorgingshuis, terwijl sindsdien het aantal ouderen is verdubbeld.

Uit de AWBZ wordt een aantal taken geschrapt en een aantal verantwoordelijkheden gedecentraliseerd naar gemeenten. In het afgelopen jaar zijn afspraken gemaakt over enkele aanpassingen van voornemens uit het regeerakkoord. Zo blijft dagbesteding en persoonlijke verzorging beschikbaar in het overgangsjaar 2014. Daarnaast is de korting op de huishoudelijke verzorging structureel verzacht ten opzichte van het regeerakkoord. Ook is ten behoeve van een zorgvuldige overgang van cliënten en een zorgvuldige transitie door aanbieders 200 miljoen euro extra beschikbaar gesteld in 2015 (TK 29 538, nr. 151).

Ook is afgesproken dat gemeenten vanaf 2016 structureel een extra bedrag van € 200 miljoen ontvangen, zodat zij vernieuwende ondersteuningsarrangementen kunnen ontwikkelen op het snijvlak van maatschappelijke ondersteuning, welzijn, werk en inkomen, wonen, jeugdzorg en onderwijs, met slimme verbindingen tussen formele en informele zorg. Eén van die vernieuwingen is de samenhang tussen het sociale en het medische domein, met de wijkverpleegkundige als spil. Innovatieve werkwijzen, zoals sociale wijkteams en buurtgericht werken, kunnen verder worden ontwikkeld en breder worden ingezet en zo worden ingericht dat het samenwerking tussen zorgverzekeraars, zorgaanbieders en gemeenten stimuleert. Substitutie van zwaardere vormen van zorg door lichtere vormen van zorg en ondersteuning kunnen plaatsvinden. In december heeft de NZa haar advies uitgebracht over de bekostiging van de wijkverpleging in de Zvw.

b. Nieuw jeugdstelsel

De Eerste Kamer heeft in februari 2014 ingestemd met de nieuwe Jeugdwet, die de decentralisatie van de jeugdhulp naar gemeenten per 1 januari 2015 regelt. Hiermee stimuleren we preventie, inzet van eigen kracht en het sociaal netwerk, maatwerk en integrale hulp aan gezinnen (1-gezin, 1-plan, 1-regisseur). Het Rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben in het voorjaar van 2013 een overzicht opgesteld van taken die op gemeentelijk, regionaal of landelijke niveau kunnen worden vormgegeven. Gemeenten zijn hard aan de slag gegaan met het opstellen van de regionale transitiearrangementen in het kader van de jeugdhulp. Alle 41 regio’s hadden uiterlijk 31 oktober 2013 een regionaal transitiearrangement (RTA) ingediend bij de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) (TK 31 839, nr. 323).

De TSJ heeft in november 2013 en februari 2014 gerapporteerd over de afspraken van de jeugdhulpregio’s over continuïteit van jeugdhulp en beperking van frictiekosten. De commissie heeft wel gewezen op het belang van duidelijkheid over de gemeentelijke budgetten, de noodzaak voor goede afspraken over betere samenwerking met zorgverzekeraars en de wens om bestuurlijk afspraken te maken over frictiekosten. In mei 2014 wordt het definitief over te hevelen bedrag vastgesteld. Bij de vaststelling van het bedrag zullen in elk geval extra middelen (150 miljoen euro) worden vrijgemaakt voor het over te hevelen budget voor de jeugd ggz. Bij de oorspronkelijke uitwerking van de plannen was geen rekening gehouden dat soms niet alleen een kind wordt behandeld maar ook de ouders (TK 31 839, nr. 323). Ook zijn eind december 2013 bestuurlijke afspraken gemaakt over het waarborgen van de continuïteit van de taken van de huidige bureaus jeugdzorg en zijn aanvullende maatregelen aangekondigd voor Jeugdzorgplus. De inzet is erop gericht dat de samenwerkende regio’s op het niveau van vijf zorggebieden uiterlijk in mei 2014 afspraken maken met instellingen voor gesloten jeugdhulp over capaciteit, inkoop en plaatsing van jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdhulp.

In april 2013 heeft het kabinet het wetsvoorstel professionalisering Jeugdzorg naar de Tweede Kamer gestuurd. In het wetsvoorstel staat dat jeugdzorgwerkers en gedragswetenschappers in jeugdzorginstellingen zich moeten inschrijven in een beroepsregister. Een voorwaarde voor registratie is bijvoorbeeld dat jeugdzorgprofessionals bijscholing en nascholing volgen. Verder moeten zij zich houden aan een beroepscode. In 2013 is er ook extern onderzoek geweest naar de kwaliteitssystemen in de verschillende sectoren van zorg die op 1 januari 2015 in de Jeugdwet worden samengevoegd. Naar aanleiding van dit onderzoek is met de VNG en veldpartijen afgesproken een gezamenlijk kwaliteitskader te ontwikkelen. In 2013 zijn de acties uitgevoerd uit het actieplan Kinderen Veilig en de acties naar aanleiding van het advies van de Commissie Samson om seksueel misbruik in de jeugdzorg tegen te gaan.

5. Financieel beeld op hoofdlijnen

Voor het jaar 2013 is sprake van een forse onderschrijding van het Budgettair Kader Zorg (BKZ) van € 1,1 miljard ten opzichte van de stand ontwerpbegroting 2013. Bij de start van het kabinet-Rutte-Asscher is het BKZ herijkt. Op dat moment was reeds sprake van een onderschrijding op het kader van circa € 1,1 miljard. Bij de start van het kabinet-Rutte-Asscher zijn de uitgavenkaders herijkt. Voor het BKZ betekende dit een neerwaartse aanpassing met € 953 miljoen. Zonder deze herijking zou de onderschrijding van het BKZ € 2,1 miljard bedragen.

De forse onderschrijding kan met name worden verklaard door een meevallend beeld bij de Zvw (€ 1,5 miljard). In de langdurige zorg is sprake van een beperkte tegenvaller van per saldo circa € 0,2 miljard. Deze mutatie wordt grotendeels verklaard tegenvallers bij de zorg in natura. De daling van de Zvw-uitgaven wordt grotendeels verklaard door de lager dan geraamde uitgaven voor de geneesmiddelen (€ 1,1 miljard). Per saldo is in het jaarverslag 2012 en 2013 een totale bijstelling van de geneesmiddelen verwerkt van € 1,8 miljard. Deze mutaties tonen aan dat het beleid op het terrein van farmacie in de afgelopen jaren zeer succesvol is en in belangrijke mate bijdraagt aan beheerste zorguitgaven. Een overzicht van alle mutaties is opgenomen in het Financieel Beeld Zorg (FBZ).

Tabel Realisatie beleidsdoorlichtingen

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Artikel

Realisatie

Toelichting

 

2011

2012

2013

 
         

1 Volksgezondheid

       

Letselpreventie

   

TK 32 772, nr. 2

Screeningsbeleid

     

Uitgesteld, ondergebracht in beleidsdoorlichting Ziektepreventie. Start 2014, afronding 2015.

Euthanasiewet

 

 

TK 31 036, nr. 6

Wet medisch -wetenschappelijk onderzoek

 

 

TK 30 486, nr. 5

         

2 Curatieve zorg

       

IBO Universitair Medische Centra

 

 

TK 33 278, nr. 1

Taskforce beheersing zorguitgaven

 

 

TK 29 689, nr. 395

         

3 Maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg

       

Indicatiestelling

   

TK 30 597, nr. 186

Subsidiesystematiek PGO-organisaties

   

TK 29 214, nr. 59

Stagefonds

   

TK 29 282, nr. 111

IBO gehandicaptenzorg

     

Dit IBO is door het kabinet gestaakt vanwege een substantiële samenhang met voorgenomen maatregelen uit het regeerakkoord.

         

4 Zorgbreed beleid

       
         

5 Jeugd

       
         

6 Sport en bewegen

       

Uitvoering Sportbeleid

   

TK 32 772, nr. 1

         

7 Oorlogsgetroffenen en Herinneringen WO II

       
         

8 Tegemoetkoming specifieke kosten

       
Tabel Garantie en achterborgstellingen

Artikel

Omschrijving

uitstaand 2012

verleend

vervallen

uitstaand 2013

plafond 2013

totaal plafond

2

Voorzieningen t.b.v. De Hoogstraat

13.114

   

13.114

 

13.114

2

Voorzieningen t.b.v. ziekenhuizen

969.230

13.567

45.997

936.800

 

936.800

3

Voorzieningen t.b.v. verpleeghuizen

69.359

480

6.117

63.721

 

63.721

3

Voorzieningen t.b.v. psychiatrische instellingen

78.874

 

78.874

 

78.874

3

Voorzieningen t.b.v. zwakzinnigeninrichtingen

67.943

 

2.579

65.364

 

65.364

3

Voorzieningen t.b.v. overige instellingen

3.979

   

3.979

 

3.979

3

Voorzieningen t.b.v. instellingen gehandicapten

60.776

853

1.515

60.114

 

60.114

3

Voorzieningen t.b.v. zwakzinnigeninrichtingen

23.248

 

990

22.258

 

22.258

3

Voorzieningen t.b.v. instellingen gehandicapten

273.406

1.701

21.088

254.019

 

254.019

2

Voorzieningen t.b.v. ziekenhuizen

727

   

727

 

727

3

Niet sedentaire personen

3.396

   

3.396

 

3.396

 

TOTAAL

1.564.052

16.601

78.285

1.502.367

0

1.502.367

De «Rijksgarantieregeling» is de verzamelnaam voor drie aparte regelingen: de «garantieregeling inrichtingen voor gezondheidszorg 1958», de «Rijksregeling Dagverblijven voor gehandicapten inzake erkenning, subsidiering, verlening van garanties en toezicht» uit 1971 en de «Rijksregeling Gezinsvervangende Tehuizen voor gehandicapten» ook uit 1971. Deze Rijksgarantieregeling is gesloten voor nieuwe gevallen, de laatste rijksgegarandeerde lening loopt evenwel pas af in 2043. Het monitoren van de instellingen aan wie een rijksgarantie verstrekt is, alsmede van de leningen (bijv. renteherziening), is door VWS via een contract van 17 december 2003 overgedragen aan het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ). Op basis van dat contract brengt het WFZ jaarlijks een door de accountant goedgekeurde verantwoordingsrapportage uit aan VWS.

De betreffende regelingen dateren uit een tijd dat de overheid een expliciete (plannings) verantwoordelijkheid had voor bouw en spreiding van intramurale zorgvoorzieningen. De financiering via institutionele beleggers, en in latere jaren door banken, van investeringen in vastgoed werd vanzelfsprekend vergemakkelijkt door de afgegeven garanties.

Reguliere en vervroegde aflossing zorgen voor een jaarlijkse vermindering van de uitstaande garanties. Tegelijkertijd is er ook sprake van herfinanciering van lopende garanties (opgenomen onder verleend). Het oorspronkelijke met de leningen gemoeide garantiebedrag is eind 2013 € 1.502,4 miljoen. Het feitelijke risico van de uitstaande garanties is gedaald tot € 672,2 miljoen, dat is een afname van € 77,4 miljoen ten opzichte van 2012 (zie ook de toelichting op de garantieverplichtingen in het onderdeel Saldibalans van dit jaarverslag). Gegevens over resterende garantie en nog resterende looptijd zijn op individueel instellingsniveau beschikbaar en zijn aan de Tweede Kamer beschikbaar gesteld in het kader van de beantwoording van schriftelijke vragen bij de tweede suppletoire wet 2013 (TK 33 805 XVI, nr. 3 en bijlage bij TK 33 805 XVI, nr. 3).

overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (x € 1.000)

Artikel

omschrijving

uitgaven 2012

ontvangsten 2012

saldo 2012

uitgaven 2013

ontvangsten 2013

saldo 2013

3

Voorzieningen t.b.v. instellingen gehandicapten

1.723

10.998

 

TOTAAL

1.723

10.998

overzicht achterborgstellingen (x € 1.000)

omschrijving

saldo 2012

saldo 2013

achterborginstellingen

8.915

8.947

bufferkapitaal

   

obligo

512,7

529,4

BELEIDSARTIKELEN

Beleidsartikel 1 Volksgezondheid

A. Algemene beleidsdoelstelling

Een goede volksgezondheid, waarbij mensen zo min mogelijk bloot staan aan bedreigingen van hun gezondheid én zij gezond leven.

Kengetallen levensverwachting
 

2000

2003

2005

2007

2008

2009

2010

2011

2012

1. Absolute levensverwachting in jaren:

                 

– mannen

75,5

76,2

77,2

78,0

78,3

78,5

78,8

79,2

79,1

– vrouwen

80,6

80,9

81,6

82,3

82,3

82,6

82,7

82,9

82,8

2. waarvan jaren in goed ervaren gezondheid:

                 

– mannen

61,5

62,4

62,5

64,7

63,7

65,3

63,9

63,7

64,7

– vrouwen

60,9

61,6

61,8

63,4

63,5

63,8

63,0

63,3

62,6

Bron absolute levensverwachting: CBS-Statline.

Bron levensverwachting in goed ervaren gezondheid: CBS StatLine – Gezonde levensverwachting; vanaf 1981

De cijfers over 2013 worden in het najaar 2014 verwacht. Voor het berekenen van levensverwachting in goed ervaren gezondheid is het aantal «gezonde» jaren bepaald op basis van een vraag naar de ervaren gezondheid. In de loop der jaren is de vraag naar de ervaren gezondheid op twee (vrijwel identieke) manieren gesteld, namelijk:

1. Hoe is het over het algemeen met uw gezondheid?

2. Hoe is over het algemeen de gezondheidstoestand van onderzochte persoon?

Mensen die deze vraag beantwoorden met «goed» of «zeer goed» worden gezond genoemd.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Een belangrijke beleidsopgave van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is het beschermen en bevorderen van de gezondheid van burgers. Dit laat onverlet dat mensen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor hun gezondheid en zichzelf – waar mogelijk – dienen te beschermen tegen gezondheidsrisico’s. Bij externe risicofactoren, zoals infectieziekten en rampen/crises ligt hier een belangrijke rol voor de overheid. De verantwoordelijkheid voor veilig voedsel en veilige producten ligt primair bij het bedrijfsleven. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert namens VWS de naleving van de Warenwet, de Tabakswet, de Geneesmiddelenwet en de Wet op de Dierproeven.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt op grond van de geldende normen toezicht op de uitvoering van de wettelijke taken op het terrein van de publieke gezondheid. De uitgaven voor de IGZ staan verantwoord op artikel 10 Apparaatsuitgaven.

Op het terrein van volksgezondheid heeft de Minister van VWS uiteenlopende rollen van stimuleren, financieren, regisseren tot (doen) uitvoeren (zie tabel). De rol en invulling daarvan verschilt per terrein en hangt af van de taken en bevoegdheden van andere actoren die ieder vanuit hun eigen rol bijdragen aan de doelstellingen op het terrein van de volksgezondheid.

Met name de gemeenten hebben op het terrein van de publieke gezondheid een belangrijke eigenstandige verantwoordelijkheid. Belangrijke wet- en regelgeving voor gemeenten betreft de Wet Publieke Gezondheid, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wet Veiligheidsregio’s, de Wet Kinderopvang, de Drank- en Horecawet en de Warenwet.

Rol en verantwoordelijkheid Minister

Beleidsterrein

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Gezondheidsbescherming:

– Voedsel- en productveiligheid

– Crisisbeheersing

– Wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed door RIVM

   

Opstellen en (doen) handhaven, via de NVWA van het wettelijk kader voor bescherming consumenten tegen onveilige producten en levensmiddelen.

Opstellen wettelijk kader ter voorbereiding witte kolom op rampen en crises en in stand houden crisesinfrastructuur.

Het verder reduceren van antibioticagebruik, waar nodig in de gezondheidszorg en in de veehouderij, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Economische zaken.

(Doen) uitvoeren wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed door het RIVM. Dit betreft onder andere infectieziektebestrijding en medische milieukunde.

Ziektepreventie:

– Bevolkingsonderzoeken

– Infectieziektebestrijding

– Jeugdgezondheidszorg

   

Opstellen wettelijk kader en doen handhaven kwaliteit jeugdgezondheidszorg (JGZ).

Doelmatigheid, kwaliteit en toegankelijkheid bevolkingsonderzoeken ter voorkoming en vroegtijdige opsporing levensbedreigende ziekten. Dit betreft onder andere borstkanker, baarmoederhalskanker en darmkanker.

Vroegtijdige opsporing en bestrijding van infectieziekten. Dit betreft onder andere het rijksvaccinatieprogramma en infectieziektebestrijding.

Gezondheidsbevordering

Bevorderen dat mensen gezonder gaan leven door gezonde keuze makkelijker te maken en zorg te dragen voor betrouwbare informatie over gezonde leefstijl. Voorbeelden hiervan zijn de Jeugdimpuls, het Convenant Gezond Gewicht, Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG), sport en bewegen in de buurt, de gezonde school en het extra contactmoment in de jeugdgezondheidszorg voor adolescenten.

 

Opstellen en (doen) handhaven via de NVWA en gemeenten van het wettelijk kader voor de bescherming van de gezondheid van burgers tegen de risico’s van het gebruik van alcohol en tabak.

Inzetten op een gezonder aanbod van voeding en aandacht voor een gezonde, beweegvriendelijke en veilige omgeving waarin de gezonde keuze een makkelijke keuze is. Dit om een gezond gewicht positief te stimuleren en letsels in de privésfeer te voorkomen.

Coördinatie interdepartementale drugsbeleid en verantwoordelijk voor het (wettelijk) kader voor de gezondheidsaspecten van het drugsbeleid.

 

Ethiek

 

Financiering secretariaten toetsingscommissies, abortusklinieken (via subsidie AWBZ) en CCMO.

Formuleren van wet- en regelgeving en beleid op het terrein van medisch-ethische vraagstukken.

 
C. Beleidsconclusies

Algemeen

Op 11 oktober 2013 is conform de toezegging het Nationaal Programma Preventie (NPP) 2014–2016 «Alles is Gezondheid» aan de Kamer gestuurd (TK 32 793, nr. 102). Dit programma heeft als doel om op termijn de toename van chronisch zieken af te laten nemen en te werken aan de gezondheidsachterstanden van groepen mensen. Het programma kiest voor een aanpak op drie fronten (gezondheidsbescherming op peil houden, preventie een prominente plek in de zorg en gezondheid dichtbij, vitale mensen in een gezonde omgeving). Het brengt de preventieactiviteiten van veel verschillende partners (overheid en niet-overheid) onder één paraplu.

Het afgelopen jaar heeft het kabinet meer geïnvesteerd in het bevorderen van een gezonde leefstijl van de jeugd. Mede naar aanleiding van het begrotingsakkoord voor 2013 heeft er een intensivering (totaal € 26 miljoen) plaatsgevonden op de bestrijding van overgewicht bij kinderen en is daar waar mogelijk sprake van een leefstijlbrede inzet.

Gezondheidsbescherming

In 2013 is gewerkt aan de verdere reductie van het gebruik van antibiotica, zowel in de gezondheidszorg als in de veehouderij. De dalende lijn van het gebruik van antibiotica in de veehouderij is voortgezet. Daarnaast zijn met beide sectoren afspraken gemaakt over de zeer terughoudende inzet van bepaalde cruciale middelen, die we geheel of zoveel mogelijk voor humaan gebruik willen reserveren. Voor ziekenhuizen is met betrokken expertorganisaties een plan van aanpak gemaakt op het terrein van surveillance en op het terrein van verantwoord gebruik, om zo beter voorbereid te zijn op (nieuwe) dreigingen. In 2013 zijn binnen het nieuwe signaleringsoverleg ziekenhuisinfecties bij het RIVM concrete afspraken gemaakt over melden en elkaar informeren in geval van een uitbraak.

In 2013 is voortgeborduurd op de betere samenwerking tussen het humane en veterinaire veld in voorbereiding en response op uitbraken van zoönosen. Dit heeft onder andere geleid tot een gezamenlijk handboek rond zoönosen waarin ook helder is vastgelegd hoe de verantwoordelijkheidsverdeling is. Binnen Europa is een nieuw besluit aangenomen rond grensoverschrijdende bedreigingen zoönosen.

Naar aanleiding van diverse incidenten (Salmonella in zalm, paardenvleesaffaire) is de NVWA in 2013 begonnen met het voorbereiden en inzetten van een aantal verbeterslagen om de handhaving en het toezicht op de voedsel- en productveiligheid te versterken. Ingezet wordt op meer inspecteurs en betere risicoanalyses, betere opsporingstechnieken, meer inspecties op het terrein van de product- en voedselveiligheid en het versterken van de kwaliteit van de organisatie NVWA. Deze maatregelen staan in het Plan van aanpak dat door de departementen VWS en EZ, in samenwerking met de NVWA, is opgesteld (TK 33 835, nr. 1).

Ziektepreventie

Voor de invoering bevolkingsonderzoek darmkanker in 2013 zijn kwaliteitseisen opgesteld en afspraken gemaakt over de hele keten van behandeling. Het systeem van bevolkingsonderzoek is in september 2013 getest en de uitrol van het bevolkingsonderzoek is op 13 januari 2014 gestart.

Ongeveer 85% van de JGZ-organisaties start of is dit schooljaar (2013/2014) gestart met de invoering van het extra contactmoment voor adolescenten. De overige JGZ-organisaties zijn nog in gesprek met gemeenten in de regio over de inrichting van dit contactmomenten. GGD Nederland ondersteunt JGZ-organisaties bij de invoering ervan.

Rond de infectieziektebestrijding in Caribisch Nederland heeft er in 2013 een bestuurlijk overleg plaatsgevonden met de eilandbestuurders over de samenwerking. Zowel inhoudelijk als bestuurlijk is er draagvlak voor het opzetten van een subfocal point (samenwerkingsverband van experts ter plaatse) in het kader van de International Health Regulations. Eind 2013 is een kwartiermaker aangesteld die in 2014 met een voorstel voor de inrichting van het subfocal point zal komen. Hiermee komt de structuur van een solide infectieziektebestrijding in Caribisch Nederland een grote stap dichterbij.

Gezondheidsbevordering

Het Trimbos instituut heeft een belangrijke rol in de uitvoering van het preventiebeleid op het gebied van alcohol, tabak en drugs. De Infolijnen dragen bij aan het geven van betrouwbare en vraaggerichte informatie over drugs, alcohol en tabak. Ook in het schoolpreventieprogramma «De Gezonde School en Genotmiddelen» is aandacht besteed aan alcohol, drugs en roken.

Vanaf 1 januari 2014 zijn de leeftijdgrenzen voor alcohol en tabak verhoogd naar 18 jaar. VWS heeft daarvoor, in samenwerking met het Trimbos instituut en in overleg met maatschappelijk betrokken organisaties, de sociale normcampagne NIX18 ontwikkeld. In 2013 zijn nieuwe alcoholpoli’s gestart in Groningen, Zwolle en Amersfoort. Via een pilot wordt kennis verspreid over goede nazorg voor jongeren die met alcoholintoxicatie zijn opgenomen. Na 2014 wordt de aanpak onderdeel van de reguliere zorg.

Om de gezonde keuze makkelijker te maken is met het bedrijfsleven ingezet op gezonder productaanbod. Begin 2013 heeft het RIVM een rapport gepubliceerd over de voortgang van productverbetering op het gebied van zout en verzadigd vet. Op basis hiervan is er vertrouwen in de inzet van het bedrijfsleven en worden afspraken gemaakt met partijen over versnelling en verbreding van de productverbetering (TK 31 532, nr. 95). In het NPP is aangekondigd dat de afspraken ook over calorieën (suiker) zullen gaan.

Het domein school is een belangrijk onderdeel van het NPP. Door middel van de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl wordt het onderwijs zelf de verantwoordelijkheid gegeven voor deze thema’s. Zij worden hierin ondersteund via www.gezondeschool.nl. Dit loopt volgens planning.

Er waren eind 2013 37 gemeenten die via het deelconvenant «Jongeren op Gezond Gewicht» (JOGG) op lokaal niveau het overgewicht van kinderen aanpakken. Ten opzichte van 2012 is sprake van een groei met 12 gemeenten. Eind 2013 waren 750 scholen aan de slag met het programma «Gezonde Schoolkantine». Een groei in één jaar tijd met 350 scholen.

Het is aannemelijk dat de ingezette preventiemaatregelen bijgedragen hebben aan het voorkomen van gezondheidsschade door privéongevallen, sport en (pogingen tot) suïcide, aldus de beleidsdoorlichting letselpreventie (TK 32 772, nr. 2). Over de periode 2008–2012 is een daling van het aantal SEH-behandelingen voor letsels door privéongevallen en sportblessures te zien. Aangezien letselpreventie een sterk intersectoraal karakter heeft, dragen ook andere ministeries via verschillende instrumenten (wetgeving, toezicht, etc.) bij aan het voorkomen van ongevallen.

Preventie voor gehoorschade door hard geluid is van groot belang, aangezien gehoorschade niet te genezen of te repareren is. De aandacht is gericht op jongeren (harde muziek) en werknemers (lawaai op de werkvloer). In 2013 zijn het ontwikkelen van een integrale aanpak van de preventie van gehoorschade en een plan voor de begrenzing van het geluidsniveau in de muzieksector mogelijk gemaakt.

Ethiek

In 2013 is de Embryowet gewijzigd om wetenschappelijk onderzoek met foetussen mogelijk te maken en is tevens de counseling bij eiceldonatie wettelijk verankerd (TK 32 610, nr. 2).

D. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

442.213

571.788

512.881

58.907

         

Uitgaven

465.780

462.031

518.532

– 56.501

         

1. Gezondheidsbescherming

 

97.595

100.092

– 2.497

         

Subsidies

 

1.453

3.182

– 1.729

waarvan onder andere:

       

Uitvoering landelijke nota gezondheidsbeleid

 

963

2.265

– 1.302

Crisisbeheersing Volksgezondheid

 

135

828

– 693

         

Opdrachten

 

3.223

7.596

– 4.373

waarvan onder andere:

       

CBRN Weerstandsverhoging

 

2.560

5.707

– 3.147

         

Bijdrage aan agentschappen

 

92.892

89.194

3.698

waarvan onder andere:

       

Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)

 

74.115

74.015

100

RIVM: wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed

 

18.479

14.144

4.335

         

Bijdragen aan medeoverheden

 

27

120

– 93

         

2. Ziektepreventie

 

295.238

345.500

– 50.262

         

Subsidies

 

192.112

9.920

182.192

Ziektepreventie

 

4.133

7.188

– 3.055

Jeugdgezondheid

 

2.269

2.732

– 463

Bevolkingsonderzoeken

 

102.388

0

102.388

Nationaal Programma Grieppreventie

 

40.826

0

40.826

Aanvullende curatieve soa-bestrijding

 

31.044

0

31.044

Infectieziektebestrijding

 

11.452

0

11.452

         

Opdrachten

 

585

0

585

         

Bijdragen aan agentschappen

 

102.541

320.580

– 218.039

Nederlands Vaccin Instituut

 

0

2.071

– 2.071

Centrum Infectieziektebestrijding

 

34.236

35.089

– 853

Centrum Bevolkingsonderzoek

 

13.423

8.760

4.663

Centrum Gezondheid en Milieu

 

6.000

3.336

2.664

Centrum Gezond Leven

 

6.702

6.150

552

IOD en Vaccinologie

 

8.205

18.975

– 10.770

Bevolkingsonderzoeken

 

19.318

145.719

– 126.401

Nationaal Programma Grieppreventie

 

14.657

59.718

– 45.061

Aanvullende curatieve soa-bestrijding

 

0

28.622

– 28.622

Infectieziektebestrijding

 

0

10.884

– 10.884

Technologie en demografie

 

0

1.256

– 1.256

         

Bijdrage aan medeoverheden

 

0

15.000

– 15.000

Extra contactmoment Jeugdgezondheidszorg

 

0

15.000

– 15.000

         

3. Gezondheidsbevordering

 

50.809

54.209

– 3.400

         

Subsidies

 

33.064

35.177

– 2.113

waarvan onder andere:

       

Preventie van schadelijk middelengebruik en

       

verslavingszorg

 

10.179

9.453

726

Gezonde voeding en gezond gewicht / JOGG /

       

Gezonde Leefstijl jeugd

 

8.919

13.554

– 4.635

Letselpreventie

 

5.297

3.867

1.430

Subsidies ter bevordering van seksuele gezondheid

 

5.451

5.131

320

Subsidies ter bevordering kwaliteit en toegankelijkheid zorg

 

3.218

3.172

46

         

Opdrachten

 

3.255

1.820

1.435

waarvan onder andere:

       

Medicinale heroïne t.b.v. heroïnebehandeling

 

2.743

0

2.743

Preventie van schadelijk middelengebruik en

       

verslavingszorg

 

295

520

-225

Gezonde voeding en gezond gewicht / JOGG

 

218

0

218

         

Bijdrage aan agentschappen

 

0

220

– 220

RIVM: Voedselconsumptiepeiling

 

0

220

– 220

         

Bijdrage aan medeoverheden

 

14.490

16.992

– 2.502

waarvan onder andere:

       

Heroïnebehandeling op medisch voorschrift

 

14.490

16.992

– 2.502

         

4. Ethiek

 

18.389

18.731

– 342

         

Subsidies

 

588

962

– 374

Beleid Medische Ethiek

 

588

962

– 374

         

Opdrachten

 

59

0

59

         

Bijdrage aan agentschappen

 

4.452

3.085

1.367

CIBG: Uitvoeringstaken medische ethiek

 

4.452

3.085

1.367

         

Bijdragen aan ZBO's en RWT's

 

13.290

14.684

– 1.394

CVZ: Rijksbijdrage abortusklinieken

 

13.208

13.050

158

Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek

 

82

1.634

– 1.552

         

Ontvangsten

21.135

16.565

10.903

5.662

Bestuurlijke boetes

 

5.260

4.252

1.008

E. Toelichting op de instrumenten

1. Gezondheidsbescherming

Subsidies

De onderuitputting van per saldo € 1,7 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt doordat in afwachting van het Nationaal Programma Preventie, projecten op het terrein van de Uitvoering landelijke nota gezondheidsbeleid nog niet zijn gestart (€ 1,3 miljoen).

Opdrachten

De gerealiseerde uitgaven op dit instrument bedragen € 3,2 miljoen. Dat is circa € 4,4 miljoen lager dan het in de begroting geraamde bedrag circa € 7,6 miljoen. Dit is met name veroorzaakt doordat minder instellingen dan verwacht hebben deelgenomen aan het project weerstandsverhoging onderzoeksinstellingen CBRN (chemische, biologische of radiologische/ nucleaire stoffen).

Bijdrage aan agentschappen

NVWA

Het bedrag van de opdrachtverlening NVWA 2013 komt overeen met het oorspronkelijk geraamde bedrag. Laatst bedoelde bedrag is inclusief een bedrag van € 4,2 miljoen dat naar aanleiding van het amendement Mulder – Bouwmeester (TK 33 400 XVI, nr. 47) aan het NVWA-budget is toegevoegd. Met deze verhoging is bereikt dat de voorgenomen korting op het NVWA-budget niet is doorgevoerd.

Financieringsstromen van VWS naar de NVWA 2013
Bedragen x € 1 miljoen

Beleidsterrein

Begroting

Realisatie

Voedselveiligheid

42,2

41,3

Productveiligheid

13,1

13,1

Alcohol en tabak

7,8

6,5

Overig

10,9

13,2

Totaal

74,0

74,1

RIVM

De opdrachtverlening 2013 inzake de programma’s aan het RIVM bedraagt € 18,5 miljoen en is € 4,3 miljoen hoger dan oorspronkelijk geraamd. Dat is een gevolg van een aantal aanvullende opdrachten waarvoor budget is overgeheveld naar dit instrument.

Kengetal voedselveiligheid: Aantal verloren gezonde levensjaren ten gevolge van voedselinfecties door ziekteverwekkende micro-organismen in voedsel in Nederland

Micro-organismen

Aantal verloren gezonde levensjaren (DALY=Disability Adjusted Life Year)

 

2009

2011

Toxoplasma gondii

2.000

2.000

Campylobacter spp.

1.300

1.530

Salmonella spp.

650

710

S. aureus toxine

630

670

C. perfringens toxine

450

490

Norovirus

240

300

Rotavirus

210

210

B. cereus toxine

97

100

Listeria monocytogenes

78

140

STEC O157

60

56

Giardia spp.

25

17

Hepatitis-A virus

15

9

Cryptosporidium spp.

10

8

Hepatitis-E virus

2

2

Totaal

5.800

6.250

Bron: Nationaal Kompas, RIVM

DALY=Disability Adjusted Life Year. Betreft de maat voor ziektelast in een populatie uitgedrukt in tijd; opgebouwd uit het aantal verloren levensjaren (door vroegtijdige sterfte) en het aantal jaren geleefd met gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld een ziekte), gewogen voor de ernst hiervan (ziektejaar equivalenten). In deze maat komen de drie belangrijkste aspecten van gezondheid terug: kwantiteit (levensduur), kwaliteit en het aantal personen dat een effect ondervindt.

De getallen in de tabel zijn afgerond. Het totaal kan afwijken van de som van de weergegeven getallen.

2. Ziektepreventie

Subsidies

De gerealiseerde uitgaven op dit instrument bedragen € 192,1 miljoen. Dat is circa € 182,2 miljoen hoger dan het in de begroting geraamde bedrag van € 9,9 miljoen. Het verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door mutaties die reeds in de eerste suppletoire wet zijn gemeld. In de ontwerpbegroting 2013 (TK 33 400 XVI, nr. 1 en 33 400 XVI, nr. 2) waren de subsidies die worden verleend door het RIVM opgenomen onder het instrument «bijdragen aan agentschappen». Dit had het instrument «subsidies» moeten zijn. Bij eerste suppletoire wet is dit hersteld door € 187,6 miljoen over te boeken van het instrument «bijdragen aan agentschap RIVM» naar het instrument «subsidies RIVM». Voorts is door de vertraging van de invoering van het Bevolkingsonderzoek Darmkanker € 3,7 miljoen onderuitputting opgetreden.

Conform de begroting zijn subsidies verleend voor een goede bescherming tegen infectieziekten (onder andere voor de gedwongen opname van TBC-patiënten, onderzoek Q-koorts Herpen en de stichting Q-koorts) en preventie van chronische ziekten (onder andere Eurocat: onderzoek naar aangeboren afwijkingen, stichting Opsporing Erfelijke tumoren, het Erfocentrum, het Nationaal Actieplan Diabetes en het WHO/IARC (International Agency for Research on Cancer)). Voorts is subsidie verleend aan het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) voor activiteiten gericht op het ondersteunen van de JGZ-organisaties en de professionals bij het invoeren van vernieuwingen en verbeteringen in de praktijk.

Ziektepreventie

De onderschrijding van € 3 miljoen op ziektepreventie wordt veroorzaakt door een aantal kleine mutaties. Zo is er onder ander € 0,5 miljoen overgeheveld naar het instrument Opdrachten Ziektepreventie, € 1,1 miljoen overgeheveld naar het instrument bijdrage aan Baten en lastendienst Gezondheidsbescherming voor de kosten van de bestrijding van exotische muggen door de NVWA en voor het opzetten van een Bureau Biosecurity door het RIVM en is er een onderuitputting van € 0,8 miljoen opgetreden door vertraging in de uitvoering van projecten voor de BES-eilanden.

Bijdrage aan agentschappen

De gerealiseerde uitgaven op dit instrument bedragen € 102,5 miljoen. Dat is circa € 218 miljoen lager dan het in de begroting geraamde bedrag van € 320,6 miljoen. Het verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door mutaties die reeds in de eerste en de tweede suppletoire wet zijn gemeld (zie ook de toelichting onder subsidies).

Er is € 2,5 miljoen overgeboekt van artikel 9 (Algemeen) naar artikel 1. Het betreft het budget voor de basisovereenkomst tussen het agentschap RIVM en het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) voor het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC). In verband met de oprichting van de projectdirectie Antonie van Leeuwenhoek terrein (ALT) is circa € 10,7 miljoen overgeboekt van artikel 1 naar artikel 10 (Apparaatsuitgaven, personele en materiële uitgaven kerndepartement). De voorraad antivirale middelen is langer houdbaar dan verwacht. De voor de vervanging gereserveerde middelen komen hierdoor niet tot besteding (-/- € 15,8 miljoen). Daarnaast zijn de uitvoeringskosten voor de HPV-vaccinatie (-/- € 0,9 miljoen) lager dan geraamd, doordat de inkoop van HPV-vaccin voortaan vanuit de premiemiddelen (RVP) wordt gefinancierd. Tot slot bedroeg het totaal van de overige (kleine) mutaties circa -/- € 5,6 miljoen.

Kengetal: Deelname aan bevolkingsonderzoeken en screeningen in procenten

Kengetal: Deelname aan bevolkingsonderzoeken en                   screeningen in procenten

– RVP = percentage deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma.

Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland. RIVM rapport 150202001 (pagina 9, tabel S2).

– Voor het verslagjaar 2013 (betreft alle vaccinaties gegeven t/m 2012) is dit percentage 95,5%. Dit betreft het percentage kinderen geboren in 2010 dat basisimmuun is voor DKTP vóór het bereiken van hun 2-jarige leeftijd. Het RVP wordt betaald uit de premiegefinancierde uitgaven (zie Financieel Beeld Zorg).

– Griep = percentage deelname aan het Nationaal Programma Grieppreventie.

Monitor vaccinatiegraad Nationaal Programma Grieppreventie 2012, IQ Healthcare in opdracht van het Centrum voor bevolkingsonderzoek (RIVM).

– BK = percentage deelname aan het bevolkingsonderzoek naar borstkanker.

Landelijk Evaluatieteam bevolkingsonderzoek borstkanker (LETB). Erasmus MC Rotterdam (pagina16, figuur 2.6).

– BMHK = percentage deelname aan het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker.

Landelijke Evaluatie Bevolkingsonderzoek naar Baarmoederhalskanker (LEBA). Rapportage 2011.

– PSIE = percentage deelname aan de Prenatale screening infectieziekten en erytrocytenimmunisatie (Hielprik).

– Monitor en evaluatie van de neonatale hielprikscreening bij kinderen geboren in 2012, TNO-rapport TNO/CH 2014 R 10324 (pas vanaf zomer 2014 openbaar).

Deze cijfers geven een goede indicatie van de ontwikkelingen op de beleidsterreinen met dien verstande dat de nadruk op geïnformeerde keuze voor deelname ligt en niet op een zo hoog mogelijk percentage. De beschermingsgraad ligt in de praktijk hoger dan het met het deelnamepercentage weergegeven cijfer in verband met bijvoorbeeld de groepsimmuniteit.

Bijdrage aan medeoverheden

Het geraamde bedrag van € 15 miljoen is in de eerste suppletoire wet overgeboekt naar het Gemeentefonds voor de toevoeging van middelen in verband met een extra contactmoment jeugdgezondheidszorg aan doeluitkering Jeugd en Gezin.

3. Gezondheidsbevordering

Subsidies

Aan het Trimbos instituut is subsidie verstrekt op het terrein van preventie schadelijk middelengebruik voor circa. € 8,9 miljoen voor o.a. Partnership vroegsignalering alcohol en preventie riskant middelen gebruik uitgaanscircuit en als instellingssubsidie. Daarnaast is € 1,1 miljoen besteed aan middelen voor projecten op terrein van de verslavingszorg.

Gezonde voeding en gezond gewicht/JOGG/Gezonde leefstijl jeugd

Om de beleidsdoelen rond gezondheidsbevordering te verwezenlijken worden activiteiten mogelijk gemaakt door subsidieverlening aan het Voedingscentrum Nederland voor de realisatie van onder andere het prioriteitenplan «Gezond door het leven» en de Gezonde Schoolkantine (€ 5,9 miljoen). Ter versterking van de lokale ketenzorg is aan de VU Amsterdam een projectsubsidie verstrekt van € 0,8 miljoen. De totale uitgaven op dit instrument zijn € 4,6 miljoen minder dan geraamd met name als gevolg van overboekingen naar andere artikelen/begrotingshoofdstukken. Zo zijn op dit onderwerp activiteiten uitgevoerd door het Ministerie van EL&I ten behoeve van smaaklessen (€ 0,25 miljoen), door het Ministerie van OCW voor financiering van de Onderwijsagenda, sport, bewegen en gezonde leefstijl (SBGL)/Gezonde Schoolpleinen (circa € 2,6 miljoen), door het centrum voor Gezond Leven voor Gezonde kinderopvang aanpak, Ondersteuning onderwijs/jeugdimpuls en Ouderparticipatie (circa € 0,1 miljoen) en voor de sportimpuls is € 0,25 miljoen overgeboekt naar ZonMw. Daarnaast was sprake van lagere subsidieverleningen op het terrein van gezonde voeding, gezond gewicht en gezonde leefstijl.

De stichting VeiligheidNL heeft € 5,3 miljoen ontvangen middels instellings- en projectsubsidies in het kader van Letselpreventie en de regionalisering LIS. VeiligheidNL heeft zich daarbij specifiek gericht op de doelgroepen jeugd en ouderen, onder andere door de ontwikkeling en toepassing van gedragsinterventies en voorlichting ten behoeve van deze doelgroepen. Ook heeft VeiligheidNL via onder andere onderzoek en voorlichtingsmaterialen een bijdrage geleverd aan de preventie van sportblessures. Daarnaast heeft VeiligheidNL aan de hand van registraties informatie over letsels in Nederland geleverd. De totale uitgaven op dit onderdeel vielen hierdoor circa € 1,4 miljoen hoger uit dan geraamd.

Opdrachten

De gerealiseerde uitgaven op dit instrument bedragen circa € 3,3 miljoen. Dat is circa € 1,4 miljoen hoger dan het in de begroting geraamde bedrag van € 1,8 miljoen. De (hogere) uitgaven hebben vooral betrekking op de levering van medicinale heroïne. In de begroting waren hiervoor middelen begroot (€ 2,5 miljoen) op het instrument «Bijdrage aan medeoverheden».

Bijdrage aan medeoverheden

Conform begroting is een financiële bijdrage aan gemeenten verstrekt voor het, binnen een gesloten systeem, aanbieden van een behandeling, waarbij naast methadon ook medicinale heroïne wordt verstrekt aan een beperkte groep langdurig opiaatverslaafden. In 2013 zijn bij 16 gemeenten in 18 poli’s ongeveer 750 patiënten behandeld; hiervoor ontvingen de gemeenten € 14,5 miljoen. Een deel van de middelen is ingezet voor de levering van medicinale heroïne (€ 2,5 miljoen; zie hiervoor onder «Opdrachten»).

Kengetallen Gezondheidsbevordering
 

2001

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

1. Het percentage niet-rokers ≥ 15 jaar

72%

73%

72%

73%

76%

74%

75%

2. Overgewicht bij volwassenen ≥ 20 jaar

45,50%

46,90%

47,20%

48,20%

48,20%

 

3. Overgewicht bij kinderen leeftijd 4–20 jaar

13,10%

13,60%

12,80%

 

4. Het percentage mensen in algemene bevolking (12 jaar en ouder) dat niet zwaar drinkt.

89,30%

90,00%

89,60%

89,60%

90,60%

 

5. Het percentage 12–15 jarigen dat nog nooit alcoholhoudende drank heeft gedronken

25,60%

36,50%

35,00%

38,40%

 

6. Aantal problematische drugsverslaafden per 1.000 inwoners

3,1

1,6

1,3

 

7. Aantal spoedeisende hulpbehandelingen in ziekenhuizen door privéongevallen en sportblessures

700.000

650.000

650.000

640.000

600.000

600.000

 

8. Vindpercentage seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) bij de soa-poli’s van de GGD

12,70%

13,20%

13,20%

13,70%

14,30%

15,10%

 

Bron:

1. TNS NIPO in opdracht van het Trimbos-instituut. Continue Onderzoek Rookgewoonten (COR).

2. Permanent Onderzoek Leefstijl Situatie (POLS), Lengte en gewicht van personen, ondergewicht en overgewicht; vanaf 1981.

3. Permanent Onderzoek Leefstijl Situatie (POLS), Lengte en gewicht van personen, ondergewicht en overgewicht; vanaf 1981.

4. Permanent Onderzoek Leefstijl Situatie (POLS), via www.Statline.nl van Centraal Bureau voor de Statistiek.

5. Health Behaviour in School-aged Children, Trimbos Instituut, zie www.trimbos.nl.

6. Nationaal Kompas Volksgezondheid: Afhankelijkheid van drugs.

7. Letselinformatiesysteem 2001–2010 VeiligheidNL en CBS, zie www.veiligheid.nl en www.cbs.nl. De trend voor letsel als gevolg van privéongevallen en sportblessures in de afgelopen jaren is positief, waarbij in 2011 geen verandering is te zien ten opzichte van 2010.

8. Nationaal Kompas Volksgezondheid: Betreft het percentage bezoekers van soa-poli’s, waarbij één (of meer) soa is gevonden.

4. Ethiek

Bijdrage aan agentschappen

Aan het CIBG is opdracht verstrekt voor de uitvoering van het secretariaat van de regionale toetsingscommissies euthanasie (RTE), de stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting, de centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen en het beheer van de daarbij behorende registers. De totale opdrachtverlening lag in totaal circa € 1,4 miljoen hoger dan verwacht. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door hogere kosten RTE en nieuwbouw KIDS-register.

Bijdrage aan ZBO’s RWT’s

De apparaatsuitgaven van CCMO waren in de ontwerpbegroting (TK 33 400 XVI, nr. 1 en 2) ten onrechte op artikel 1 geraamd. Bij de eerste suppletoire wet is dit hersteld door middel van een overboeking van € 1,4 miljoen van artikel 1 naar artikel 10 (Apparaatsuitgaven, personele en materiële uitgaven SCP en raden).

Aan het CVZ is een financiële bijdrage van € 13,2 miljoen beschikbaar gesteld voor het op grond van de regeling «subsidies AWBZ» verstrekken van subsidies aan abortusklinieken.

Ontvangsten

De overschrijding van de ontvangsten wordt vooral veroorzaakt door een niet geraamde terugbetaling van € 4,3 miljoen door ZonMw als gevolg van de overschrijding van de zogenaamde overlooppost. Deze overlooppost is bedoeld om fluctuaties in de liquiditeitsbehoefte op te vangen als gevolg van vertragingen c.q. versnellingen binnen een programma. De gerealiseerde ontvangsten Bestuurlijke Boetes NVWA bedroegen ruim € 5 miljoen, € 1 miljoen meer dan geraamd. Deze hoger dan geraamde realisatie is toe te schrijven aan de verhoging van de boetes voor roken in de horeca en aan opgelegde boetes voor reclameovertredingen van de tabaksindustrie.

Beleidsartikel 2 Curatieve zorg

A. Algemene beleidsdoelstelling

Een kwalitatief goed en toegankelijk stelsel voor curatieve zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van VWS is verantwoordelijk voor een goed werkend en samenhangend stelsel voor curatieve zorg. De Zorgverzekeringswet vormt samen met de zorgbrede wetten, zoals de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) en de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi), de wettelijke basis van dit stelsel. De uitgaven en ontvangsten op basis van de Zorgverzekeringswet komen aan bod in het hoofdstuk Financieel Beeld Zorg. Op begrotingsartikel 2 Curatieve zorg worden de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor curatieve zorg verantwoord. Het betreft veelal uitgaven die ondersteunend zijn aan de werking van het stelsel.

Om het zorgstelsel goed te laten functioneren is het samenspel van zorgprofessionals, cliënten, zorginstellingen, zorgverzekeraars en toezichthouders van groot belang. De Minister van VWS richt zich in beginsel op het formuleren van de voorwaarden waarbinnen dit samenspel tot goede resultaten kan leiden en op het inzetten van aanvullende instrumenten waar het samenspel (nog) niet leidt tot voldoende kwaliteit, toegankelijkheid of betaalbaarheid van de curatieve zorg. Een deel van die instrumenten gaat gepaard met uitgaven die vanaf dit begrotingsartikel worden betaald. Het betreft subsidies, opdrachten en bijdragen, waarmee de Minister een regisserende, stimulerende of financierende rol uitvoert. Hoe de Minister invulling geeft aan deze rollen in het kader van de uitgaven die verantwoord zijn op dit begrotingsartikel staat beschreven in de volgende tabel. Het betreft hier een beschrijving van de meest van toepassing zijnde rol. In paragrafen D en E van dit begrotingsartikel staan de uitgaven in meer detail toegelicht.

Naast de uitgaven op dit begrotingsartikel worden er ook begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor een goed werkend en samenhangend stelsel voor curatieve zorg verantwoord op andere begrotingsartikelen. Zo is de Minister van VWS vanuit de verantwoordelijkheid voor curatieve zorg beleidsverantwoordelijk voor de zorgtoeslag. Deze middelen staan verantwoord op artikel 8, Tegemoetkoming specifieke kosten. De uitgaven voor het apparaat van het ministerie zelf en de financiering van de uitvoerende organisaties staan verantwoord in artikel 10 Apparaatsuitgaven respectievelijk artikel 4 Zorgbreed beleid.

Rol en verantwoordelijkheid Minister

Beleidsterrein

Stimuleren

Financieren

Regisseren

Kwaliteit en (patiënt) veiligheid

Het bevorderen van de kwaliteit, (patiënt) veiligheid en innovatie in de curatieve zorg.

Het ondersteunen van initiatieven op het terrein van de Life Sciences and Health met als doel de beschikbaarheid van medische producten en materialen op termijn te bevorderen.

Het bevorderen van kwalitatief goede zorg door medefinanciering van hoogwaardige oncologisch onderzoek en de financiering van de familie- en vertrouwenspersonen in ggz-instellingen. Daarnaast wordt het digitale communicatiesysteem voor de zwaailichtsector (mede) gefinancierd.

Bevorderen van de beschikbaarheid van donororganen door het financieren van initiatieven die bijdragen aan een zorgvuldige orgaandonorwerving in de ziekenhuizen, het onderhouden van het donorregister en het geven van publieksvoorlichting over orgaandonatie. Het financieren van bijwerkingenregistraties ten behoeve van het monitoren van de productveiligheid.

Het onderhouden van wet- en regelgeving op het gebied van geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, lichaamsmaterialen en bloedvoorziening.

Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg

Het ondersteunen van initiatieven om de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de curatieve zorg te garanderen en/of te verbeteren.

Bevorderen van de toegankelijkheid/ betaalbaarheid van de zorg door het deels compenseren van de gederfde inkomsten van zorgaanbieders als gevolg van het verstrekken van zorg aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen.

Bevorderen van de toegankelijkheid/betaalbaarheid door het financieren van de zorguitgaven voor kinderen tot 18 jaar.

 

Bevorderen van de werking van het stelsel (waaronder doelmatigheid)

Het ondersteunen van initiatieven om fraude in de zorg zoveel mogelijk te voorkomen.

Het bevorderen van de werking van het stelsel door het systeem van risicoverevening.

Het financieren van kostencomponenten die het gelijk speelveld verstoren.

De werking van het zorgverzekeringsstelsel wordt bevorderd door het actief opsporen van onverzekerden en wanbetalers.

Het (door)ontwikkelen van productstructuren op basis waarvan onderhandelingen over bekostiging plaatsvinden.

Het bepalen van de normen/criteria, waaraan de registers (bijvoorbeeld BIG-register) die worden bijgehouden om de werking van het stelsel te bevorderen, moeten voldoen.

C. Beleidsconclusies

In 2013 heeft de overheid verder gewerkt aan het in creëren van de juiste randvoorwaarden om ruimte te bieden voor de toepassing van e-Health en andere vormen van innovatie. Een onderdeel hiervan is het faciliteren van de ontwikkeling en het gebruik van ICT- en informatiestandaarden, waarvoor het Nationaal ICT Instituut in de Zorg (Nictiz) middels een instellingssubsidie in staat is gesteld om te fungeren als kennis- en expertisecentrum. Daarnaast heeft VWS in internationale werkgroepen en samenwerkingen geparticipeerd om o.a. bij te dragen aan de realisatie van de Digitale Agenda voor Europa. Verder heeft de overheid voor het eerst het gebruik van e-Health in de gezondheidszorg laten monitoren in de «e-Health monitor 2013». Ten aanzien van het voornemen de positie van de patiënt te versterken en de privacy en beveiliging te borgen is het wetsvoorstel cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens opgesteld dat in behandeling is bij de Tweede Kamer.

Voor de generalistische basis ggz zijn de voorbereidingen getroffen voor de introductie van vier nieuwe tarieven generalistische basis ggz en is gewerkt aan een onderbouwing voor inhoudelijke producten voor de basis ggz. Op basis daarvan is een voorhangbrief aan de Tweede Kamer gestuurd met de beleidsvoornemens voor 2014 (TK 25 424, nr. 211). De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft vervolgens de beleidsregels hierover in augustus vastgesteld. De voorbereidingen voor de monitor van de basis ggz die in 2014 start, zijn ook getroffen door het opstarten van een Europese aanbestedingsprocedure. Tot slot is er een website in de lucht www.invoeringbasisggz.nl.

Voor de versterking van de eerstelijnszorg en de zorg dichtbij huis zijn in 2013 bestuurlijke afspraken gemaakt met de aanbieders van huisartsenzorg, multidisciplinaire zorg en met de zorgverzekeraars. Op basis van de hoofdlijnen over het nieuwe bekostigingsmodel zoals opgenomen in het akkoord is de NZa in juli 2013 verzocht te adviseren over de precieze wijze voor huisartsenzorg, multidisciplinaire zorg en timing van de invoering van een nieuw bekostigingsmodel per 2015. Om de ontwikkelingen in de versterking van de eerstelijnszorg goed te kunnen volgen heeft VWS vijftien initiatieven geselecteerd onder de noemer proeftuinen en pilots «betere zorg met minder kosten» (TK 32 620, nr. 85 en 32 620, nr. 92). Het NIVEL heeft in opdracht van VWS onderzoek gedaan naar substitutie van tweedelijns naar eerstelijns zorg in Nederland (bijlage bij TK 32 620, nr. 92). Daarnaast heeft VWS in 2013 de looptijd van het ZonMw-programma Op één Lijn, dat specifiek gericht is op de versterking van de eerstelijn, met een jaar verlengd.

In de eerste lijn is met de afronding van het programma Zorg voor Veilig (2008–2012) het onderwerp patiëntveiligheid bij partijen neergelegd. In het programma zijn veel instrumenten ontwikkeld waarmee partijen in hun eigen praktijk aan de slag kunnen gaan. Daarnaast heeft VWS nog enkele overkoepelende activiteiten gefinancierd zoals het houden van landelijke meldweken, een onderzoek naar het transmuraal melden van incidenten en de ontwikkeling van SCOPE (Systematisch Cultuur Onderzoek Patiëntveiligheid Eerste lijn).

Voor wat betreft de ziekenhuissector heeft het onderzoek van EMGO/NIVEL (november 2013) aangetoond dat de doelstellingen van de landelijke programmatische aanpak van patiëntveiligheid (2008–2012) waar VWS met veldpartijen de afgelopen jaren financieel in heeft geïnvesteerd, zijn gehaald. Alle ziekenhuizen, op twee na, hadden eind 2013 een geaccrediteerd veiligheidsmanagementsysteem en de beoogde 50% reductie van potentieel vermijdbare schade en sterfte is grotendeels gerealiseerd. Dat geldt niet voor de beoogde doelstellingen op tien risicovolle inhoudelijke thema’s. Niet alle ziekenhuizen hebben alle thema’s reeds geïmplementeerd in de dagelijkse praktijk. Daarom heeft VWS met de partners van het programma afspraken gemaakt om de afgesproken doelen alsnog te bereiken en verdere vermindering van potentieel te vermijden schade structureel verder omlaag te brengen. In het voorjaar van 2014 zal de Kamer geïnformeerd worden over de concrete invulling van de gezamenlijk afgesproken maatregelen.

In de curatieve GGZ heeft in de periode 2009 tot en met 2013 een meerjarenprogramma patiëntveiligheid in de GGZ plaatsgevonden. In dit programma Veilige zorg, ieders zorg, is met meerdere GGZ partijen (instellingen/beroepsgroepen) onder leiding van GGZ-Nederland gewerkt aan inhoudelijke thema’s voor patiëntveiligheid in de GGZ. Dit waren onder meer: agressie in de zorg, suïcidepreventie, terugdringen dwang en drang en somatische comorbiditeit. In het najaar van 2013 is het programma afgerond en afgesloten met een slotcongres. Reeds in het slotcongres is naar voren gebracht dat het onderwerp patiëntveiligheid onverdeelde en voortdurende aandacht behoeft. Door GGZ Nederland wordt, in samenwerking met VWS, een invitational conference georganiseerd met als doel het vervolgtraject nader te bepalen.

In het voorjaar van 2014 zal de Kamer geïnformeerd worden over de vervolgstappen ten aanzien van patiëntveiligheid in de eerste lijn, de GGZ en de medisch-specialistische zorg.

D. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

2.618.694

2.764.564

2.769.858

– 5.294

         

Uitgaven

2.655.887

2.789.790

2.796.291

– 6.501

         

1. Kwaliteit en veiligheid

 

116.315

114.399

1.916

         

Subsidies

 

110.631

109.003

1.628

waarvan onder andere:

       

Integrale kankercentra

 

27.830

27.040

790

Nederlands Kanker Instituut

 

17.254

17.100

154

Patiëntveiligheid curatieve zorg

 

1.366

2.585

– 1.219

Subsidies in relatie tot zwangerschap en geboorte

 

2.402

1.651

751

Registratie en uitwisseling zorggevens (PALGA)

 

3.443

2.808

635

Perinataal Webbased dossier

 

633

1.000

– 367

Nictiz

 

4.450

5.000

– 550

Stichting Lareb: bijwerkingenregistratie voor vaccins

       

en de teratologie informatie service

 

1.224

1.224

0

Nederlandse Transplantatie Stichting

 

3.167

3.691

– 524

Regio's landelijke implementatie pilots orgaandonatie

 

7.697

8.281

– 584

Stichting Life Sciences & health

 

21.743

20.268

1.475

Topinstituut Pharma

 

13.499

9.118

4.381

UMCG ten behoeve van het project Lifelines

 

2.602

6.100

– 3.498

         

Opdrachten

 

1.876

2.019

– 143

         

Bijdragen aan agentschappen

 

3.808

3.177

631

waarvan onder andere:

       

CIBG: donorregister

 

3.571

3.104

467

         

Bijdragen aan ZBO's en RWT's

 

0

150

– 150

         

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

 

0

50

– 50

         

2. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg

 

2.609.284

2.613.111

– 3.827

         

Subsidies

 

12.293

14.536

– 2.243

waarvan onder andere:

       

Eerstelijns gezondheidscentra in VINEX-gebieden

 

1.312

2.000

– 688

Anonieme e-mental health

 

785

2.000

– 1.215

Stichting Patiëntvertrouwenspersoon

 

4.997

4.744

253

Stichting Familievertrouwenspersoon

 

1.101

1.080

21

Stichting Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik

 

910

1.000

– 90

         

Bekostiging

 

2.594.090

2.565.500

28.590

waarvan onder andere:

       

Rijksbijdrage 18-

 

2.565.500

2.565.500

0

         

Opdrachten

 

1.858

4.508

– 2.650

         

Bijdrage aan agentschappen

 

1.043

951

92

CIBG: Farmatec

 

1.043

951

92

         

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

 

0

27.616

– 27.616

CVZ: Compensatie kosten van zorg illegalen en

       

andere onverzekerbare vreemdelingen

 

0

27.616

– 27.616

         

3. Bevorderen werking van het stelsel

 

64.191

68.781

– 4.590

         

Subsidies

 

3.226

13.700

– 10.474

waarvan onder andere:

       

Stichting DBC-Onderhoud

 

0

12.822

– 12.822

         

Bekostiging

 

3.144

0

3.144

Afwikkeling algemene kas ZFW

 

3.144

0

3.144

         

Inkomensoverdrachten

 

35.757

30.000

5.757

waarvan onder andere:

       

Overgangsregeling FLO/VUT ouderenregeling

       

ambulancepersoneel

 

35.713

30.000

5.713

         

Opdrachten

 

2.566

3.216

– 650

waarvan onder andere:

       

Risicoverevening

 

1.179

1.359

– 180

         

Bijdragen aan agentschappen

 

19.498

12.430

7.068

CJIB: onverzekerden

 

3.100

810

2.290

CJIB: wanbetalers

 

16.398

11.620

4.778

         

Bijdragen aan ZBO's en RWT's

 

0

5.335

– 5.335

SVB: onverzekerden

 

0

1.530

– 1.530

CVZ: onverzekerden

 

0

1.860

– 1.860

CVZ: wanbetalers

 

0

1.945

– 1.945

         

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

 

0

4.100

– 4.100

V&J: Bijdrage C2000

 

0

4.100

– 4.100

         

Ontvangsten

92.490

78.105

22.128

55.977

waarvan onder andere:

       

Ontvangsten wanbetalers

 

66.343

13.900

52.443

E. Toelichting op de instrumenten

1. Kwaliteit en veiligheid

Subsidies

Integrale kankercentra

Het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en het Integraal Kankercentrum Zuid (IKZ) ondersteunen ziekenhuizen in de regio om kwalitatief hoogwaardige oncologische zorg te kunnen leveren. Het totale subsidiebedrag voor beide instellingen bedroeg in 2013 € 27,8 miljoen. VWS heeft de subsidie verleend onder andere voor de ondersteuning van regionale netwerken en werkgroepen van professionals, de consultdiensten, de kankerregistratie, trialondersteuning, wetenschappelijk onderzoek, het ontwikkelen van kwaliteitsindicatoren, de ontwikkeling van richtlijnen en bij- en nascholing. Daarbij stond 2013 in het teken van de voorbereidingen op de fusie van het IKZ met het IKNL per 1 januari 2014.

Nederlands Kanker Instituut

Het Nederlands Kanker Instituut (NKI) is een internationaal erkend centre of excellence op het gebied van oncologisch onderzoek. Het wetenschappelijk onderzoek beweegt zich op een breed gebied dat fundamenteel biologische vraagstellingen, klinisch onderzoek, epidemiologie en psychosociaal onderzoek omvat. De combinatie van een focus op oncologie en de aanwezigheid van state of the art kennis en technologie, maakt dat het NKI goed past binnen het concentratie- en specialisatiebeleid van VWS. Het NKI kreeg in 2013 € 17,3 miljoen subsidie van VWS. Dit bedrag bestond uit een instellingssubsidie van circa € 12 miljoen en een subsidie voor de kapitaallasten van circa € 5 miljoen.

Patiëntveiligheid curatieve zorg

De meerjarige landelijke programma’s gericht op het agenderen en bevorderen van patiëntveiligheid zijn in 2013 tot een afronding gekomen. Voor alle sectoren geldt dat de programmatische aanpak heeft gewerkt, dat er veel kennis is opgedaan en instrumenten zijn ontwikkeld, maar dat de gestelde doelen nog niet volledig zijn bereikt. Ook kunnen er als gevolg van verschuivingen in het zorglandschap nieuwe samenwerkingsverbanden tussen zorgaanbieders ontstaan. De nieuwe overdrachtsmomenten die hiermee samengaan zorgen mogelijk voor nieuwe aandachtspunten met betrekking tot patiëntveiligheid. In 2013 zijn de middelen voor patiëntveiligheid niet volledig uitgeput, omdat 2013 een overgangsjaar betrof waarin mede op basis van de uitkomsten van de verschillende programma’s is gekeken naar hoe de komende jaren een vervolg zal worden gegeven aan patiëntveiligheid. Het uitgangspunt hierbij is dat patiëntveiligheid primair de verantwoordelijkheid is van aanbieders, professionals en verzekeraars, maar ook dat VWS het thema op de agenda houdt. De herhaalstudie naar ziekenhuisopnames door verkeerd geneesmiddelgebruik (IPCI/Harm) is in februari 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer (TK 29 477, nr. 226). Naar aanleiding van de resultaten is opdracht gegeven tot integratie van de leidraad begeleiding nieuwe antistollingsmedicatie en de landelijke standaard ketenzorg antistolling.

Stichting Lareb: bijwerkingenregistratie voor vaccins en de teratologie informatie service

De stichting Lareb ontving in de periode 1 oktober 2012 tot 20 mei 2013 221 meldingen van bijwerkingen na vaccinatie met een griepvaccin, 35% meer dan het seizoen 2011/2012. Bij 13 meldingen (6%) ging het om ernstige bijwerkingen. Er waren geen meldingen van overlijden na griepvaccinatie en geen signalen voor bijzondere, nieuwe of verontrustende bijwerkingen. Lareb brengt in mei 2014 de jaarrapportage uit over de meldingen van bijwerkingen over het in 2013 uitgevoerde Rijksvaccinatieprogramma. Met financiering door het agentschap CBG hield Lareb zich ook in 2013 bezig met het verzamelen en analyseren van ernstige bijwerkingen van geneesmiddelen. Zorgverleners melden onvoldoende ernstige bijwerkingen van geneesmiddelen door aan Lareb, terwijl deze informatie van groot belang kan zijn. In 2013 heeft Lareb door media-aandacht veel meldingen ontvangen van patiënten over ernstige bijwerkingen van de Diane-35 pil. Mede op basis van het grote aantal meldingen en de uitkomsten van het overleg met de meest betrokken beroepsgroepen, is besloten dit middel niet langer te vergoeden via het verzekerde pakket.

Bronnen: Lareb rapportage meldingen bijwerkingen griepvaccins 2012–2013

Nederlandse Transplantatie Stichting en regio’s landelijke implementatie pilots orgaandonatie

In 2013 heeft de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) zoals voorzien een rol gespeeld in de monitoring van de activiteiten in ziekenhuizen rond de implementatie van de pilots orgaandonatie. Daarnaast heeft de NTS haar rol als kenniscentrum rond orgaan- en weefseldonatie vervuld en verzorgde de stichting de voorlichting rond orgaan- en weefseldonatie. De subsidie aan de NTS viel in 2013 incidenteel € 0,5 miljoen lager uit dan geraamd door het afromen van de egalisatiereserve. De activiteiten rond de pilots orgaandonatie zijn zoals verwacht voortgezet.

Kengetallen orgaandonatie

Kengetallen orgaandonatie

Bron: website van de Nederlandse Transplantatie Stichting (www.transplantiestichting.nl/cijfers/actuele-cijfers-organen). De stijgende lijn qua aantal postmortale orgaandonoren en transplantaties kon in 2013 worden vastgehouden. De cijfers over 2013 zijn voorlopig en kunnen nog wijzigen door nagekomen rapportages. De definitieve cijfers publiceert de NTS in haar jaarverslag over 2013.

Stichting Life Sciences and Health, het Topinstituut Pharma en UMCG ten behoeve van het project Lifelines

Uit de voormalige FES-gelden wordt subsidie verstrekt aan projecten op het gebied van life sciences and health. De uitgaven worden beïnvloed door het tijdstip van declareren van de betrokken instellingen. In 2013 heeft dat tot hogere uitgaven geleid. In 2013 werd de laatste tranche subsidie uit de voormalige FES-gelden beschikbaar gesteld aan het Topinstituut Pharma. Met de verstrekte subsidie is in de afgelopen jaren een onderzoeks-programma gefinancierd waarbij de focus lag op samenwerking tussen publieke en private partijen. In 2013 is naast het projectenmanagement door het Topinstituut Pharma gewerkt aan de transitie van het Topinstituut naar een positionering binnen de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI)-structuur. De realisatie voor het Topinstituut Pharma is hoger uitgevallen doordat geplande uitgaven uit voorgaande jaren zijn doorgeschoven naar 2013.

Eind 2013 is het geplande aantal deelnemers aan het Lifelines project van 165.000 (www.lifelines.nl) bereikt. Vanaf 2014 zullen de deelnemers voor de 2e keer worden gescreend. De database van het Lifelines project is (geanonimiseerd) beschikbaar voor onderzoekers. In 2013 is gewerkt aan de realisatie van de bewaarfaciliteit voor de biobank. Deze zal begin 2014 volledig operationeel zijn. In verband met de lagere realisatie van kasuitgaven door UMCG in voorgaande jaren is het subsidiebedrag in 2013 lager uitgevallen dan geraamd.

2. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg

Subsidies

Anonieme e-mental health

Op dit moment is een wetsvoorstel aanhangig bij de Tweede Kamer om financiering van anonieme e-mental health structureel mogelijk te maken. Om anonieme e-mental health in de tussenliggende periode te financieren is tijdelijk een subsidieregeling ingesteld waarop aanbieders van anonieme e-mental health een aanvraag kunnen indienen. Voor deze subsidieregeling is jaarlijks een budget beschikbaar van € 2 miljoen. Dit budget is niet volledig uitgeput aangezien er minder aanvragen zijn ingediend die voldoen aan de subsidie eisen dan er budget beschikbaar is.

Bekostiging

Bij de invoering van Verantwoord Begroten stonden de uitgaven in het kader van de bekostiging van zorgkosten illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen ten onrechte op het instrument Bijdrage ZBO’s en RWT’s geboekt. Dit is hersteld bij de tweede suppletoire wet.

Opdrachten

De lagere uitgaven zijn onder meer veroorzaakt doordat er in 2013 geen uitgaven zijn geweest voor de aanbesteding met betrekking tot de proefberekeningen van de GVS-vergoedingslimieten. Tevens zijn er lagere uitgaven geweest voor onderzoeken en projecten op het gebied van bijvoorbeeld overhevelingen van geneesmiddelen en verspilling in de zorg.

Bijdrage ZBO’s en RWT’s

Zie de toelichting onder Bekostiging.

3. Bevorderen werking van het stelsel

Subsidies

Stichting DBC-Onderhoud

Zoals gemeld bij de eerste suppletoire wet zijn de middelen die bestemd zijn voor de (door)ontwikkeling en het beheer van de DBC-systematiek, als gevolg van het beleggen van de verantwoordelijkheid bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), overgeboekt naar artikel 4 (Zorgbreed beleid).

Bekostiging

In 2013 is het CVZ in het kader van de afwikkeling van de voormalige Algemene Kas voortgegaan met het doorbelasten van de door hen betaalde uitgaven en het doorberekenen van de ontvangen bedragen aan het Ministerie van VWS.

Inkomensoverdrachten

Overgangsregeling FLO/VUT ouderenregeling ambulancepersoneel

De totale mutatie betreft circa € 5,7 miljoen. Deze bestaat met name uit € 6,5 miljoen betalingen over voorgaande jaren bij het uitvoeren van de overgangsregeling FLO/VUT/Ouderenregeling in de ambulancezorg.

Bijdragen aan agentschappen

Bijdrage aan CJIB in verband met onverzekerden en wanbetalers Zvw

De totale mutatie betreft circa € 7,2 miljoen. Dit wordt met name veroorzaakt door een technische overboeking van € 8,1 miljoen van het instrument Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s (bijdragen aan SVB en CVZ in verband met onverzekerden en wanbetalers Zvw). Er is ruimte ontstaan van € 0,9 miljoen door vrijval op dat budget.

Kengetallen onverzekerden en wanbetalers Zorgverzekeringswet
 

2011

2012

2013

Aantal overzekerden eind december bij het CVZ

58.000

40.000

29.000

Aantal wanbetalers eind december bij het CVZ

318.000

299.000

316.000

Bron: maandrapportage CVZ.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Op dit instrument zijn bij eerste en tweede suppletoire wet diverse technische mutaties verwerkt. Bij eerste suppletoire wet is de raming (structureel) opgehoogd met € 16,9 miljoen. Daarnaast is op dat moment € 10,7 miljoen overgeboekt naar artikel 4 Zorgbreed beleid in verband met de uitvoeringskosten van het CVZ. Bij tweede suppletoire is onder meer € 8,1 miljoen overgeboekt naar het instrument Bijdragen aan agentschappen.

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

VWS draagt 4,5% bij aan de exploitatiekosten van het digitale communicatiesysteem voor de hulpverleningsdiensten, C2000. Daarmee is het aandeel van de ambulancezorg gedekt. Deze kosten zijn structureel (€ 4,1 miljoen). Dit bedrag wordt jaarlijks via een begrotingsmutatie overgeboekt naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ontvangsten

Wanbetalers en onverzekerden

De ontvangstenraming wanbetalers en onverzekerden is in de eerste en tweede suppletoire wet aangepast met € 39,7 miljoen respectievelijk € 18,9 miljoen op basis van realisatiecijfers over de eerste maanden van 2013 en geactualiseerde inzichten. Ten opzichte van die bijgestelde raming is de realisatie uiteindelijk circa € 6,2 miljoen lager uitgevallen, doordat een deel van de ontvangsten die betrekking hebben op 2013 pas in 2014 daadwerkelijk gerealiseerd zullen worden.

Beleidsartikel 3 Maatschappelijk ondersteuning en langdurige zorg

A. Algemene beleidsdoelstelling

Een kwalitatief goed en toegankelijk stelsel voor zorg en ondersteuning voor mensen met een langdurige of chronische aandoening van lichamelijke, verstandelijke of psychische aard. Dit met het oog op het zo lang mogelijk participeren in de samenleving en hun omgeving en behoud van eigen regie tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister is verantwoordelijk voor een goed werkend en samenhangend stelsel voor maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg dat randvoorwaarden schept om de toegankelijkheid, de kwaliteit en de betaalbaarheid hiervan te waarborgen voor de burger. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vormen de wettelijke basis voor dit stelsel. De Minister financiert de AWBZ en via het Gemeentefonds worden de Wmo, het verslavingsbeleid, de openbare geestelijke gezondheidszorg en de decentralisatie-uitkeringen vrouwenopvang en maatschappelijke opvang gefinancierd. De premie-uitgaven en ontvangsten op het terrein van langdurige zorg komen aan bod in het hoofdstuk Financieel Beeld Zorg (FBZ). Op dit begrotingsartikel worden de begrotingsuitgaven voor langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning verantwoord.

De Minister stimuleert de ontwikkeling en brede verspreiding van innovaties en best practices op het gebied van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning en ondersteunt initiatieven om de klantgerichtheid, de kwaliteit en het innoverend vermogen van zorgaanbieders te versterken.

De Minister is (mede)financier door onder meer de rijksbijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) in de AWBZ en door het verstrekken van instellingssubsidies aan partijen die een belangrijke rol vervullen binnen het stelsel, zoals het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).

De Minister regisseert de Wmo en de AWBZ door onder meer het stellen van wettelijke kaders, het maken van bestuurlijke afspraken en het monitoren van de uitkomsten. De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van het bovenregionaal vervoer en het mantelzorgcompliment.

Rol en verantwoordelijkheid Minister

Beleidsterrein

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Stimuleren participatie en zelfredzaamheid

Programma’s «Welzijn Nieuwe Stijl» en «de Kanteling».

Ondersteuningsprogramma zwerfjongeren.

Project Aanpak geweld in huiselijke kring, waaronder versterking.

Door subsidies en opdrachten verzamelen, verrijken, valideren en verspreiden van kennis op het terrein van maatschappelijke ondersteuning.

Financiering Wet Maatschappelijke Ondersteuning, decentralisatie-uitkering vrouwenopvang en decentralisatie-uitkering maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid, openbare geestelijke gezondheidszorg.

Subsidies en opdrachten voor kennis en advies (o.a. Movisie).

Bekostiging bovenregionaal sociaalrecreatief vervoer.

Financiering mantelzorgcomplimenten en ondersteuning en versterking van de kwaliteit van mantelzorg.

Uitvoering acties uit de brief «Geweld In Afhankelijkheidsrelaties» en het Actieplan «Ouderen in veilige handen».

Beheer wettelijk kader Wmo en aanpassing Wmo: versterking positie slachtoffers geweld in huiselijke kring.

Voorbereiding ratificering VN Verdrag inzake de rechten van personen met een beperking.

Ontwikkeling wetgeving: Wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

De Sociale Verzekeringsbank verzorgt de uitvoering van de Regeling maatschappelijke ondersteuning.

Zorgdragen voor langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

Programma’s «In voor zorg!» en «Ambient assisted living».

Implementatie kwaliteitskader verantwoorde zorg.

Nationaal programma ouderenzorg «Zorg voor Beter» en programma «Meer tijd voor de cliënt».

ZonMw-verbeterprogramma voor meer kwaliteit en een doelgerichte en efficiënte aanpak van palliatieve zorg.

Subsidies aan Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), Centra voor Consultatie en Expertise (CCE) en op grond van de regeling Palliatief Terminale Zorg.

Subsidies en opdrachten kennis en advies (o.a. Vilans).

Bekostiging bijdrage in kosten van kortingen.

Beheer wettelijk kader AWBZ.

Terugdringen administratieve lasten door programma «Meer tijd voor de cliënt».

Opstellen beleidsregels

indicatiestelling en kwaliteitseisen.

Wettelijke verankering pgb

Ontwikkeling regelgeving: Wet Zorg en Dwang.

Het CIZ verzorgt de indicatiestelling voor de AWBZ.

Het College voor zorgverzekeringen verzorgt de AWBZ-brede zorgregistratie.

C. Beleidsconclusies

Stimuleren participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

Het TransitieBureau Wmo heeft gemeenten, aanbieders en cliënt- en patiëntenorganisaties ondersteund door het organiseren van diverse bijeenkomsten, het subsidiëren van activiteiten voor de voorbereiding van de decentralisatie en het ontwerpen van handreikingen en factsheets o.a. op het gebied van inkoop, samenwerking gemeenten en huisartsen, sociale wijkteams en respijtzorg. De ondersteuning voor partijen is minder intens geweest dan verwacht i.v.m. de latere invoeringsdatum van de nieuwe Wmo (2015 i.p.v. 2013/2014).

Er is in 2013 door de Wmo-werkplaatsen een start gemaakt met de implementatie van de kennis die de afgelopen jaren is ontwikkeld voor een betere uitvoering van de Wmo door de beroepskrachten.

In 2013 is een eerste versie van het standaard cliëntervaringsonderzoek opgesteld. Deze sloot nog onvoldoende aan bij de doelstelling «de wijziging van de opzet horizontale verantwoording artikel 9 Wmo». De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) gaat voor de horizontale verantwoording (art. 9 Wmo) een nieuwe cliëntervaringsvragenlijst ontwikkelen.

De uitvoering van het ondersteuningsprogramma zwerfjongeren is volgens plan verlopen. De jongeren hebben in alle deelnemende gemeenten deelgenomen aan de bijeenkomsten en een stem gehad in de op te pakken verbeterpunten. Alle deelnemende centrumgemeenten zijn aan de slag gegaan met een verbeterplan. De stand van zaken van de daadwerkelijke uitvoering verschilt, al naar gelang de te betrekken partijen en lokale werkvelden.

Er is het afgelopen jaar geïnvesteerd in de realisatie van een landelijk toekomstbestendig stelsel van preventie, signalering, opvang, hulp en nazorg voor alle slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties, onder andere door middel van het project Regioaanpak Veilig Thuis van de VNG en de Federatie Opvang en het opstellen van een nieuw, objectief verdeelmodel voor de opvang. De uitvoering van de verschillende onderdelen van de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties, zoals kindermishandeling en ouderenmishandeling, ligt op koers. De publiekscampagne «Een veilig thuis daar maak je je toch sterk voor» heeft slachtoffers, plegers en omstanders aangespoord om actie te ondernemen bij geweld in huiselijke kring. Op 1 juli 2013 is de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van kracht geworden. Aanvullend wordt geïnvesteerd in het verankeren van de aandacht voor geweld in afhankelijkheidsrelaties in opleidingen (TK 33 400 XVI, nr. 157). Met twee rapportages is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang (TK 33 400 XVI, nr. 156 en TK 33 750 XVI, nr. 80).

Het afgelopen jaar heeft VWS erop ingezet dat informele zorg meer in het vizier kwam bij gemeenten, instellingen en professionals. De Staatssecretaris heeft op 25 mei 2013 samen met de VNG en partijen uit de zorg- en welzijnketen bezien welke accenten in het beleid gelegd moeten worden betreffende informele zorg in 2013 en daaropvolgende jaren. Dit heeft geresulteerd in de drie actielijnen «Versterken, verlichten en verbinden» zoals opgenomen in de beleidsbrief van 20 juli 2013 (TK 30 169, nr. 28) waarbij centraal staat dat voortaan gemeenten en professionals op een andere wijze naar mantelzorgondersteuning dienen te kijken, namelijk integraal naar de situatie van cliënt en de mantelzorger, zodat een integraal ondersteuningsaanbod op maat aan beiden kan worden geboden. Dit uitgangspunt is vastgelegd in het wetsvoorstel Wmo 2015. Met organisaties van mantelzorgers en vrijwilligers, aanbieders van zorg en welzijn, organisaties van professionals, cliëntorganisaties en de VNG is in 2013 een Agenda Informele Zorg en Ondersteuning opgesteld. In werkgroepen werken partijen als onderdeel van de agenda aan verbeteringen met betrekking tot het samenspel tussen formele en informele zorg (=verbinden), en de ondersteuning van de mantelzorger en vrijwilliger (=verlichten).

In 2013 is door het Expertisecentrum Mantelzorg, de VNG en het Ministerie van VWS een handreiking respijtzorg opgesteld die gemeenten helpt bij de vormgeving van respijtzorg, ter verlichting van de mantelzorger.

Door juridische procedures heeft de Europese aanbesteding voor het bovenregionale gehandicaptenvervoer (BRV, ook bekend als Valys) vertraging opgelopen, waardoor de nieuwe voorziening pas per 1 januari 2014 is ingegaan. In september 2013 is het standaard persoonlijk kilometerbudget verhoogd naar 600 kilometer per jaar. De kwaliteit en de beoogde resultaten van het BRV zijn bereikt.

Zorgdragen voor langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

134 zorgaanbieders hebben het «In voor zorg!»-traject afgerond. De trajecten laten aansprekende resultaten zien (arbeidsvreugde, lagere kosten, cliëntgerichtheid, minder management, slimmere organisatievormen, betere inzet van technologie). Bij een viertal afgeronde trajecten is een retrospectieve analyse uitgevoerd om de resultaten beter te kunnen duiden. Bij 211 organisaties loopt het traject nog of moet het traject nog starten. In 2013 hebben 72 organisatie besloten deel te nemen aan «In voor zorg!».

Een belangrijk onderdeel van «In voor zorg!» is het verzamelen, verrijken en verspreiden van kennis. Dit gebeurt via het (digitale) kennisplatform / de website en via bijeenkomsten / congressen. In 2013 zijn ruim 1.200 items aan het kennisplatform toegevoegd. Dat het kennisplatform in een behoefte voorziet blijkt uit de bezoekersaantallen. Bijna 300.000 unieke personen bezochten in 2013 de website.

In 2013 organiseerde «In voor zorg!» drie landelijke congressen (gem. 1.000 bezoekers) en 20 kleinere bijeenkomsten (bestuurdersbijeenkomsten, masterclasses, kennisexpedities, verdiepingssessies etc.). Aan deze kleinere bijeenkomsten namen gemiddeld 125 personen deel.

Begin 2013 zijn 25 instellingen van start gegaan met een regelarme wijze van werken. De meeste van deze experimenten zijn verlengd tot 2015. Daarna zullen de uitkomsten worden geëvalueerd. Momenteel, bijna een jaar nadat de experimenten daadwerkelijk zijn gestart, worden in een tussenevaluatie de eerste voorlopige resultaten geïnventariseerd met als doel een bijdrage te leveren aan de maatregelen die thans worden uitgewerkt in het kader van de hervorming van de langdurige zorg. De 700 meldingen zijn in 2012 geanalyseerd en ook is daarover vanuit het Ministerie van VWS met alle melders van hinderende wet- en regelgeving contact geweest. Over de wijze waarop de meldingen zijn opgepakt is gecommuniceerd via de website van «In voor zorg!» (www.invoorzorg.nl). Verschillende meldingen liggen ook in het verlengde van de experimenten met regelarme instellingen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan meldingen over indicatiestelling, waarmee door een aantal instellingen op dit moment wordt geëxperimenteerd.

In 2013 heeft het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) 1.536 keer getoetst of de ontwikkelingsdoelen voor cliënten met een TEZ (toeslag extreme zorgzwaarte) zijn bereikt. Daarnaast heeft het CCE in 2013 zowel in de ggz als in de ouderenzorg circa 180 consultaties verricht. In de gehandicaptenzorg bedroeg het aantal circa 700.

Vanaf oktober 2011 kunnen zorginstellingen indicaties aanvragen via een indicatiemelding. Het CIZ heeft in ieder kwartaal van 2013 een kwartaalmonitor uitgebracht van de gevolgen van de indicatiemelding. Ook is in 2013 een jaarrapportage verschenen. Van de meldingsprocedure wordt veel gebruik gemaakt. Aan het einde van het jaar 2013 wordt bijna 70% van het totaal aantal intramurale indicaties voor 80-plus-cliënten gesteld via de indicatiemelding. Toch is er sinds 1 januari 2014 wijziging gebracht in de manier waarop naar indicatiemeldingen wordt gekeken. In de zomer van 2013 kwam het CIZ met een rapport over een door hen uitgevoerd onderzoek naar upcoding (meer dan 5% naar boven afwijken van een indicatiebesluit in kosten vertaald van een door het CIZ zelf voor dezelfde cliënt uitgevoerd onderzoek en opgesteld besluit). Upcoding staat niet onmiddellijk gelijk met fraude, daarvoor moet sprake zijn van boze opzet en daarvan is meestentijds geen sprake. In reactie op dat onderzoek heeft het CIZ een aangescherpt toezicht- en handhavingkader ontwikkeld. Onder andere wordt op basis daarvan 30% van de meldingen 80+ van elke aanbieder thans ook getoetst, evenals 30% van de adviezen in het kader van standaardindicatieprotocollen en 30% van de herindicaties in taakmandaat. Als de toetsresultaten een te lage congruente uitkomst kent, wordt het toetspercentage verhoogd naar 50%. Uiteindelijk kunnen de mandaatrechten van een blijvend te laag scorende aanbieder tijdelijk worden ontnomen.

In het kader van aanpak fraude voert de NZa een groot onderzoek uit. Dat komt later dan aanvankelijk gepland (niet eind vorig jaar, maar medio 2014). Zodra dat er is worden noodzakelijke maatregelen genomen. Ondertussen is geacteerd op (risico’s op) zorg in natura (ZIN)-fraude.

In mei 2013 is het actieprogramma onvrijwillige zorg naar de Tweede Kamer verzonden (TK 31 996, nr. 35). Dit actieprogramma tegen «onvrijwillige zorg», is gericht op cliënten, familie, hulpverleners en de samenleving als geheel. In 2013 hebben voorbereidende werkzaamheden plaatsgevonden, de daadwerkelijke uitvoering zal plaatsvinden in 2014 en verder. Onder andere Vilans en Landelijke Organisatie Cliëntenraden (LOC) spelen hierin een rol en ontvangen hiervoor een subsidie.

De Regeling palliatieve terminale zorg is gericht op het verstrekken van een tegemoetkoming aan organisaties voor vrijwillige palliatief terminale zorg. De coördinatie van de inzet van vrijwilligers in de palliatief terminale zorg wordt gesubsidieerd. Het kan daarbij gaan om palliatief terminale zorg in de thuissituatie of in een zelfstandig hospice. Daarnaast voorziet de regeling in het verstrekken van een tegemoetkoming in de huisvestingslasten voor zelfstandige hospices.

In mei 2012 is een ZonMw-verbeterprogramma palliatieve zorg gestart dat loopt tot en met 2016. Het programma kent de volgende thema’s:

  • versterken van de eigen regie van de cliënt en diens naasten, waardoor de patiënt kan sterven op de plaats van zijn of haar voorkeur;

  • bevorderen van een cultuuromslag gericht op een geleidelijke overgang van de fase waarin het accent op genezing ligt naar de fase waarin het accent op behoud van kwaliteit van leven ligt;

  • bevorderen van de samenwerking tussen professionals, vrijwilligers en mantelzorgers;

  • stimuleren van deskundigheid en het gebruik van consultatiemogelijkheden, gericht op proactief handelen, pijnbestrijding en met specifieke aandacht voor psychosociale en spirituele zorg.

In 2013 zijn 18 projecten uit de 2e subsidieronde gestart zijn en 17 projecten uit de 1e subsidieronde afgerond. Er zijn 14 factsheets ontwikkeld van goede voorbeelden die zijn geplaatst op een voor dit doel ontwikkelde website.

Tevens zijn enkele projecten uitgezet voor het ontwikkelen van instrumenten die bijdragen aan betere verspreiding en implementatie. Een in 2013 gehonoreerd project betreft bijvoorbeeld de landelijke implementatie van het goede voorbeeld rond palliatieve thuiszorg (PaTz).

De onafhankelijke werkgroep «vanuit autisme bekeken» is medio 2012 op initiatief van de Staatssecretaris van VWS tot stand gekomen. In 2013 heeft de werkgroep de knelpunten in het leven van mensen met autisme in kaart gebracht en hierover gerapporteerd aan de Staatssecretaris en de Tweede Kamer. In 2014 zal de werkgroep via een door VWS financieel ondersteund programma werken aan oplossingen voor de geconstateerde knelpunten.

D. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

5.638.535

4.085.519

4.133.460

– 47.941

         

Uitgaven

5.633.963

4.055.646

4.133.604

– 77.958

         

1. Stimuleren participatie en zelfredzaamheid van

 

mensen met beperkingen

 

188.010

187.880

130

         

Subsidies

 

25.465

42.600

– 17.135

waarvan onder andere:

       

Movisie

 

8.106

7.929

177

Decentralisatie

 

5.553

9.800

– 4.247

Mezzo

 

3.159

3.490

– 331

Geweld in afhankelijkheidsrelaties

 

2.986

12.400

– 9.414

         

Bekostiging

 

0

430

– 430

         

Inkomensoverdrachten

 

87.285

66.415

20.870

Mantelzorgcompliment

 

87.285

66.415

20.870

         

Opdrachten

 

59.431

72.235

– 12.804

waarvan onder andere:

 

Bovenregionaal gehandicaptenvervoer

 

55.458

60.280

– 4.822

Geweld in afhankelijkheidsrelaties

 

2.775

3.100

– 325

Evaluatie Wmo

 

0

1.200

– 1.200

         

Garanties

 

12.720

0

12.720

Voorzieningen t.b.v. instellingen gehandicapten

 

12.720

0

12.720

         

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

 

3.109

3.000

109

SVB: uitvoering Regeling maatschappelijke ondersteuning

 

3.109

3.000

109

         

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

 

0

3.200

– 3.200

VenJ: opvang minderjarige meisjes

 

0

2.000

– 2.000

Gemeentefonds: opvang speciale doelgroepen

 

0

1.200

– 1.200

         

2. Zorgdragen voor langdurige zorg tegen

 

maatschappelijk aanvaardbare kosten

 

3.867.636

3.945.724

– 78.088

         

Subsidies

 

182.392

213.981

– 31.589

waarvan onder andere:

 

Centrum Indicatiestelling Zorg

 

104.461

108.624

– 4.163

Uitvoeringskosten pgb-maatregelen

 

0

25.000

– 25.000

Aanpak fraude pgb

 

8.921

15.000

– 6.079

Subsidieregeling palliatieve terminale zorg

 

19.589

18.810

779

Kwaliteitsverbetering palliatieve zorg

 

1.470

9.350

– 7.880

Programma «In voor zorg!»

 

19.414

9.391

10.023

Stichting Centrum Consultatie en Expertise

 

11.110

9.949

1.161

Vilans

 

5.253

5.100

153

Integraal kankercentrum Nederland

 

6.643

6.400

243

Programma «Meer tijd voor de cliënt'

 

361

619

– 258

         

Bekostiging

 

3.679.200

3.710.400

– 31.200

Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK)

 

3.679.200

3.710.400

– 31.200

         

Opdrachten

 

3.832

19.307

– 15.475

waarvan onder andere:

 

Programma «Meer tijd voor de cliënt'

 

907

1.875

– 968

Programma «Kwaliteit palliatieve zorg'

 

0

1.900

– 1.900

Programma «Informatievoorziening zorg en ondersteuning'

 

2.725

4.000

– 1.275

Ontwikkeling en evaluatie pgb

 

200

500

– 300

         

Bijdrage aan agentschappen

 

2.212

2.036

176

CIBG: Opdrachtgeverschap WTZi

 

2.212

2.036

176

         

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

 

0

0

0

CVZ: AWBZ-brede zorgregistratie

 

0

0

0

         

Ontvangsten

7.320

7.723

3.441

4.282

waarvan onder andere:

       

Ontvangsten garanties instellingen gehandicapten

 

1.723

0

1.723

E. Toelichting op de Instrumenten

1. Stimuleren participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

Subsidies

Movisie

Het kennisinstituut Movisie heeft in 2013 € 8,1 miljoen instellingssubsidie ontvangen voor de ondersteuning van gemeenten en instellingen bij de adequate uitvoering van de Wmo en aanpalende terreinen door middel van het verzamelen, verrijken, valideren en verspreiden van kennis op het terrein van de Wmo.

Decentralisatie

De gemeenten, aanbieders en cliënt- en patiëntenorganisaties zijn gesubsidieerd (€ 5,6 miljoen) voor activiteiten ter voorbereiding op de decentralisatie (het ontwerpen van handreikingen en factsheets o.a. op het gebied van inkoop, samenwerking gemeenten en huisartsen, sociale wijkteams, respijtzorg). De afspraken en samenwerking in de regio tussen aanbieders en partijen krijgen vooral in 2014 verder vorm. Het voor de ondersteuning van dit proces beschikbare budget van € 4,2 miljoen is niet uitgegeven.

Mezzo

De vereniging Mezzo heeft subsidie ontvangen voor het versterken van de kwaliteit van de mantelzorgondersteuning (circa € 3,2 miljoen).

Geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA)

In 2013 is een start gemaakt met de uitvoering van diverse acties uit de brief «Aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties» (TK 28 345, nr. 117), zoals de introductie van een nieuw verdeelmodel, het doen ontwikkelen van regiovisies «geweld in huiselijke kring», het zorgvuldig overhevelen van de opvang van specifieke groepen slachtoffers naar het gemeentelijke domein en het borgen van kwaliteit. Daarmee wordt de ketenaanpak verstevigd. Met name bij het instrument subsidies is minder uitgegeven (€ 9,4 miljoen) dan geraamd (€ 12,4 miljoen). Dit is veroorzaakt door de latere inwerkingtreding van wijzigingen in het stelsel van vrouwenopvang. Tevens bleek voor de uitvoering van de acties uit het Actieplan «Ouderen in veilige handen» minder middelen nodig (€ 2 miljoen) dan vooraf geraamd. De uitvoering van het Actieplan ligt overigens wel op koers. Door de latere inwerkingtreding van wijzigingen in het stelsel van vrouwenopvang zijn er geen extra middelen toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering waardoor er een onderuitputting van € 1,3 miljoen is ontstaan op het GIA-budget.

Inkomensoverdrachten

Mantelzorgcompliment

Op basis van de ramingen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en uitgaande van een mantelzorgcompliment van € 200,– is het budget voor het mantelzorgcompliment bij eerste suppletoire wet structureel verhoogd met € 21 miljoen. De totale uitgaven in 2013 bedroegen € 87,3 miljoen.

Kengetal: aantal verstrekte mantelzorgcomplimenten in een jaar

Kengetal: aantal verstrekte mantelzorgcomplimenten in                   een jaar

Bron: Sociale Verzekeringsbank

Opdracht bovenregionaal gehandicaptenvervoer

Aan het bovenregionaal gehandicaptenvervoer is in 2013 € 55,5 miljoen uitgegeven. Dit is € 4,8 miljoen minder dan geraamd en is vrijwel volledig een gevolg van minder gemaakte reiskilometers.

Kengetal: Valys indexcijfers

Kengetal: Valys indexcijfers

Bron & toelichting

Bron: Tevredenheidsonderzoek Valys, november 2013, Jes marketing en onderzoek.

pkb = persoonlijk kilometer budget

Het BRV is vraagafhankelijk vervoer, dit betekent dat factoren zoals de toegankelijkheid van het lokale openbaar vervoer, het weer of de gezondheid van de pashouders invloed kunnen hebben op het aantal verreden kilometers.

Opdracht evaluatie Wmo

Voor de uitvoering van de tweede evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning is in 2013 € 1,1 miljoen overgeboekt naar het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).

Garanties

In verband met het faillissement van de stichting Zonnehuizen heeft VWS betaald voor de afwikkeling van de financiële verplichtingen. Vanwege in het verleden verstrekte garanties op leningen aan zorginstellingen stond VWS garant voor een deel van de schuld van Stichting Zonnehuizen.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Als blijk van waardering kunnen zorgvragers hun mantelzorger voordragen voor een mantelzorgcompliment (Regeling maatschappelijke ondersteuning).

Er wordt een bijdrage aan de Sociale Verzekeringsbank verleend voor uitvoering van de Regeling maatschappelijke ondersteuning op basis waarvan het mantelzorgcompliment wordt verstrekt (circa € 3,1 miljoen in 2013).

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Via de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt de opvang van minderjarige meisjes en de opvang slachtoffers mensenhandel gefinancierd (circa € 2,5 miljoen). De financiering van de pilots opvang voor specifieke groepen, waaronder ook de mannenopvang (€ 1,2 miljoen) via het Gemeentefonds blijft gehandhaafd, totdat in 2015 de structurele oplossing (met gemeentelijke verantwoordelijkheid) is gerealiseerd.

2. Zorgdragen voor langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

Subsidies en opdrachten

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

Het CIZ verzorgt de onafhankelijke, objectieve en integrale indicatiestelling voor de AWBZ en heeft hiervoor in 2013 een bijdrage ontvangen van € 104,5 miljoen. Dat is € 4,2 miljoen minder dan geraamd. De oorzaak hiervan is dat gedurende het uitvoeringsjaar de raming van de exploitatiekosten als gevolg van verschuivingen in de planning, de doorwerking van eerder getroffen voorzieningen en verschuivingen tussen exploitatie en projectsubsidies en bijstelling van uitgangspunten neerwaarts is bijgesteld.

Indicator: Percentage indicatieaanvragen dat is afgehandeld binnen de wettelijke termijn (0 tot 6 weken)

Indicator: Percentage indicatieaanvragen dat is                   afgehandeld binnen de wettelijke termijn (0 tot 6 weken)

Bron: Jaarverslag CIZ 2012, pagina 10.

Uitvoeringskosten pgb-maatregelen en aanpak fraude pgb en opdracht evaluatie pgb

Een deel van de extra uitvoeringskosten voor de pgb-maatregelen uit het begrotingsakkoord 2013 is binnen de financiële kaders van het BKZ gefinancierd. Daarvoor is de raming bij eerste suppletoire wet met € 15 miljoen verlaagd. Van de resterende middelen (€ 4,5 miljoen) is een deel besteed voor onderzoek naar en opsporing van pgb-fraude, via de begrotingen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (€ 0,2 miljoen) en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (€ 2,3 miljoen), en de aanpak van fraude bij zorg in natura, overgemaakt aan artikel 2 Curatieve zorg (€ 2 miljoen). Voor de aanpak pgb-fraude is € 8,9 miljoen besteed aan de intensivering van de controle door zorgkantoren. Bij tweede suppletoire wet is de raming neerwaarts bijgesteld, omdat de aanpak van de zorgkantoren minder kostte dan aanvankelijk verwacht. Daarnaast zijn uitgaven in 2013 lager doordat de kosten van de invoering van de trekkingsrechten zijn doorgeschoven naar 2014.

Subsidieregeling palliatieve terminale zorg

Voor de regeling palliatieve terminale zorg, waarmee de coördinatie van de inzet van vrijwilligers in de palliatief terminale zorg wordt gesubsidieerd, is € 19,6 miljoen uitgegeven.

Kwaliteitsverbetering palliatieve zorg

Vanaf 2013 wordt jaarlijks circa € 10 miljoen extra beschikbaar gesteld om de kwaliteit van de palliatieve zorg te verbeteren (TK 33 280, nr. 1). Het subsidieplafond ten behoeve van de vrijwillige palliatieve terminale zorg (zoals vastgelegd in de Regeling palliatieve terminale zorg) is met 10% opgehoogd. Daarnaast zijn een aantal kleine subsidies verleend in het kader van versterking van de palliatieve zorg in ziekenhuizen door stimulering van consultteams. Er is echter minder uitgegeven dan beoogd omdat de uitvoering van het ZonMw-programma palliatieve zorg vertraging heeft opgelopen, zoals reeds aangegeven in de tweede suppletoire wet.

Kengetal: Totaal aantal personen dat door middel van de subsidieregeling palliatief terminale zorg is ondersteund in de laatste levensfase per 30 juni van een jaar

Kengetal: Totaal aantal personen dat door middel van de                   subsidieregeling palliatief terminale zorg is ondersteund in de laatste                   levensfase per 30 juni van een jaar

Bron: VWS, subsidieregeling Palliatieve terminale zorg

De middelen uit de subsidieregeling Palliatieve Terminale Zorg zijn bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die organisaties maken voor de coördinatie van vrijwilligers die ingezet worden in palliatief terminale situaties. De verdeling van de middelen vindt plaats op basis van het aantal zorginzetten in de periode voorafgaand aan de aanvraag.

Programma «In voor zorg!»

Organisaties in de langdurige zorg krijgen in de toekomst te maken met andere eisen van de samenleving, zoals een krapper wordende arbeidsmarkt, financiële en economische druk en het daarmee samenhangende overheidsbeleid. Het programma «In voor zorg!» helpt zorgorganisaties hun werkprocessen in te richten met het oog op deze toekomst. Bij de eerste suppletoire wet is het programma geïntensiveerd ter ondersteuning van de hervorming van de langdurige zorg (€ 14 miljoen). Er is € 19,4 miljoen besteed aan projectsubsidie in het kader van «In voor zorg!». De uitgaven zijn lager uitgevallen doordat een deel zich pas in 2014 voordoet.

Stichting Centrum Consultatie en Expertise

De stichting Centrum Consultatie en Expertise (CCE) heeft een subsidie ontvangen van € 11,1 miljoen voor het bieden van perspectief aan individuele cliënten met een bijzondere zorgvraag door inzet van expertise en (tijdelijke) extra ondersteuning.

Vilans

Vilans is het kenniscentrum voor de langdurende zorg. Samen met professionals in het veld ontwikkelt Vilans vernieuwende en praktijkgerichte kennis en vinden nieuwe inzichten en goede voorbeelden snel en succesvol hun weg in de praktijk. De totale kosten in 2013 betreffen een basisbudget en een programmabudget voor kennisactiviteiten (€ 5,3 miljoen).

Integraal Kankercentrum

Het Integraal Kankercentrum Nederland en het Integraal Kankercentrum Zuid hebben gezamenlijk voor Het Integraal Kankercentrum een subsidie ontvangen van € 6,6 miljoen. In het Integraal Kankercentrum is deskundigheid over alle facetten van palliatieve zorg samengebracht om de primaire zorgvraag te ondersteunen door middel van consultatie en ontwikkeling van na- en bijscholing.

Programma «Meer tijd voor de cliënt»

Het programma «Meer tijd voor de cliënt» richt zich op de aanpak van de bureaucratie in de langdurige zorg. Voor dit programma bleek minder benodigd dan aanvankelijk gedacht. Bij tweede suppletoire wet is het totale budget met € 0,7 miljoen naar beneden bijgesteld. Een groot deel van de uitgegeven middelen zijn besteed aan het programma Experiment Regelarme instellingen, onderdeel van het programma «Meer tijd voor de cliënt».

Bekostiging Bijdrage in kosten van kortingen (BIKK)

De BIKK is een rijksbijdrage die is ingesteld om de lagere premieopbrengst van de AWBZ als gevolg van de grondslagverkleining van de AWBZ bij de invoering van het nieuwe belastingstelsel in 2001 te compenseren (€ 3,7 miljard). De uitgavenraming BIKK is naar aanleiding van actuele ramingen van het Centraal Planbureau in de loop van 2013 twee keer naar beneden bijgesteld: bij eerste suppletoire wet met € 2,8 miljoen en bij tweede suppletoire wet met € 28,4 miljoen.

Programma kwaliteit palliatieve zorg

Het bedrag van € 1,9 miljoen is overgemaakt naar artikel 4 Zorgbreed beleid voor het verbeterprogramma palliatieve zorg.

Informatievoorziening Zorg en Ondersteuning

Op het terrein van de informatievoorziening wordt een aantal projecten uitgevoerd in samenwerking met onder andere VNG, Zorgverzekeraars Nederland en uitvoeringsorganisaties. Doel is onder meer bevordering van de standaardisering van gegevensuitwisseling Wmo en AWBZ, vereenvoudiging en modernisering van de AWBZ-brede zorgregistratie en beheer en verdere optimalisatie van de webvoorziening Regelhulp. Bij tweede suppletoire wet is de raming neerwaarts bijgesteld. In totaal is er in het kader van de informatievoorziening zorg en ondersteuning € 2,7 miljoen besteed aan diverse projecten.

Bijdrage aan agentschap

CIBG

Het CIBG verleent in het kader van de uitvoering van de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) toelatingen aan zorginstellingen. De WTZi komt te vervallen op het moment dat de Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) in werking treedt. Als gevolg van het controversieel verklaren van de Wcz is deze taak ook voor 2013 door het CIBG uitgevoerd. VWS heeft hieraan voor € 2,2 miljoen bijgedragen.

Ontvangsten

In 2013 is een bedrag van € 4,3 miljoen meer ontvangen dan begroot. De meerontvangsten is grotendeels een gevolg van een in 2012 te hoog verstrekt voorschot aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voor de uitkering van Mantelzorgcomplimenten en € 1,7 miljoen terugontvangen van Zonnehuizen.

Beleidsartikel 4 Zorgbreed beleid

A. Algemene beleidsdoelstelling

Het scheppen van randvoorwaarden om het zorgstelsel te laten werken zodat de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de zorg voor de burger is gewaarborgd.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister bevordert de werking van het stelsel door partijen in staat te stellen hun rol te spelen en door belemmeringen weg te nemen die een goede werking van het stelsel in de weg staan. Daar waar publieke belangen in het geding zijn, die niet voldoende door (partijen in) het stelsel behartigd kunnen worden, bevordert de Minister dat deze belangen worden behartigd.

De positie van de cliënt wordt versterkt. Ten eerste door de rechten van de cliënt te versterken door heldere, eenduidige wetgeving. Ten tweede door te stimuleren dat patiënten- en gehandicaptenorganisaties hun rol in het stelsel kunnen spelen.

De verantwoordelijkheid van de Minister wordt tevens ingevuld door te stimuleren dat er voldoende capaciteit aan zorgverleners beschikbaar komt en blijft. Daarvoor worden onder andere verbeteringen in de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorgopleidingen bevorderd, wordt de totstandkoming van een toekomstgericht opleidingscontinuüm met de juiste kwaliteit en gewenste instroom bewaakt en wordt er gestuurd op de totstandkoming van een innovatieve en kwalitatieve beroepenstructuur.

Ook zijn er randvoorwaarden gecreëerd om het innoverend vermogen van de gezondheidszorg te waarborgen en wordt gezondheidsonderzoek en het gebruik van de ontwikkelde kennis gestimuleerd.

De IGZ houdt toezicht op ruim twintig wetten, waaronder de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), de Kwaliteitswet Zorginstellingen en de Geneesmiddelenwet. De uitgaven voor de IGZ staan verantwoord op artikel 10 Apparaatsuitgaven.

De Minister heeft voor een goede werking van het zorgstelsel verschillende zelfstandige bestuursorganen opgericht die een taak hebben op het gebied van markttoezicht, pakketbeheer, kwaliteit en transparantie.

In Caribisch Nederland wordt een passend aanbod van zorg en jeugdzorg gerealiseerd.

Rol en verantwoordelijkheid Minister

Beleidsterrein

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Positie cliënt

Subsidieregeling voor organisaties van patiënten- en gehandicapten, zodat deze mensen kunnen helpen hun rol in het stelsel te spelen.

 

Zorgen voor adequate wet- en regelgeving die positie patiënt versterkt en privacy en beveiliging borgt.

 

Opleidingen, Beroepenstructuur en Arbeidsmarkt

Stimuleren van verbeteringen in kwaliteit en toegankelijkheid zorgopleidingen.

Stimuleren van een logische opleidingsmatrix met de juiste samenhang tussen opleidingen.

Bevorderen van kwaliteit van individuele zorgverlening.

Bevorderen van een logische beroepenstructuur, gebaseerd op competenties en gericht op samenwerking.

Stimuleren van beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd zorgpersoneel.

Financieren van het Fonds Ziekenhuisopleidingen en het Stagefonds.

Bewaken van de totstandkoming en het vasthouden van een toekomstgericht opleidingscontinuüm, met juiste kwaliteit en gewenste instroom.

Monitoren en sturen van de totstandkoming en het vasthouden van een innovatieve, kwalitatieve beroepenstructuur.

Constant optimaliseren van de inhoud en uitvoering van de Wet BIG.

Bevorderen van een gezonde arbeidsmarkt die personeel weet te binden en te boeien en voldoende wervend is.

 

Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

Creëren randvoorwaarden om innoverend vermogen van de gezondheidszorg te waarborgen.

Stimuleren van gezondheidsonderzoek en het gebruik van ontwikkelde kennis (o.a. ZonMw).

 

Zorg voor prikkels gericht op kwaliteitsverbetering, normen voor kwaliteit en transparantie.

Oprichten van een nationaal kwaliteitsinstituut gezondheidszorg (zie CVZ).

 

Inrichten uitvoeringsactiviteiten

   

Opstellen van wetgeving waarin taken van NZa, CVZ en andere organisaties worden vastgelegd.

Via CVZ, NZa en andere organisaties een bijdrage leveren aan de uitvoering van het stelsel.

Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

Samen met betrokken partijen stimuleren van de verbetering van het aanbod van (jeugd)zorg, met name via de uitvoering van de Middel Lange Termijn Plannen die in 2008 samen met de eilandbesturen zijn vastgesteld.

Financieren zorg 100% en (mede)financieren jeugdzorg.

(Jaarlijks) evalueren van de aanspraken in kader van zorgregeling voor Caribisch Nederland en indien nodig aanpassen.

Voorbereiden regelgeving voor de jeugdzorg (financiering, kwaliteit) en realiseren van een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) op de drie eilanden.

Uitvoeren zorgregelgeving voor Caribisch Nederland door het Zorgverzekeringkantoor op Bonaire. Het Zorgverzekeringskantoor is een onderdeel van VWS.

C. Beleidsconclusies

Positie cliënt

Het voorstel van Wet cliëntenrechten zorg (Wcz), oorspronkelijk bedoeld als verzamelwet van patiëntenrechten, is beperkt tot een herziene wettelijke regeling met betrekking tot het klachtrecht en de kwaliteit van de zorg in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Het wetsvoorstel daartoe is aangenomen door de Tweede Kamer (TK 32 402, nr. 2). In een volgende fase zullen de andere onderwerpen uit dit wetsvoorstel als medezeggenschap en de aanpassing van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) aan de orde komen. De bepalingen uit het ingetrokken voorstel Beginselenwet AWBZ-zorg zijn opgenomen in het wetsvoorstel Langdurige zorg om deze goed in verband te brengen met de hervormingen in de langdurige zorg.

Het beleid gericht op het stimuleren dat patiënten- en gehandicaptenorganisaties hun rol in het stelsel kunnen spelen is uitgevoerd conform het Beleidskader voor subsidiëring van patiënten- en gehandicaptenorganisaties en voldeed daarmee aan de doelstellingen zoals vermeld in de VWS begroting 2013.

Opleidingen beroepenstructuur en arbeidsmarkt

De werkgelegenheid in de langdurige zorg en jeugdzorg neemt eerst af en herstelt vanaf 2017.

Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

De Eerste Kamer heeft op 10 december 2013 ingestemd met het wetsvoorstel (TK 33 243, nr. A) dat het Kwaliteitsinstituut regelt. Het Kwaliteitsinstituut als slank en flexibel onderdeel van het College voor Zorgverzekeringen (vanaf 1 april 2014 Zorginstituut Nederland) is daarmee een feit. Het doel van het Kwaliteitsinstituut is het stimuleren van en zo nodig zelf ontwikkelen van professionele standaarden, richtlijnen en indicatoren.

Inrichten uitvoeringsactiviteiten

De aangekondigde omvorming van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) is gerealiseerd. Op 1 januari 2013 is het CAK van start gegaan als publiekrechtelijk ZBO.

Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

Naar aanleiding van discussie in 2013 met de eilandbesturen over het intrekken van een tijdelijk ruimere aanspraak op fysiotherapie en tandheelkunde in Caribisch Nederland is eind 2013 gestart met een werkgroep onder leiding van een onafhankelijke voorzitter, die de Minister van VWS in 2014 een advies zal geven over de zorg in Caribisch Nederland op de lange termijn. Eilandbesturen, zorgaanbieders, zorgverzekeringskantoor en VWS participeren in deze werkgroep.

Uit een tweede belevingsonderzoek onder de bevolking van Caribisch Nederland in 2013 is gebleken dat de tevredenheid over de zorg is toegenomen.

In 2013 is door het Zorgverzekeringskantoor hard gewerkt aan het verbeteren van het zorginkoopproces, de verzekerdenadministratie en het administratieve beheer. Om de psychiatrie inclusief de verslavingszorg op de drie eilanden op te zetten en te ondersteunen in de uitvoering, zijn in 2013 grote stappen gezet. In 2013 heeft de jeugdzorg in het teken gestaan van verder bestendigen wat al in gang is gezet. De ambulante en residentiële jeugdzorg op Bonaire is verder doorontwikkeld. In samenwerking met de Inspectie Jeugdzorg is het kwaliteitskader verder ontwikkeld en vastgesteld.

D. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

748.883

578.564

737.883

– 159.319

         

Uitgaven

1.832.888

815.589

755.524

60.065

         

1. Positie cliënt

 

33.238

35.437

– 2.199

         

Subsidies

 

28.142

30.948

– 2.806

waarvan onder andere:

       

Patiënten- en gehandicaptenorganisaties

 

27.814

30.948

– 3.134

         

Opdrachten

 

3.763

3.044

719

waarvan onder andere:

       

Ondersteuning cliëntenorganisaties

 

3.581

2.899

682

         

Bijdrage aan agentschappen

 

1.333

1.445

– 112

CIBG: uitvoering subsidieregeling

 

1.333

1.445

– 112

         

2. Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt

 

354.735

345.623

9.112

         

Subsidies

 

334.307

332.868

1.439

waarvan onder andere:

       

Fonds Ziekenhuisopleidingen

 

123.178

141.789

– 18.611

Stageplaatsen zorg / Stagefonds

 

105.926

99.000

6.926

Publieke Gezondheidszorgopleidingen

15.093

16.025

– 932

Vaccinatie stageplaatsen zorg

 

3.789

3.850

– 61

Opleiding tot verpleegkundig specialist/physician assistant

 

21.744

19.600

2.144

Ziekenhuisarts

 

1.606

3.493

– 1.887

Capaciteitsorgaan

 

1.664

1.650

14

Regionaal arbeidsmarktbeleid

 

7.500

7.500

0

Veilig werken in de zorg

 

2.575

1.669

906

Opleidingsfonds

 

39.594

0

39.594

         

Opdrachten

 

2.379

2.400

– 21

         

Bijdragen aan agentschappen

 

16.963

9.678

7.285

CIBG: Bijdrage voor onder andere UZI-register,

       

BIG-register, SVB-Z

 

16.001

7.848

8.153

Agentschap NL: Innovatieprogramma

 

962

1.830

– 868

         

Bijdrage ZBO’s/ RWT

 

1.086

677

409

CVZ: sectie Zorgberoepen en opleidingen

 

0

0

0

         

3. Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

 

119.318

107.347

11.971

         

Subsidies

 

5.293

4.990

303

waarvan onder andere:

       

Nivel

 

5.093

4.990

103

         

Opdrachten

 

48

0

48

         

Bijdrage aan agentschappen

 

2.123

2.590

– 467

waarvan onder andere:

       

CIBG: Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording

 

708

800

– 92

RIVM: Zorgbalans

 

623

650

– 27

         

Bijdragen aan ZBO’s/ RWT’s

 

111.854

99.767

12.087

ZonMw: programmering

 

105.673

99.767

5.906

ZonMw: exploitatie

 

6.181

0

6.181

         

4. Inrichten uitvoeringsactiviteiten

215.717

191.325

24.392

         

Subsidies

 

256

0

256

         

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

 

212.894

183.878

29.016

Centraal Administratie Kantoor

 

98.319

95.923

2.396

College voor zorgverzekeringen

 

64.004

51.436

12.568

Nederlandse Zorgautoriteit

 

46.844

32.356

14.488

College Sanering Zorginstellingen

 

2.523

2.713

– 190

College Bouw Zorginstellingen

 

1.204

1.450

– 246

         

Opdrachten

 

2.568

7.447

– 4.879

TNO centrum Zorg en Bouw

 

2.398

7.447

– 5.049

         

5. Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

 

92.580

75.792

16.788

         

Bekostiging

 

92.580

75.792

16.788

Zorg en welzijn

 

88.033

71.142

16.891

Jeugdzorg

 

4.547

4.650

– 103

         

Ontvangsten

33.922

20.251

4.858

15.393

E. Toelichting op de Instrumenten

1. Positie cliënt

Subsidies

Er zijn subsidies verstrekt aan patiënten- en gehandicaptenorganisaties, zodat kennis en ervaringen van cliënten zelf optimaal benut worden voor goede zorg en ondersteuning. Doordat minder instellingssubsidies en projectsubsidies zijn verstrekt en doordat een reservering voor bezwaar en beroep niet hoefde te worden aangesproken zijn de uitgaven circa € 2,8 miljoen lager.

Opdrachten

Totaal is € 3,8 miljoen uitgegeven, waarvan € 3,6 miljoen aan PGO-support. PGO-support is een onafhankelijke netwerkorganisatie die patiënten- en gehandicaptenorganisaties ondersteunt bij het opstellen van subsidieaanvragen en het inbrengen van het cliëntenperspectief.

Bijdragen aan agentschappen

Aan het CIBG is een bijdrage van € 1,3 miljoen verleend voor de uitvoering van de subsidieregeling patiënten- en gehandicaptenorganisaties. Deze taak is medio 2013 overgegaan naar het kerndepartement.

2. Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt

Subsidies

Aan het Fonds Ziekenhuisopleidingen (FZO) is in 2013 minder uitgegeven, wat hoofdzakelijk veroorzaakt wordt door een schuif van € 20 miljoen in de tweede suppletoire wet van 2013 naar 2014 voor nabetalingen als gevolg van een wijziging in de bekostigingssystematiek. Ten behoeve van het stagefonds is bij de eerste suppletoire wet € 7 miljoen toegevoegd, welke nagenoeg volledig is uitgegeven. De grotere instroom van verpleegkundig specialist/physician assistant in de laatste maanden van 2013 heeft voor € 2,1 miljoen aan hogere uitgaven gezorgd. De uitgaven aan de opleiding ziekenhuisarts zijn voor € 1,9 miljoen doorgeschoven naar latere jaren. Voor de nabetalingen subsidievaststellingen zorgopleidingen 2012 was oorspronkelijk een bedrag van € 10 miljoen begroot. De realisatie bedraagt € 40 miljoen (beschikbaar gesteld bij 2e suppletoire wet). Het onder het instrument subsidies geraamde bedrag van ruim € 7 miljoen voor het UZI register is verantwoord onder het juiste instrument bijdrage aan agentschappen. Tot slot is op diverse kleinere posten in totaal circa € 10 miljoen minder uitgegeven dan geraamd.

Kengetallen arbeidsmarkt
 

Gemiddeld 2003–2007

2008

2009

2010

2011

2012

1. Werkgelegenheidsontwikkeling zorg en welzijn

2,7%

3,6%

3,8%

3,6%

1,1%

– 0,2%

2. Vacaturegraad in zorg en welzijn

16

23

16

13

13

11

3. Aantal leerlingen in zorg en welzijn opleidingen (mbo en hbo)

240.000

251.000

260.000

268.000

271.000

278.000

4. Netto verloop verpleegkundig, verzorgend en agogisch personeel

5,7%

6,4%

3,9%

5,2%

5,2%

– .

5. Ziekteverzuim (1e ziektejaar)

5,50%

5,00%

4,90%

4,80%

4,80%

4,6%

Bronnen: CBS Statline, www.azwinfo.nl, Panteia, Vernet.

1. Groei werkgelegenheid (in fte) 4e kwartaal ten opzichte van 4e kwartaal voorgaande jaar.

2. Betreft het aantal vacatures per 1.000 banen ultimo 3e kwartaal van elk jaar.

3. Het gemiddelde betreft 2005–2007 in plaats van 2003–2007.

4. Netto verloop betreft uitstroom uit de gehele sector zorg en welzijn. De cijfers over het netto verloop voor 2012 en verder zijn vooralsnog niet beschikbaar. De definitie van het netto verloop is (met terugwerkende kracht) enigszins gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaren. Daardoor zijn de percentages gestegen. Het gemiddelde over 2003–2007 heeft alleen betrekking op de jaren 2006 en 2007.

Bijdrage baten-lastendiensten

Bij het CIBG is bijna € 8,2 miljoen meer verantwoord dan onder dit instrument begroot. Hiervan is het grootste deel (ruim € 7 miljoen) een gevolg van een andere wijze van presenteren (zie instrument Subsidies).

3. Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

Subsidies

Voor onderzoek naar de effectiviteit en de kwaliteit van de gezondheidszorg in Nederland en de (relatie tussen) de verschillende partijen in de zorg werd een subsidie van € 5,1 miljoen verleend aan het Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel). Het Nivel ontwikkelt en beheert hiertoe databases, panels en monitors.

Bijdragen aan agentschappen

Via het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording verantwoorden zorgaanbieders zich jaarlijks over de geleverde (financiële) prestaties. De prestaties van het zorgstelsel worden gemonitord met de Zorgbalans (zie www.gezondheidszorgbalans.nl). De bijdragen hiervoor aan het CIBG en het RIVM bedroegen respectievelijk € 0,7 en € 0,6 miljoen.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

De gerealiseerde uitgaven op dit instrument bedragen € 111,9 miljoen. Dat is circa € 12,1 miljoen hoger dan het in de begroting geraamde bedrag van € 99,8 miljoen. Het verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door mutaties die reeds in de eerste en de tweede suppletoire wet zijn gemeld. Er hebben overboekingen van artikel 6 (Sport en bewegen) naar artikel 4 plaatsgevonden. Het betreft bijdragen aan ZonMw voor het programma Impuls Brede scholen, sport en cultuur, de zogenaamde Sportimpuls 2013 (€ 11,1 miljoen) en voor het onderzoeksprogramma sport (€ 1,5 miljoen).

In de tweede suppletoire wet is er ruimte opgetreden door vertraging in de opdrachtverlening aan ZonMw voor het Deltaplan Dementie. Het heeft langer dan verwacht geduurd om het programmavoorstel rond te krijgen. Voorts is vertraging opgetreden in de opdrachtverlening voor het Preventieprogramma én is in afwachting van het Nationaal Programma Preventie nog geen opdracht verleend voor een programma op het terrein van de ondersteuning van het lokaal gezondheidsbeleid. De totale ruimte bedraagt € 6,9 miljoen.

Bij slotwet wordt een bedrag van € 1,9 miljoen overgemaakt van artikel 3 (Maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg) naar dit instrument voor het verbeterprogramma Palliatieve Zorg. De overige kleine mutaties bedragen € 4,5 miljoen.

Overzichtstabel programma-uitgaven ZonMw 2013
(bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2013

Begroot 2013

Verschil

Artikel 1 Volksgezondheid: onder andere preventieprogramma en infectieziektebestrijding

42.007

50.477

– 8.470

Artikel 2 Curatieve zorg: onder andere doelmatigheidsprogramma en «Goed Gebruik Geneesmiddelen»

38.081

35.778

2.303

Artikel 3 Maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg: onder andere «Ambient Assisted Living»

9.651

5.088

4.563

Artikel 5 Jeugd: onder andere «Effectief Werken in de Jeugdsector» en richtlijnen Jeugdgezondheidszorg

7.732

7.274

458

Artikel 6 Sport en bewegen: onder andere onderzoeksprogramma Sport

14.380

1.150

13.230

Totaal

111.851

99.767

12.084

4. Inrichten uitvoeringsactiviteiten

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) heeft vijf wettelijke taken, te weten: de centrale betaling aan 3.500 AWBZ-instellingen (namens de zorgverzekeraars), het innen van de eigen bijdrage voor Zorg met Verblijf (intramurale zorg) en de Zorg zonder Verblijf (extramurale zorg), het vaststellen, opleggen en innen van de eigen bijdrage Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), het uitkeren van de compensatie van het eigen risico Zorgverzekeringswet (Zvw) en het uitvoeren van de maatregelen rond de eigen bijdrage regelingen in de wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. De bijdrage aan het CAK voor 2013 is € 2,4 miljoen hoger uitgekomen dan geraamd ten tijde van de begroting 2013. De bijdrage aan het CAK is gedurende het jaar verhoogd, omdat het CAK extra werkzaamheden heeft uitgevoerd in verband met de verzachtingen van de Vermogensinkomensbijtelling en de invoering van de verzachting en vereenvoudiging van de verhoging van de intramurale eigen bijdrage (maatregel 51 uit het Regeerakkoord).

Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) heeft tot taak het uitvoeren van het pakketbeheer Zvw en AWBZ, fondsbeheer van het Zorgverzekeringsfonds en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, het uitvoeren van de financiering van verzekeraars uit de fondsen (in het bijzonder de risicoverevening) en de beoordeling van de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de AWBZ, het uitvoeren van de regelingen voor bijzondere groepen (verdragsgerechtigden, wanbetalers, onverzekerden, illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen, gemoedsbezwaarden). Bij eerste en tweede suppletoire wet zijn met name voor de uitvoeringskosten van de regelingen bijzondere groepen extra middelen beschikbaar gesteld (ruim € 12,6 miljoen).

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is belast met het markttoezicht specifiek voor de zorgsector en moet het algemeen consumentenbelang voorop stellen bij de uitoefening van haar taken. Die taken zijn marktwerking in de zorg op gang brengen en bewaken, tarieven in de zorg reguleren en toezien op de goede uitvoering van de Zvw en de AWBZ. Omdat de verantwoordelijkheid voor de financiële en inhoudelijke aansturing van DBC-Onderhoud per 1 januari 2013 is verlegd van VWS naar de NZa zijn de middelen hiervoor bij eerste suppletoire wet naar dit artikel overgeheveld (€ 13,3 miljoen). Daarnaast zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor uitvoering van het werkplan (€ 1,2 miljoen).

Het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) voert onder andere de meldings- en goedkeuringsregeling voor de vervreemding van onroerende zaken uit. De bijdrage bedroeg € 2,5 miljoen.

De bouwregimes voor de curatieve- en de langdurige zorg zijn per 1 januari 2008 respectievelijk 1 januari 2009 afgeschaft. Daarmee zijn de wettelijke taken van het College Bouw Zorginstellingen (CBZ) komen te vervallen. Het CBZ zal als liquidatieorganisatie vooralsnog blijven bestaan. De bijdrage in 2013 bedroeg € 1,2 miljoen.

Opdrachten

Om de opgebouwde kennis beschikbaar te blijven houden, primair voor zorgaanbieders (zeker in het kader van de volledige verantwoordelijkheid van zorgaanbieders voor de bouw en de financiering daarvan) en secundair voor de IGZ en de NZa, werd in 2008 met TNO Centrum Zorg en Bouw een overeenkomst gesloten voor de periode 2009 t/m 2013. De contractperiode is onlangs verlengd naar 2015 onder een gelijkblijvend totaalbedrag. De realisatie in 2013 is daardoor lager uitgevallen (€ 5 miljoen).

5. Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

Op basis van de gerealiseerde uitgaven in 2011 en 2012 is begin 2013 een nieuwe meerjarige raming voor de zorguitgaven opgesteld. Op basis van deze nieuwe raming is in het voorjaar 2013 middels de eerste suppletoire wet de oorspronkelijke raming voor 2013 van € 71,1 miljoen bijgesteld met € 12,9 miljoen naar € 84 miljoen. De uiteindelijke realisatie is € 4 miljoen hoger uitgevallen. Belangrijkste verklaringen daarvoor zijn de hoger dan geraamde uitgaven voor medische uitzendingen en farmacie.

Kengetallen (jeugd)zorg Caribisch Nederland
 

2011

2012

1. Aantal medische uitzendingen

11.271

7.539

2. Aantal verzekerden

21.843

23.430

3. Kosten per capita zorg

2.610

3.700

4. Aantal cliënten in de jeugdzorg inclusief cliënten Centra voor Jeugd en Gezin

304

Bron:

1. Zorgverzekeringskantoor Caribisch Nederland.

2. Aantal verzekerden 2012 betreft het aantal inwoners (voorlopig cijfer).

3. Totaal uitgaven gedeeld door het aantal inwoners.

4. Opgave directeur Jeugdzorg Caribisch Nederland.

Ontvangsten

De hoger dan geraamde ontvangsten hangen vooral samen met terugvorderingen in verband met de afrekening van subsidieverleningen zorgopleidingen en huisartsenopleidingen over 2012. Bij tweede suppletoire wet is het ontvangstenbudget daartoe met € 25 miljoen opgehoogd. Daarvan is circa € 15 miljoen daadwerkelijk in 2013 ontvangen. De resterende € 10 miljoen zal naar verwachting in 2014 gerealiseerd worden.

Uit afgerekende subsidies van patiënten- en gehandicaptenorganisaties is totaal € 2,4 miljoen aan ontvangsten gerealiseerd.

Beleidsartikel 5 Jeugd

A. Algemene doelstelling

Kinderen in Nederland groeien gezond en veilig op, ontwikkelen hun talenten en doen mee aan de samenleving.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Ouders/verzorgers zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. De Minister van VWS is verantwoordelijk voor het kader waarbinnen kinderen in Nederland gezond en veilig opgroeien, zich ontwikkelen en participeren. Kinderen die in hun ontwikkeling worden bedreigd, moeten zorg krijgen en indien nodig in bescherming worden genomen.

De Minister is verantwoordelijk is voor het wettelijk kader rond zorg voor jeugd waarbinnen gemeenten, provincies, grootstedelijke regio’s, lokale en landelijke organisaties, Bureaus Jeugdzorg, zorgverzekeraars en zorgaanbieders hun verantwoordelijkheden realiseren. Gemeenten zijn op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet publieke gezondheid (Wpg) verantwoordelijk voor het preventief jeugdbeleid en het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg. Provincies zijn op grond van de Wet op de jeugdzorg verantwoordelijk voor de geïndiceerde jeugdzorg. Deze vorm van zorg doet zich voor wanneer sprake is van ernstige opgroei- en opvoedproblemen bij jongeren. Op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) respectievelijk de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vindt financiering plaats van Jeugd-geestelijke gezondheidszorg (Jeugd-ggz) respectievelijk de zorg voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking (Jeugd-lvb).

Daarnaast heeft de Minister een bijzondere verantwoordelijkheid voor de JeugdzorgPlus. De Minister is rechtstreeks verantwoordelijk voor de JeugdzorgPlus, zowel financieel als inhoudelijk. JeugdzorgPlus is een intensieve vorm van jeugdzorg voor jongeren met ernstige gedragsproblemen die zich aan de noodzakelijke behandeling dreigen te onttrekken. Het betreft hulp met dwang en drang voor jongeren voor wie een machtiging gesloten jeugdzorg is afgegeven door de kinderrechter.

Voorts hecht de Minister een belang aan het in stand houden van een landelijke kennisinfrastructuur vanwege de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk. Het gaat om het monitoren van en kennis voor beleidsontwikkeling, -implementatie en zorgvernieuwing rond het stelsel van jeugdvoorzieningen.

Ten aanzien van de verschillende onderdelen op het terrein van de zorg voor jeugd heeft de Minister van VWS uiteenlopende rollen van stimuleren, financieren, regisseren tot (doen) uitvoeren (zie de tabel). De rol en invulling daarvan verschilt per terrein en hangt af van de taken en bevoegdheden van andere actoren die ieder vanuit hun eigen rol bijdragen aan de doelstellingen op het terrein van de jeugdzorg. De Inspectie Jeugdzorg (IJZ) is verantwoordelijk voor het uitvoeren van onafhankelijk toezicht op de jeugdzorg. De uitgaven voor de IJZ staan verantwoord op artikel 10 Apparaatsuitgaven.

Rol en verantwoordelijkheid Minister

Beleidsterrein

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Laagdrempelige ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien

Stimuleren van laagdrempelige opvoedondersteuning aan jongeren en ouders met opgroei- en opvoedvragen.

Het stimuleren van gemeenten om perspectief te bieden aan kwetsbare jongeren door verbetering van de samenhang in beleid en uitvoering tussen zorg, school en werk.

 

Samen met de Minister van Veiligheid en Justitie bevorderen van een effectieve aanpak van kindermishandeling, onder andere door middel van het uitvoeren van het Actieplan aanpak kindermishandeling «Kinderen Veilig 2012–2016».

 

Noodzakelijke en passende zorg

Een landelijke kennisinfrastructuur in stand houden en hierbij het veld de ruimte geven om de eigen aanpak verder te ontwikkelen.

Stimuleren dat de kwaliteit en veiligheid in de jeugdzorg geborgd worden door verdere professionalisering en het stellen van kwaliteitseisen.

Het (mede-) financieren van een toegankelijk, passend en samenhangend zorgaanbod voor kinderen met een jeugdzorgindicatie. De provincies en grootstedelijke regio’s ontvangen een doeluitkering voor de uitvoering van de Wet op de Jeugdzorg. Hiermee zijn zij in staat een Bureau Jeugdzorg in stand te houden en zorgaanbod in te kopen voor kinderen en jongeren met een indicatie jeugdzorg.

Het financieren van benodigde JeugdzorgPlus capaciteit. Twaalf particuliere instellingen ontvangen subsidie voor het bieden van zorg in het gesloten kader.

 

Verantwoordelijk voor twee Rijksinstellingen die JeugdzorgPlus capaciteit aanbieden. De twee Rijksinstellingen (Almata en Lindenhorst) zijn in 2013 gefuseerd en worden hierna geprivatiseerd.

C. Beleidsconclusies

In 2013 is de uitvoering van het beleid door VWS volgens plan verlopen. De behaalde resultaten zijn als volgt:

Stelselwijziging Jeugd

Op grond van de consultatie, het overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Regeerakkoord 2012 is het voorstel voor de Jeugdwet ingrijpend gewijzigd, met een betere balans tussen landelijke kwaliteitseisen en gemeentelijke beleidsvrijheid. Het aangepaste wetsvoorstel is volgens planning op 1 juli 2013 bij het parlement ingediend en vervolgens nog vóór het herfstreces met brede steun door de Tweede Kamer aanvaard. In februari 2014 heeft ook de Eerste Kamer ingestemd met het wetvoorstel. De Jeugdwet treedt op 1 januari 2015 in werking. Met de Jeugdwet worden de prikkels vergroot voor meer preventie, meer inzet van eigen kracht en sociaal netwerk, maatwerk en integrale hulp aan gezinnen (1-gezin, 1-plan, 1-regisseur).

Om tijdens de transitie de continuïteit van jeugdhulp te borgen en de frictiekosten te beperken, hebben gemeenten, financiers (i.c. provincies, zorgverzekeraars en zorgkantoren) en jeugdhulpaanbieders in de regio’s vóór 31 oktober 2013 zogenoemde transitiearrangementen opgesteld die volgens afspraak door de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) zijn beoordeeld. Met de meicirculaire 2013 zijn gemeenten geïnformeerd over de voorlopige budgetten 2015 en vervolgens in december 2013 over een bijstelling van die budgetten.

Gemeenten en jeugdhulpaanbieders zijn in hun voorbereiding van de stelselwijziging ondersteund door het Transitiebureau Jeugd met informatie- en scholingsbijeenkomsten, handreikingen, factsheets en experts. Via de website www.voordejeugd.nl worden goede voorbeelden uitgewisseld.

Aanpak Kindermishandeling en voorkomen seksueel misbruik

Per 1 juli 2013 is de Wet verplichte meldcode huiselijke geweld en kindermishandeling ingevoerd, met de kindcheck als belangrijk onderdeel. De wet is een belangrijke mijlpaal om het signaleren en handelen van professionals te stimuleren en ondersteunen.

In 2013 is uitvoering gegeven aan de acties uit het actieplan Kinderen Veilig. Uit de halfjaarlijkse monitor van de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik van november 2013 (bijlage bij Voortgangsrapportage Geweld in afhankelijkheidsrelaties, TK 33 750 XVI, nr. 80) blijkt dat de uitvoering van de acties volgens planning verloopt. In de Week Kinderen Veilig van november 2013 hebben professionals en gemeenten kennis en ervaring over de aanpak van kindermishandeling met elkaar gedeeld.

De Forensische Polikliniek Kindermishandeling heeft evenals in 2012 een bijdrage ontvangen zodat jeugdzorg en artsen deze expertise kunnen inschakelen voor letselduiding bij kinderen. Dit is belangrijk om kindermishandeling te kunnen aantonen dan wel uitsluiten.

In 2013 is uitvoering gegeven aan de acties naar aanleiding van het advies van de Commissie Samson om seksueel misbruik in de jeugdzorg tegen te gaan. De beleidsinzet richt zich op de hulp aan de slachtoffers van in het verleden gepleegd seksueel misbruik: dit omvat erkenning, lotgenotencontact, toegang tot professionele hulpverlening en financiële tegemoetkoming, alsmede op het voor nu en de toekomst creëren van zo veel mogelijk waarborgen om seksueel misbruik in de jeugdzorg te voorkomen. Daartoe wordt de jeugdzorg verder geprofessionaliseerd en is er door Jeugdzorg Nederland een Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik opgesteld, dat door alle jeugdzorginstellingen wordt geïmplementeerd.

Kwaliteit jeugdzorg

Voortvloeiend uit het Regeerakkoord is in 2013 het voorstel voor de wijziging van de Wet op de jeugdzorg om professionalisering van de provinciale jeugdzorg te ondersteunen bij het parlement ingediend. Jeugdzorginstellingen worden verplicht om met geregistreerde jeugdzorgwerkers en gedragswetenschappers te werken.

Medio 2013 heeft extern onderzoek plaatsgevonden naar de kwaliteitssystemen in de verschillende sectoren van zorg voor jeugd die op 1 januari 2015 worden samengevoegd in de Jeugdwet. Naar aanleiding van dit onderzoek is met de VNG en veldpartijen afgesproken een gezamenlijk kwaliteitskader te ontwikkelen. De Tweede Kamer is hierover in november 2013 geïnformeerd (TK 31 839, nr. 326).

Het wetsvoorstel verbetering Rechtspositie pleegouders is 1 juli 2013 in werking getreden (Staatsblad 2013, 73).

D. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

1.550.615

1.496.199

1.393.470

102.729

         

Uitgaven

1.503.200

1.472.741

1.533.547

– 60.806

         

1. Laagdrempelige ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien

 

37.705

37.595

110

         

Subsidies

 

34.538

30.813

3.725

waarvan onder andere:

       

Koepels van internaten voor schippers- en kermisjeugd

 

21.475

22.300

– 825

Preventief en ontwikkelingsgericht jeugdbeleid

 

6.456

6.900

– 444

Zorg voor jeugd

 

2.269

900

1.369

Aanpak kindermishandeling

 

767

0

767

Stelselwijziging

 

3.570

0

3.570

         

Opdrachten

 

2.219

4.958

– 2.739

waarvan onder andere:

       

Preventief en ontwikkelingsgericht jeugdbeleid

 

888

1.450

– 562

Stelselwijziging

 

1.267

3.000

– 1.733

Aanpak kindermishandeling

 

64

440

– 376

         

Bijdrage aan agentschappen

 

948

764

184

Verwijsindex

 

948

764

184

         

Bijdrage aan medeoverheden

 

0

200

– 200

         

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

 

0

860

– 860

waarvan onder andere:

       

VenJ: Aanpak kindermishandeling

 

0

660

– 660

         

2. Noodzakelijke en passende zorg

 

1.435.036

1.495.952

– 60.916

         

Subsidies

 

198.875

232.401

– 33.526

waarvan onder andere:

       

JeugdzorgPlus

 

196.316

230.075

– 33.759

Jeugdzorg

 

2.559

2.300

259

         

Opdrachten

 

274

2.326

– 2.052

waarvan onder andere:

       

Jeugdzorg

 

138

2.300

– 2.162

         

Bijdrage aan agentschappen

 

239

0

239

         

Bijdrage aan medeoverheden

 

1.235.648

1.255.225

– 19.577

Doeluitkering Jeugdzorg provincies en grootstedelijke

       

regio's

 

1.235.648

1.255.225

– 19.577

         

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

 

0

6.000

– 6.000

JeugdzorgPlus

 

0

6.000

– 6.000

         

Ontvangsten

24.143

24.454

9.215

15.239

waarvan onder andere:

       

Ouderbijdrage jeugdzorg

 

14.139

0

14.139

E. Toelichting op de Instrumenten

1. Laagdrempelige ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien

De gerealiseerde uitgaven op dit artikelonderdeel bedragen € 37,7 miljoen. Dat is € 0,1 miljoen hoger dan het in de begroting opgenomen bedrag van € 37,6 miljoen. In 2013 heeft op dit artikelonderdeel een aantal mutaties plaatsgevonden die reeds bij de eerste en tweede suppletoire wet 2013 zijn toegelicht. Per saldo hebben deze mutaties een budgettair neutraal effect gehad. Onder de instrumenten wordt aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het begrotingsjaar is aangewend.

Subsidie

Koepels van internaten voor schippers- en kermisjeugd

Voor het regelen van opvang en verzorging van minderjarige kinderen van binnenschippers, kermisexploitanten en circusartiesten hebben internaten € 21,5 miljoen subsidie ontvangen.

Subsidies en opdrachten voor preventief en ontwikkelingsgericht jeugdbeleid

Er zijn in 2013 subsidies verleend aan het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) voor kennisontwikkeling en voor het uitvoeren van het Europees jeugdprogramma Youth in Action, aan de Nationale Jeugdraad (NJR, de landelijke vereniging van jongerenorganisaties) voor het stimuleren van jongerenparticipatie en talentontwikkeling, en aan Defence for Children International (DCI) ten behoeve van activiteiten op het gebied van kinderrechten. Daarnaast zijn aan verschillende organisaties opdrachten verleend voor (door)ontwikkelingen op het terrein preventie en opvoeden, controle programma Youth in Action en het uitvoeren van de Jeugdmonitor. Tevens is via het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een bijdrage verleend voor de kosten van het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM). Het NICAM is verantwoordelijk voor de coördinatie van de Kijkwijzer. In totaal is € 7,3 miljoen uitgegeven.

Zorg voor jeugd

Op het terrein van seksueel misbruik is in 2013 lotgenotencontact en inzet van slachtoffers als ervaringsdeskundigen mogelijk gemaakt door het subsidiëren van lotgenotenorganisaties. Daarnaast is de bij Slachtofferhulp Nederland ondergebrachte Hulplijn Seksueel Misbruik bekostigd en de door VWS gedragen kosten van financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van seksueel misbruik in de jeugdzorg, waarvoor twee regelingen zijn opgesteld: de Regeling civiele vordering tot schadevergoeding en de Tijdelijke regeling tegemoetkoming seksueel misbruik. Op het gebied van opvoedvraagstukken zijn extra middelen beschikbaar gekomen. Hiermee is het mogelijk gemaakt om Stichting Opvoeden.nl structureel te financieren. Ook is een subsidie verleend aan de Stichting Adoptievoorzieningen (SAV). In totaal is circa € 2,3 miljoen uitgegeven.

Subsidies, opdrachten en bijdragen

Stelselwijziging

Naast de bijdragen vanuit het Gemeentefonds en Provinciefonds (€ 41,8 miljoen) zijn er opdrachten en subsidies gegeven voor totaal € 4,8 miljoen in het kader van de bestuursafspraken 2011–2015 met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) over het te ontwikkelen nieuwe wettelijk kader, de bestuurlijke voorwaarden voor decentralisatie naar gemeenten, de transitie naar het nieuwe stelsel en de beschikbare in- en uitvoeringskosten.

Opdrachten en bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Aanpak kindermishandeling

Voor de uitvoering van het Actieplan aanpak kindermishandeling 2012–2016 «Kinderen Veilig» is door het Ministerie van VWS aan het Ministerie Veiligheid en Justitie (VenJ) een financiële bijdrage geleverd voor de Taskforce Kindermishandeling en Seksueel Misbruik en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM). Daarnaast is door VWS de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM) en de richtlijn kindermishandeling jeugdzorg gefinancierd. De publiekscampagne, het stimuleren van aandacht voor kindermishandeling in opleidingen en de implementatie van de wettelijk verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is gefinancierd uit artikel 4 (Zorgbreed beleid). Totaal is € 2 miljoen uitgegeven, waarvan € 0,4 miljoen via artikel 4 en € 0,7 miljoen via het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Bijdrage aan medeoverheden

In 2013 zijn voor het project School2Care in Amsterdam middelen beschikbaar gesteld.

2. Noodzakelijke en passende zorg

De gerealiseerde uitgaven op deze doelstelling bedragen circa € 1.435 miljoen. Dat is circa € 61 miljoen lager dan het in de begroting opgenomen bedrag van circa € 1.496 miljoen. In 2013 heeft op deze doelstelling een aantal mutaties plaatsgevonden dat reeds bij de eerste of tweede suppletoire wet 2013 is toegelicht.

Subsidies en bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

JeugdzorgPlus

Binnen de JeugdzorgPlus is een omslag ingezet. Instellingen hebben een aanvang gemaakt met het aanbieden van trajecten Jeugdzorgplus. Een instelling is in 2013 begonnen met het aanbieden van JeugdzorgPlus en zal vanaf volgend jaar een aanvang maken met het werken in trajecten. Belangrijke elementen in trajecten zijn de tijdige beschikbaarheid van vervolgvoorzieningen en ambulante begeleiding. De ingezette omslag moet er toe leiden dat de gemiddelde duur in geslotenheid afneemt. Het werken in trajecten vergt een andere manier van werken voor de instellingen en de medewerkers. De instellingen zijn positief over de ingezette omslag en zijn voornemens in 2014 het aantal trajecten verder uit te breiden.

Daarnaast zijn in 2013 middelen ingezet voor de uitvoering van het convenant «Dienst Vervoer en Ondersteuning Personele inzet». Dit convenant regelt het vervoer van jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdzorg van en naar een gesloten omgeving indien een aanvrager bepaalt dat vervoer door ouder(s), verzorger(s) en/of (gezins)voogdijwerker niet mogelijk is. Ook is door VWS een bijdrage aan het Ministerie van OCW gedaan met betrekking tot de onderwijskosten in instellingen JeugdzorgPlus.

In 2013 is door VWS in totaal circa € 199,0 miljoen beschikbaar gesteld. Dat is circa € 34 miljoen minder dan begroot. Dit hangt samen met mutaties uit de eerste en tweede suppletoire wet. Bij eerste suppletoire wet is € 23,3 miljoen overgeboekt naar artikelonderdeel 1 voor de stelselherziening. En bij tweede suppletoire wet is onder andere € 15 miljoen doorgeschoven naar 2014 in verband met de vertraagde privatisering van de instelling Almata en de Lindenhorst.

Subsidies, opdrachten en bijdrage aan agentschappen

Jeugdzorg

De beroepsverenigingen, de HBO-raad, werkgevers en cliëntenorganisaties hebben financiële ondersteuning ontvangen bij de uitvoering van het implementatieplan professionalisering jeugdzorg 2010–2013. Daarnaast is via het Ministerie van Veiligheid en Justitie een bijdrage van € 1 miljoen geleverd aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage (LBIO) voor de inning van de onderhoudsbijdrage in de jeugdzorg en is door het CIBG het beheer van het Jaardocument Jeugdzorg uitgevoerd.

Bijdragen aan medeoverheden

Doeluitkering jeugdzorg

De provincies en grootstedelijke regio’s hebben een doeluitkering ontvangen van totaal circa € 1,2 miljard voor de uitvoering van de Wet op de jeugdzorg. Hiermee zijn zij in staat het Bureau Jeugdzorg te financieren en zorgaanbod in te kopen voor kinderen met een jeugdzorgindicatie. Het beschikbare budget is bij eerste suppletoire wet verlaagd met € 19,8 miljoen. Daarvan is € 15,8 miljoen overgeboekt naar het Gemeentefonds voor de invoering van het nieuwe stelsel voor Jeugdzorg en is € 4 miljoen overgeboekt naar artikelonderdeel 1 voor de stelselwijziging.

Ontvangsten

De realisatie op de ontvangsten over 2013 is € 24,5 miljoen. Dit is per saldo circa € 15,2 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. Dit hangt vooral samen met de ontvangen ouderbijdragen jeugdzorg van in totaal € 14,1 miljoen. Deze verhoging was voor € 11,2 miljoen al gemeld in de tweede suppletoire wet.

Beleidsartikel 6 Sport en bewegen

A. Algemene doelstelling

Een sportieve samenleving waarin voor iedereen een passend sport- en beweegaanbod aanwezig is en waarin uitblinken in sport wordt gestimuleerd.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Aan het sportbeleid van de rijksoverheid ligt vooral de maatschappelijke betekenis van sport ten grondslag. Sport en bewegen dragen in belangrijke mate bij aan een betere gezondheid, aan het verbeteren van leefbaarheid, sociale samenhang en integratie, aan het verbeteren van schoolprestaties en het verminderen van schooluitval. Daarnaast erkent de rijksoverheid de intrinsieke waarde van sport.

Vanuit haar stimulerende op het beleidsterrein «Passend sport- en beweegaanbod» maakt de Minister gebruik van twee bestaande stelsels. Nederland heeft een sterke sportsector die in hoge mate zelforganiserend en zelfregulerend is. Daarbij is sprake van een landelijk netwerk met ruim 25.000 sportverenigingen, die aangesloten zijn bij landelijke sportbonden verenigd in de sportkoepel NOC*NSF. Deze verenigingen vertegenwoordigen bijna 5 miljoen mensen. Ongeveer eenzelfde aantal landgenoten is sportief actief in ongeorganiseerd verband. De gemeenten in Nederland zijn verantwoordelijk voor het lokale accommodatiebeleid en het lokale sport- en beweegbeleid. De gemeenten investeren jaarlijks ongeveer € 1 miljard in de sport.

Voor het beleidsterrein «Uitblinken in sport» faciliteert de Minister de ambitie van de georganiseerde sport om bij de tien beste topsportlanden van de wereld te willen horen. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de sportsector zelf.

Voor het functioneren van de sportsector in Nederland zijn innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling van wezenlijk belang. Dat zijn essentiële hulpmiddelen bij zowel het realiseren van een passend sport- en beweegaanbod als bij het aangaan van de internationale competitie binnen de topsport.

Vanuit de voornamelijk stimulerende en faciliterende rol van de Minister van VWS zijn kengetallen over de positie van Nederland in het medailleklassement en de beweegnorm geselecteerd.

Positie Nederland in medailleklassement Olympische Zomerspelen

Positie Nederland in medailleklassement Olympische                   Zomerspelen

Positie Nederland in medailleklassement Olympische Winterspelen

Positie Nederland in medailleklassement Olympische                   Winterspelen

Bron

IOC

Percentage van de Nederlandse bevolking (vanaf 18 jaar) dat voldoet aan de beweegnorm

Percentage van de Nederlandse bevolking (vanaf 18 jaar)                   dat voldoet aan de beweegnorm

De gegevens die ten grondslag liggen aan de grafiek over de beweegnorm maken onderdeel uit van het standaardonderzoek Ongevallen en Bewegen in Nederland (OBiN), uitgevoerd door onder meer TNO. De realisatie van deze indicatoren wordt jaarlijks gemeten.

Deze indicatoren geven aan hoeveel Nederlanders voldoende bewegen voor hun gezondheid. Dit geeft een indicatie van de behaalde gezondheidswinst door sport. Als beweegnorm wordt de zogenoemde «combinorm» gehanteerd. Men voldoet aan die norm als men voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) en/of de Fitnorm. De NNGB vereist minimaal 30 minuten matig intensief bewegen op minstens 5 dagen per week. De Fitnorm vereist minimaal 20 minuten intensief bewegen (sport of fitness) op minstens 3 dagen per week.

Rol en verantwoordelijkheid Minister

Beleidsterrein

Stimuleren

Faciliteren

Sport en bewegen in de buurt

Het bevorderen van de samenwerking tussen partijen uit verschillende sectoren, zodat op lokaal niveau een passend sport- en beweegaanbod tot stand komt en blijft.

Het ontwikkelen en (mede)financieren van programma’s die er aan bijdragen dat er voor iedere Nederlander een passend sport- en beweegaanbod in de buurt aanwezig is.

Uitblinken in sport

Het bevorderen van de economische en maatschappelijke spin-off van topsportevenementen.

Het faciliteren en mede financieren van de top 10 ambitie. Het scheppen van randvoorwaarden voor talenten en topsporters in Nederland, waardoor zij op een professionele en verantwoorde wijze kunnen uitblinken in sport. Het financieel ondersteunen van topsportevenementen in Nederland met een maatschappelijke spin-off.

Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling

Het bevorderen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling.

Het (mede) financieren van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling.

C. Beleidsconclusies

Sporten en bewegen is de basis van een gezonde en actieve leefstijl. Iedere Nederlander moet kunnen sporten en bewegen in de buurt. Het aantal gemeenten waar buurtsportcoaches zijn aangesteld is in 2013 gegroeid van 373 naar 377. Zij hebben voor 2013 gezamenlijk ingetekend voor 2.761 fte. Een groot deel van de buurtsportcoaches is nog werkzaam in de combinatie tussen sport, onderwijs en cultuur. Nu een bredere inzet van de buurtsportcoaches mogelijk is, worden lokaal echter steeds meer verbindingen gemaakt van sport met de welzijnssector, de zorg en het bedrijfsleven. In september 2012 zijn 171 projecten, met als doel het stimuleren van sport- en beweegaanbod op lokaal niveau, binnen de Sportimpuls gehonoreerd. Deze projecten zijn in 2013 volledig in uitvoering genomen. In september 2013 zijn 166 nieuwe projecten vanuit de Sportimpuls gehonoreerd, waarvan 20 projecten speciaal gericht zijn op «Kinderen op sportief gewicht». Ook is in 2013, in nauwe samenwerking met het Ministerie van OCW, de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en een Gezonde Leefstijl in uitvoering genomen. Daarmee is in 2013 voor meer Nederlanders een passend sport- en beweegaanbod beschikbaar gekomen.

NOC*NSF is, in samenwerking met de sportbonden, in de volle breedte aan de slag met de uitvoering van het actieplan Naar een veiliger sportklimaat (TK 30 234, nr. 55). In 2013 is het aantal deelnemende sportbonden gestegen met 12 naar totaal 42 bonden. Deze sportbonden vertegenwoordigen 18.000 verenigingen (74% van het totaal aantal verenigingen) en 4,4 miljoen leden (91% van het totaal aantal leden).

Om de aansluiting met de top te behouden heeft NOC*NSF, in samenwerking met de sportbonden, in de sportagenda 2013–2016 vorm gegeven aan een topsportbeleid met scherpere focus. In aansluiting daarop zijn met NOC*NSF nieuwe afspraken gemaakt over de wijze van financiering van de topsport. Dat is vorm gegeven in een instellingssubsidie aan NOC*NSF voor de uitvoering van het topsportbeleid van de sportsector. Het leeftijdsgedifferentieerd stipendium voor topsporters blijkt in een grote behoefte te voorzien. In combinatie met de goede prestaties van de paralympische sporters, heeft dat gezorgd voor een grotere aanspraak op de stipendiumregeling.

In november 2013 is het Nationaal Topsport Netwerk van start gegaan. Hierin gaat de Minister het gesprek aan met (voormalig) topsporters om binding met de sport te houden en van sporters zelf te horen wat er leeft in de sport. Dit topsportnetwerk is de start van een landelijk sportnetwerk met als doel het inspireren, verbinden en het delen van concrete resultaten om meer Nederlanders aan het sporten en bewegen te krijgen (sportparticipatie) en om prestaties te verbeteren (topsport).

In het najaar is een nieuw beleidskader voor sportevenementen gepresenteerd. Hierin ligt de nadruk op internationaal toonaangevende evenementen en is extra aandacht voor het realiseren van maatschappelijke en economische spin-off rondom deze evenementen (TK 30 234, nr. 94).

In 2013 is het Onderzoeksprogramma sport 2013–2016 van start gegaan. Binnen dit programma zijn 25 onderzoeksvoorstellen gehonoreerd op het gebied van Presteren, Meedoen en Vitaal. VWS is opdrachtgever en financier van het programma (totaal € 6 miljoen) samen met NOC*NSF en Stichting Innovatie Alliantie (SIA). Het programma wordt uitgevoerd door ZonMw, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), de Geesteswetenschappen en de Stichting voor de Technische Wetenschappen (STW). Genoemde organisaties hebben alle een bijdrage geleverd aan het programma waarmee het totaalbudget uitkomt op € 9,75 miljoen. Daarnaast wordt vanuit de projectconsortia nog eens ruim € 5 miljoen (deels in natura) geïnvesteerd in de onderzoeksvoorstellen.

Daarnaast is in 2013 extra aandacht uitgegaan naar de monitoring van kernindicatoren voor sport. In 2013 zijn rapportages verschenen op het gebied van bewegen en blessures (TNO), sportdeelname en sportbeleving (SCP), bewegingsonderwijs (Mulier Instituut) en sporteconomie (CBS).

D. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

42.713

80.526

122.849

– 42.323

         

Uitgaven

79.557

70.639

135.000

– 64.361

         

1. Passend sport- en beweegaanbod

 

25.487

86.524

– 61.037

         

Subsidies

 

17.373

29.833

– 12.460

Sport en bewegen in de buurt

 

4.892

16.515

– 11.623

Stimuleren van een veiliger sportklimaat

 

7.111

7.094

17

Gehandicaptensport

 

2.966

3.153

– 187

Verantwoord sporten en bewegen

 

2.404

3.071

– 667

         

Opdrachten

 

50

0

50

         

Bekostiging

 

8.065

9.357

– 1.292

Compensatie van betaalde energiebelasting

 

8.065

9.357

– 1.292

         

Bijdrage aan medeoverheden

 

0

47.334

– 47.334

Sport en bewegen in de buurt

 

0

47.334

– 47.334

         

2. Uitblinken in sport

 

37.018

37.768

– 750

         

Subsidies

 

26.842

29.724

– 2.882

Topsportevenementen

 

4.065

9.785

– 5.720

Topsportprogramma's

 

21.109

18.700

2.409

Dopingbestrijding

 

1.668

1.239

429

         

Opdrachten

 

28

0

28

         

Bijdragen aan internationale organisatie

 

0

193

– 193

Dopingbestrijding

 

0

193

– 193

         

Inkomensoverdrachten

 

10.148

7.851

2.297

Stipendiumregeling

 

10.148

7.851

2.297

         

3. Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en

       

kennisdeling

 

8.134

10.708

– 2.574

         

Subsidies

 

7.415

10.808

– 3.393

Kennis en innovatie

 

6.297

9.008

– 2.711

Olympische ambitie

 

1.003

1.300

– 297

Internationaal beleid

 

116

500

– 384

         

Opdrachten

 

661

– 100

761

Olympische ambitie

 

0

– 300

300

Kennis en innovatie

 

397

200

197

Internationaal beleid

 

264

0

264

         

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

 

58

0

58

         

Ontvangsten

3.238

661

1.740

– 1.079

E. Toelichting op de Instrumenten

1. Passend sport- en beweegaanbod

Binnen deze doelstelling is de realisatie € 25,5 miljoen. Dat is € 61 miljoen lager dan het in de begroting opgenomen bedrag van € 86,5 miljoen. Dit is een gevolg van een overboeking naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in verband met uitkeringen aan gemeenten via het Gemeentefonds, en van een overboeking naar artikel 4 van de VWS-begroting. Deze overboekingen worden bij de desbetreffende instrumenten nader toegelicht.

Subsidies

Sport en bewegen in de buurt

In 2013 is € 11,1 miljoen ingezet voor de Sportimpuls, met als doel het stimuleren van sport- en beweegaanbod op lokaal niveau. Dit bedrag is overgeboekt naar artikel 4 van de VWS-begroting. Vanuit dat artikel is de opdracht aan ZonMw verstrekt. Aan andere activiteiten op het terrein van sport en bewegen in de buurt en voor de implementatie en ondersteuning van het programma sport en bewegen in de buurt is € 4,9 miljoen uitgegeven.

Stimuleren van een veiliger sportklimaat

Het NOC*NSF heeft € 7 miljoen subsidie ontvangen voor de uitvoering van een programma ten behoeve van een veiliger sportklimaat. NOC*NSF verzorgt dit programma in nauwe samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond (KNHB). Ook andere sportbonden zijn hierbij betrokken.

Gehandicaptensport

Er is voor een bedrag van € 3 miljoen aan subsidies verleend aan Onbeperkt Sportief ten behoeve van het stimuleren van gehandicaptensport.

Verantwoord sporten en bewegen

Er is voor € 2,4 miljoen uitgegeven voor ondersteuning van activiteiten op het gebied van de opleiding van sportartsen, het verbeteren van de kwaliteit van de sportgeneeskunde en het verzamelen en verspreiden van kennis en informatie over gezonde sportbeoefening. Daarnaast is via artikel 4 van de VWS-begroting een bedrag van € 0,9 miljoen besteed aan activiteiten op het terrein van blessurepreventie.

Bekostiging

Compensatie van betaalde energiebelasting

Sportverenigingen hebben € 8,1 miljoen ontvangen om de kosten als gevolg van de regulerende energiebelasting voor 50% te compenseren. Totaal is € 1,3 miljoen minder uitgekeerd dan geraamd.

Bijdragen aan medeoverheden

Sport en bewegen in de buurt

Binnen het programma sport en bewegen in de buurt worden binnen gemeenten in Nederland buurtsportcoaches ingezet om de verbinding te leggen tussen sport en andere sectoren als onderwijs, welzijn, zorg, e.d. Totaal is in 2013 € 55,2 miljoen uitgekeerd aan deelnemende gemeenten. Deze decentralisatie-uitkeringen zijn verleend via het Gemeentefonds. Daarvoor zijn middelen overgeboekt vanuit de begrotingen van OCW (€ 10,9 miljoen) en VWS (€ 44,3 miljoen) naar het Ministerie van BZK. Van het niet benodigde budget van € 3 miljoen is € 2,1 miljoen ingezet voor de Stipendiumregeling en is € 0,8 miljoen overgeboekt naar OCW voor activiteiten op het terrein van sport en onderwijs.

2. Uitblinken in sport

Subsidies

Topsportevenementen

Er zijn subsidies verleend aan (sport)organisaties voor het verkrijgen en organiseren van aansprekende topsportevenementen in Nederland en voor de noodzakelijke aanpassingen aan de daarvoor beschikbare (multifunctionele) accommodaties. Het aantal topsportevenementen dat in enig jaar in Nederland georganiseerd wordt en de omvang van die evenementen fluctueert sterk. In verband daarmee zijn afspraken gemaakt over een kasschuif. In het kader van die kasschuif is een budget van € 3,8 miljoen doorgeschoven naar latere jaren. Daarnaast is een bedrag van € 0,4 miljoen overgeboekt naar artikel 9 van de VWS-begroting in verband met een verzameluitkering aan de gemeente Den Haag in verband met het WK Hockey 2014.

Topsportprogramma’s

Om de top tien ambitie waar te kunnen maken is het topsportprogramma dat NOC*NSF, samen met de sportbonden en andere partijen, uitvoert financieel ondersteund. Daaraan is, conform begroting, € 18,4 miljoen uitgegeven. Daarnaast is € 2,7 miljoen uitgegeven in verband met de uitfinanciering en afbouw van topsportsubsidies uit voorgaande jaren.

Dopingbestrijding

Voor het tegengaan van dopinggebruik zijn op basis van internationale afspraken subsidies verleend (totaal € 1,7 miljoen) aan (inter)nationale antidopingorganisaties.

Inkomensoverdracht

Stipendiumregeling

De aanspraken op de stipendiumregeling zijn sterker gestegen dan verwacht als gevolg van enerzijds de invoering van het leeftijdsvariabel stipendium en anderzijds de sterk verbeterde prestaties van de paralympische sporters. Daarom is € 2,3 miljoen meer uitgegeven dan het geraamde bedrag van € 7,8 miljoen.

3. Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling

Subsidies

Olympische ambitie

De Alliantie Olympisch Vuur heeft in 2013 haar activiteiten afgebouwd en er daarbij zorg voor gedragen dat de opgebouwde kennis en ervaring is geborgd.

Kennis en innovatie

Ingezet is op het valideren van kansrijke sport- en beweegconcepten en op het borgen en verspreiden van beschikbare kennis via onder meer het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB), Mulier Instituut en TNO. Totaal is daar € 5,3 miljoen aan besteed. Daarnaast is € 1 miljoen uitgekeerd aan InnoSportNL ten behoeve van het ontwikkelen en stimuleren van innovaties in de sport. Middels amendementen aangenomen bij de ontwerpbegroting is € 1 miljoen overgeheveld naar de doelstelling Uitblinken in sport. Daarnaast is € 1,9 miljoen overgeheveld naar artikel 4 van de VWS-begroting. Daarvan is € 1,5 miljoen besteed aan het Onderzoeksprogramma Sport 2013–2016, dat wordt uitgevoerd door NWO, STW en ZonMw, en is € 0,4 miljoen uitgekeerd aan RIVM voor kennisgerichte activiteiten.

Ontvangsten

Aan ontvangsten is € 0,7 miljoen gerealiseerd. Dit hangt samen met het terugvorderen van niet bestede subsidiegelden. De realisatie blijft achter op de raming doordat het aantal verleende en vastgestelde subsidies vanuit dit begrotingsartikel terug loopt.

Beleidsartikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II

A. Algemene beleidsdoelstelling

De zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen uit de Tweede Wereldoorlog (WOII) is geborgd en mensen beseffen, mede op basis van de gebeurtenissen uit WOII, wat het betekent om in vrijheid te kunnen leven.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister vervult een regisserende rol met betrekking tot het actueel houden van de wet- en regelgeving voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen van WOII en het in stand houden van een infrastructuur die het mogelijk maakt om de herinnering aan WOII blijvend betekenis te laten houden1.

De Minister van VWS is (mede)financier van maatschappelijk werk en sociale dienstverlening aan erkende deelnemers aan het voormalig verzet en oorlogsgetroffenen, door het subsidiëren van de zogenoemde begeleidende instellingen en Stichting Cogis.

Vanuit de rol van «uitvoerder» verstrekt de Minister van VWS opdrachten aan de zelfstandige bestuursorganen Pensioen en Uitkeringsraad (PUR), Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië (CAOR) voor de uitvoering en toepassing van de wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII. Ook houdt zij toezicht op deze organisaties.

Rol en verantwoordelijkheid Minister

Beleidsterrein

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII en de herinnering aan WOII.

Het subsidiëren van begeleidende instellingen voor maatschappelijk werk en sociale dienstverlening aan erkende deelnemers aan het voormalig verzet en oorlogsgetroffenen.

Het in stand houden van een infrastructuur die het mogelijk maakt om de herinnering aan WOII blijvend betekenis te laten houden.

 

Wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.

 

Het actueel houden van de wet – en regelgeving voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII.

Opdrachtgever en toezichthouder van/op zelfstandige bestuursorganen Pensioen- en Uitkeringsraad, Sociale Verzekeringsbank en Commissie Algemene Ongevallenregeling Indonesië voor uitvoering en toepassing van de wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII.

C. Beleidsconclusies

Door monitoring en bijsturing van ontwikkelingen op het terrein van de zorg- en dienstverlening en op het terrein van de herinnering WOII, is bijgedragen aan continuïteit en kwaliteit van het stelsel van voorzieningen en organisaties.

In 2013 zijn de voorbereidingen afgerond om de Stichting Pelita een nieuwe toekomst te bieden. Per 1 januari 2014 is het onderdeel maatschappelijk werk ondergebracht bij Stichting De Basis. De overige delen van de Stichting Pelita zijn ondergebracht bij Stichting Arq.

Met ingang van 2013 is de bekostiging van de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen op basis van een prijs-per-product-model georganiseerd. De wijze van bekostigen legt de verantwoordelijkheid voor een doelmatige taakuitvoering in casu bij de SVB.

Voorts is om doelmatigheidsredenen de ondersteuning van de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen in Israël geconcentreerd bij de ambassade in Tel Aviv onder gelijktijdige overheveling van een aantal procedurele taken naar de SVB te Leiden.

Een gerechtelijke uitspraak noodzaakt tot een wijziging van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv). Recent is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel aanhangig gemaakt dat regelt dat de uitkeringen in Indonesië net als in alle andere landen worden berekend op basis van een euro-grondslag in plaats van een rupiah-grondslag, zoals de Wuv nu voorschrijft.

D. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

340.290

322.143

331.354

– 9.211

         

Uitgaven

343.020

341.447

331.574

9.873

         

1. De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII en de herinnering aan WOII

 

16.459

19.365

– 2.906

         

Subsidies

 

16.123

16.392

– 269

waarvan onder andere:

       

Nationaal Comité 4 en 5 mei

 

5.519

5.465

54

Nationale herinneringscentra

 

2.052

1.705

347

Zorg- en dienstverlening

 

6.958

6.989

– 31

         

Bekostiging

 

0

654

– 654

         

Opdrachten

 

336

2.119

– 1.783

         

Bijdragen aan ZBO's en RWT's

 

0

100

– 100

         

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

 

0

100

– 100

         

2. Pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII

 

324.988

312.209

12.779

         

Inkomensoverdrachten

 

304.946

289.205

15.741

waarvan onder andere:

       

Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv)

 

169.567

152.709

16.858

Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo)

 

73.400

71.710

1.690

Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp)

 

51.800

53.885

– 2.085

         

Bijdragen aan ZBO's en RWT's

 

20.043

23.004

– 2.961

waarvan onder andere:

       

Sociale Verzekeringsbank

 

13.398

16.917

– 3.519

Pensioen- en Uitkeringsraad

 

4.428

3.628

800

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen

 

1.928

1.775

153

         

Ontvangsten

1.043

1.298

901

397

E. Toelichting op de Instrumenten

1. De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII en de herinnering aan WOII

Het Ministerie van VWS zorgt dat er een infrastructuur is die het levend houden van de herinnering aan WOII mogelijk maakt. Om invulling te kunnen geven aan een centrale positie binnen die infrastructuur is het essentieel dat het Nationaal Comité samenwerkt op het gebied van zowel herdenken als herinneren en de samenwerking tussen andere organisaties op die gebieden stimuleert. Die samenwerking is in 2013 geïntensiveerd.

Kengetal: percentage van de bevolking dat (veel) belang hecht aan 4 en 5 mei

Bron: Nationaal Comité 4 en 5 mei – Nationaal Vrijheidsonderzoek

Het draagvlak voor zowel de Nationale Herdenking op 4 mei als de viering van de Bevrijding op 5 mei is groot. De Minister van VWS ziet het als haar taak om die belangstelling voor en bewustzijn over de gebeurtenissen uit WO II te ondersteunen.

Subsidies

Herinnering aan WOII

Het Ministerie van VWS verleent vanuit haar regisserende rol instellingssubsidies aan vier nationale herinneringscentra: Kamp Vught, Kamp Westerbork, Kamp Amersfoort en het Indisch Herinneringscentrum Bronbeek (circa € 1,8 miljoen). Het Nationaal Comité 4 en 5 mei ontvangt een instellingssubsidie van circa € 4,5 miljoen. Daarnaast verstrekt het Nationaal Comité 4 en 5 mei (in mandaat van de Minister van VWS) projectsubsidies (€ 0,98 miljoen) aan derden op het terrein van de educatie over de gebeurtenissen uit WOII. De ervaringen die het Comité in deze versterkte uitvoerende rol opdoet, kunnen bijdragen aan de effectiviteit van het VWS-beleid.

Zorg- en dienstverlening

Om zorg- en dienstverlening (maatschappelijk werk, sociale dienstverlening) aan (erkende) verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen mogelijk te maken, worden subsidies (circa € 7,1 miljoen) verleend aan gespecialiseerde instellingen, waaronder de Stichting Cogis en de zogenoemde begeleidende instellingen: de Stichting Pelita, de Stichting de Basis, de Stichting Joods Maatschappelijk Werk (JMW) en de Stichting 1940–1945.

2. Pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII

Inkomensoverdrachten

Wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen

De wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen worden alleen nog bijgesteld als wijzigingen in aanpalende wetten, bijvoorbeeld op het terrein van zorg en sociale zekerheid, dat noodzakelijk maken. Voor 2013 is circa € 305 miljoen uitgegeven, dat is € 16 miljoen meer dan geraamd. Dit is vooral veroorzaakt door hogere uitgaven bij de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945. Totaal bijna € 170 miljoen tegenover een raming van € 153 miljoen. Dit hangt samen met mutaties die reeds bij eerste en tweede suppletoire wet zijn gemeld. Vanwege de stijging van het wettelijk minimumloon en de kortingen op de pensioenen is het budget met € 3,8 miljoen verhoogd. Als gevolg van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep worden de uitkeringsgerechtigden in Indonesië voortaan niet in Indonesische rupiah maar in euro’s uitbetaald. Daardoor zijn de uitgaven € 7,5 miljoen hoger. Tevens is € 7,3 miljoen overgeboekt vanuit het budget voor de bijdragen aan ZBO’s en RWT’s (PUR en SVB).

Kengetal: uitgaven Wuv, Wubo, Wbp en AOR

Kengetal: uitgaven Wuv, Wubo, Wbp en AOR

Bedragen x € 1 miljoen

Bron: SVB en de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen

Wuv = Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945

Wubo = Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945

Wbp = Wet buitengewoon pensioen 1940–1945

AOR= Algemene Ongevallenregeling

Bovenstaand figuur geeft een overzicht van (de ontwikkeling van) de totale gerealiseerde

programma-uitgaven in het kader van de wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en

oorlogsgetroffenen over de periode 2007–2011. De uitgaven voor de periode 2012–2017 betreffen

ramingen. Het gemiddeld aantal uitkeringen bij Wuv, Wubo en Wbp daalt geleidelijk met circa 5%

per jaar. Bij de AOR-regeling is nog sprake van een lichte stijging, direct of indirect als gevolg van

de publiciteit in verband met de projecten «Gerichte benadering» en «Brede benadering».

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s

Om pensioenen, uitkeringen en bijzondere voorzieningen te kunnen verlenen aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen, zijn in 2013 bijdragen (circa € 20 miljoen) ter beschikking gesteld aan de PUR, de SVB en de CAOR. Dat is € 3 miljoen minder dan geraamd, doordat aan de SVB € 3,5 miljoen minder en aan de PUR € 0,8 miljoen meer aan uitvoeringskosten is toegekend dan oorspronkelijk geraamd.

Indicator: percentage eerste aanvragen dat door de PUR en de SVB binnen de (verlengde) wettelijke termijn is afgehandeld.

Indicator: percentage eerste aanvragen dat door de PUR                   en de SVB binnen de (verlengde) wettelijke termijn is afgehandeld.

Bron: De gerealiseerde percentages worden jaarlijks gepubliceerd in het jaarverslag van de PUR en de SVB.

Het aantal nieuwe «eerste» aanvragen ligt momenteel op circa 500 per jaar. Het hoogste aantal nieuwe eerste aanvragen in de afgelopen 5 jaar bedroeg ruim 3.200 in 2009. (N.B.: Er geldt geen leeftijdsgrens voor aanvragers; de cijfers zijn inclusief weduwen die een pensioen of uitkering aanvragen).

De percentages voor de afhandeling van de eerste aanvragen betreffen een gewogen gemiddelde van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv), de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo) en de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp). Vanaf 2011 is de uitvoering van de wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen overgeheveld van de PUR naar de SVB, afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen (V&O). De feitelijke behandeltijd is mede afhankelijk van derden. Er wordt door de SVB gestreefd naar minimale doorlooptijden. Het percentage aanvragen dat is afgehandeld binnen de (verlengde) wettelijke termijn is een cruciale indicator voor de kwaliteit van de wetsuitvoering.

Beleidsartikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

A. Algemene beleidsdoelstelling

Zorg dragen voor een tegemoetkoming in de kosten van premie van de zorgverzekering en inkomensondersteuning voor mensen die geconfronteerd worden met meerkosten als gevolg van een handicap of chronische ziekte.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De zorgtoeslag is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van het Rijk in de kosten van de premie van de zorgverzekering en valt als zodanig onder de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De Minister van VWS is verantwoordelijk voor de vaststelling van de hoogte van de zorgtoeslag en de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving. Dit hangt samen met de verantwoordelijkheid van de Minister van VWS voor betaalbare zorg. De Minister van Financiën is wettelijk verantwoordelijk gesteld om de zorgtoeslag uit te voeren. De uitvoering van de zorgtoeslag is opgedragen aan de Belastingdienst. Dit is vastgelegd in de Wet op de Zorgtoeslag. In het jaarverslag van het Ministerie van Financiën en het beheersverslag van de Belastingdienst wordt over de uitvoering van de zorgtoeslag verantwoording afgelegd.

De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) regelt een tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten die geconfronteerd worden met meerkosten als gevolg van hun aandoening. Het gaat om een forfaitaire regeling, die automatisch wordt uitgekeerd. De forfaitaire regeling is idealiter zo vorm gegeven dat de rechthebbenden automatisch geselecteerd en bereikt worden. De automatische selectie wordt nagestreefd door het hanteren van afbakeningscriteria die gebaseerd zijn op het zorggebruik en de zorgvraag op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het zorggebruik wordt gezien als aanwijzing of iemand een bepaalde aandoening en/of handicap heeft die leidt tot meerkosten en daarmee of iemand recht heeft op een forfaitaire tegemoetkoming. De Minister van VWS is verantwoordelijk voor de vaststelling van het niveau van de forfaitaire tegemoetkoming en de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving. Dit hangt samen met de verantwoordelijkheid van de Minister van VWS voor betaalbare zorg. In de Wtcg is het CAK belast met de vaststelling van het recht op en de hoogte van de tegemoetkoming. De Minister van VWS is verantwoordelijk voor de sturing en het toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van deze regeling door het CAK.

Met de invoering van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten per 1 januari 2009 is in de Wet inkomstenbelasting 2001 de regeling tegemoetkoming buitengewone uitgaven (TBU-regeling) vervangen door de regeling tegemoetkoming specifieke zorgkosten (TSZ-regeling). De TSZ-regeling is een tegemoetkomingsregeling voor personen die in de inkomstenbelasting hun uitgaven voor specifieke zorgkosten als gevolg van heffingskortingen niet of niet geheel kunnen verzilveren. De Belastingdienst is belast met de vaststelling van het recht en de hoogte van de tegemoetkoming specifieke zorgkosten. De uitbetaalde tegemoetkomingen op grond van de TSZ-regeling komen ten laste van de begroting van het Ministerie van VWS.

Rol en verantwoordelijkheid Minister

Beleidsterrein

Financieren

1. Zorgtoeslag

Financieren van de zorgtoeslag. Vaststellen van de hoogte van de zorgtoeslag en de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving.

   

2. Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

Financieren van de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten die geconfronteerd worden met meerkosten als gevolg van hun aandoening. Vaststellen van het niveau van de forfaitaire tegemoetkoming en de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving.

   

3. Tegemoetkoming specifieke zorgkosten

Financieren van de tegemoetkoming voor personen die in de inkomstenbelasting hun uitgaven voor specifieke zorgkosten als gevolg van heffingskortingen niet of niet geheel kunnen verzilveren.

C. Beleidsconclusies
Zorgtoeslag

Jaar

Aantal ontvangers zorgtoeslag

2008

5.031.225

2009

5.152.195

2010

5.396.210

2011

5.729.590

2012

5.698.380

2013

5.395.748

Dit is de stand van het aantal beschikkingen voor de zorgtoeslag voor het betreffende toeslagjaar. De cijfers betreffen de stand van 31 december 2013 (bron Belastingdienst). In de stand van het aantal beschikkingen zijn zowel definitieve als voorlopige beschikkingen meegenomen.

Het aantal ontvangers kan hoger of lager uitvallen, omdat de zorgtoeslag met terugwerkende kracht kan worden aangevraagd. Als alle aanvragen definitief beschikt zijn, is pas duidelijk hoeveel rechthebbenden er zijn.

Daarnaast geldt dat ook al zijn alle aanvragen definitief beschikt, dan nog kunnen nieuwe aanvragen bijkomen. Immers, zolang er uitstel IB is bij de Belastingdienst kan er nog een aanvraag worden gedaan. Dat kan soms nog vijf jaar na afloop van het berekeningsjaar. Verder geldt dat bij een herziening van het inkomen de toeslag eveneens dient te worden herzien. Ook dat kan consequenties hebben voor het aantal zorgtoeslagen.

De Wtcg is met ingang van 2012 inkomensafhankelijk gemaakt. De tegemoetkomingen Wtcg 2012 zijn vanaf december 2013 uitgekeerd. Paren met een inkomen boven € 35.100 en alleenstaanden met een inkomen hoger dan € 24.570 hebben geen tegemoetkoming meer ontvangen. Een uitzondering is gemaakt voor huishoudens met meerdere tegemoetkomingen; zij hebben maximaal één tegemoetkoming verloren.

In 2013 hebben circa 1 miljoen personen een tegemoetkoming Wtcg 2012 ontvangen en zijn er circa 240.000 tegemoetkomingen Wtcg betaald over de eerdere tegemoetkomingsjaren (Wtcg 2009 t/m 2011). Doordat het checken van gegevens, waaronder het inkomen en huishoudsamenstelling, een langere doorlooptijd kende dan op grond van het testen werd verwacht zijn er in 2013 minder Wtcg 2012 tegemoetkomingen uitbetaald dan van tevoren geraamd.

D. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

6.375.508

5.588.214

5.220.557

367.657

         

Uitgaven

5.971.354

5.992.369

5.220.557

771.812

         

Inkomensoverdrachten

 

5.992.369

5.220.557

771.812

1. Zorgtoeslag1

 

5.618.160

4.802.826

815.334

2. Wet tegemoetkoming chronisch zieken en

       

gehandicapten (Wtcg)

 

326.065

375.432

– 49.367

3. Tegemoetkoming specifieke zorgkosten/TBU

 

48.143

42.299

5.844

         

Ontvangsten

669.003

607.111

0

607.111

X Noot
1

Van het bedrag van € 5.618.160 is in 2012 reeds een bedrag van € 404.154.144 verplicht, het resterende verplichtingenbedrag € 5.214.006 is in 2013 aangegaan.

E. Toelichting op instrumenten

1. Zorgtoeslag

De zorgtoeslag is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van het Rijk in de kosten van de premie van de zorgverzekering. Als er sprake is van een laag (midden) inkomen dan kan een bijdrage worden ontvangen in de kosten van de zorgverzekering. Die bijdrage heet zorgtoeslag.

De Belastingdienst/Toeslagen betaalt deze zorgtoeslag uit. Hierdoor betaalt idealiter niemand een groter dan aanvaardbaar deel aan Zvw-premie.

De uitgavenraming zorgtoeslag is op basis van ramingen van het Centraal Planbureau bij eerste suppletoire wet met € 13,2 miljoen naar boven bijgesteld en bij tweede suppletoire wet met € 11,6 miljoen naar beneden bijgesteld. De Belastingdienst heeft in 2013 in totaal € 5.618,2 miljoen betaald aan voorschotten zorgtoeslag en nabetalingen voor de definitieve tegemoetkomingen oude jaren. Dit leidt tot een bijstelling van € 815,3 miljoen. Deze endogene toename volgt uit de economische ontwikkelingen en de ontwikkelingen op het gebied van de kosten van de zorg in Nederland in de afgelopen jaren.

Onder Kengetal: Ontwikkeling aantal ontvangers zorgtoeslag

Onder Kengetal: Ontwikkeling aantal ontvangers                   zorgtoeslag

Bron: Belastingdienst

2. Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)

Oorspronkelijk is voor de Wtcg een bedrag van € 375,4 miljoen begroot. Bij de eerste suppletoire wet is het budget voor de Wtcg met € 9,9 miljoen opgehoogd vanuit artikel 11 (Nominaal en onvoorzien) in verband met de prijsbijstelling tranche 2013. Daarnaast is op basis van gegevens van het CAK de raming van de Wtcg-uitgaven bij eerste suppletoire wet opwaarts bijgesteld met € 3,4 miljoen en bij tweede suppletoire wet met € 13,7 miljoen. In verband met de complexiteit van de uitvoering van de inkomensafhankelijke Wtcg is een deel van de tegemoetkomingen Wtcg 2012 niet in 2013 tot uitbetaling gekomen (circa € 71 miljoen). De betaling van deze tegemoetkomingen vindt plaats in 2014. Daarnaast zijn de betalingen over eerdere tegemoetkomingsjaren (Wtcg 2009, Wtcg 2010 en Wtcg 2011) lager uitgevallen dan geraamd (circa € 5 miljoen).

Kengetal Wtcg

In 2013 zijn er in totaal bijna 1.240.000 tegemoetkomingen uitbetaald. Het gaat hierbij om tegemoetkomingen over de tegemoetkomingsjaren 2009 t/m 2012.

3. Tegemoetkoming specifieke zorgkosten/TBU

In 2013 is € 43,6 miljoen aan TSZ-tegemoetkomingen uitbetaald en is € 0,1 miljoen aan TSZ-uitkeringen ontvangen. Voor de TBU-regeling is € 4,6 miljoen uitgegeven en een bedrag van € 0,3 miljoen ontvangen. Dit is in totaal € 5,8 miljoen hoger dan geraamd. De uitgaven voor de TSZ en TBU zijn lastig te ramen. De Belastingdienst bepaalt per aangifte welk bedrag er mag worden verzilverd.

Ontvangsten

De ontvangsten bestaan uit ontvangsten zorgtoeslag voor een bedrag van € 606,7 miljoen. Het betreft verrekeningen van verstrekte voorschotten en terugvorderingen op definitief vastgestelde tegemoetkomingen. Daarnaast is sprake van € 0,4 miljoen aan terugontvangsten van TSZ-tegemoetkomingen en TBU-uitkeringen.

NIET-BELEIDSARTIKELEN

Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

A. Algemene doelstelling

In dit niet-beleidsartikel worden de departementsbrede uitgaven geboekt die niet zinvol kunnen worden toegerekend aan een beleidsartikel.

B. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

71.254

29.611

21.936

7.675

         

Uitgaven

82.468

22.577

27.936

– 5.359

         

1. Internationale samenwerking

 

5.002

4.721

281

         

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

 

5.002

4.721

281

waarvan onder andere:

       

WHO

 

4.721

4.721

0

         

2. Verzameluitkering VWS

 

1.729

541

1.188

         

3. Strategisch onderzoek RIVM

 

15.846

22.674

– 6.828

         

Bekostiging

 

15.846

22.674

– 6.828

waarvan onder andere:

       

Strategisch onderzoek RIVM

 

15.846

22.674

– 6.828

         

Ontvangsten

32.484

0

0

0

C. Toelichting

In onderstaande toelichting worden de opmerkelijke verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar toegelicht.

1. Internationale samenwerking

De uitgaven hebben betrekking op conferenties, handelsmissies en werkbezoeken van de Minister en Staatssecretaris. Aan de WHO is in verband met het partnership circa € 4,7 miljoen uitgekeerd.

2. Verzameluitkering VWS

In een verzameluitkering worden per ministerie alle financieel geringe overdrachten (beleidsthema’s) aan een medeoverheid opgenomen. Alle bedragen waarvoor een budget beschikbaar is dat onder het grensbedrag (gesteld op maximaal € 10 miljoen) ligt, moeten in de verzameluitkering worden opgenomen. De Financiële-verhoudingswet geeft de wettelijke grondslag voor de verzameluitkering. In de uitkering zijn de volgende beleidsthema’s opgenomen met de daarbij voor het begrotingsjaar uitgetrokken en gerealiseerde budgetten:

Verzameluitkering (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Begroting

Verschil

Beleidsthema

2013

2013

2013

       
       

Jeugd

848

311

537

       

Sport

421

0

421

       

Langdurige Zorg

461

230

231

       

Totaal

1.730

541

1.189

Via de verzameluitkering heeft het Ministerie van VWS de bestuurskosten 3 grootstedelijke regio's (€ 0,3 miljoen) en invoeringskosten decentralisatie jeugd (€ 0,45 miljoen) uitgekeerd. Aan de gemeente Amsterdam zijn middelen uitgekeerd voor School2Care (circa € 0,1 miljoen).

Aan de gemeente Den Haag is voor het WK Hockey in 2014 een bijdrage uitgekeerd van circa € 0,4 miljoen.

Aan Frieslab is circa € 0,5 miljoen uitgekeerd. Dit is de begrote bijdrage voor 2012 en 2013. De bijdrage voor 2012 is in 2013 uitgekeerd vanwege vertraging in de administratieve verwerking. Frieslab werkt op basis van knelpunten in zorg en dienstverlening. Binnengekomen knelpunten worden geanalyseerd en indien mogelijk opgelost. In projecten wordt hiermee geëxperimenteerd.

Met de verzameluitkering wordt beoogd de medeoverheden ruimte te bieden voor lokaal maatwerk en de administratieve lasten bij het Rijk en de medeoverheden te beperken (zie ook TK 31 327, nr. 2 en Staatsblad 2008, 312).

3. Strategisch onderzoek RIVM

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is een agentschap van het Ministerie van VWS en doet projectmatig onderzoek voor zijn primaire opdrachtgevers: de Ministeries van VWS, EZ, SZW en IenM. Daarnaast voert het RIVM ook strategisch onderzoek uit. Dit is onderzoek om de expertise te ontwikkelen die nodig is voor de continuïteit van het instituut. Zo kan het RIVM zijn toekomstige taken voor de opdrachtgevers adequaat uitvoeren, op zowel de middellange als de lange termijn. Het strategisch onderzoek richt zich enerzijds op lacunes in actuele kennis en anderzijds op nieuwe ontwikkelingen. Op dit artikel zijn verder onder meer middelen voor huisvesting van het RIVM geraamd. De realisatie 2013 op deze doelstelling bedraagt € 15,8 miljoen. Dat is € 7,0 miljoen lager dan het in de begroting opgenomen bedrag van € 22,7 miljoen. Dit houdt verband met mutaties die in de eerste suppletoire wet 2013 zijn verwerkt:

  • Er is € 2,5 miljoen overgeboekt van artikel 9 naar artikel 1 (Volksgezondheid). Dit betreft het budget voor de basisovereenkomst tussen het agentschap RIVM en het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) voor het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC). Het budget wordt met ingang van 2013 door de coördinerend opdrachtgever (vanuit artikel 1) aan het RIVM beschikbaar gesteld in plaats van door de eigenaar (vanuit artikel 9).

  • In verband met de oprichting van de projectdirectie Antonie van Leeuwenhoekterrein (ALT) is er € 4,4 miljoen overgeboekt van artikel 9 naar artikel 10 (Apparaatsuitgaven). Het betreft budget voor het strategisch-vaccinonderzoeksprogramma (€ 2,1 miljoen) en het gemeenschappelijk proefdierenlaboratorium (€ 2,2 miljoen) die niet langer deel uitmaken van het RIVM respectievelijk het voormalige NVI, maar zijn ondergebracht bij de projectdirectie ALT.

Niet-beleidsartikel 10 Apparaatsuitgaven

A. Algemene doelstelling

In dit niet-beleidsartikel staan de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met uitzondering van de agentschappen.

B. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

248.927

361.267

230.895

130.372

         

Uitgaven

245.655

353.373

230.968

122.405

         

1a. Personeel kerndepartement

 

117.484

92.008

25.476

waarvan eigen personeel

 

105.385

81.421

23.964

waarvan externe inhuur

 

10.278

9.218

1.060

         

1b. Materieel kerndepartement

 

149.551

60.438

89.113

waarvan ICT

 

2.479

10.511

– 8.032

waarvan bijdrage aan SSO’s

 

68.867

39.103

29.764

waarvan overig materieel

 

78.205

10.824

67.381

         

2. Apparaatsuitgaven inspecties

 

65.825

67.174

– 1.349

         

3. Apparaatsuitgaven SCP en raden

 

20.512

11.348

9.164

         

Ontvangsten

16.044

54.067

5.353

48.714

C. Toelichting

Personeel Kerndepartement

De personele uitgaven kernministerie bestaan uit alle personeelsuitgaven van het kernministerie inclusief de inhuur van externen van zowel primaire – als ondersteunende processen. De personele uitgaven van het kerndepartement waren door diverse oorzaken € 25,8 miljoen hoger dan geraamd.

  • De personele uitgaven voor de projectdirectie ALT waren in de oorspronkelijke begroting niet op artikel 10 geraamd (€ 11,7 miljoen). Bij de opheffing van het agentschap Nederlands Vaccin Instituut (NVI) per 1 januari 2013 is besloten om de resterende activiteiten van het NVI samen te voegen met vaccinologietaken van het RIVM en de taken van het Facilitair Bedrijf van het RIVM die verbonden zijn met het Antonie van Leeuwenhoekterrein (ALT) in Bilthoven. Deze onderdelen zijn ondergebracht in de tijdelijke uitvoerende projectdirectie ALT. De met die wijziging samenhangende mutatie was al grotendeels (€ 10,7 miljoen) verwerkt in de eerste suppletoire wet.

  • Daarnaast hebben als uitvloeisel van de invoering van Verantwoord Begroten in de loop van het jaar herschikkingen tussen personele en materiële budgetten plaatsgevonden, als correctie van de verdeling uit de oorspronkelijke begroting. Zo waren de personele uitgaven voor de Eenheid Secretariaten Medische Tuchtcolleges (€ 3,9 miljoen) in de begroting als materiële uitgaven geraamd.

  • Ook bij de budgetten voor de bedrijfsvoering van het kerndepartement was sprake van een substantiële herschikking tussen materiële en personele uitgaven. Bij eerste suppletoire wet zijn de personele budgetten hierdoor per saldo met € 4,8 miljoen verhoogd, grotendeels als gevolg van overboekingen van ICT (materieel) naar externe inhuur (personeel) in verband met de informatiseringsagenda. De uitgaven voor externe inhuur vielen uiteindelijk circa € 1,5 miljoen hoger uit dan bij eerste suppletoire wet was voorzien.

  • Ook de personele uitgaven voor wetgeving en juridische zaken waren hoger dan in de oorspronkelijke begroting voorzien (€ 2,1 miljoen). Het grootste deel van de verhoging wordt veroorzaakt doordat in 2013 voor het eerst de uitgaven voor de Landadvocaat (€ 1,4 miljoen) als personele uitgaven zijn geboekt, alsmede door concentratie van de behandeling WOB-verzoeken en bestuursrechtelijke beroepen bij de directie Wetgeving en Juridische zaken.

  • Uitgaven voor een pool van medewerkers voor inzet bij tijdelijke projecten waren niet in de begroting geraamd; tegenover € 1,9 miljoen uitgaven hiervoor stonden overigens € 0,7 miljoen ontvangsten.

  • Ook voor gedetacheerde communicatiemedewerkers stonden tegenover hogere uitgaven (€ 1 miljoen) niet geraamde ontvangsten (€ 0,4 miljoen).

  • Anderzijds waren de personele uitgaven voor ziektewetuitkeringen, vervoerskaarten e.d. € 3,2 miljoen lager dan geraamd.

  • Op de overige personele budgetten was sprake van per saldo € 2,1 miljoen hogere uitgaven.

Materieel Kerndepartement

De materiële uitgaven hebben uitsluitend betrekking op de ondersteunende processen. Dit omvat onder andere ICT, bijdragen aan shared service organisaties (SSO’s) en overige materiële kosten zoals huisvestingskosten.

De materiële uitgaven van het kerndepartement waren € 88,8 miljoen hoger dan geraamd.

  • De hogere uitgaven zijn het gevolg van niet geraamde materiële uitgaven voor de projectdirectie ALT (€ 94,7 miljoen; zie ook onder Personeel Kerndepartement). Bij eerste suppletoire wet is hiervoor op basis van overboeking van budget van artikel 9 en desaldering van verwachte apparaatsontvangsten € 35 miljoen geboekt op materieel. Bij tweede suppletoire wet is het materieel budget op basis van de verwachte uitgaven voor heel 2013 met een bedrag van € 14 miljoen verhoogd. Daarnaast is toen € 50 miljoen gereserveerd voor de geplande verkoop van het ALT. De uiteindelijke materiële uitgaven voor projectdirectie ALT waren € 94,7 miljoen, waarvan € 49,9 miljoen een betaling was aan de Rijksgebouwendienst, voortvloeiend uit de afrekening met betrekking tot de verkoop van het ALT. Het ging daarbij om het VWS-aandeel in het verschil tussen de opbrengst van het terrein en de boekwaarde van het terrein, incl. onderhanden werk en de kosten voor vervroegde afkoop van op verschillende gebouwen rustende leasecontracten.

  • Op de overige materiële budgetten was sprake van per saldo € 5,9 miljoen lagere uitgaven, met name als gevolg van herschikkingen als uitvloeisel van de invoering van Verantwoord Begroten (zie de toelichting bij Personeel Kerndepartement).

Apparaatsuitgaven Inspecties

Hier zijn bij eerste suppletoire wet mutaties verwerkt tussen personele en materiële uitgaven als gevolg van Verantwoord Begroten.

Apparaatsuitgaven SCP en raden

Het budget is bij eerste en bij tweede suppletoire wet met respectievelijk € 4,7 miljoen en € 2,9 miljoen verhoogd.

Ontvangsten

De apparaatsontvangsten waren € 48,8 miljoen hoger dan in de oorspronkelijke begroting voorzien. Het verschil hangt met name samen met mutaties die eerder in de suppletoire wetten zijn verwerkt:

  • Het budget voor ontvangsten is bij eerste suppletoire wet met € 32,6 miljoen opgehoogd, waarvan € 30,6 miljoen vanwege de ontvangsten uit onderlinge dienstverlening tussen de projectdirectie ALT met het RIVM en het Planbureau voor de Leefomgeving.

  • Bij tweede suppletoire wet is het budget voor ontvangsten met € 16 miljoen opgehoogd naar € 53,9 miljoen, waarvan € 12 miljoen verband hield met een desaldering vanwege de boedelscheiding tussen de projectdirectie ALT (kas/verplichtingenstelsel) en het RIVM (agentschap) per 1 januari 2013.

D. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten agentschappen en Zelfstandige Bestuursorganen/Rechtspersonen met een wettelijke taak
Totaaloverzicht apparaatsuitgaven Ministerie van VWS (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2013

2013

Totaal apparaatsuitgaven

245.655

353.373

230.968

122.405

         

1. Apparaatsuitgaven kernministerie

 

267.036

152.446

114.590

         

2. Apparaatsuitgaven inspecties

 

65.825

67.174

– 1.349

Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)

 

60.010

61.304

– 1.294

Inspectie Jeugdzorg (IJZ)

 

5.815

5.870

– 55

         

3. Appaaraatsuitgaven SCP en raden

 

20.512

11.348

9.164

Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en Raad

       

voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO)

 

10.945

5.746

5.199

Gezondheidsraad (GR)

 

7.077

3.055

4.022

Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ)

 

2.490

2.547

– 57

Overzicht apparaatskosten agentschappen en begrotingsgefinancierde ZBO’s/RWT’s van het Ministerie van VWS (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2013

2013

Agentschappen

495.897

444.267

463.038

– 18.771

ACBG

 

35.936

38.174

– 2.238

CIBG

 

43.561

34.523

9.038

RIVM

 

341.784

367.486

– 25.702

Almata

 

10.306

9.337

969

De Lindenhorst

 

12.680

13.518

– 838

         

2. Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s

 

475.607

413.120

62.487

Zorg Onderzoek Nederland/ Medische

       

Wetenschappen (ZonMw)

 

6.351

6.262

89

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

 

100.764

101.064

– 300

Centraal Administratie Kantoor (CAK)

 

96.798

87.600

9.198

Accommodaties op grond van de Wet op

       

jeugdzorg

 

152.300

125.600

26.700

Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR)

 

4.197

4.428

– 231

Centrale Commissie voor Mensgebonden

       

Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch

       

Ethische Commissies (METC’s)

 

1.826

1.661

165

Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

 

46.844

32.356

14.488

College voor zorgverzekeringen (CVZ)

 

64.004

51.436

12.568

College Sanering Zorginstellingen (CSZ)

 

2.523

2.713

– 190

Voor het CAK, ZonMw, CCMO en de accommodaties jeugdwet betreft het overzicht begroting- en realisatiecijfers 2012.

Toelichting

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

De verantwoordelijkheid voor de financiële en inhoudelijke aansturing van DBC-Onderhoud is per 1 januari 2013 verlegd van VWS naar de NZa. De middelen hiervoor zijn bij eerste suppletoire wet overgeheveld (€ 13,3 miljoen). Daarnaast zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor uitvoering van het werkplan (€ 1,2 miljoen).

Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ)

Bij eerste en tweede suppletoire wet zijn met name voor de uitvoeringskosten van de regelingen bijzondere groepen extra middelen beschikbaar gesteld (ruim € 12,6 miljoen).

Niet-beleidsartikel 11 Nominaal en onvoorzien

A. Algemene beleidsdoelstelling

Dit niet-beleidsartikel heeft een technisch-administratief karakter. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op dit artikel geplaatst die nog niet aan de artikelen zijn toegedeeld.

B. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

0

0

– 36.359

36.359

         

Uitgaven

0

0

– 36.359

36.359

         

1. Loonbijstelling

 

0

790

– 790

2. Prijsbijstelling

 

0

16.430

– 16.430

3. Onvoorzien

 

0

0

0

4. Taakstelling

 

0

– 53.579

53.579

         

Ontvangsten

0

0

5.000

– 5.000

C. Toelichting

Loonbijstelling

Op dit onderdeel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van algemene salarismaatregelen, incidentele loonontwikkeling en overige specifieke maatregelen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en premies sociale zekerheid. Het artikel heeft het karakter van een «parkeerartikel» totdat de loonbijstelling toegedeeld kan worden aan de relevante begrotingsartikelen. De door het Ministerie van Financiën toegekende loonbijstelling tranche 2013 is aan de begrotingsartikelen toegedeeld, inclusief het beperkte restant van de loonbijstelling tranche 2012 uit de begroting 2013.

Prijsbijstelling

Op dit onderdeel worden de in het kader van de prijsbijstelling ontvangen bedragen geboekt totdat toerekening plaatsvindt aan prijsgevoelige begrotingsartikelen. Door het Ministerie van Financiën is geen prijsbijstelling tranche 2013 toegekend. De na verwerking van de amendementen 33 400 XVI, nrs. 47 en 48 op de begroting 2013 resterende prijsbijstelling tranche 2012 voor het kader Rijksbegroting is ingezet voor VWS-brede problematiek. De bij begroting 2013 nog niet toegedeelde prijsbijstelling tranche 2012 voor de kaders Zorg en Niet behorend tot enige ijklijn is aan de betreffende begrotingsartikelen toegedeeld.

Onvoorzien

De grondslag voor dit onderdeel ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen. VWS heeft daar in 2013 geen gebruik van gemaakt.

Taakstelling

Op dit onderdeel worden taakstellingen geboekt in afwachting van concrete invulling ervan en inboeking op de betreffende begrotingsartikelen. De in de begroting 2013 opgenomen taakstelling betrof nagenoeg een taakstellende onderuitputting (€ 46,9 miljoen) en een nog te dekken overboeking naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) met het oog op de compensatie overheidsbijdrage in arbeidsontwikkeling (ova) tranche 2012 voor Academische Ziekenhuizen (€ 6,4 miljoen). In de loop van 2013 is daar dekking voor vergelijkbare compensatie voor de tranche 2013 bijgekomen (€ 6,6 miljoen), alsmede een nog in te vullen restant van een P&M-taakstelling voor VWS op basis van het Begrotingsakkoord 2013 (€ 3 miljoen). De taakstellende onderuitputting is voor een klein deel ingevuld bij eerste suppletoire wet (€ 10,1 miljoen). Bij eerste suppletoire wet is ook dekking voor de ova-compensatie gerealiseerd; de compensatie voor de ova-tranche 2013 is bij tweede suppletoire wet overgeheveld naar OCW. Bij tweede suppletoire wet is ook het resterende tekort (€ 33,5 miljoen) ingevuld. Daarvoor zijn de ramingen op de overige begrotingsartikelen verlaagd.

Ontvangsten

De ontvangstenraming van VWS is bij de voorjaarsbesluitvorming in 2010 structureel verhoogd met € 5 miljoen. De taakstelling op de ontvangsten van artikel 11 is in 2013 bij slotwet ingevuld met per saldo ontvangstenmeevallers op de overige artikelen.

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF VWS JAARVERSLAG 2013

Rechtmatigheid begrotingsuitvoering

Artikeltoleranties

De artikeltolerantie bij artikel 4 is overschreden, voornamelijk door onzekerheid over de rechtmatigheid van de uitgaven 2011 van Caribisch Nederland. De onzekerheid op artikel 4 is € 58,5 miljoen, dit is een onzekerheid van 7,2% op het totaal van artikel 4.

Het M&O-beleid

Het beleid van VWS ten aanzien van het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidieverstrekking is toereikend geweest. Voor de uitvoering van het M&O-beleid voor de zorgtoeslag wordt verwezen naar het jaarverslag van het Ministerie van Financiën.

Totstandkoming beleidsinformatie

Er zijn geen belangrijke tekortkomingen geconstateerd bij de totstandkoming van de beleidsinformatie. Wel constateert de Auditdienst Rijk dat het ook in 2013 ontbreekt aan goede procesbeschrijvingen en een gestructureerd dossier of audittrail. Deze punten worden in 2014 opgepakt. Met betrekking tot de informatie over beleid en bedrijfsvoering in het beleidsverslag en het jaarverslag heeft VWS een verbetering bewerkstelligd.

Financieel en materieelbeheer

Subsidiebeheer

Het Ministerie van VWS heeft de in gang gezette verbetering van het subsidiebeheer in 2013 gecontinueerd. De normatiek subsidiebeheer VWS, waarmee eerder en beter kan worden bijgestuurd op de belangrijkste risico’s, was ongewijzigd van kracht. Het verscherpt toezicht op het subsidiebeheer door de directie Financieel-Economische Zaken is onverminderd voortgezet. Het subsidiebeheer heeft in heel 2013 voldaan aan de gestelde eisen: de signaalwaarden zijn niet overschreden. VWS had naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer in 2012 nog één resterende onvolkomenheid in het subsidiebeheer. Dit betrof de werking van het interne toezicht en de uitvoering van de interne controle op het subsidiebeheer. Om deze onvolkomenheid op te lossen, heeft VWS in 2013 het interne controleplan aangescherpt, waardoor de uitvoering van de interne controle nog meer gericht is op complexe subsidiedossiers.

Per 1 juli 2013 zijn de backoffices subsidiebeheer van het kerndepartement, RIVM en CIBG samengevoegd. In verband daarmee is het Subsidieplein aangepast. Daarnaast is Subsidieplein Light ontwikkeld, waarin vanaf juli 2013 de beleidsarme subsidieregelingen digitaal worden uitgevoerd.

Om de inzichtelijkheid van de beoordeling op de uurtarieven bij subsidieverleningen te vergroten, zijn aanpassingen gedaan in het proces van subsidieverlening voor 2014 en verdere jaren.

Inkoopbeheer

Het Ministerie van VWS is in 2013 verder gegaan op de ingeslagen weg om het inkoopbeheer te verbeteren. Naar analogie van de normatiek subsidiebeheer heeft VWS, in afstemming met de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer, een normatiek voor het inkoopbeheer opgesteld. Het doel van deze nieuwe normatiek is het beter beheersen van de risico’s in het inkoopbeheer en de doelmatigheid daarvan te bevorderen. De normatiek is zo vormgegeven dat de belangrijkste risico’s zijn gerelateerd aan de inkoopprocessen, de rollen, de informatiestromen en de sturingsinstrumenten. Bijsturing vindt plaats op verschillende niveaus in de organisatie aan de hand van signaalwaarden.

Van groot belang voor het verbeteren van het inkoopbeheer is de toegenomen managementaandacht daarvoor binnen VWS. In periodieke besprekingen van bedrijfsvoeringonderwerpen in de diverse managementoverleggen is en wordt aandacht besteed aan het inkoopbeheer. Naar analogie van het Expertise Centrum Subsidies heeft VWS ook een Expertise Centrum Inkoop ingericht, waarin diverse inkooponderwerpen en complexe inkoopopdrachten besproken worden. Ook het RIVM neemt hieraan deel.

In 2013 heeft de introductie van de nieuwe aanbestedingswetgeving veel aandacht gevergd. Dit ook omdat de nieuwe wet op onderdelen ruimte geeft voor verschillende interpretatie. VWS volgt de rijksbrede interpretatie van deze nieuwe wet en heeft als risicomaatregel een groter deel van de inkopen via de Haagse Inkoopsamenwerking doen uitvoeren.

Het inkoopbeheer bij het RIVM is in 2013 in belangrijke mate verbeterd door de uitvoering van het verbeterplan inkoopbeheer. De verbijzonderde interne controle op het inkoopbeheer is gehandhaafd en het contractenregister is op orde gebracht. De Europese aanbestedingen zijn inzichtelijk via de RIVM-aanbestedingskalender.

Bij het kerndepartement en het RIVM is een periodieke spendanalyse geïntroduceerd.

Financieel informatiesysteem 3F

Het jaar 2013 is het tweede jaar geweest dat VWS heeft gewerkt met het financieel informatiesysteem 3F. Het gebruik van 3F is verder geoptimaliseerd, door onder meer het harmoniseren van processen met de Ministeries van SZW en Financiën. Het autorisatiebeheer sluit aan bij de vereiste procedures.

Om het totstandkomingproces van de saldibalans als onderdeel van de verantwoording tijdig, op een ordelijke en controleerbare wijze te laten verlopen heeft VWS in 2013 verbeteringen doorgevoerd. De verbeteringen betreffen zowel kennis, capaciteit en communicatie. Daarnaast is het draaiboek op basis van de laatste ervaringen aangepast, zijn twee proefafsluitingen verricht en wordt per 2014 maandelijks een maandafsluiting uitgevoerd.

De totstandkoming van het financieel jaarverslag 2013 is volgens planning en gestructureerd uitgevoerd.

Inhuur externen

VWS heeft in 2013 een percentage inhuur externen gerealiseerd van 9,8% en is daarmee onder de norm van 10% gebleven.

Open standaarden

Er is niet afgeweken van de in de bijlage van de Instructie rijksdienst bij aanschaf ICT-diensten of ICT-producten, bij artikel 3 lid 1 genoemde uitgangspunten.

Frauderisico’s

Er zijn bij VWS geen gevallen van fraude gebleken. De Auditdienst Rijk inventariseert jaarlijks voor VWS de frauderisico’s in de bedrijfsvoering. De geïnventariseerde risico’s worden afgezet tegen de beheersmaatregelen die VWS op de risico’s heeft. Een aantal punten vraagt verdere aandacht. VWS werkt aan een nieuw integriteitsbeleid wat begin 2014 breed binnen de organisatie wordt uitgerold.

Overige aspecten van bedrijfsvoering

Beheer en controle Caribisch Nederland

In 2013 is de verantwoording 2011 van het Zorgverzekeringskantoor (ZVK) bij VWS ingediend. De verantwoording was voorzien van een controleverklaring met een oordeelonthouding. Door deze oordeelonthouding kan er geen zekerheid worden gegeven over de rechtmatige uitgaven ZVK 2011. Mede hierdoor wordt de artikeltolerantie bij artikel 4 overschreden.

De verantwoording van het ZVK over 2012 wordt, evenals de verantwoording 2013 van het ZVK, in 2014 verwacht, waardoor het ZVK in de pas gaat lopen met de reguliere P&C-cyclus van VWS.

De verantwoording 2011 van het ZVK met bijbehorende controleverklaring zijn voor VWS aanleiding geweest om het ZVK een plan van aanpak ter verbetering op te laten stellen en te laten uitvoeren. Ook werd een werkgroep door VWS ingesteld die de voortgang van de verbeteringen periodiek monitort. Met het Ministerie van BZK is door VWS en het ZVK samenwerking gezocht om de problematiek rondom de bevolkingsadministratie (op termijn) op te lossen. Dankzij alle geleverde inspanningen door VWS en het ZVK zullen naar verwachting de bevindingen inzake de interne beheersing bij het ZVK in 2014 (grotendeels) zijn opgelost. Zo zullen onder meer de contractadministratie, de inkoopprocedures, de uitvoering van de interne controle en de daarmee gepaard gaande rapportages op orde zijn, en zijn ook de Business Rules operationeel, die geautomatiseerd de rechtmatigheid van de uitgaven toetsen.

VWS en het ZVK zullen in 2014 nog verdere actie ondernemen om de bevindingen, waarbij het ZVK afhankelijk is van derden, zo spoedig mogelijk op te lossen. Zo zal nauw met het Ministerie van BZK en de besturen van de eilanden verder worden samengewerkt om de bevolkingsadministratie op orde te brengen, maar zal ook met de zorgaanbieders overleg worden gevoerd om de verantwoording over de ingekochte zorg aan de daaraan te stellen eisen laten voldoen.

Informatiebeveiliging

Het afgelopen jaar is, mede aan de hand van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer, verder geïnvesteerd in het verbeteren van de informatiebeveiliging. Het informatiebeveiligingsbeleid is aangepast aan het Beveiligingsvoorschrift Rijksdienst 2013. VWS heeft een plan van aanpak implementatie Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR) opgesteld. In dit plan is de aanpak voor het implementeren van de BIR op hoofdlijnen beschreven. Het kerndepartement en RIVM willen eind 2014 BIR-compliant zijn. Het Ministerie van VWS werkt daarnaast aan de bevordering en borging van het informatiebeveiligingsbewustzijn door bewustwordingsplannen op te stellen en uit te voeren. Het ministerie heeft alle aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer in 2013 opgevolgd.

Specifieke uitkeringen

De uitkomsten van de single review door de Auditdienst Rijk van de SiSa-bijlage 2012 hebben voor VWS niet geleid tot aanvullende werkzaamheden voor de vaststelling van de specifieke uitkeringen. De definitieve reviewbevindingen zijn begin december opgeleverd, hierdoor is vertraging in de vaststellingen opgestreden. Deze zullen in 2014 plaats vinden.

Betaaltermijnen

De tijdigheid van betalen (binnen 30 dagen na ontvangstdatum) is in 2013 voor 92,3% van de facturen gerealiseerd, waarmee VWS voldoet aan de Rijksbrede norm van 90%. Na een dip in het eerste halfjaar als gevolg van de introductie van Verantwoord Begroten, was de tijdigheid vanaf het tweede halfjaar weer op het oude niveau van 2012. Daarnaast heeft VWS het factuurproces verder geoptimaliseerd, wat de tijdigheid van betalen ten goede komt.

Grote ICT-projecten

In 2013 kende VWS één project met een meerjarenbegroting boven de vijf miljoen euro en een hoog risicoprofiel. Het betreft het project Trekkingsrecht PGB, waarover VWS vóór 1 april 2014 aan de Tweede Kamer zal rapporteren. Daarnaast wordt over het project een CIO-oordeel opgesteld welke verzonden wordt aan de opdrachtgever en de CIO-Rijk. Hierin wordt gekeken naar doelstelling, uitvoering, kosten en risico’s van het project. Ook privacyaspecten komen in dit CIO-oordeel aan bod.

Verslag van de activiteiten van het Audit Committee

Het Audit Committee is vier keer bijeen geweest. Het Besluit Instelling Audit Committee 2009 is aangepast aan de Regeling Audit Comittees 2012 en geactualiseerd op organisatorische wijzigingen. Er is een functieprofiel voor externe leden van het Audit Committee vastgesteld en aan het huishoudelijk reglement toegevoegd. Het secretariaat van het Audit Committee is per 1 januari 2013 overgedragen van de Auditdienst Rijk naar de directie Financieel-Economische Zaken.

De reguliere producten uit de jaarlijkse verantwoording van VWS zijn geagendeerd en besproken. De Normatiek Inkoopbeheer is in het Audit Committee vastgesteld. Periodiek is in het Audit Committee gerapporteerd over de voortgang van de uitvoering van de normatiek subsidiebeheer en de normatiek inkoopbeheer. Het Audit Committee heeft daarnaast over specifieke onderwerpen gesproken zoals het risicomanagement en de voortgang van Compacte Rijksdienst project 17, de interdepartementale samenwerking instellingen subsidies. De periodieke evaluatie van het Audit Committee staat voor begin 2014 geagendeerd.

C. JAARREKENING

DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) 2013 (bedragen x € 1.000)

Art

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3 = 2–1)

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

 

15.647.174

63.539

 

16.376.201

810.236

 

729.027

746.697

                     
 

Beleidsartikelen

 

15.424.629

53.186

 

16.000.251

756.169

 

575.622

702.983

1

Volksgezondheid

512.881

518.532

10.903

571.788

462.031

16.565

58.907

– 56.501

5.662

2

Curatieve zorg

2.769.858

2.796.291

22.128

2.764.564

2.789.790

78.105

– 5.294

– 6.501

55.977

3

Maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg

4.133.460

4.133.604

3.441

4.085.519

4.055.646

7.723

– 47.941

– 77.958

4.282

4

Zorgbreed beleid

737.883

755.524

4.858

578.564

815.589

20.251

– 159.319

60.065

15.393

5

Jeugd

1.393.470

1.533.547

9.215

1.496.199

1.472.741

24.454

102.729

– 60.806

15.239

6

Sport en bewegen

122.849

135.000

1.740

80.526

70.639

661

– 42.323

– 64.361

– 1.079

7

Oorlogsgetroffenen en Herinneringen WO II

331.354

331.574

901

322.143

341.447

1.298

– 9.211

9.873

397

8

Tegemoetkoming specifieke kosten

5.220.557

5.220.557

0

5.588.214

5.992.369

607.111

367.657

771.812

607.111

                     
 

Niet-beleidsartikelen

 

222.545

10.353

 

375.950

54.067

 

153.405

43.714

9

Algemeen

21.936

27.936

0

29.611

22.577

0

7.675

– 5.359

0

10

Apparaatsuitgaven

230.895

230.968

5.353

361.267

353.373

54.067

130.372

122.405

48.714

11

Nominaal en onvoorzien

– 36.359

– 36.359

5.000

0

0

0

36.359

36.359

– 5.000

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal

Toelichting

De gerealiseerde uitgavenbedragen zijn steeds naar boven afgerond (€ 1.000).

SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT AGENTSCHAPPEN

Samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

Naam Agentschap

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en begroting (3)=(2)-(1)

Realisatie t-1

Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

       

Totaal baten

41.905

37.205

– 4.700

40.099

Totaal lasten

41.905

39.265

– 2.640

41.916

Saldo van baten en lasten

0

– 2.060

– 2.060

– 1.817

         

Totaal kapitaalontvangsten

0

0

0

0

Totaal kapitaaluitgaven

– 1.500

– 857

643

– 6.625

         

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

       

Totaal baten

36.210

48.110

11.900

38.548

Totaal lasten

36.210

46.922

10.712

38.440

Saldo van baten en lasten

0

1.188

1.188

108

         

Totaal kapitaalontvangsten

1.000

0

– 1.000

0

Totaal kapitaaluitgaven

– 2.620

– 3.206

– 586

– 2.420

         

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

     

Totaal baten

373.316

340.955

– 32.361

370.762

Totaal lasten

373.316

346.169

– 27.147

367.961

Saldo van baten en lasten

0

– 5.214

– 5.214

2.801

         

Totaal kapitaalontvangsten

0

0

0

0

Totaal kapitaaluitgaven

– 5.605

1.726

7.331

– 3.023

         

JeugdzorgPlus– instelling Almata Ossendrecht

       

Totaal baten

9.561

11.255

1.694

Totaal lasten

9.561

10.836

1.275

Saldo van baten en lasten

0

419

419

 
         

Totaal kapitaalontvangsten

0

0

0

Totaal kapitaaluitgaven

– 550

– 69

481

         

JeugdzorgPlus– instelling De Lindenhorst -Almata

       

Totaal baten

18.849

26.460

7.611

Totaal lasten

18.849

25.600

6.751

Saldo van baten en lasten

0

860

860

         

Totaal kapitaalontvangsten

0

0

0

Totaal kapitaaluitgaven

– 85

– 228

– 143

Aangezien 2013 het eerste jaar is voor de twee nieuwe organisaties Almata Ossendrecht en De Lindenhorst-Almata, is de vergelijking met voorgaande jaren niet mogelijk. Daarom zijn er geen vergelijkende cijfers opgenomen.

JAARVERANTWOORDINGEN AGENTSCHAPPEN PER 31 DECEMBER 2013

1. Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (aCBG)

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap aCBG (bedragen x € 1.000)
 

(1)

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(2)

Realisatie 2013

(3) = (2)-(1)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(4)

Realisatie 2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

178

203

25

180

Omzet overige departementen

612

856

244

789

Omzet derden

41.035

36.135

– 4.900

39.126

Rentebaten

80

11

– 69

4

Vrijval uit voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

41.905

37.205

– 4.700

40.099

Lasten

       

Apparaatskosten

38.174

36.070

– 2.104

38.667

– personele kosten

23.322

23.342

20

22.331

Waarvan eigen personeel

20.990

21.310

320

20.095

Waarvan externe inhuur

2.332

2.032

– 300

2.236

– materiële kosten

14.852

12.728

– 2.124

16.336

waarvan apparaat ICT

2.125

2.365

240

2.391

waarvan bijdrage aan SSO’s

0

0

0

0

ZBO College

744

772

28

767

Afschrijvingskosten

2.987

2.423

– 564

2.482

– immaterieel

1.253

946

– 307

1.133

– materieel

1.734

1.477

– 257

1.349

Overige lasten

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– rentelasten

0

0

0

0

– bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

41.905

39.265

– 2.640

41.916

Saldo van baten en lasten

0

– 2.060

– 2.060

– 1.817

Toelichting op de staat van baten en lasten

Resultaat

Het aCBG heeft over 2013 een negatief resultaat behaald van € 2,1 miljoen. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn een tegenvallende omzet derden, nog niet in de wetgeving opgenomen tarieven voor farmacovigilantie en een afboeking op dubieuze debiteuren. Maatregelen zijn genomen om over 2014 de beoogde sluitende exploitatie te realiseren.

Baten

De omzet moederdepartement bestaat uit de bijdrage van het moederdepartement voor werkzaamheden inzake nieuwe voedingsmiddelen en een bijdrage voor de werkzaamheden als bevoegde instantie. Dit laatste betreft het marginaal toetsen van klinische studies inzake geneesmiddelen.

De omzet overige departementen betreft werkzaamheden die op grond van afspraken met het Ministerie van Economische Zaken zijn verricht.

De post omzet derden bestaat uit jaarvergoedingen en de vergoedingen voor de beoordeling van geneesmiddelen. De jaarvergoedingen bestaan uit vergoedingen voor instandhouding van de inschrijving van een humaan of veterinair farmaceutisch product in het register. Voor het beoordelen van nieuwe geneesmiddelen en het beoordelen van wijzigingen op bestaande geneesmiddelen brengt het aCBG op basis van de Geneesmiddelenwet en de regeling Diergeneesmiddelen daarvoor vastgestelde tarieven in rekening. De omzet derden is per saldo € 4,9 miljoen lager dan begroot, vooral omdat de omzet beoordeling van nieuw te registreren geneesmiddelen achterbleef bij de verwachtingen.

De rentebaten hebben betrekking op de rente over deposito’s en rekening-courantsaldi Rijkshoofdboekhouding. De hierover vergoede rentepercentages zijn fors neerwaarts bijgesteld, waardoor deze opbrengsten achter blijven ten opzichte van de begroting.

Lasten

De personele kosten zijn nagenoeg gelijk aan de begrote kosten. Eind 2013 had het aCBG circa 261 fte in dienst. Tevens zijn onder deze post opgenomen de kosten van uitzendkrachten, werving en selectie, scholing, reiskosten en wachtgelden.

De materiële kosten zijn € 2,1 miljoen lager uitgevallen dan begroot. In het licht van de tegenvallende omzet voor beoordeling van geneesmiddelen zijn maatregelen getroffen om de kosten te beperken. De materiële kosten hebben betrekking op automatisering, bureaukosten, huur- en servicekosten voor het pand in Utrecht, onderzoek RIVM en de bijdrage aan de subsidie voor de Stichting Lareb (€ 2,1 miljoen).

De afschrijvingskosten zijn lager dan begroot (€ 0,6 miljoen), omdat er voorgaande jaren minder is geïnvesteerd dan verwacht werd.

De kosten van het ZBO College bestaan uit een schadeloosstelling, vacatiegelden, vergaderkosten en reis- en verblijfkosten voor de leden van het college.

Balans van het baten-lastenagentschap aCBG per 31 december 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 31-12-2013

Balans 31-12-2012

Activa

   

Immateriële vaste activa

1.468

1.698

Materiële vaste activa

4.561

5.865

– grond en gebouwen

2.879

3.830

– installaties en inventarissen

1.518

1.903

– overige materiële vaste activa

164

132

Voorraden

0

0

Debiteuren

5.609

6.082

Nog te ontvangen

1.694

1.402

Liquide middelen

3.717

4.501

Totaal activa

17.049

19.548

Passiva

   

Eigen vermogen

0

694

– exploitatiereserve

2.060

2.511

– onverdeeld resultaat

– 2.060

– 1.817

Voorzieningen

0

0

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

0

Crediteuren

536

1.477

Nog te betalen

16.513

17.377

Totaal passiva

17.049

19.548

Toelichting op de balans

Onderlinge vorderingen/schulden

Per 31–12 2013 hebben de volgende vorderingen/schulden betrekking op ministeries en agentschappen: debiteuren € 0,09 miljoen (VWS € 0,03 miljoen), nog te ontvangen € 1,0 miljoen (VWS € 1,0 miljoen), liquide middelen € 3,7 miljoen, crediteuren € 0,05 miljoen (VWS € 0,05 miljoen), nog te betalen € 0,6 miljoen (VWS € 0,6 miljoen).

Debiteuren

Gedurende 2013 heeft een afboeking van € 1,2 miljoen op de debiteuren (EMA) plaatsgevonden inzake vervallen en geannuleerde orders uit voorgaande jaren.

Nog te ontvangen

Onder de post nog te ontvangen is een vordering op het moederdepartement opgenomen van € 0,966 miljoen ten behoeve van het aanzuiveren van het eigen vermogen.

Eigen vermogen

In verband met een ontoereikend eigen vermogen heeft VWS in december een bij tweede suppletoire wet 2013 gereserveerd bedrag van € 0,4 miljoen gestort ter versterking van het eigen vermogen. Het negatieve resultaat over 2013 van € 2,1 miljoen is deels ten laste van het eigen vermogen geboekt en deels gecompenseerd door een vordering van € 0,966 miljoen op het moederdepartement. Het eigen vermogen komt daarmee op € 0 en is daarmee gelijk aan het minimaal toegestane eigen vermogen.

Het aCBG heeft geen voorzieningen.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 van het baten-lastenagentschap aCBG (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil

(3) = (2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1-1-2013+ stand depositorekeningen

4.501

4.501

0

2.

Totaal operationele kasstroom

2.300

– 327

– 2.627

 

Totaal investeringen (-/-)

– 1.500

– 857

643

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1.500

– 857

643

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

400

400

 

Aflossingen op leningen (-/-)

0

0

0

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

0

0

5.

Rekening-courant RHB 31-12-2013 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

5.301

3.717

– 1.584

Toelichting op het kasstroomoverzicht

De liquiditeitspositie is afgenomen door een lagere operationele kasstroom dan verwacht. De operationele kasstroom valt tegen door een teruglopende instroom van betaalde zaken.

De investeringskasstroom bestaat voor € 0,7 miljoen uit investeringen in het workflow systeem. Het resterende deel bestaat uit investeringen in automatiseringsapparatuur en kantoorapparatuur.

De eenmalige storting door het moederdepartement van € 0,4 miljoen is gedaan ter versterking van het eigen vermogen van het aCBG.

Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren van de baten-lastenagentschap aCBG per 31 december 2013
 

2010

2011

2012

2013

Oorspronkelijke begroting 2013

Generiek

         

1. Tarieven/ uur

100

90

90

91

95

2. Omzet per productgroep (bedragen * € 1.000)

         

– Beoordelen van nationale aanvragen

3.403

1.967

1.913

2.118

2.308

– Beoordelen van Europese aanvragen: centraal

3.471

5.296

5.438

4.789

5.241

– Beoordelen van Europese aanvragen: MRP

1.489

342

511

328

682

– Beoordelen DCP’s

10.283

10.384

11.010

9.783

14.293

– Beoordelen van homeopathische aanvragen, kruiden en nieuwe voedingsmiddelen

104

86

57

47

176

– Bureau diergeneesmiddelen

3.029

2.312

2.398

2.252

2.745

– Jaarvergoedingen en bijdragen

15.629

16.736

17.559

17.411

15.590

– Overig

1.324

2.132

239

– 593

0

Totaal omzet

38.732

39.255

39.125

36.135

41.035

3. Totaal aantal fte (exclusief externe inhuur)

187

233

259

261

292

4. Saldo van baten en lasten (% van de baten)

2,02%

1,72%

– 4,53%

– 5,54%

0%

           

Kwaliteitsindicatoren

         

1. Aantal gegronde klachten

33

20

40

24

32

2. Aantal zaken per fte

118

103

86

93

86

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Tarieven per uur

Het gemiddelde uurtarief wordt bijgehouden om de kostenefficiency aan te tonen. Deze indicator is een gemiddelde over alle functies waarbij naar het primaire proces wordt gekeken (exclusief onderzoekskosten). De oorzaak van de daling van het uurtarief van 2010 op 2011 is de overkomst per 1 juni 2011 van de beoordelingstaken van het RIVM inclusief fte’s naar het aCBG.

Omzet per productgroep

De omzet per productgroep geeft inzicht in de samenstelling van de totale omzet van het aCBG.

Totaal aantal fte

Het totaal aantal fulltime-equivalenten (fte’s) werkzaam bij het aCBG per 31 december van het jaar, exclusief externe inhuur. De toename van het aantal fte in 2011 is het gevolg van de overkomst per 1 juni 2011 van de beoordelingstaken van het RIVM inclusief fte naar het aCBG. De verdere toename in 2012 houdt verband met het terugdringen van de externe inhuur. In verband met de achterblijvende omzet uit beoordeling van geneesmiddelen is de verwachte toename in 2013 van fte’s niet gerealiseerd.

Saldo van baten en lasten (% van de baten)

De ontwikkeling van het procentuele saldo is een weergave van de realisatie, zoals de afgelopen jaren in de jaarrekening gepresenteerd.

Aantal gegronde klachten

Het aantal gegronde klachten wordt bijgehouden om inzicht te krijgen in de geleverde kwaliteit van de productie. In 2013 zijn er 32 klachten binnengekomen. Hiervan zijn 24 klachten gegrond verklaard, dit is minder dan in 2012 (40) en minder dan waarmee rekening was gehouden (32). De klachten betreffen voornamelijk opmerkingen van registratiehouders over het reguliere/primaire proces van het aCBG.

Aantal zaken per fte

Het aantal zaken per fulltime-equivalent wordt bijgehouden om de efficiency van de productie inzichtelijk te maken. De daling van het aantal zaken per fte in 2011 en 2012 is veroorzaakt door de overkomst per 1 juni 2011 van de beoordelingsmedewerkers van het RIVM op het gebied van preklinische- en kwaliteitsbeoordeling van geneesmiddelendossiers naar het aCBG. De stijging van het aantal zaken per fte in 2013 komt door een toename van het aantal zaken voor werkzaamheden die vallen onder de jaarvergoeding.

2. Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG)

Staat van het baten-lastenagentschap baten en lasten van het CIBG 2013
(bedragen x € 1.000)
 

(1) Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(2) Realisatie 2013

(3=2–1) Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

21.030

34.174

13.144

33.622

Omzet overige departementen

610

1.897

1.287

530

Omzet derden

14.560

12.030

– 2.530

4.393

Rentebaten

10

9

– 1

1

Vrijval uit voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

2

Totaal baten

36.210

48.110

11.900

38.548

Lasten

Apparaatskosten

34.523

43.372

8.849

35.956

– Personele kosten

19.523

22.013

2.490

16.679

waarvan eigen personeel

18.023

15.592

– 2.431

14.116

waarvan externe inhuur

1.500

5.477

3.977

1.503

– Materiële kosten

15.000

21.359

6.359

19.277

waarvan apparaat ICT

3.323

6.696

3.373

waarvan bijdrage aan SSO’s

3.000

3.637

637

 

Afschrijvingskosten

1.567

3.534

1.967

2.430

– Materieel

157

11

– 146

26

– Immaterieel

1.410

3.523

2.113

2.404

Overige lasten

120

16

– 104

54

– Dotaties voorzieningen

0

0

0

19

– Rentelasten

120

16

– 104

31

– Bijzondere lasten

0

0

0

4

Totaal lasten

36.210

46.922

10.712

38.440

Saldo van baten en lasten

0

1.188

0

108

Toelichting bij de staat van baten en lasten

Baten

De realisatie is hoger dan begroot vanwege:

  • Hogere omzet derden door toegenomen vraag bij Bureau Medicinale Cannabis en Farma.

  • Niet of voor een ander bedrag in de begroting opgenomen taken die het CIBG in 2013 heeft uitgevoerd voor VWS en andere departementen. Dit betreft:

Omzet VWS

Bijdrage UZI

Project Kids

Register Aanbieders Geneesmiddelen

Project Land. Register Zorgaanbieders

Klantenloket

Project zorg CSP

Donor digitalisering

Beheer jaardocument jeugd

Omzet overige departementen

Rijks Identificerend Nummer (RIN) Ministerie van BZK

Registers Leraar en schoolleider Ministerie van OCW

Omzet derden

Herregistraties BIG (derden)

Derdenopbrengsten UZI (negatief)

Omzetspecificatie naar productgroep

Product

Tarief in €

Geraamde productie aantallen

Realisatie productie aantallen

Meer/minder opbrengst in €

Opbrengst in € 1 incl. correctie

Vakbekwaamheid

         

Verklaring bureau deel A

3.288

50

99

31.400

195.800

Verklaring Cie deel B

4.120

250

149

– 78.074

951.926

Verklaring deel C Asses.

6.548

180

147

– 37.323

1.141.316

         

2.289.042

Farmatec

         

Uitvoering Wet Geneesmiddelen prijzen

319.554

2

2

 

639.108

Uitvoering GVS

33.669

12

12

 

404.028

         

1.043.136

IGZ

         

In/Uitvoer Opiaten

– 25,01

4.500

5.003

– 1.953

– 114.498

Schengen verklaring

23,93

16.000

16.236

564

383.444

Notificaties

243,69

1.800

1.930

4.143

442.788

Exportverklaringen

187,57

1.750

2.056

9.838

338.085

Exportcertificaten

1,52

1.800

2.458

186

2.922

         

1.052.741

Correctie opbrengst IGZ 2010 en 2012

       

– 547.081

         

505.660

RTE

       

Definitieve oordelen

577,31

5.200

5.005

– 11.257

2.990.742

Commissie

80

 

5.005

 

400.400

         

3.391.142

Donorregister

         

Beschikking digitaal

9,87

77.000

109.841

61.028

821.018

Beschikking scan

13,27

70.000

44.854

– 62.092

866.807

Beschikking handmatig

25,10

53.000

58.964

23.287

1.353.587

   

200.000

213.659

 

3.041.412

Subtotaal P*Q

       

10.270.392

           

Opbrengst Exploitatiebijdragen2

       

20.899.026

Verrekende vooruit ontvangen projectgelden3

       

3.004.886

           

Totaal

       

34.174.304

X Noot
1

De berekening van de meer- of minderproductie heeft plaatsgevonden conform de met de opdrachtgevers vastgestelde afrekensystematiek.

X Noot
2

zie specificatie «opbrengst exploitatiebijdrage».

X Noot
3

De bijdrage afschrijving valt vrij ten gunste van de opbrengsten omdat verrekening reeds heeft plaatsgevonden door verlaging van de in de tabel genoemde tarieven die zijn overeengekomen met de opdrachtgevers. In de staat van baten en lasten is dit opgenomen in de exploitatiebijdrage.

Productie

Verrekening

Minder dan 95% van de raming

– /-20% van het tarief

Tussen 95% en 100% van de raming

– /-10% van het tarief

Tussen 100% en 105% van de raming

+10% van het tarief

meer dan 105% van de raming

+20% van het tarief

Lasten

Personele kosten

De personele kosten in 2013 stijgen ten opzichte van 2012 in verband met de toegenomen productie, mede als gevolg van nieuwe taken.

Materiële kosten

De materiële kosten bedragen circa € 21,4 miljoen.

De kosten zijn hoger als gevolg van toegenomen productie en activiteiten die niet in de begroting waren voorzien.

Afschrijvingskosten

Aangeschafte inventaris en producten worden afgeschreven met ingang van de maand waarop ze in gebruik zijn genomen. De hogere afschrijving op immaterieel dan begroot wordt grotendeels verklaard door de versnelde afschrijving van het klantenloket. Daarnaast zijn er in 2013 nieuwe investeringen gedaan die leiden tot nieuwe afschrijvingskosten.

Rentelasten

De post rentelasten bestaat uit de verschuldigde rente op de leningen bij het Ministerie van Financiën. De lasten zijn lager omdat een geplande lening niet is doorgegaan.

Balans van het baten-lastenagentschap CIBG per 31 december 2013
(bedragen x € 1.000)
 

Balans 31-12-2013

Balans 31-12-2012

Activa

   

Immateriële activa

5.228

5.821

Materiële activa

13

24

– Grond en gebouwen

0

0

– Installaties en inventarissen

13

23

– Overige materiële vaste activa

0

1

Voorraden

675

272

Debiteuren

1.162

848

Nog te ontvangen

2.609

2.236

Liquide middelen

20.540

11.491

Totaal activa

30.227

20.692

Passiva

   

Eigen vermogen

2.800

1.612

– exploitatiereserve

1.612

1.504

– onverdeeld resultaat

1.188

108

Voorzieningen

0

62

Leningen bij het Ministerie van Financiën

413

691

Crediteuren

2.752

2.225

Vooruitontvangen / nog te betalen

24.262

16.102

Totaal passiva

30.227

20.692

Toelichting op de balans per 31 december 2013

Voorraden

In verband met verwachte hoge afzet begin 2014 is er eind 2013 een grotere voorraad aangehouden.

Debiteuren

In deze post komen geen vorderingen op het moederdepartement, andere departementen en agentschappen voor.

Nog te ontvangen

De nog te ontvangen bedragen hebben betrekking op:

  • De nog af te dragen opbrengsten van door een externe dienstverlener namens het CIBG gefactureerde UZI-passen (€ 1,8 miljoen).

  • De vorderingen op opdrachtgevers (€ 0,2 miljoen). Hiervan heeft € 0,04 miljoen betrekking op het Ministerie van Economische Zaken en € 0,195 miljoen op het moederdepartement.

  • De vooruitbetaalde bedragen met betrekking op jaaroverschrijdende servicecontracten, projectmatige kosten (onderhanden werk (€ 0,2 miljoen) Ministerie van OCW) die reeds gemaakt zijn maar die nog gefinancierd moeten worden en terug te vorderen subsidie LSP.

Liquide middelen

Het CIBG maakt gebruikt van schatkistbankieren en heeft liquide middelen als gevolg hiervan bij het Ministerie van Financiën ondergebracht.

Eigen vermogen

Het resultaat over 2012 is ten gunste van de exploitatiereserve geboekt. Het berekende maximum aan eigen vermogen bedraagt € 2,103 miljoen. Wanneer het onverdeelde resultaat 2013 wordt toegevoegd aan de exploitatiereserve wordt de grens van het maximum eigen vermogen overschreden. Bij de eerste suppletoire begroting zal het surplus aan eigen vermogen hersteld worden.

Voorzieningen

Het restant van de in 2009 ten behoeve van de dekking van langdurige FPU verplichtingen (2006/2014) getroffen voorziening is in 2013 tezamen met de in 2014 nog te betalen FPU-lasten opgenomen onder de post «nog te betalen».

Het CIBG neemt, onder verwijzing naar artikel 27 van de Regeling agentschappen geen voorziening op voor ambtsjubilea. De kosten hiervoor worden genomen in het jaar dat ze voorkomen.

Crediteuren

Deze post heeft voor een bedrag van € 0,3 miljoen betrekking op het moederdepartement.

Nog te betalen

De nog te betalen bedragen hebben betrekking op:

  • De vooruitontvangen BIG gelden (€ 9,86 miljoen) betreffen bijdragen voor 5 jaar.

  • Het saldo vooruitontvangen investeringen (€ 3,8 miljoen) betreft bedragen betaald door de opdrachtgevers ten behoeve van nog te leveren producten of diensten. Hiervan is € 2,5 miljoen afkomstig van de Ministeries van OCW, EZ en SZW en € 1,3 miljoen van VWS.

  • De van opdrachtgevers ontvangen projectgelden zijn nog te besteden middelen voor lopende en nog af te rekenen projecten (€ 4,11 miljoen), € 1,5 miljoen hiervan is afkomstig van de departementen OCW, SZW en EZ. Een bedrag van € 2,6 miljoen is afkomstig van VWS.

  • Het saldo terug te betalen bijdrage moederdepartement (€ 2,5 miljoen).

  • De overige nog te betalen posten hebben betrekking op opgebouwde reservering personele kosten, nog te ontvangen facturen over 2013, nog te betalen kosten voor shared services, andere leveranciers en omzetbelasting.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 van CIBG (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil

(3) = (2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1-1-2013+ stand depositorekeningen

5.703

11.491

5.788

2.

Totaal operationele kasstroom

– 1.283

12.255

13.538

 

Totaal investeringen (-/-)

– 2.000

– 2.929

– 929

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 2.000

– 2.929

– 929

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 620

– 277

343

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

1.000

0

– 1.000

4.

Totaal financieringskasstroom

380

– 277

– 657

5.

Rekening-courant RHB 31-12-2013 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

2.800

20.540

17.740

Toelichting op het kasstroomoverzicht

De operationele kasstroom en het eindsaldo zijn voornamelijk hoger als gevolg van vooruitontvangen herregistratiegelden BIG-register (€ 9,9 miljoen). De investeringen hebben betrekking op immateriële vaste activa (maatwerk software).

Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren van het CIBG per 31 december 2013
 

2010

2011

2012

2013

Oorspronkelijke begroting 2013

Generiek

         

1. Kostprijzen per product (groep)

         

– Beschikking BIG-register

142,00

153,00

165,65

Nvt

170

– Vakbekwaamheidverklaring

3.556

       

– Vakbekwaamheidverklaring (gemiddeld)

Nvt

6.347,00

6.295,14

5.795,04

6.295

– Oordeel Regionale Toetsingscommissie Euthanasie

535,00

565,00

692,29

677,55

654

– Vergunning Farmatec

1.803,00

       

– Vergunning Farmatec (gewijzigd)

Nvt

2.837,00

2.538,15

3.233,05

2.538

– Registratie wilsbeschikking donorregister

7,25

       

– Registratie wilsbeschikking donorregister (gewijzigd)

Nvt

16,00

14,02

14,23

14

2. Omzet per productgroep (p*q)

         

– BIG en Vakbekwaamheid

3.485.342

3.463.917

2.763.652

Nvt

1.956.000

– Vakbekwaamheid

     

2.289.042

2.350.000

– Farmatec

1.010.152

845.242

1.018.216

1.043.136

1.500.000

– RTE

1.631.117

1.587.481

2.820.000

3.391.143

2.833.000

– Donorregister

4.234.858

3.333.651

2.610.255

3.041.413

2.667.000

3. Totaal aantal fte (exclusief externe inhuur)

226,0

224,0

218,2

204,1

206

4. Saldo van baten en lasten (% van de baten)

– 0,18%

– 1,62%

0,28%

2,47%

0

           

Specifiek

         

1. Aantallen

         

– beschikkingen BIG register

11.847

11.801

12.479

15.030

11.000

– vakbekwaamheidverklaringen

509

393

343

395

400

– oordelen Toetsingscommissie Euthanasie

2.662

2.897

4.679

5.005

4.000

– geregistreerde wilsbeschikkingen donorregister

228.191

193.766

206.262

213.659

200.000

– verleende vergunningen Farmatec

587

611

653

767

500

2. Aantal klachten / bezwaar en beroep

         

– vakbekwaamheidverklaringen

12

42

44

16

15

– wilsbeschikkingen donorregister

0

0

7

4

0

3. Doorlooptijden

         

– oordeel RTE oordeel in dagen

(wettelijke norm is 42 dagen)

62

119

125

58

42

– wilsbeschikking donorregister

(wettelijke norm is 42 dagen)

31

15

16

16

20

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Omzet

BIG-registratie is geen PxQ opdracht meer maar wordt gefinancierd door derden.

Aantallen

Bij alle genoemde producten is er sprake van een productiestijging als gevolg van een hogere instroom.

Aantal klachten / bezwaar en beroep met betrekking tot vakbekwaamheidverklaringen

Er zijn zeven klachten ontvangen en er is negen keer een bezwaar en of beroep ingesteld. Eén beroep is gegrond verklaard.

RTE

De doorlooptijd van oordeel RTE betreft een indicatie over 2013.

3. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Staat van baten en lasten 2013 van het RIVM (bedragen x € 1.000)
 

(1) Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(2) Realisatie 2013

(3=2–1) Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

144.809

151.730

6.921

175.506

Omzet overige departementen

47.587

60.942

13.355

55.954

Omzet derden

180.870

122.730

– 58.140

136.089

Rentebaten

50

53

3

296

Vrijval uit voorzieningen

5.500

5.500

2.917

Bijzondere baten

Totaal baten

373.316

340.955

– 32.361

370.762

Lasten

       

Apparaatskosten

367.486

341.782

– 25.704

357.793

– personele kosten

113.042

114.635

1.593

116.437

Waarvan eigen personeel

101.738

97.576

– 4.162

102.785

Waarvan externe inhuur

11.304

9.954

– 1.350

7.461

– materiële kosten

254.444

227.147

– 27.297

241.356

Waarvan apparaat ICT

10.950

10.371

– 579

10.153

Waarvan bijdrage aan SSO’s

7.251

7.251

29.801

Afschrijvingskosten

5.605

2.628

– 2.977

6.402

– immaterieel

300

28

– 272

283

– materieel

5.305

2.600

– 2.705

6.119

Overige lasten

225

1.759

1.534

3.766

– dotaties voorzieningen

– 

1.743

1.743

3.472

– rentelasten

225

16

– 209

294

– bijzondere lasten

Totaal lasten

373.316

346.169

– 27.147

367.961

Saldo van baten en lasten

– 5.214

– 5.214

2.801

Toelichting op de staat van baten en lasten

Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting is de realisatie van zowel baten als lasten lager. Dit is met name het gevolg van de overgang van bedrijfsonderdelen van het RIVM naar de Projectdirectie Antonie van Leeuwenhoekterrein (PD Alt) die nog niet in de oorspronkelijke begroting was opgenomen omdat dit ten tijde van het opleveren van de begroting (juni 2012) nog niet bekend was. Daarnaast is er sprake van een lager dan geraamde inzet voor door derden opgedragen werkzaamheden.

Resultaat

Er is over 2013 een negatief resultaat gerealiseerd van € 5,2 miljoen. De belangrijkste elementen die tot dit resultaat geleid hebben zijn:

  • een negatief exploitatieresultaat vanuit de normale bedrijfsvoering (p*q) van € 5,4 miljoen doordat de begrote declarabiliteit niet is gerealiseerd en door onvoldoende dekking op de natte laboratoriumwerkzaamheden.

  • een negatief resultaat van € 1,5 miljoen voor kosten ten laste van de exploitatie reserve van voorgaande jaren.

  • een positief resultaat op projecten o.m. door efficiency voordelen van € 1,5 miljoen en doordat de kosten voor het realiseren van de door de AWBZ gefinancierde programma’s lager zijn uitgevallen van € 1,8 miljoen.

  • dotatie voorzieningen van – € 1,7 miljoen.

  • per saldo enkele mee- en tegenvallers € 0,1 miljoen.

Dit negatieve resultaat komt ten laste van de exploitatiereserve. Het RIVM stuurt op een sluitende dekking vanuit de normale bedrijfsvoering. Het realiseren van de afgesproken declarabiliteitsnorm en voldoende dekking voor de laboratoriumactiviteiten is hiervoor een voorwaarde. Met eigenaar en (primaire) opdrachtgevers vind hierover afstemming plaats.

Baten

De gerealiseerde omzet moederdepartement omvat de bijdrage van VWS als eigenaar voor het programma strategisch onderzoek en enkele specifieke bedragen (€ 14,5 miljoen) miljoen en de bijdrage van VWS-opdrachtgevers van € 137,2 miljoen. De gerealiseerde omzet is circa € 7 miljoen hoger dan geraamd.

In de opbrengst overige departementen zijn begrepen de bijdragen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (DG Milieu en Internationaal; Inspectie Leefomgeving en Transport) voor de reguliere onderzoeks- en adviesprogramma’s en voor verstrekte additionele opdrachten (€ 44,4 miljoen), de bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken voor het reguliere onderzoeks- en adviesprogramma (€ 10,6 miljoen) en de bijdrage van overige departementen (€ 5,8 miljoen). De feitelijk uitgevoerde werkzaamheden hebben geleid tot de gerealiseerde omzetten. De gerealiseerde omzet overige departementen is € 13,4 miljoen hoger dan geraamd.

De opbrengst derden bestaat uit projecten ten behoeve van en gefinancierd door andere nationale en internationale opdrachtgevers, zoals de EU en de WHO (gezamenlijk € 8,6 miljoen). Verder omvat deze post de aan het BilthovenBiologicals in rekening gebrachte kosten voor dienstverlening (€ 6,6 miljoen). Daarnaast is onder deze post begrepen de declaratie ten laste van de AWBZ voor de kosten van de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma en voor de kosten ten behoeve van de Centrale Registratie Entingen Asielzoekers (€ 98,9 miljoen). Tevens is in de post opbrengst derden de omzet van de uitvoering van werkzaamheden voor o.a. reizigersvaccins en bijzondere diagnostiek van € 8,6 miljoen inbegrepen. De gerealiseerde omzet derden is € 58,1 miljoen lager dan geraamd.

De gerealiseerde omzet moederdepartement en overige departementen is hoger dan geraamd. De omzet derden is lager dan geraamd. Vanwege administratieve redenen heeft er ten opzichte van de vastgestelde begroting medio 2012 een verschuiving plaats gevonden tussen omzet moederdepartement, omzet overige departementen en omzet derden, zoals ook is gemeld in de begroting 2014. Daarnaast zijn er bedrijfsonderdelen overgegaan naar het PD Alt met een grote externe omzet component. Tevens is er sprake van additionele opdrachten voor VWS en overige departementen. Ten slotte was de AWBZ-bijdrage lager dan geraamd vanwege een lager aantal verbruikte vaccins voor het Rijksvaccinatieprogramma. Het verbruik is gedaald als gevolg van een dalend geboorteaantal in de afgelopen jaren en een wijziging van het Rijksvaccinatieprogramma.

Een voorzien bedrag (€ 5 miljoen) voor de door het aangekondigde vertrek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) niet meer gedekte huurlasten voor een van de RGD gehuurd gebouw is in 2013 vrijgevallen.

Lasten

De personele kosten zijn ten opzichte van 2012 gedaald door uitplaatsing van enkele bedrijfsonderdelen. Hoewel hierdoor lagere salariskosten (€ 7,5 miljoen) zijn gerealiseerd is er ook sprake van invulling van vacatures en loonschaalstijgingen (€ 2,8 miljoen), hogere externe inhuur (€ 2,5 miljoen) en stijging van overige personele kosten zoals opleidingen (€ 0,4 miljoen) waardoor per saldo de personele kosten met € 1,8 miljoen zijn gedaald.

De lagere materiële kosten zowel ten opzichte van de begroting als de realisatie 2012 zijn met name het gevolg van uitplaatsing van bedrijfsonderdelen naar PD Alt en een geringere omvang van de werkzaamheden voor derden. In het kader van bovengenoemde uitplaatsing heeft een overdracht van vaste activa plaats gevonden waardoor de afschrijvingskosten lager zijn uitgekomen dan begroot.

De dotatie voorzieningen heeft betrekking op aangegane en herberekende verplichtingen voor voormalige werknemers (€ 0,9 miljoen). Tevens heeft er een dotatie plaats gevonden voor ingeschatte toekomstige verliezen op projecten (€ 0,8 miljoen).

De rentelasten hebben betrekking op wettelijk verschuldigde rente.

Balans RIVM per 31 december 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 31-12-2013

Balans 31-12-2012

Activa

   

Immateriële activa

66

50

Materiële activa

4.869

9.238

– grond en gebouwen

– 

– installaties

522

1.691

– overige materiële activa

4.347

7.547

Voorraden

40.498

37.575

Debiteuren

10.780

8.417

Nog te ontvangen

46.443

52.135

Liquide middelen

50.795

64.573

Totaal activa

153.451

171.988

Passiva

   

Eigen vermogen

36.586

44.582

– Exploitatiereserve

41.800

41.781

– Onverdeeld resultaat

– 5.214

2.801

Voorzieningen

10.680

11.528

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Crediteuren

13.311

6.126

Nog te betalen

92.874

109.752

Totaal passiva

153.451

171.988

Toelichting op de balans

Eigen vermogen

De post Onverdeeld resultaat van – € 5,2 miljoen bevat het saldo van baten en lasten over het exploitatiejaar 2013. Dit saldo wordt onttrokken aan de exploitatiereserve.

In de exploitatiereserve is conform de regeling AWBZ de Reserve Aanvaardbare Kosten (RAK) van de per 2008 in het RIVM geïntegreerde regionale entadministraties begrepen (ultimo 2013: € 5,7 miljoen). Met instemming van het Ministerie van VWS wordt de RAK sinds 2008 aangewend voor kosten van reorganisatie van voormalige entadministraties.

Tot en met 2012 is door het Ministerie van Financiën toestemming verleend voor een uitzonderingspositie met betrekking tot de maximaal toegestane hoogte van het eigen vermogen (5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaar). Deze uitzondering (€ 28,9 miljoen) had betrekking op de financiering van de veiligheidsvoorraad vaccins voor het Rijksvaccinatieprogramma. In 2013 is deze toestemming niet meer verleend. Het Eigen Vermogen mag volgens de regeling Agentschappen € 18,4 miljoen bedragen, over het surplus van € 18,2 miljoen zal in de eerstvolgende suppletoire begroting 2014 worden gerapporteerd.

Voorzieningen

De post voorzieningen bedraagt ultimo 2013 € 10,7 miljoen en omvat drie rubrieken:

  • Personeel. Dit betreft toekomstige verplichtingen ingevolge rechten per balansdatum van voormalige werknemers.

  • Reorganisatie. Dit betreft met name een voorzien bedrag vanwege de kosten voor overdracht van de pensioenrechten van overgenomen medewerkers. Deze voorzieningen zijn gebaseerd op berekeningen op moment van overdracht (2008) waardoor mogelijk een lagere of hogere uitstroom van middelen kan volgen. Vanwege administratieve doelmatigheid is gekozen om van herberekening af te zien.

  • Projecten. Dit betreft per balansdatum voorziene tekorten op in uitvoering zijnde projecten.

De mutatie in 2013 wordt grotendeels veroorzaakt door de afloop van diverse voorzieningen in 2014 waartoe de betrokken posten zijn overgeboekt vanuit de voorzieningen naar de overlopende passiva.

Per 31-12-2013 hebben de volgende vorderingen/schulden betrekking op ministeries en agentschappen: Debiteuren € 4,5 miljoen (VWS € 1,1 miljoen), Nog te ontvangen € 36,8 miljoen (VWS € 36,2 miljoen), Liquide middelen € 50,8 miljoen, Crediteuren 0,3 miljoen (VWS € 0,01 miljoen), Nog te betalen € 55,2 miljoen (VWS 40,9 miljoen).

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 van RIVM (bedragen x € 1.000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil

(3) = (2)-(1)

1. Rekening-courant RHB 1 -1–2013 + stand depositorekeningen

54.075

64.560

10.485

2. Totaal operationele kasstroom

5.987

– 15.491

– 21.478

Totaal investeringen (-/-)

– 5.605

– 2.183

3.422

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3.910

3.910

3. Totaal investeringsstroom

– 5.605

1.726

7.331

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

Aflossing op leningen (-/-)

Beroep op leenfaciliteit (+)

4. Totaal financieringskasstroom

5. Rekening-courant RHB 31-12-2013 + stand depositorekeningen

(=1+2+3+4)

54.457

50.795

– 3.662

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Opgenomen zijn de standen van de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding en de depositorekeningen conform RBV 2014.

Door de afname in de operationele kasstroom en per saldo een positieve investeringskasstroom van is er een afname van het rekening-courant saldo aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Operationele kasstroom:

Het verschil tussen realisatie en de begroting wordt met name verklaard door het gerealiseerde verlies, lagere afschrijvingskosten en hogere afname van schulden. De mutatie van de operationele kasstroom (– € 15,5 miljoen) wordt voornamelijk veroorzaakt door de afname van de kortlopende schulden (– € 9,9 miljoen), het negatieve resultaat (€ 5,2 miljoen) en de mutatie van de overige posten (– € 0,4 miljoen).

Investeringskasstroom:

Het in de begroting opgenomen investeringsniveau is gebaseerd op het verwachte bedrag aan investeringen. De overgang van bedrijfsonderdelen naar PD Alt heeft geleid tot desinvesteringen (€ 3,9 miljoen) en minder investeringen voor het RIVM. Daarnaast leidt de toekomstige verhuizing naar de Uithof tot lagere investeringen dan begroot (€ 3,4 miljoen).

Financieringskasstroom:

Er is in 2013 geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. De investeringen zijn betaald uit beschikbare liquide middelen.

Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2013 van het RIVM
 

2010

2011

2012

Realisatie 2013

Oorspronkelijke begroting 2013

Generiek

         

1. Tarieven/uur

         

– Gewogen uurtarief in €

108,04

108,96

93,00

93,00

93,00

– Gewogen labtarief in €

   

42,00

42,00

42,00

– Ontwikkeling uurtarief (2012 = 100)

   

100,0

100,0

85,0

2. Aantal fte totaal (exclusief externe inhuur)

1.346,7

1.434,4

1.457,3

1.344,3

1.491

3. Saldo van baten en lasten (% van de baten)

– 0,87%

5,28%

0,76%

– 1,53%

0,00%

           

Specifiek

         

1. Liquiditeit (current ratio; norm: >1,5)

1,1

1,5

1,4

1,4

1,5

2. Solvabiliteit (debt ratio)

0,96

0,63

0,67

0,76

0,73

3. Rentabiliteit eigen vermogen

– 40,6%

97,6%

6,7%

– 12,5%

0,0%

4. Percentage externe inhuur t.o.v. totale personele kosten

16,9%

10,9%

6,8%

9,3%

10,0%

5. Percentage facturen betaald binnen 30 dagen

95,9%

97,2%

96,3%

94,9%

97,5%

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Tarieven/uur

De uurtarieven worden jaarlijks vastgesteld door de eigenaar. Per 1 januari 2012 is het kostprijsmodel van het RIVM met goedkeuring van de eigenaar herzien. Dit heeft geleid tot aanpassing van de samenstelling van de uurtarieven. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar een basisuurtarief en één generiek labtarief. Ten opzichte van 2012 is het uurtarief gelijk gebleven.

Aantal fte totaal (exclusief externe inhuur)

Per 31-12-2011 heeft het RIVM de personele taakstelling vanuit het Programma Vernieuwing Rijksdienst (Balkenende IV) gerealiseerd. De omvang van de personele bezetting per 31-12-2013 bedraagt 1344,3 fte. De daling van fte’s is met name het gevolg van de uitplaatsing van enkele bedrijfsonderdelen (106,8 fte) per 1-1-2013 naar de PD Alt.

Saldo van baten en lasten (% van de baten)

De ontwikkeling van het procentuele saldo is een weergave van de realisatie zoals de afgelopen jaren in de jaarrekening gepresenteerd.

Liquiditeit/Solvabiliteit/Rentabiliteit

Voor wat betreft de doelmatigheidsindicatoren steunt het RIVM op de gangbare bedrijfseconomische indicatoren liquiditeit, solvabiliteit en de rentabiliteit van het eigen vermogen.

De current ratio geeft aan in hoeverre de kortlopende schulden kunnen worden voldaan vanuit de kortlopende activa. Een waarde van boven de 1 wordt over het algemeen als gezond gekenmerkt. Het RIVM voldoet hieraan met een waarde van 1,4. Het negatieve resultaat en de daaruit volgende vermogensmutatie over 2013 geven een daling van het eigen vermogen en daarmee een stijging van de debtratio t.o.v. de voorgaande twee jaren. De negatieve rentabiliteit op het eigen vermogen is het gevolg van het negatieve resultaat dat in 2013 is gerealiseerd.

Percentage externe inhuur ten opzichte van de totale personele kosten

De totale externe inhuur bedroeg in 2013 € 10 miljoen, dit ligt hoger dan het niveau van 2012 (€ 7,5 miljoen). Dit wordt met name veroorzaakt door grotere inzet van externe vervangende capaciteit bij de buitenvestigingen van R&I door de vertraagde besluitvorming over toekomstige locaties en meer flexibele inzet van capaciteit. Het inhuurpercentage over 2013 komt uit op 9,3%. In 2012 bedroeg het percentage 6,8%. De realisatie is onder het voor 2013 toegestane plafond van 10% gebleven en is nagenoeg gelijk aan de afgegeven prognose (9,25%).

Percentage facturen betaald binnen 30 dagen

Het percentage facturen dat wordt betaald binnen 30 dagen bedraagt over 2013 94,9% en ligt daarmee ruim boven de norm van 90%. Ten opzichte van 2012 is het percentage gedaald. Dit hangt samen met het per 1-1-2013 ingroeien van het primaire proces in de nieuwe organisatiestructuur.

4. JeugdzorgPlus– instelling Almata Ossendrecht

Vooruitlopend op de officiële verzelfstandiging (1 november 2013) zijn de organisaties van Almata jeugdzorg plus te Den Dolder en Ossendrecht per 1 januari 2013 administratief afgesplitst. Almata Den Dolder is per die datum samengevoegd met de Lindenhorst te Zeist en Almata Ossendrecht is per dezelfde datum zelfstandig verder gegaan. In de begroting 2013 is reeds uit gegaan van de nieuwe situatie. Ook is in 2013 al zoveel mogelijk volgens de nieuwe inrichting gewerkt. In het jaar 2014 zal de instelling via een aanbestedingstraject geprivatiseerd worden, waarna er afwikkeling zal plaatsvinden van het agentschap.

Aangezien 2013 het eerste jaar is voor de nieuwe organisatie, is de vergelijking met voorgaande jaren niet mogelijk. Daarom zijn er geen vergelijkende cijfers opgenomen.

Staat van baten en lasten 2013 van het agentschap Almata Ossendrecht
(bedragen x € 1.000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie 2013

(2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(3 = 2–1)

Realisatie 2012 (4)

Baten

       

Omzet moederdepartement

9.561

10.183

622

Omzet overige departementen

0

0

0

Omzet derden

0

778

778

Rentebaten

0

3

3

Vrijval uit voorzieningen

0

291

291

Bijzondere baten

0

0

0

Totaal baten

9.561

11.255

1.694

Lasten

       

Apparaatskosten

9.337

10.363

1.026

– Personele kosten

5.959

6.460

501

waarvan eigen personeel

5.221

6.310

1.089

 

waarvan inhuur externen

738

150

– 588

 

– Materiële kosten

3.378

3.903

525

waarvan apparaat ICT

30

     

waarvan bijdrage aan SSO´s

222

233

11

 

Afschrijvingskosten

180

145

– 35

– Materieel

180

145

– 35

– Immaterieel

0

0

0

Overige lasten

44

328

284

– Dotaties voorzieningen

0

328

328

– Rentelasten

44

0

– 44

– Bijzondere lasten

0

0

0

Totaal lasten

9.561

10.836

1.275

Saldo van baten en lasten

0

419

419

Toelichting bij de staat van baten en lasten

Resultaat

Over 2013 is een positief resultaat gerealiseerd van circa € 0,4 miljoen, voornamelijk vanwege incidentele meevallers.

Baten

De begrote omzet moederdepartement bestaat uit een exploitatiebijdrage volgens de PxQ methode, waarbij de prijs (P) per plaats voor gesloten jeugdzorg (€ 115.000) wordt vermenigvuldigd met 70 capaciteitsplaatsen (Q) en een bijdrage in de kapitaalslasten van het moederdepartement (op basis van werkelijke kosten).

De realisatie 2013 betreft een verdeling van het reguliere bijdrage bedrag naar 60 residentiële bedplaatsen (€ 8,3 miljoen) en 24 trajectbedplaatsen (€ 1,1 miljoen). Ook werd ten behoeve van doorlopende kosten voor maritiem personeel een aanvullende frictiekosten bijdrage verleend van € 0,2 miljoen.

In 2013 werd een aanvullende bijdrage toegekend vanuit VWS in verband met een ontwikkelbudget trajectzorg van € 0,2 miljoen en een BUR bijdrage voor achterstallig onderhoud van € 0,4 miljoen. De hogere gerealiseerde omzet moederdepartement t.o.v. de begroting wordt veroorzaakt door toekenning van deze extra bijdragen.

De opbrengst derden bestaat voor € 0,2 miljoen uit ESF bijdragen (Europees Sociaal Fonds) in het kader van arbeidsmarkttoetreding van jeugdzorgjongeren en de daaraan gekoppelde cofinanciering vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (€ 0,2 miljoen). Verder betreft het voornamelijk UWV ontvangsten, diverse verkopen via Domeinen en detacheringen.

Lasten

De realisatie van de personele kosten is hoger dan begroot als gevolg van de salariskosten met betrekking tot het maritieme personeel (frictiekosten) en stijgende werkgeverslasten. Ook werden er tijdelijk medewerkers ingehuurd vanwege de opvang van taken en diensten die nodig waren omdat een aantal medewerkers vanwege de transitie deels of geheel niet meer beschikbaar waren voor het uitvoeren van hun reguliere taken.

De inkoopkosten van de trajecten (materiële kosten) vielen lager uit dan begroot, vanwege de langere doorstroom van jongeren naar externe trajecten dan was verwacht.

De externe inhuur van deskundigen was laag in 2013. De instelling heeft haar flexibiliteit ingevuld door tijdelijke dienstverbanden.

De afschrijvingskosten vielen lager uit dan verwacht omdat een aantal investeringen via het moederdepartement gefinancierd konden worden. Rentekosten vielen weg door het vervroegd aflossen van de leningen eind 2012.

In de huisvestingskosten is een bedrag opgenomen van € 0,4 miljoen voor achterstallig onderhoud aan het gebouw Vijverzicht (gedekt door een bijdrage van het moederdepartement).

Vrijval en dotaties voorzieningen

Een toelichting op de vrijval en de dotaties voorzieningen is opgenomen in de toelichting op de balans.

Balans van het agentschap Almata Ossendrecht per 31 december 2013
(bedragen x € 1.000)
 

Balans 31-12-2013

Balans 31-12-2012

Activa

   

Immateriële activa

0

Materiële activa

685

– Grond en gebouwen

0

– Installaties en inventarissen

327

– Overige materiële vaste activa

358

Voorraden

0

Debiteuren

109

Nog te ontvangen

1.991

Liquide middelen

1.351

Totaal activa

4.136

Passiva

   

Eigen vermogen

1.040

– Exploitatiereserve

621

– Onverdeeld resultaat

419

Voorzieningen

60

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

Crediteuren

800

Nog te betalen

2.236

Totaal passiva

4.136

Aangezien 2013 het eerste jaar is voor de Almata Ossendrecht, is de vergelijking met voorgaande jaren niet mogelijk. Daarom zijn er geen vergelijkende cijfers opgenomen.

Toelichting op de balans per 31 december 2013

Activa

In 2013 is € 0,1 miljoen geïnvesteerd in materiële vaste activa. Deze investering betreft babbelboxen (speciale spreekruimtes voor gesprekken met jongeren).

Debiteuren

De post debiteuren bestaat uit doorbelaste kosten aan de Lindenhorst-Almata met betrekking tot transitiekosten.

Nog te ontvangen en vooruitbetaald

In december is de bijdrage voor Almata Ossendrecht per abuis op de rekening van de Lindenhorst-Almata gestort (€ 1 miljoen). Daarnaast betreft het de nog te ontvangen subsidie ESF (€ 0,4 miljoen) en de vooruitbetaalde huur (€ 0,2 miljoen).

Liquide Middelen

De rekening-courant met het Ministerie van Financiën valt lager uit vanwege de onjuiste bevoorschotting door VWS in december 2013 van € 1 miljoen.

Eigen vermogen

Het saldo van baten en lasten over het exploitatiejaar 2013 van € 0,4 miljoen is in de balans opgenomen als onverdeeld resultaat. Hierdoor stijgt het totale eigen vermogen naar € 1 miljoen. Dit is circa € 0,5 miljoen boven de toegestane 5% norm over de omzet van 2013 (circa € 11,3 miljoen x 5% = circa € 0,6 miljoen). In 2014 zal de eigenaar aangeven op welke wijze hij de overschrijding van het maximale toegestane eigen vermogen zal herstellen.

Voorzieningen

Verloopoverzicht voorzieningen
 

Personeel

FLO / SFB

Totaal

Stand voorziening 31-12-2012

41.142

247.862

289.004

Kortlopende schuld

69.775

219.649

289.424

Totaal stand 31-12-2012

110.917

467.511

578.428

       

Dotaties tlv exploitatie

53.041

275.000

328.041

Onttrekkingen

– 33.097

– 229.396

– 262.493

Vrijvallen

– 98.361

– 192.367

– 290.728

Totaal mutaties 2013

– 78.417

– 146.763

– 225.480

       

Totaal stand 31-12-2013

32.500

320.748

352.948

Waarvan verantwoord onder overlopende passiva

32.500

260.756

293.256

Stand voorziening 31-12-2013

0

59.992

59.992

Personeel

In 2013 is voor één medewerker een bedrag toegevoegd aan de personeelsvoorziening. Het saldo van de overige medewerkers is vrijgevallen aangezien ze niet meer onder de voorziening vallen.

FLO/SBF

De onttrekkingen bij de voorziening FLO/SBF betreffen de loonkosten van de medewerkers die vanwege een specifiek bezwarende functie gebruik maken van de SBF regeling. In 2013 is voor één persoon een bedrag toegevoegd aan de voorziening. Eind 2013 is een correctie gemaakt op deze dotatie wegens herberekening van de verplichting. Daarnaast is de kortlopende deel overgeboekt naar schulden op korte termijn.

Nog te betalen en vooruitontvangen

Conform de managementafspraken is er een terugbetalingsverplichting ontstaan voor de lagere bezetting in 2013 voor zowel trajectplaatsen als residentiële bedden. Vanwege deze verplichting is een bedrag van € 0,3 miljoen opgenomen als terug te betalen aan VWS. Daarnaast zijn bedragen opgenomen voor de verplichtingen voor vakantiegeld en de eindejaarsuitkering (per eind 2013 € 0,2 miljoen), het kortlopende deel van de voorzieningen (€ 0,3 miljoen) en egalisatiebijdragen inrichting paviljoenen 2010 (circa € 0,4 miljoen), naast diverse nog te ontvangen facturen met betrekking tot 2013 (€ 0,4 miljoen) en een vooruitontvangen bijdrage van € 0,5 miljoen, die in 2014 zal vrijvallen.

Verrekeningen met andere Rijksdiensten:

In de post Debiteuren zit een post van € 86.000 te vorderen van Lindenhorst-Almata.

In de post Crediteuren is € 255.000 te betalen aan Lindenhorst-Almata. Bij de nog te ontvangen posten staat € 1 miljoen te ontvangen van Lindenhorst-Almata (in verband met onjuiste bevoorschotting).

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Voor verplichtingen met betrekking tot de sociale regelingen voor het personeel naar aanleiding van de fusie is geen voorziening gevormd om doelmatigheidsredenen en omdat VWS bijdragen ter dekking van de kosten heeft toegezegd.

De huur via de RGD betreffende de panden te Ossendrecht is per 31 december 2013 omgezet naar directe huur door de instelling. De afkoopsom voor lopende allonges van de RGD van circa € 0,7 miljoen is betaald vanuit het transitiebudget.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 van het agentschap Almata Ossendrecht
(bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie

(2)

Verschil

(3) = (2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1-1-2013+ stand depositorekeningen

6.382

0

– 6.382

2.

Totaal operationele kasstroom

– 1.200

1.412

2.612

 

Totaal investeringen (-/-)

– 400

– 69

331

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

     

3.

Totaal investeringskasstroom

– 400

– 69

331

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 150

0

150

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

     

4.

Totaal financieringskasstroom

– 150

0

150

5.

Rekening-courant RHB 31-12-2013 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

4.632

1.343

– 3.289

Toelichting op het kasstroomoverzicht

  • Bij de begroting van de kasstroom werd uitgegaan van de situatie van het toenmalige agentschap Almata (inclusief Den Dolder).

  • Begin 2013 vond een afsplitsing plaats van de beide Almata locaties, waardoor naar Ossendrecht een deel van het saldo van ruim € 2,5 miljoen werd overgeheveld. Dit is nu meegenomen in de operationele kasstroom.

  • Het eind saldo van circa € 1,3 miljoen is lager vanwege de onjuiste bevoorschotting eind 2013 door VWS.

  • Het investeringsniveau is lager dan verwacht, omdat een deel van de verwachte investeringen anders gefinancierd kon worden.

  • De leningen waren eind 2012 al volledig afgelost.

Doelmatigheidsindicatoren
 

2011

2012

2013

Oorspronkelijke begroting 2013

Generiek

       

Kostprijzen per behandelplaats

151

137

         

Bijdrage per behandelplaats

145

137

FTE-totaal (exclusief externe inhuur)

96

89

Saldo van baten en lasten (% van de baten)

3,72

0%

         

Specifiek

       

Gemiddelde verblijfsduur in maanden

7,6

7

Geregistreerde klachten

8

50

Klachten gegrond verklaard

0

2,5

Aangezien 2013 het eerste jaar is voor de Almata Ossendrecht, is de vergelijking met voorgaande jaren niet mogelijk. Daarom zijn er geen vergelijkende cijfers opgenomen.

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

De kostprijs per behandelplaats wordt berekend vanuit de exploitatiebijdrage per plaats (inclusief de kapitaallasten, maar exclusief de incidentele frictiekosten).

In 2013 werd een positief resultaat bereikt van 3,72%. Dit vindt voor een belangrijk deel zijn oorzaak in lagere inkoopkosten voor trajecten dan was begroot en incidentele meevallers in overige opbrengsten.

Het aantal fte was hoger dan begroot vanwege de noodzaak om tijdelijk extra krachten aan te stellen gedurende het transitietraject.

Het aantal klachten bleef laag ondanks alle ontwikkelingen binnen de organisatie.

De gemiddelde verblijfsduur is gedaald overeenkomstig de visie op geslotenheid.

5. JeugdzorgPlus– instelling De Lindenhorst-Almata

Vooruitlopend op de officiële fusie (1 november 2013) zijn de organisaties van de Lindenhorst en Almata locatie Den Dolder per 1 januari 2013 administratief samengevoegd tot Lindenhorst – Almata.

Almata Ossendrecht is per dezelfde datum geheel zelfstandig verder gegaan. In de begroting 2013 is reeds uitgegaan van de nieuwe situatie. Ook is in 2013 al zoveel mogelijk volgens de nieuwe inrichting gewerkt. In het jaar 2014 zal de instelling via een aanbestedingstraject geprivatiseerd worden, waarna er afwikkeling zal plaatsvinden van het agentschap.

Aangezien 2013 het eerste jaar is voor de nieuwe organisatie, is de vergelijking met voorgaande jaren niet mogelijk. Daarom zijn er geen vergelijkende cijfers opgenomen.

Staat van baten en lasten 2013 van het agentschap De Lindenhorst-Almata
(bedragen x € 1.000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie 2013

(2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(3 = 2–1)

Realisatie 2012 (4)

Baten

       

Omzet moederdepartement

18.849

25.155

6.306

Omzet overige departementen

0

0

0

Omzet derden

0

1.123

1.123

Rentebaten

0

1

1

 

Vrijval uit voorzieningen

0

181

181

 

Bijzondere baten

0

0

0

 

Totaal baten

18.849

26.460

7.611

Lasten

       

Apparaatskosten

13.518

24.989

11.471

– Personele kosten

8.573

12.473

3.900

 

waarvan eigen personeel

8.242

10.444

2.202

 

waarvan externe inhuur

331

2.029

1.698

 

– Materiële kosten

4.945

12.516

7.571

 

waarvan apparaat ICT

42

0

– 42

 

waarvan bijdrage aan SSO´s

297

275

– 22

 

Frictiekosten

4.719

0

– 4.719

 

Afschrijvingskosten

252

188

– 64

– Materieel

202

188

– 14

 

– Immaterieel

50

0

– 50

 

Overige lasten

360

423

63

– Dotaties voorzieningen

297

419

122

 

– Rentelasten

63

4

– 59

 

– Bijzondere lasten

0

0

0

 

Totaal lasten

18.849

25.600

6.751

Saldo van baten en lasten

0

860

860

Toelichting bij de staat van baten en lasten

Resultaat

Over 2013 is een positief resultaat gerealiseerd van circa € 0,9 miljoen. Dit positieve resultaat wordt voornamelijk veroorzaakt door incidentele meevallers die zijn verantwoord onder «Omzet derden» of die in mindering zijn gebracht op de kosten.

Baten

De begrote omzet moederdepartement bestaat uit een exploitatiebijdrage volgens de PxQ methode, waarbij de prijs (P) per plaats voor gesloten jeugdzorg (€ 115.000) wordt vermenigvuldigd met 96 capaciteitsplaatsen (Q) en een bijdrage in de kapitaalslasten van het moederdepartement (op basis van werkelijke kosten).

In 2013 is de bekostiging gebaseerd op 80 residentiële bedplaatsen (€ 12 miljoen) en 40 trajectbedplaatsen (€ 1,8 miljoen). Daarnaast een extra bijdrage van € 4,7 miljoen inzake de doorlopende kosten in verband met de nog niet gerealiseerde reorganisatie en € 0,3 miljoen ten behoeve van de FLO voorziening.

In 2013 werden enkele aanvullende bijdragen toegekend vanuit VWS in verband met de transitiekosten van € 3,7 miljoen, een ontwikkelbudget trajectzorg van € 0,2 miljoen en een extra bijdrage voor frictiekosten van € 3,8 miljoen.

De frictiekosten betreffen doorlopende kosten voor personeel, dubbele huisvesting en faciliteiten tijdens de transitieperiode. De transitiekosten betreffen kosten die gemaakt worden om de processen van fusie, krimp en privatisering mogelijk te maken.

De hogere gerealiseerde omzet moederdepartement ten opzicht van de begroting wordt veroorzaakt door de toekenning van de bijdrage voor transitiekosten, die buiten de going concern bijdragen valt en de extra bijdrage ten behoeve van de frictiekosten op basis van een worst-case scenario.

Conform de managementafspraken is vanwege een lagere gerealiseerde bezettingsgraad een bezettingskorting van € 1 miljoen in mindering gebracht van de bijdragen van de opdrachtgever (VWS).

Voor omzet derden werd niets begroot vanwege onzekerheden over de realisatie tijdens het transitieproces. In het jaar 2013 betreft de realisatie voornamelijk het ESF project 2007 t/m 2013 ten behoeve van de arbeidsmarkt toetreding van moeilijk plaatsbare jongeren (€ 0,4 miljoen) en UWV vergoedingen en detacheringen (€ 0,2 miljoen).

Lasten

Personele kosten

De realisatie van de personele kosten is hoger dan begroot als gevolg van het later uitstromen van boventallig personeel. Deze kosten zijn in de begroting opgenomen onder de frictiekosten.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn hoger dan begroot door de hogere kosten met betrekking tot de transitie (€ 3,4 miljoen) en de frictiekosten. De transitiekosten worden gedekt vanuit het transitiebudget en de frictiekosten worden gedekt vanuit de extra bijdrage (zie hogere omzet moederdepartement). Daarnaast worden de hogere kosten veroorzaakt door uitbesteed werk (€ 0,5 miljoen). Dit als gevolg van de uitstroom van medewerkers (met name afdeling beveiliging en groepsleiding) en door de langere duur van de uitfasering van de jongeren uit de locatie Den Dolder. Daarentegen vallen de inkoopkosten met betrekking tot de trajecten € 0,5 miljoen lager uit. Ook de kosten met betrekking tot het onderhoud van de gebouwen vallen € 0,1 miljoen lager uit.

De frictiekosten waren begroot op basis van een worst-case scenario, waarbij een aantal vaste bedragen werden meegenomen en een aantal variabele bedragen. In de laatste categorie werd de meevaller in het aantal fte boven gewenste formatie gebruikt om extra kosten voor inhuur mee te dekken. Per saldo werd daarmee uitgekomen met het toegekende bedrag.

Afschrijvingen

De afschrijvingkosten vallen lager uit dan begroot vanwege het lage investeringsniveau in de afgelopen jaren, waardoor posten die reeds afgeschreven zijn, langer gebruikt worden.

Rente

De leningen zijn in 2012 (Almata) en 2013 (Lindenhorst) vervroegd afgelost met betaling van een renteboete. Door het wegvallen van de leningen vielen de rentekosten lager uit dan begroot.

Vrijval en dotaties voorzieningen

Een toelichting op de vrijval en de dotaties voorzieningen is opgenomen in de toelichting op de balans.

Balans van het agentschap De Lindenhorst- Almata per 31 december 2013
(bedragen x € 1.000)
 

Balans 31-12-2013

Balans 31-12-2012

Activa

   

Immateriële activa

1

Materiële activa

502

– Grond en gebouwen

15

– Installaties en inventarissen

391

– Overige materiële vaste activa

96

Voorraden

0

Debiteuren

279

Nog te ontvangen

509

Liquide middelen

6.656

Totaal activa

7.947

Passiva

   

Eigen vermogen

2.432

– Exploitatiereserve

1.572

– Onverdeeld resultaat

860

Voorzieningen

473

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

Crediteuren

655

Nog te betalen

4.387

Totaal passiva

7.947

Aangezien 2013 het eerste jaar is voor de De Lindenhorst-Almata, is de vergelijking met voorgaande jaren niet mogelijk. Daarom zijn er geen vergelijkende cijfers opgenomen.

Toelichting op de balans per 31 december 2013

Activa

In 2013 is circa € 0,9 miljoen geïnvesteerd in materiële vaste activa. Deze investering is gedaan ten behoeve van de vervanging van de alarmzenders en de intercominstallatie. Daarnaast heeft de afdeling ITB (Individueel Traject Begeleiders) een auto ten behoeve van de traject begeleidingen vervangen.

Voorraden

In 2013 zijn geen voorraden meer opgenomen in de balans vanwege de veranderde werkwijze door de fusie. In de nieuwe organisatie worden geen voorraden gehouden en worden de benodigdheden via de afdeling inkoop besteld wanneer ze nodig zijn.

Nog te ontvangen en vooruitbetaald

Deze post betreft (voornamelijk) de subsidies van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Liquide Middelen

Einde 2013 heeft VWS de bijdrage van december ten behoeve van Almata Ossendrecht (van € 1 miljoen) per abuis op de rekening van de Lindenhorst- Almata overgemaakt.

Eigen vermogen

Het saldo van baten en lasten over het exploitatiejaar 2013 is in de balans opgenomen per 31 december 2013 als onverdeeld resultaat van circa € 0,9 miljoen. Hierdoor stijgt het totale eigen vermogen naar circa € 2,4 miljoen. Dit is circa € 1,1 miljoen boven de toegestane 5% norm over de omzet van 2013 (circa € 26,5 miljoen x 5% = circa € 1,3 miljoen). Bij de eerste suppletoire begroting 2014 zal het eigen vermogen hersteld worden.

Leningen bij de Ministerie van Financiën

In 2013 zijn alle leningen, vooruitlopende op de privatisering, vervroegd afgelost.

Voorzieningen

Verloopoverzicht voorzieningen
 

Personeel

FLO/SFB

Totaal

Stand voorziening 31-12-2012

121.367

569.132

690.499

Kortlopende schuld

6.919

787.369

794.288

Totaal stand 31-12-2012

128.286

1.356.501

1.484.787

       

Dotatie tlv exploitatie

56.753

362.000

418.753

Ontrekkingen

– 71.889

– 650.857

– 722.746

Vrijvallen

– 44.923

– 135.829

– 180.752

Totaal mutaties 2013

– 60.059

– 424.686

– 484.745

       

Totaal stand 31-12-2013

68.227

931.815

1.000.042

Waarvan verantwoord onder overlopende passiva

68.227

459.099

527.326

Stand voorziening 31-12-2013

0

472.716

472.716

Personeel

Aan de personeelsvoorziening is één dotatie geweest.

FLO/SBF

De onttrekking (circa € 0,7 miljoen) bij de voorziening FLO/SBF betreft de loonkosten van de medewerkers die vanwege een bezwarende functie gebruik maken van de SBF-regeling. De dotatie (circa € 0,4 miljoen) betreft twee medewerkers. De vrijval van voorzieningen betreft een herberekening van de verplichtingen.

Nog te betalen en vooruitontvangen

De nog te betalen bedragen betreffen stelposten voor nog te ontvangen facturen en voor € 1 miljoen ontvangen voorschot van Almata Ossendrecht.

Positie ten opzichte van andere Rijksdiensten:

In de post Debiteuren is voor € 5.000 RIVM opgenomen en voor € 255.000 Almata Ossendrecht. In de post Crediteuren is voor € 86.000 Almata Ossendrecht opgenomen, voor € 72.000 BZK en voor € 3.000 RIVM. Bij de nog te betalen posten staat € 1 miljoen voor Almata Ossendrecht (onjuiste bevoorschotting)

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Voor verplichtingen met betrekking tot de sociale regelingen voor het personeel naar aanleiding van de fusie is geen voorziening opgenomen om doelmatigheidsredenen en omdat VWS bijdragen ter dekking van de kosten heeft toegezegd.

De huur bij RGD betreffende de panden te Den Dolder is opgezegd per 31 december 2014. Voor het jaar 2014 betekent dit een verplichting tot betalen van de huur terwijl de panden nauwelijks meer in gebruik zijn (betaling uit aanvullende bijdrage voor frictiekosten).

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 van het agentschap De Lindenhorst-Almata
(bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie

(2)

Verschil

(3) = (2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1-1-2013+ stand depositorekeningen

407

0

– 407

2.

Totaal operationele kasstroom

– 200

6.876

7.076

 

Totaal investeringen (-/-)

– 25

– 87

– 62

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

     

3.

Totaal investeringskasstroom

– 25

– 87

– 62

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 60

– 141

– 81

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

     

4.

Totaal financieringskasstroom

– 60

– 141

– 81

5.

Rekening-courant RHB 31-12-2013 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

122

6.648

6.526

Toelichting op het kasstroomoverzicht

  • De saldi van de rekening-couranten van De Lindenhorst Almata en Almata Ossendrecht zijn in de loop van 2013 definitief bepaald en administratief verwerkt. Hierdoor is ervoor gekozen om in het kasstroomoverzicht een beginsaldo van nul aan te houden. In de operationele kasstroom zit de mutatie van de rekening-courant saldo inbegrepen (circa € 5 miljoen).

  • De operationele kasstroom is groter dan verwacht, door lagere personeelskosten (deels gecompenseerd door hogere inhuur extern) en door de verbeterde liquiditeitspositie per eind 2013.

  • De investeringen betroffen vervanging van de alarmzenders en intercominstallaties en een nieuwe auto ten behoeve van de afdeling ITB.

Doelmatigheidsindicatoren

(bedragen x € 1.000,-)

2011

2012

2013

Oorspronkelijke begroting 2013

Generiek

       

Kostprijzen per behandelplaats

139

147

         

Bijdrage per behandelplaats

144

147

FTE-totaal (exclusief externe inhuur)

133,8

135

Saldo van baten en lasten (% van de baten)

3,25%

0%

         

Specifiek

       

Gemiddelde verblijfsduur in maanden

6,5

7

Geregistreerde klachten

71

100

Klachten gegrond verklaard

9

10

Aangezien 2013 het eerste jaar is voor de De Lindenhorst-Almata, is de vergelijking met voorgaande jaren niet mogelijk. Daarom zijn er geen vergelijkende cijfers opgenomen.

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

De kostprijs per behandelplaats wordt berekend vanuit de exploitatiebijdrage per plaats (inclusief de kapitaallasten, maar exclusief de incidentele kosten voor frictie en transitie).

In 2013 werd een positief resultaat bereikt van 3,25%, dit vindt voor een belangrijk deel zijn oorzaak in incidentele meevallers.

Het aantal fte liep verder terug door de uitstroom van personeel dat gebruik maakte van de SFB faciliteiten en de vrijwillige Van Werk naar Werk (VWNW) faciliteiten.

Per 1 november 2013 is de fusie officieel geworden en zijn circa 35 fte deel gaan nemen in een verplicht VWNW-traject. Hierdoor is de reguliere formatie op het peil van het goedgekeurde O&F-rapport bij fusie gekomen.

In de cijfers van eind 2013 is geen rekening gehouden met de 33,2 fte die verplicht een van werk naar werktraject volgen, op de loonlijst van Lindenhorst-Almata staan, maar volledig gefinancierd worden vanuit Transitiemiddelen VWS.

Het aantal klachten bleef laag ondanks alle ontwikkelingen binnen de organisatie.

De gemiddelde verblijfsduur is gedaald overeenkomstig de visie op zorg van de instelling.

SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2013 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI)
(bedragen x € 1.000)

DEBET

Ultimo 2013

Ultimo 2012

CREDIT

Ultimo 2013

Ultimo 2012

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

16.376.201

18.813.774

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

810.236

900.823

               

3)

Liquide middelen

0

0

   
               

4)

Rekening-courant RHB

0

0

4a)

Rekening-courant RHB

15.553.373

17.900.505

               
       

5)

Begrotingsreserves

0

0

               

6)

Uitgaven buiten begrotingsverband

(=intra-comptabele vorderingen)

1.062

1.159

7)

Ontvangsten buiten begrotingsverband

(=intra-comptabele schulden)

13.654

13.605

               

8)

Kas-transverschillen

0

0

       
 

Subtotaal (A)

16.377.263

18.814.933

 

Subtotaal (A)

16.377.263

18.814.933

9)

Openstaande rechten

0

0

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

0

               

10)

Extra-comptabele vorderingen

93.940

60.411

10a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

93.940

60.411

               

11a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

0

0

11)

Extra-comptabele schulden

0

0

               

12)

Voorschotten

6.656.019

7.125.928

12a)

Tegenrekening voorschotten

6.656.019

7.125.928

               

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

672.184

749.366

13)

Garantieverplichtingen

672.184

749.366

               

14a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

2.812.740

3.300.983

14)

Openstaande verplichtingen

2.812.740

3.300.983

               

15)

Deelnemingen

0

0

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

 

Subtotaal (B)

10.234.883

11.236.688

 

Subtotaal (B)

10.234.883

11.236.688

 

Totaal (A+B)

26.612.146

30.051.621

 

Totaal (A+B)

26.612.146

30.051.621

Toelichting op de saldibalans

De subtotalen in de balans hebben tot doel het onderscheid aan te geven tussen het intra-comptabele deel (A) en het extra-comptabele deel (B). Het intra-comptabele deel bevat de administratie van de financiële gegevens van transacties die in directe relatie staan met de kasstromen die via de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding zijn bijgehouden. Het extra-comptabele deel bevat de administratie van de overige rekeningen die met de tegenrekeningen in evenwicht zijn gehouden.

ad 1 en 2) Begrotingsuitgaven ten laste en -ontvangsten ten gunste van de begroting

Onder de post uitgaven en ontvangsten zijn de per saldo gerealiseerde begrotingsuitgaven en -ontvangsten opgenomen. Deze komen overeen met de totaalbedragen uit de verantwoordingsstaat en zijn reeds toegelicht in het beleidsverslag.

ad 3) Liquide middelen

Het Ministerie van VWS heeft geen saldo op haar bankrekeningen.

ad 4 en 4a) Rekening-courant

Deze post geeft per saldo de financiële verhouding met de Rijkshoofdboekhouding weer. Het bedrag is per 31 december 2013 in overeenstemming met de opgave van de Rijkshoofdboekhouding.

ad 5) Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve is een meerjarige budgettaire voorziening die op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het Ministerie van VWS heeft geen begrotingsreserves.

ad 6) Uitgaven buiten begrotingsverband

Deze post betreft het saldo van de uitgaven waarvan verrekening met derden nog zal plaatsvinden.

Uitgaven buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000.000)
 

2013

Personeel

0,7

Diversen

0,4

Totaal

1,1

Door afronding kan de som afwijken van het totaal.

ad 7) Ontvangsten buiten begrotingsverband

Deze post betreft het saldo van de ontvangsten waarvan verrekening met derden nog zal plaatsvinden.

Ontvangsten buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000.000)

2013

Afdracht loonheffing

7,6

Afdracht sociale verzekeringspremies

4,9

Diversen

1,1

Totaal

13,7

Door afronding kan de som afwijken van het totaal.

ad 8) Kas-transverschillen

Op deze post worden bedragen opgenomen welke zijn verantwoord in de uitgaven en ontvangsten, maar nog niet daadwerkelijk per kas zijn uitgegeven en ontvangen. Het Ministerie van VWS heeft geen kas-transverschillen.

ad 9 en 9a) Openstaande rechten

Openstaande rechten zijn vorderingen die niet voortkomen uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar die op andere wijze zijn ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat conform wettelijke regelingen vastgestelde aanslagen aan derden worden opgelegd of op grond van doorberekening van de kosten van verleende diensten of geleverde goederen. Beiden doen zich bij het Ministerie van VWS niet voor.

ad 10 en 10a) Extra-comptabele vorderingen

Extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen die zijn voortgekomen uit uitgaven ten laste van de begroting.

Openstaande vorderingen naar ontstaansjaar (bedragen x € 1.000.000)
 

2013

t/m 2008

22,5

2009

8,1

2010

0,3

2011

0,7

2012

16,4

2013

45,9

Totaal

93,9

Door afronding kan de som afwijken van het totaal.

Het vorderingensaldo van € 93,9 miljoen betreft 3.329 vorderingen en bestaat uit:

  • 319 vorderingen voor een bedrag van € 43,7 miljoen voornamelijk in verband met afgerekende subsidievoorschotten;

  • 1 vordering uit hoofde van een geëffectueerde aanspraak op een garantie van € 21,9 miljoen. Een civielrechtelijke procedure door de Landsadvocaat loopt, naar verwachting zal het grootste gedeelte van deze vordering niet te verhalen zijn;

  • 3.002 vorderingen met betrekking tot het innen van opgelegde bestuurlijke boetes uit hoofde van de Warenwet, Drank- en Horecawet, Tabakswet van € 5,7 miljoen en Geneesmiddelenwet en Wet BIG van € 0,6 miljoen;

  • 2 vorderingen ontstaan uit leningen die verstrekt zijn aan de Stichting IJsselmeerziekenhuizen voor een bedrag van € 6 miljoen;

  • 5 vorderingen op het CVZ van € 15,9 miljoen in verband met de afwikkeling Algemene Kas ZFW.

Opeisbaarheid van de vorderingen (bedragen x € 1.000.000)
 

2013

Direct opeisbaar

64,5

Op termijn opeisbaar

29,4

Totaal

93,9

Door afronding kan de som afwijken van het totaal.

ad 11 en 11a) Extra-comptabele schulden

Extra-comptabele schulden zijn schulden die zijn voortgekomen uit ontvangsten ten gunste van de begroting. Het Ministerie van VWS heeft geen extra-comptabele schulden.

ad 12 en 12a) Voorschotten

Onder de post voorschotten zijn per saldo de bedragen opgenomen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.

Openstaande voorschotten naar betaaljaar (bedragen x € 1.000.000)
 

2013

t/m 2008

301,2

2009

333,4

2010

423,2

2011

1.523,1

2012

1.603,8

2013

2.471,4

Totaal

6.656,0

Door afronding kan de som afwijken van het totaal.

Verloop van het saldo openstaande voorschotten (bedragen x € 1.000.000)
 

Aantal

Bedrag

Stand per 1 januari 2013

3.910

7.125,9

Verstrekte voorschotten

1.683

2.756,0

Afgerekende voorschotten

2.562

3.225,9

Stand per 31 december 2013

3.031

6.656,0

Door afronding kan de som afwijken van het totaal.

Achterstand bij het afrekenen van de openstaande voorschotten (bedragen x € 1.000.000)

Totaal openstaande voorschotten per 31 december 2013

6.656,0

Voorschotten waarvan de verantwoordingsdatum nog geen 6 maanden is verstreken

4.141,4

Juridische belemmering

 

Achterstand per 31 december 2013 (voorschotten met verantwoordingsdatum 1 juli 2013

2.514,6

Door afronding kan de som afwijken van het totaal.

In de onderstaande tabel is het saldo van de openstaande voorschotten per instrument op artikelniveau groter dan € 50 miljoen weergegeven.

Openstaande voorschotten per instrument op artikelniveau (bedragen x € 1.000.000)

Art

Omschrijving

Instrument

ultimo 2013

1

Volksgezondheid

Bijdrage aan agentschappen

245,5

Bijdrage aan medeoverheden

859,3

Subsidies

252,6

2

Curatieve zorg

Subsidies

236,5

3

Maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg

Subsidies

373,1

Inkomensoverdrachten

87,3

4

Zorgbreed beleid

Bekostiging

179,9

Bijdrage aan agentschappen

59,9

   

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

421,5

Subsidies

208,3

5

Jeugd

Bijdrage aan medeoverheden

408,0

Subsidies

310,4

6

Sport en bewegen

Subsidies

144,5

7

Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

Inkomensoverdrachten

918,1

8

Tegemoetkoming specifieke kosten

Inkomensoverdrachten

1.654,0

Voorschotten groter dan € 100 miljoen zijn hieronder toegelicht:

Artikel 1 Volksgezondheid

De openstaande voorschotten op dit artikel betreffen voornamelijk de Brede doeluitkering voor centra jeugd en gezin (BDU CJG) (€ 830,6 miljoen).

Artikel 5 Jeugd

De openstaande voorschotten op dit artikel hebben voornamelijk betrekking op de BDU CJG (€ 406,1 miljoen).

Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

De openstaande voorschotten op dit artikel hebben grotendeels betrekking op de Wetten Tweede Wereldoorlog (€ 916,9 miljoen).

Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

De openstaande voorschotten op dit artikel betreffen de Wtcg (€ 1.654,0 miljoen).

De voorschotten met betrekking tot de zorgtoeslag -die door het Ministerie van Financiën (Belastingdienst) op grond van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regeling (AWIR) ten behoeve van het Ministerie van VWS is uitgevoerd- zijn verwerkt in de jaarrekening van het Ministerie van Financiën.

ad 13 en 13a) Garantieverplichtingen

Onder deze post is het saldo van de garantieverplichtingen opgenomen. Een garantieverplichting wordt gezien als een voorwaardelijke financiële verplichting aan een derde, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Een verschil tussen een garantieverplichting en een andere verplichting is dat de hoofdsom van een garantie veelal niet of slechts gedeeltelijk tot uitbetaling zal komen.

In de onderstaande tabel is het verloop van de uitstaande garantieverplichtingen weergegeven. De uitstaande garantieverplichtingen worden in het beleidsverslag verder toegelicht.

In de onderstaande tabellen is een toelichting gegeven op de garantieverplichtingen.

Verloop van de uitstaande garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000.000)

Stand per 1 januari 2013

1.572,9

Aanpassing beginstand in verband met de doorlichting van de leninggegevens door het Waarborgfonds voor de Zorgsector en correcties op voorgaande jaren die nog niet waren verwerkt1

– 8,8

Verleende garanties in het verslagjaar

Verleende garanties in het verslagjaar als gevolg van herfinanciering

16,6

Vervallen garanties in het verslagjaar

– 38,4

Vervallen garanties in het verslagjaar als gevolg van herfinancieringen

– 39,9

Stand per 31 december 2013

1.502,4

Door afronding kan de som afwijken van het totaal.

X Noot
1

Deze mutatie is inclusief een afrondingsverschil in de beginstand.

Het feitelijk risico van de garantieverplichtingen wordt gevormd door de som van de schuldrestanten van leningen die instellingen met een garantie hebben afgesloten. Het feitelijk risico -welke in de saldibalans tot uiting komt- is in de onderstaande tabel weergegeven.

Verloop van het feitelijk risico van de garantieverplichtingen op basis van de schuldrestant van de leningen (bedragen x € 1.000.000)

Stand per 1 januari 2013

749,6

Aanpassing beginstand in verband met de doorlichting van de leninggegevens door het Waarborgfonds voor de Zorgsector en correcties op voorgaande jaren die nog niet waren verwerkt1

– 2,5

Stortingen in het verslagjaar (inclusief herfinancieringen)

12,3

Aflossingen in het verslagjaar (inclusief herfinancieringen)

– 87,2

Stand per 31 december 2013

672,2

X Noot
1

Deze mutatie is inclusief een afrondingsverschil in de beginstand.

Door afronding kan de som afwijken van het totaal.

ad 14 en 14a) Openstaande verplichtingen

De post openstaande verplichtingen vormt het saldo van de aangegane verplichtingen, hierop verrichte betalingen en negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingen.

Verloop van openstaande verplichtingen (bedragen x € 1.000.000)

Stand per 1 januari 2013

3.301,0

Aanpassing beginstand

9,6

Aangegane verplichtingen

15.878,4

Gerealiseerde verplichtingen

16.376,2

Stand per 31 december 2013

2.812,7

Door afronding kan de som afwijken van het totaal.

In de onderstaande tabel is het saldo van de openstaande verplichtingen per instrument op artikelniveau groter dan € 50 miljoen weergegeven.

Openstaande verplichtingen per instrument op artikelniveau (bedragen x € 1.000.000)

Art

Omschrijving

Instrument

ultimo 2013

1

Volksgezondheid

Bijdrage aan agentschappen

113,0

Subsidies

221,7

2

Curatieve zorg

Subsidies

99,9

3

Maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg

Subsidies

242,6

4

Zorgbreed beleid

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

393,8

Subsidies

120,9

5

Jeugd

Bijdrage aan medeoverheden

1.233,2

Subsidies

215,3

6

Sport en bewegen

Subsidies

59,7

Openstaande verplichtingen groter dan € 100 miljoen zijn hieronder toegelicht:

Artikel 4 Zorgbreed beleid

De openstaande verplichtingen op dit artikel hebben grotendeels betrekking op de bijdrage aan ZonMw (€ 299,1 miljoen).

Artikel 5 Jeugd

De openstaande verplichtingen op dit artikel betreffen de doeluitkering Jeugdzorg en de subsidie Gesloten Jeugdzorg (€ 1.233,2 miljoen).

Algemene Kas van de ZFW

Per 31 december 2012 bedroeg het saldo van de verplichting van het Ministerie van VWS aan het CVZ in verband met de afwikkeling van de Voormalige Algemene Kas Ziekenfondswet € 35 miljoen. Gedesaldeerd bestond dit saldo uit een bedrag van € 2,3 miljoen aan vorderingen en € 37,3 miljoen aan schulden.

In dit jaarverslag zijn de relevante cijfers van het gecertificeerde rapport «Afwikkeling Voormalige Algemene Kas 2012» van het CVZ over het jaar 2012 opgenomen. In 2012 is het CVZ in het kader van de afwikkeling van de Voormalige Algemene Kas gestart met het doorbelasten van de door hen betaalde uitgaven en doorberekenen van de ontvangen bedragen aan het Ministerie van VWS. Hiermee is het CVZ ook in 2013 doorgegaan. Dit komt tot uitdrukking in onderstaande verloopstaat. Het Ministerie van VWS dient van het CVZ nog een bedrag van € 2,7 miljoen te ontvangen wegens door het UWV aan het CVZ afgedragen premies. Daarnaast is er door het Ministerie van VWS voor een bedrag van € 0,1 miljoen ontvangen op openstaande vorderingen internationale verdragspartners. Verder is nog een bedrag van € 11 miljoen te vorderen op ziekenfondsen in het kader van de afwikkeling van de opbrengstverrekening. Dit zal naar verwachting in 2014 plaatsvinden. Er is een bedrag van € 2,9 miljoen betaald op openstaande verplichtingen. Het CVZ heeft daarnaast in zijn rapport «Afwikkeling Voormalige Algemene Kas 2012» aangegeven dat voor een bedrag van € 8,5 miljoen een vrijval heeft plaatsgevonden op de verplichtingen internationale verdragspartners van het CVZ. Dit verlaagt de openstaande verplichting van de Algemene Kas. Ten slotte is het bedrag van de schuld verhoogd met een bedrag van € 0,4 miljoen om reden dat het CVZ betalingen heeft gedaan aan het UWV die nog aan VWS doorbelast moeten worden.

Verloop van het saldo afwikkeling Algemene Kas ZFW (bedragen x € 1.000.000)

Stand per 31 december 2012

(Bestaat uit vorderingen € 2,3 miljoen en € 37,3 miljoen aan schulden)

35,0

   

Vorderingen:

Stand vorderingen per 31 december 2012

2,3

Nog te vorderen van UWV

2,7

Nog te vorderen van internationale verdragspartners

– 0,1

Te vorderen op ziekenfondsen

11,0

Totaal vorderingen

15,9

   

Schulden:

 

Stand schulden per 31 december 2012

37,3

Betaald aan Duitse Krankenkassen

– 2,4

Betaald aan internationale verdragspartners

– 0,5

Vrijval verplichtingen internationale verdragspartners

– 8,5

Te betalen aan CVZ voor restitutie premies UWV

0,4

Totaal schulden

26,3

   

Stand per 31 december 2013

10,4

Door afronding kan de som afwijken van het totaal.

Afwikkeling Algemene Kas ZFW (bedragen x € 1.000.000)

Vorderingen:

 

Nog te ontvangen premies UWV

2,7

Nog te ontvangen premies SVB

0,0

Nog te ontvangen MOOZ bijdrage

0,0

Saldo WTZ

0,0

Nog te vorderen van internationale verdragspartners

1,5

Nog te vorderen van ziekenfondsen

11,7

Saldo vorderingen

15,9

   

Schulden:

 

Nog te betalen premies UWV

0,4

Nog te betalen aan internationale verdragspartners

25,4

Voorziening AZVZ

0,5

Totaal schulden

26,3

   

Stand per 31 december 2013

10,4

Door afronding kan de som afwijken van het totaal.

ad 15 en 15a) Deelnemingen

Onder de post deelnemingen zijn alle deelnemingen in besloten en naamloze vennootschappen en internationale instellingen opgenomen. Het Ministerie van VWS heeft geen deelnemingen.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Achterborg

Het Ministerie van VWS is achterborg voor het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ). Het totaal bedrag aan uitstaande verplichtingen is, volgens informatie van het WFZ, € 8.947 miljoen. Dit bedrag is de uitstaande restschuld per 2013. VWS staat daadwerkelijk borg, indien het risicovermogen van het WFZ en de obligoverplichting van 3% van het restant geborgde leningen van de deelnemers tezamen een bedrag van € 529,4 miljoen niet voldoende is om het WFZ aan zijn verplichtingen jegens geldgevers te laten voldoen. Via renteloze leningen van VWS aan het WFZ wordt in die situatie invulling gegeven aan het borg staan. De bovengenoemde gegevens zijn nog niet voorzien van een controleverklaring.

Garantie ondernemingsfinanciering cure

De tijdelijke regeling Garantie Ondernemingsfinanciering Curatieve Zorg (Go cure) is in het kader van de kredietcrisis ingesteld om de bouw in de gezondheidszorg te stimuleren. Ziekenhuizen, categorale instellingen, geestelijke gezondheidszorg en zelfstandige behandelcentra hebben tot en met 2012 gebruik kunnen maken van de regeling. Bij de Go cure heeft de overheid garanties verstrekt voor 50% van een nieuwe banklening vanaf € 1,5 tot € 50 miljoen, met een maximale looptijd van 8 jaar. Voor de gedeeltelijke garantie van de overheid betalen de banken een kostendekkende provisie aan de staat. Vanwege het beperkte beroep op de regeling is voor 2013 geen garantieplafond beschikbaar gesteld. De verstrekte garanties lopen af in 2020.

Per 31 december 2013 bedraagt de omvang van de verstrekte garanties € 30,1 miljoen.

TOPinkomens

Bezoldiging

Voor dit departement heeft de publicatieplicht die voorkomt uit artikel 4.1 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT), betrekking op de onderstaande topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen. Dit geldt op grond van artikel 4.2. WNT eveneens voor onderstaande functionarissen wier bezoldiging in het verslagjaar, na herrekening naar een voltijds dienstverband op jaarbasis, meer bedroeg dan het wettelijke bezoldigingsmaximum. Bij functionarissen wordt de naam niet vermeld en worden ingevolge artikel 4.2, zesde lid, tussen haken de gegevens over het voorafgaande boekjaar vermeld. Voor leden van de TMG wordt verwezen naar het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen

Naam orgaan of instelling waar functie wordt bekleed

Functie(s)

Aard van de functie

Naam

Beloning

Belastbare vaste en variabele onkostenvergoeding

Werkgeversdeel van voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn

Datum aanvang dienstverband in het boekjaar (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband in het boekjaar (indien van toepassing)

Omvang dienstverband (in FTE)

Interim

Motiveringoverschrijding norm (indien van toepassing)

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

J.C.J.M. de Haes

11.438

 

2.011

   

0,11

   

CCMO

Lid/vice vz

topfunctionaris

J.C.J. Slaets

11.387

 

2.001

   

0,11

   

CCMO

Lid/vice vz

topfunctionaris

J.M.A.van Gerven

11.387

       

0,11

   

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

J.C.J. Dute

11.387

 

2.001

   

0,11

   

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

F.R. Rosendaal

6.642

   

1-jun-13

 

0,11

   

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

C.G.M. Kallenberg

11.387

       

0,11

   

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

J.H.L.M van Bokhoven

11.387

       

0,11

   

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

S.J.E. von Meyenfeldt

11.387

       

0,11

   

CCMO

Voorzitter

topfunctionaris

G.H. Koeter

76.870

 

12.420

   

0,75

   

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

R. de Groot

11.468

 

1.895

   

0,11

   

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

H.J.Guchelaar

11.387

       

0,11

   

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

E. van Leeuwen

11.387

 

2.001

   

0,11

   

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

C.A.J. Knibbe

11.387

       

0,11

   

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

J.A. Land

     

1-mei-13

 

0,11

   

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

A.L. Francke

     

1-jun-13

 

0,11

   

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

L.M. Bouter

5.694

 

1.001

 

1-jul-13

0,11

   

CCMO

Lid commissie

topfunctionaris

G.J.J.E.Bours

4.745

 

834

 

1-jun-13

0,11

   

CCMO

Algemeen Secretaris

topfunctionaris

R.Bos

101.220

1.645

17.388

   

1

   

aCBG

Directeur

topfunctionaris

A.A.W.Kalis

130.783

2.203

22.829

   

1,06

   

aCBG

Plv. directeur

topfunctionaris

R. de Haan

23.153

1.111

5.341

 

1-apr-13

1,06

   

aCBG

Plv. directeur

topfunctionaris

C.A. van Belkum

68.174

 

14.118

1-jun-13

 

1,11

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

A.W. Hoes

19.482

 

2.887

   

0,16

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

C. Neef

20.187

 

2.887

   

0,16

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

P.A.F. Jansen

19.482

 

2.887

   

0,16

   

aCBG

Lid/plv. vz

topfunctionaris

B.J. van Zwieten-Boot

96.560

 

16.003

   

1,06/ vanaf 1–9 0,53

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

J.M.W.Hazes

19.247

 

2.887

   

0,16

   

aCBG

Voorzitter

topfunctionaris

G.H.M.m Leufkens

99.825

3.840

17.043

   

0,8

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

Y.A. Hekster

39.981

 

5.920

   

0,36

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

A.A.M. Franken

36.181

 

5.740

   

0,16 vanaf 1 april 0,37

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

J.H.M.Schellens

21.363

 

2.887

   

0,16

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

A.F.A.M. Schobben

30.209

 

4.336

   

0,26

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

C.F.H. Rosmalen

18.543

 

2.887

   

0,16

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

G.M.M.Groothuis

14.437

   

1-apr-13

 

0,16

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

F.G.M.Russel

14.437

 

1-apr-13

 

0,16

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

P.A. de Graeff

47.892

 

8.077

1-jul-13

 

1

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

J.A.J.M. Taminiau

52.636

     

1-okt-13

0,66

   

aCBG

Lid

topfunctionaris

J.T. van Dissel

11.228

 

1.684

 

1-aug-13

0,16

   
Overige functionarissen van wie de bezoldiging de norm overschrijdt

Naam orgaan of instelling waar functie wordt bekleed

Functie(s)

Beloning

Belastbare vaste en variabele onkostenvergoeding

Werkgeversdeel van voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn

Datum aanvang dienstverband in het boekjaar (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband in het boekjaar (indien van toepassing)

Omvang dienstverband (in FTE)

Interim

Motiveringoverschrijding norm

VWS

Senior adviseur

18.304

 

1.152

 

1-feb-13

1

 

Afrekening VU en EJU + ambtsjubileum gratificatie netto 25 jaar

Uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband

Topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen

Naam orgaan of instelling waar functie werd bekleed

Laatste Functie

Aard van de Functie

Naam

Eerdere Functie(s) tijdens dienstverband

Uitkeringen wegens beëindiging dienstverband

Jaar van beëindiging dienstverband

Interim

Motivering overschrijding norm (indien van toepassing)

GEEN

               
Overige functionarissen

Naam orgaan of instelling waar functie werd bekleed

Laatste Functie

Eerdere Functie(s) tijdens dienstverband

Uitkeringen wegens beëindiging dienstverband

Jaar van beëindiging dienstverband

Interim

Motivering overschrijding norm

GEEN

           

De Minister van BZK heeft bij brief van 27 februari 2014 aan de Tweede Kamer laten weten dat hij een ministeriële regeling over de WNT (inclusief beleidsregels toepassing WNT) heeft opgesteld. In de begeleidende brief is aangegeven dat het niet mogelijk is gebleken een sluitende oplossing te vinden voor de uitvoeringsproblematiek ten aanzien van de vermelding van de gegevens over personen die anders dan op grond van een dienstbetrekking een functie vervullen als niet-topfunctionaris (externe niet-topfunctionarissen). De Minister van BZK heeft daarom voor het verslagjaar 2013 als gedragslijn bepaald dat niet volledig aan de verplichting tot openbaarmaking kan en hoeft te worden voldaan. Het Ministerie van VWS heeft overeenkomstig deze gedragslijn uitvoering gegeven aan de WNT. Dit leidt tot een onzekerheid in de verantwoording vanwege het ontbreken van een praktisch toepasbare normstelling voor dit onderdeel van het WNT-overzicht. De onzekerheid betreft uitsluitend het achterwege laten van de vermelding van de gegevens over externe niet-topfunctionarissen.

D. FINANCIEEL BEELD ZORG JAARVERSLAG 2013

1. Inleiding

Het Financieel Beeld Zorg (FBZ) geeft een integraal beeld van de ontwikkeling van de uitgaven en ontvangsten onder het Budgettair Kader Zorg (BKZ). Dit hoofdstuk geeft op hoofdlijnen een toelichting op de financiële kerncijfers en de voorlopige realisatie over het jaar 2013.

Het FBZ bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. Inleiding

  • 2 Zorguitgaven in vogelvlucht

    2.1. Actualisering van de maatregelen uit de begroting 2013

    2.2. Ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg en de netto-BKZ-uitgaven 2013

    2.3. Horizontale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector

    2.4. Verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten

  • 3. Uitgaven Budgettair Kader Zorg

    3.1. Zorgverzekeringwet (Zvw)

    3.1.1. Verticale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten

    3.1.2. Kerncijfers Zvw

    3.2. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)

    3.2.1. Verticale ontwikkeling van de AWBZ-uitgaven en -ontvangsten

    3.2.2. Kerncijfers AWBZ en Wmo

    3.3. Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

  • 4. Financiering van de zorguitgaven

    4.1. De financiering van de zorguitgaven in 2013

    4.2. Ontvangsten, uitgaven en vermogens van de zorgfondsen (Zvw en AWBZ)

    4.3. Ontwikkeling premies voor Zvw en AWBZ

    4.4. Wat heeft de gemiddelde burger in 2013 aan zorg betaald

  • 5. Historische ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten

    5.1. Actuele stand van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector 2010–2013

    5.2. Historische ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten 2003–2013

  • 6. Verdieping Financieel Beeld Zorg

    6.1. Verdieping in de BKZ-deelsectoren

    6.1.1. Zorgverzekeringswet (Zvw)

    6.1.2. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)

Wijzigingen in het Financieel Beeld Zorg

Het Financieel Beeld Zorg 2013 heeft ten opzichte van het vorige jaarverslag een aantal veranderingen ondergaan. Deze verbeteringen zijn reeds doorgevoerd in de ontwerpbegroting 2013 (TK 33 400 XVI, nr. 1 en 33 400 XVI, nr. 2) en in de ontwerpbegroting 2014 TK 33 750 XVI, nr. 1 en 33 750 XVI, nr. 2). Daarnaast is de volgende verbetering aangebracht:

  • In paragraaf 5.2 is tabel 20 de historische ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten verder uitgebreid en per financieringsbron gepresenteerd voor de jaren 2003–2013.

Het Budgettair Kader Zorg (BKZ)

De BKZ-uitgaven bestaan uit de zorguitgaven op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Een deel van de begrotingsuitgaven wordt ook toegerekend aan het BKZ. Tot deze categorie hoort een deel van de uitgaven aan de zorgopleidingen, de uitgaven van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de uitgaven voor zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland. Deze uitgaven worden op de VWS-begroting verantwoord. Tot slot zijn er BKZ-uitgaven die via andere begrotingshoofdstukken beschikbaar komen. Het gaat hierbij om de middelen die via het Gemeentefonds worden uitgekeerd aan gemeenten voor uitgaven voor huishoudelijke hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Figuur 1 geeft inzicht in de bruto-BKZ-uitgaven onderverdeeld naar financieringsbron.

Figuur 1: Bruto-BKZ-uitgaven naar financieringsbron

Figuur 1: Bruto-BKZ-uitgaven naar financieringsbron

Het verplicht eigen risico en de eigen bijdragen worden samen gerekend tot de niet-belastingontvangsten. De bruto-BKZ-uitgaven minus deze niet-belastingontvangsten vormen de netto-BKZ-uitgaven. Het Budgettair Kader Zorg is het kader voor de netto-BKZ-uitgaven.

Tabel 1 toont de bruto-BKZ-uitgaven en BKZ-ontvangsten, inclusief de vindplaats in de begroting.

Tabel 1 Samenstelling van de bruto-BKZ-uitgaven en -ontvangsten naar financieringsbron (bedragen x € 1 miljard)1

Omschrijving

2013

Vindplaats

Artikel

Bruto-BKZ-uitgaven jaarverslag 2013

69,2

   

Premiegefinancierd

67,1

   

waarvan AWBZ

27,5

FBZ

 

waarvan Zvw

39,6

FBZ

 

Begrotingsgefinancierd

2,2

   

waarvan Wmo

1,6

Gemeentefonds/BZK

 

waarvan Zorgopleidingen

0,2

Begroting VWS

4

waarvan Wtcg

0,3

Begroting VWS

8

waarvan zorg Caribisch Nederland

0,1

Begroting VWS

4

BKZ-ontvangsten jaarverslag 2013

4,6

   

waarvan Eigen bijdrage Zvw

2,7

FBZ

 

waarvan Eigen bijdrage AWBZ

1,9

FBZ

 

Netto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013

64,6

   

Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ-gegevens over de financieringslasten Zvw en AWBZ.

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal

Figuur 2 toont de bruto-BKZ uitgaven per sector als aandeel in de totale BKZ-uitgaven.

Figuur 2: Bruto-BKZ-uitgaven per sector

Figuur 2: Bruto-BKZ-uitgaven per sector

2. Zorguitgaven in vogelvlucht

2.1. Actualisering van de maatregelen uit de begroting 2013

Onderstaande tabel geeft de stand van zaken weer van de maatregelen (exclusief overhevelingen) die zijn aangekondigd in de begroting 2013. Daartoe zijn in de eerste kolom de geraamde besparingen of kosten vermeld zoals deze zijn opgenomen in de begroting 2013. De tweede kolom geeft een actualisering van deze bedragen. Daar waar de bedragen ongewijzigd zijn, is er geen aanpassing geweest van de omvang van de beleidsmaatregel. Daar waar de bedragen wel zijn aangepast is er sprake van het (deels) terugdraaien, wijzigen of uitstellen van een maatregel, of van een verwacht besparingsverlies. De actualisering wordt per maatregel nader toegelicht.

Er is bewust gekozen voor de term actualisering. Het is niet mogelijk om van elke maatregel in de zorg een exacte opbrengstrealisatie te geven. De reden daarvoor is dat tal van ontwikkelingen van invloed zijn op de hoogte van de zorguitgaven, waaronder vraagfactoren (toe- of afname van het zorggebruik), aanbodfactoren (zoals substitutie-effecten) en prijsontwikkelingen2. Deze ontwikkelingen zijn op macroniveau niet nauwkeurig van elkaar te onderscheiden en te kwantificeren.

Tabel 2 Actualisering van de geraamde kosten en besparingen van maatregelen die zijn aangekondigd in de begroting 2013 (bedragen x € 1 miljoen)
   

2013

2013

   

Ontwerpbegroting

Actualisering

 

Zorgverzekeringswet (Zvw)

   
 

Eerstelijnszorg

101,4

101,4

1

Dieetadvisering in het pakket

44,0

44,0

2

Ondersteuning stoppen met roken

20,0

20,0

3

Aanpassing tariefkorting huisartsen

34,3

34,3

4

Aanpassing tariefkorting logopedie

1,1

1,1

5

Aanpassing tariefkorting verloskunde

2,0

2,0

       
 

Genees- en hulpmiddelen

– 20,0

– 20,0

6

Rollator en overige eenvoudige loophulpmiddelen uit het basispakket

– 20,0

– 20,0

       
 

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

– 75,0

– 75,0

7

Bestuurlijk akkoord curatieve ggz

– 75,0

– 75,0

       
 

Overige gezondheidszorg

60,0

60,0

8

Besparingsverlies werelddekking

60,0

60,0

 

Totaal uitgaven

66,4

66,4

9

Eigen bijdrage verpleegdag 7,50 euro instellingen medisch- specialistische zorg

55,0

0,0

10

Nieuwe bekostiging hoortoestellen

27,0

27,0

11

Aanpassing zorgtoeslag i.v.m. verhogen eigen risico tot 350 euro met compensatie lage inkomens

800,0

800,0

12

Verzachten/afschaffen eigen bijdrage GGZ

– 55,0

– 145,0

 

Totaal ontvangsten

827,0

682,0

 

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)

   
 

Zorg in natura

– 430,0

– 430,0

13

Ongedaan maken verhoging ZZP-tarief ggz

– 65,0

– 65,0

14

Ongedaan maken verhoging ZZP-tarief ghz

– 215,0

– 215,0

15

Verlaging vergoeding vervoerskosten instellingen

– 150,0

– 150,0

       
 

Persoonsgebonden budgetten

50,0

50,0

16

Ongedaan maken tariefsverhoging 5% PGB intramuraal

– 30,0

– 30,0

17

Terugdraaien overheveling begeleiding naar de Wmo

80,0

80,0

       
 

Overige langdurige zorg

– 150,0

– 150,0

18

Onder contracteerruimte brengen van bovenbudgettaire vergoedingen

– 40,0

– 40,0

19

Vaststelling groeiruimte op niveau demografie

– 150,0

– 150,0

20

Terugdraaien IQ-maatregel

60,0

60,0

21

Extramuralisering AWBZ

– 20,0

– 20,0

       
 

Wmo

– 34,0

– 34,0

22

Verlaging budget Wmo vermogensinkomensbijtelling

– 34,0

– 34,0

 

Totaal uitgaven

– 564,0

– 564,0

23

Vermogensinkomensbijtelling AWBZ

86,0

86,0

 

Totaal ontvangsten

86,0

86,0

Bron: VWS, NZa-gegevens over productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ-gegevens over voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

Toelichting:

ZORGVERZEKERINGSWET (Zvw)

Uitgaven

Eerstelijnszorg

1. Dieetadvisering in het pakket

In het Begrotingsakkoord 2013 is € 100 miljoen gereserveerd voor preventie en palliatieve zorg. Een deel van dit budget (€ 44 miljoen) is ingezet om het mogelijk te maken dieetadvisering met ingang van 1 januari 2013 weer in het basispakket op te nemen.

2. Ondersteuning stoppen met roken

In het Begrotingsakkoord 2013 is € 100 miljoen gereserveerd voor preventie en palliatieve zorg. Een deel van dit budget (€ 20 miljoen) is ingezet om het mogelijk te maken programmatische ondersteuning bij het stoppen met roken met ingang van 1 januari 2013 in het basispakket op te nemen.

3. Aanpassing tariefkorting huisartsen

Naar aanleiding van de CVZ-cijfers over 2010 is de korting op het huisartsentarief, zoals opgenomen in de begroting 2012, met € 20 miljoen verlaagd. Aanvullend heeft de Minister van VWS eind 2011 besloten om de korting nog verder met € 14 miljoen te verlagen (Zie brief VWS «Huisartsenzorg» TK 29 247, nr. 163). Daarmee is de korting van € 132 miljoen met € 34 miljoen verlaagd naar € 98 miljoen.

4. Aanpassing tariefkorting logopedie

Naar aanleiding van geactualiseerde inzichten over 2010 is de tariefskorting verlaagd. Het meest recente cijfer over 2010 geeft aan dat de overschrijding € 1,1 miljoen lager is uitgevallen, waardoor de eerder opgelegde tariefskorting met dit bedrag verlaagd kon worden. Dit leidt tot een opwaartse bijstelling van het kader.

5. Aanpassing tariefkorting verloskunde

Naar aanleiding van geactualiseerde inzichten over 2010 is de tariefskorting verlaagd. Het meest recente cijfer over 2010 geeft aan dat de overschrijding € 2 miljoen lager is uitgevallen, waardoor de eerder opgelegde tariefskorting met dit bedrag verlaagd kon worden. Dit leidt tot een opwaartse bijstelling van het kader.

Genees- en hulpmiddelen

6. Rollator en overige eenvoudige loophulpmiddelen uit het basispakket

Overeenkomstig het Begrotingsakkoord 2013 maken de eenvoudige mobiliteitshulpmiddelen met ingang van 1 januari 2013 geen deel meer uit van het pakket van de zorgverzekering.

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

7. Bestuurlijk akkoord curatieve ggz

Dit is een maatregel uit het Begrotingsakkoord 2013. Er is een bestuurlijk akkoord met de veldpartijen in de curatieve ggz gesloten. Onderdeel van dit akkoord is het inzetten op een doelmatigere zorg. Dit heeft geleid tot een opbrengst van € 75 miljoen in 2013 oplopend tot € 100 miljoen vanaf 2014.

Overige gezondheidszorg

8. Besparingsverlies werelddekking

Dit is een maatregel uit het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-Verhagen. Het ingezette traject van het aanpassen van de verdragen verloopt niet conform verwachting. Daardoor is sprake van een besparingsverlies in 2013, zoals ook reeds in de begroting 2013 gemeld is.

Ontvangsten

9. Eigen bijdrage verpleegdag € 7,50 instellingen medisch-specialistische zorg.

Dit betrof een maatregel uit het Begrotingsakkoord 2013. In het Begrotingsakkoord 2013 was afgesproken dat er een eigen bijdrage per verpleegdag zou worden ingevoerd voor patiënten die in een instelling voor medisch-specialistische zorg (ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra) verblijven. In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-Asscher is deze maatregel teruggedraaid.

10. Nieuwe bekostiging hoortoestellen

Overeenkomstig het Begrotingsakkoord 2013 zijn de aanspraken ten aanzien van gehoortoestellen per 1 januari 2014 functioneel omschreven en is de maximum vergoeding vervallen. Daarmee zijn zorgverzekeraars in staat gesteld scherper in te kopen en fors lagere gemiddelde prijzen voor hoortoestellen te realiseren. Daarbij is per 1 januari 2013 een eigen bijdrage van 25% voor gehoortoestellen geïntroduceerd.

11. Aanpassing zorgtoeslag in verband met verhogen eigen risico tot € 350 met compensatie lage inkomens

Zoals besloten in het Begrotingsakkoord 2013 is in 2013 het eigen risico met € 115 verhoogd van € 235 naar € 350. Volledige compensatie voor personen met een laag inkomen wordt gegeven via de zorgtoeslag. Deze is voor lage inkomens ook met € 115 omhoog gegaan.

12. Verzachten / afschaffen eigen bijdrage tweedelijns ggz

De eigen bijdrage in de tweedelijns curatieve ggz is uiteindelijk per 2013 geheel komen te vervallen. Oorspronkelijk was in het Begrotingsakkoord 2013 de eigen bijdrage verzacht om zo toegang tot deze zorg voor kwetsbare groepen te garanderen. Vervolgens is in het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-Asscher besloten de eigen bijdrage in de tweedelijns curatieve ggz volledig af te schaffen.

ALGEMENE WET BIJZONDERE ZIEKTEKOSTEN (AWBZ)

Uitgaven

Zorg in natura

13. Ongedaan maken verhoging ZZP-tarief ggz

Dit betreft het ongedaan maken van de tariefsverhoging van de intramurale tarieven voor de geestelijke gezondheidszorg conform het Begrotingsakkoord 2013. De tariefsverhoging is met ingang van 2013 teruggedraaid.

14. Ongedaan maken verhoging ZZP-tarief ghz

Dit betreft het ongedaan maken van de tariefsverhoging van de intramurale tarieven voor de gehandicaptenzorg conform het Begrotingsakkoord 2013. De tariefsverhoging is met ingang van 2013 teruggedraaid.

15. Verlaging vergoeding vervoerskosten instellingen

Dit is een maatregel uit het Begrotingsakkoord 2013. De normtarieven voor vervoer van en naar instellingen voor dagbesteding en behandeling in groepsverband zijn verlaagd. Tevens is de nacalculatie van vervoerskosten afgeschaft.

Persoonsgebonden budgetten

16. Ongedaan maken tariefsverhoging 5% PGB intramuraal

Dit betreft het ongedaan maken van de tariefsverhoging van de pgb-tarieven voor verblijfsgeïndiceerden conform het Begrotingsakkoord 2013.

17. Terugdraaien overheveling begeleiding naar de Wmo

In het Begrotingsakkoord 2013 is besloten de geplande overheveling van begeleiding naar de Wmo per 1 januari 2013 niet uit te voeren.

Overige langdurige zorg

18. Onder contracteerruimte brengen van bovenbudgettaire vergoedingen

Dit is een maatregel uit het Begrotingsakkoord 2013. Bovenbudgettaire vergoedingen zijn vanaf 2013 bij de contracteerruimte betrokken en zijn daarnaast verlaagd met € 40 miljoen.

Bovenbudgettaire vergoedingen zijn vergoedingen die door instellingen kunnen worden aangevraagd voor cliëntgebonden hulpmiddelen.

19. Vaststelling groeiruimte op niveau demografie

Dit is een maatregel uit het Begrotingsakkoord 2013. Het betreft het beperken van de groei van de contracteerruimte voor de zorg in natura in de AWBZ in 2013 tot de geraamde demografische groei van het zorggebruik.

20. Terugdraaien IQ-maatregel

In het Begrotingsakkoord 2013 is besloten om de IQ-maatregel (beperken doelgroep AWBZ) uit het Regeerakkoord niet door te voeren.

21. Extramuralisering AWBZ

In het Begrotingsakkoord 2013 is opgenomen dat lichte intramurale zorgzwaartepakketten voor ouderenzorg, verstandelijk gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg worden geschrapt. Nieuwe cliënten konden in 2013 geen aanspraak meer maken op deze zorg, maar hebben het recht behouden op vergelijkbare zorg in de eigen omgeving (extramuraal).

Wmo

22. Verlaging budget Wmo door vermogensinkomensbijtelling

In het Begrotingsakkoord 2013 is een verhoging van de vermogensinkomensbijtelling in de AWBZ en Wmo opgenomen. Een deel van de opbrengst is bij de Wmo gerealiseerd doordat de eigen bijdragen van Wmo-cliënten stijgen. Het Wmo-budget is daarom verlaagd.

Ontvangsten

23. Vermogensinkomensbijtelling AWBZ

Dit is een maatregel uit het Begrotingsakkoord 2013. De vermogensinkomensbijtelling in de AWBZ en Wmo is verhoogd. Dit betreft het deel van de maatregel dat leidt tot hogere intramurale en extramurale eigen bijdragen in de AWBZ.

2.2. Ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg en de netto-BKZ-uitgaven 2013.

Tabel 3 laat de ontwikkeling van het BKZ en de netto-BKZ-uitgaven zien voor het jaar 2013 vanaf de stand ontwerpbegroting 2013. Het Budgettair Kader Zorg is bij de start van het kabinet-Rutte-Asscher voor de periode 2013–2017 vastgesteld bij Startnota (TK 33 400, nr. 18).

Het Budgettair Kader Zorg legt aan het begin van de kabinetsperiode de ontwikkeling van de uitgaven vast voor elk van de komende vier jaren. Gedurende de kabinetsperiode wordt het kader aangepast voor de jaarlijkse prijsstijging. Hiervoor wordt de CPB-raming van de prijsindex van de nationale bestedingen (pNB) gebruikt. Bij de raming van het BKZ is de stand netto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2013 als uitgangspunt genomen. In deze stand is al uitgegaan van een autonome groei van de zorguitgaven conform de raming van het Centraal Plan Bureau (CPB). Hierin zijn vervolgens de maatregelen voortvloeiend uit het regeerakkoord en de macro-economische doorwerking verwerkt. De macro-economische doorwerking bestaat grotendeels uit een wijziging in de nominale ontwikkeling van de zorguitgaven als gevolg van de doorrekening van het regeerakkoord door het CPB.

Als gevolg van een neerwaartse bijstelling van de prijs Nationale Bestedingen (pNB) en verschuivingen tussen uitgavenkaders (ijklijnmutaties) is het BKZ ten opzichte van de Startnota met € 408 miljoen verlaagd.

Tabel 3 Ontwikkeling van het BKZ en de netto-BKZ-uitgaven 2013 (bedragen x € 1 miljoen)1
 

2013

BKZ Startnota Kabinet-Rutte-Asscher

66.181

Prijs nationale bestedingen (pNB)

– 368

IJklijnmutaties

– 40

BKZ stand jaarverslag 2013

65.773

Netto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013

64.633

Over-/onderschrijding BKZ

– 1.140

Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ-gegevens over financieringslasten Zvw en AWBZ.

X Noot
1

Door afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

De getroffen maatregelen en de actualisering van de zorguitgaven hebben geleid tot een onderschrijding van het BKZ van € 1,1 miljard in 2013.

Bij de start van het kabinet-Rutte-Asscher zijn de uitgavenkaders herijkt. Voor het BKZ betekende dit een neerwaartse aanpassing met € 953 miljoen. Zonder deze herijking zou de onderschrijding van het BKZ € 2,1 miljard bedragen.

Tabel 4 geeft een overzicht van de kadertoetsing van het BKZ in 2013 vanaf de stand Startnota.

Tabel 4 Kadertoets Budgettair Kader Zorg 2014 (bedragen x € 1 miljoen; -/- is saldoverbeterend)
 

2013

Kadertoets BKZ Startnota

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 129

Kadertoets BKZ 1esuppletoire begroting 2013

– 129

Mutatie ontwerpbegroting 2014

– 131

Kadertoets BKZ ontwerpbegroting 2014

– 260

Mutatie 2e suppletoire begroting 2013

29

Kadertoets BKZ 2e suppletoire begroting 2013

– 231

Mutatie jaarverslag 2013

– 909

Kadertoets BKZ jaarverslag 2013

– 1.140

Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ-gegevens over financieringslasten Zvw en AWBZ.

De onderschrijding van het BKZ in 2013 is voor een deel in eerdere budgettaire nota’s gemeld. Ten opzichte van de tweede suppletoire wet 2013 is er sprake van een forse stijging van de onderschrijding van € 0,9 miljard, waardoor de totale onderschrijding uitkomt op € 1,1 miljard.

2.3. Horizontale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector

De horizontale ontwikkeling geeft de jaar op jaar ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten weer. In tabel 5 is de horizontale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector weergegeven. Hierbij wordt een toelichting gegeven op het verloop van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten vanaf 2011 tot en met 2013 volgens de huidige inzichten. De ontwikkeling van de sectoren is onderverdeeld naar de oorzaak van de ontwikkeling:

  • Nominaal (N);

  • Beleidsmatig (B), hieronder zijn opgenomen de intensiveringen en maatregelen;

  • Mee- en tegenvallers (M), waaronder de actualisering van de zorguitgaven op basis van CVZ en NZa;

  • Technisch (T), waaronder budgetneutrale verschuivingen.

Tabel 5 Horizontale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector (bedragen x € 1 miljard)1
 

2011

N

B

M

T

2012

N

B

M

T

2013

Zorgverzekeringswet (Zvw)

36,0

0,9

– 0,2

0,2

0,0

36,8

1,0

1,3

– 1,4

1,9

39,6

Eerstelijnszorg

4,3

0,1

– 0,2

0,0

0,0

4,2

0,1

0,2

– 0,2

0,0

4,2

Medisch-specialistische zorg

19,3

0,4

0,4

0,7

0,0

20,8

0,5

0,6

– 0,3

1,0

22,5

Ziekenvervoer

0,6

0,0

0,0

0,0

0,0

0,6

0,0

0,0

0,0

0,1

0,6

Genees- en hulpmiddelen

6,6

0,2

0,0

– 0,7

0,0

6,1

0,2

0,4

– 0,8

– 0,2

5,8

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

4,3

0,1

– 0,4

0,1

0,0

4,1

0,1

0,1

– 0,1

0,0

4,3

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen Zvw

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

1,0

1,0

Overige2

0,9

0,0

0,0

0,1

0,0

1,1

0,0

0,0

0,0

0,0

1,1

Nominaal en onverdeeld

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

                       

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)

25,0

1,0

0,8

0,7

0,2

27,7

0,5

– 0,5

0,6

– 0,9

27,5

Preventieve zorg

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,1

Zorg in natura

22,2

0,9

1,1

0,3

0,0

24,6

0,4

– 0,5

0,6

– 0,6

24,3

–  wv. intramurale ggz

1,4

0,1

0,1

0,0

0,0

1,6

0,0

– 0,1

0,0

0,0

1,6

–  wv. intramurale ghz

4,6

0,2

0,3

0,0

0,1

5,3

0,1

– 0,2

0,1

0,1

5,3

–  wv. intramurale v&v

7,7

0,3

0,6

0,0

0,2

8,7

0,1

0,0

0,2

– 0,6

8,4

–  wv. extramurale zorg

3,8

0,2

0,1

0,1

– 0,1

4,1

0,1

0,0

0,0

0,0

4,3

–  wv. dagbesteding en vervoer

1,1

0,1

0,0

0,0

0,0

1,2

0,0

– 0,2

0,1

0,0

1,2

–  wv. kapitaallasten

2,7

0,0

0,0

0,1

– 0,3

2,6

0,0

0,0

0,1

– 0,3

2,4

–  wv. overige zorg in natura

0,9

0,0

0,0

0,0

0,1

1,0

0,0

0,0

0,1

0,1

1,3

                       

Persoonsgebonden budgetten

2,3

0,1

– 0,3

0,5

– 0,1

2,5

0,1

0,0

0,1

– 0,2

2,5

MEE-instellingen

0,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,2

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen AWBZ

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Overige3

0,3

0,0

0,0

– 0,1

0,0

0,4

0,0

0,0

0,0

– 0,1

0,2

Nominaal en onverdeeld

0,0

0,0

0,0

0,0

0,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,1

0,2

                       

Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

3,3

0,0

0,0

0,0

0,1

3,4

0,0

– 0,3

0,0

– 1,0

2,2

Opleidingsfonds (begrotingsdeel)

1,1

0,0

0,0

0,0

0,1

1,2

0,0

0,0

0,0

– 1,0

0,2

Caribisch Nederland

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,1

Wtcg

0,7

0,0

– 0,1

0,0

0,0

0,6

0,0

– 0,3

0,0

0,0

0,3

Wmo (Gemeentefonds)

1,5

0,0

0,1

0,0

0,0

1,5

0,0

0,0

0,0

0,0

1,6

Loon- en prijsbijstelling

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

                       

Bruto-BKZ-uitgaven jaarverslag 2013

64,3

1,8

0,6

0,8

0,2

67,9

1,4

0,5

– 0,7

0,1

69,2

BKZ-ontvangsten jaarverslag 2013

3,2

0,0

0,4

0,1

0,0

3,6

0,0

0,9

0,2

0,0

4,6

Netto-BKZ-uitgaven jaarverslag 2013

61,1

1,8

0,2

0,8

0,2

64,3

1,4

– 0,4

– 0,9

0,1

64,6

Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ-gegevens over de financieringslasten Zvw en AWBZ.

X Noot
1

Door afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

X Noot
2

Bij de Zvw zijn onder de post overige opgenomen de deelsectoren; grensoverschrijdende zorg, beheerskosten uitvoeringsorganen Zvw en multidisciplinaire zorgverlening.

X Noot
3

Bij de AWBZ zijn onder de post overige opgenomen de deelsectoren; bovenbudgettaire vergoedingen (tot 2013), beheerskosten, subsidie, tandheelkundige zorg AWBZ, instellingen voor medisch-specialistische zorg AWBZ en overig curatieve zorg AWBZ.

Nominaal

De nominale ontwikkeling bij de Zvw en de AWBZ in 2012 van in totaal € 1,8 miljard en in 2013 van € 1,4 miljard betreft de jaarlijkse aanpassing van de zorguitgaven aan de loon- en prijsontwikkeling op basis van de ramingen van het CPB. De loon- en prijsbijstelling in 2012 is hoger dan die in 2013. Dit komt doordat de indexen voor lonen en prijzen in 2012 hoger waren dan in 2013.

Beleidsmatig

Onder beleidsmatige mutaties zijn opgenomen de intensiveringen en maatregelen die het gevolg zijn van politieke prioriteitstelling. De intensiveringen betreffen voornamelijk de groeiruimte die op basis van akkoorden, politieke prioriteitenstelling of op basis van de raming van de jaarlijkse autonome ontwikkeling van de zorguitgaven (volgend uit de CPB-middellangetermijnraming) beschikbaar is. De uitgavenbeperkende maatregelen zijn veelal ter redressering van eerdere overschrijdingen. Groeiruimte of maatregelen kunnen zich zowel in volume als in prijseffecten manifesteren, of in een combinatie van beide.

Zorgverzekeringswet (Zvw)

Bij de sector Zvw is voor 2012 een beleidsmatige daling te zien van € 0,2 miljard en voor 2013 een groei van € 1,3 miljard. Bij de eerstelijnszorg en de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg is er in 2012 sprake van een beleidsmatige daling van in totaal € 0,6 miljard. Deze daling hangt samen met het pakket aan maatregelen dat met ingang van 2012 zijn beslag heeft gekregen. Zo zijn in de ontwerpbegroting 2012 (TK 33 000 XVI, nr. 2) maatregelen aangekondigd voor onder andere de curatieve ggz, huisartsen, verloskunde en de paramedische sector en zijn dieetadvisering en het programma stoppen met roken uit het verzekerd pakket gehaald. Daarnaast is afgezien van de pakketopname van de beweegkuur. Bij de medisch-specialistische zorg is er in 2012 sprake van een groei van € 0,4 miljard. Dit hangt in grote mate samen met de overheveling van de TNF-alfaremmers naar het kader medisch-specialistische zorg.

Met de sectoren medisch-specialistische zorg, curatieve ggz en huisartsen zijn in 2013 akkoorden gesloten waarin is afgesproken dat de uitgaven van de sectoren in 2013 2,5% mogen stijgen. Dat verklaart de groei van in totaal € 1,3 miljard bij deze sectoren.

Algemene Wet Bijzondere Ziekte kosten (AWBZ)

Bij de AWBZ is sprake van een stijging van de uitgaven in 2012 van € 0,8 miljard en een daling in 2013 van € 0,5 miljard. De stijging in 2012 is het saldo van de in het Regeerakkoord van het Kabinet-Rutte-Verhagen voorziene groeiruimte, intensiveringen en maatregelen. Daarnaast zijn in eerdere begrotingen verschillende maatregelen aangekondigd die in 2012 pas zichtbaar zijn, zoals het onder de contracteerruimte brengen van de capaciteitsgroei en het beperken van de keuzemogelijkheid bij de persoonsgebonden budgetten.

De daling in 2013 hangt samen met de maatregelen die met ingang van 1 januari 2013 zijn getroffen. Zo zijn vanaf 1 januari 2013 onder andere de bovenbudgettaire vergoedingen onder de contracteerruimte gebracht, de tariefverhoging van de ZZP’s in de ggz en gehandicaptenzorg ongedaan gemaakt, is de groeiruimte verlaagd tot het niveau van de demografie en zijn de normtarieven voor vervoer geharmoniseerd.

Ontvangsten

De ontvangsten stijgen in 2012 en 2013. De toename van de ontvangsten in 2013 van € 0,9 miljard wordt voornamelijk veroorzaakt door de stijging van het eigen risico met € 115 (van € 235 naar € 350) zoals afgesproken in het Begrotingsakkoord 2013.

Mee- en tegenvallers

De mee- en tegenvallers kunnen het gevolg zijn van een volume- en/of een prijseffect. Mee- en tegenvallers blijken veelal uit realisatiecijfers (in dit jaarverslag betreft het de voorlopige realisatiecijfers 2013).

In 2012 dalen de Zvw-uitgaven voornamelijk als gevolg van lagere uitgaven voor genees- en hulpmiddelen (€ 0,7 miljard) en stijgen de uitgaven bij de medisch-specialistische zorg met € 0,7 miljard.

De daling bij de geneesmiddelen kan deels worden verklaard door intensivering en uitbreiding (door patentverlies) van het preferentiebeleid van zorgverzekeraars. De daling bij de hulpmiddelen lijkt vooral te komen door een daling van het aantal declaraties. Daarnaast zijn zorgverzekeraars doelmatiger gaan inkopen (bijvoorbeeld ten aanzien van incontinentiemateriaal) en hebben ze de regels voor vergoeding van verbandmiddelen strenger gehandhaafd.

Ook in 2013 is sprake van een daling bij de uitgaven voor genees- en hulpmiddelen (€ 0,8 miljard). De vergoedingen voor geneesmiddelen vielen lager uit door een lagere groei van het aantal geneesmiddelen en het aantal uitgiftes in combinatie met een verdere daling van de gemiddelde geneesmiddelenprijzen onder druk van patentverlies en het door zorgverzekeraars gevoerde preferentiebeleid. De daling bij de hulpmiddelen lijkt vooral te komen door wijzigingen in de vergoedingssystematiek voor hoorhulpmiddelen en bruikleenhulpmiddelen en verdere daling in het gebruik van verbandmiddelen.

De stijging bij de medisch-specialistische zorg wordt als volgt verklaard:

In 2011 is een Hoofdlijnenakkoord gesloten in de medisch-specialistische zorg voor de periode 2012–2015. In de zomer van 2013 is dit akkoord geactualiseerd voor de periode 2014–2017. Onderdeel van de akkoorden is een meerjarig budgettair kader (exclusief loon- en prijsbijstelling). In de begroting van VWS is het aan de akkoorden ontleende budgettaire kader opgenomen onder de sector instellingen voor medisch-specialistische zorg. Ook de transitiebedragen maken onderdeel uit van het kader instellingen medisch-specialistische zorg. Op basis van de thans beschikbare inzichten over de schadelast 2012 en het transitiebedrag is sprake van een overschrijding van het beschikbare kader in 2012 en 2013. Hoewel de beschikbare cijfers nog niet definitief zijn en er nog wijzigingen kunnen plaatsvinden die van invloed kunnen zijn op de omvang van de overschrijding is het niet de verwachting dat deze wijzigingen de overschrijding teniet zullen doen. Vooralsnog wordt in het jaarverslag 2013 uitgegaan van een mogelijke overschrijding in 2012 van € 0,6 miljard. In 2013 wordt thans uitgegaan van € 0,3 miljard. Tussen 2012 en 2013 neemt de verwachte tegenvaller af.

De stijging in 2012 in de AWBZ is voornamelijk het gevolg van de uitvoeringstegenvallers bij de zorg in natura en de persoonsgebonden budgetten (€ 0,5 miljard).

De stijging van de AWBZ-uitgaven in 2013 als gevolg van mee- en tegenvallers wordt grotendeels veroorzaakt door een volumetoename bij de zorg in natura (€ 0,6 miljard) budgetten. In het Begrotingsakkoord 2013 zijn maatregelen genomen om deze groei te beperken.

Technisch

De technische mutaties betreffen voornamelijk budgetneutrale verschuivingen tussen onderdelen van de AWBZ, de Zvw en de begroting van VWS. Bij de ontwikkeling in 2013 gaat het om de overheveling van de geriatrische revalidatiezorg en de bruikleenregeling voor hulpmiddelen van de AWBZ naar de Zvw. Daarnaast zijn in 2013 middelen voor de opleidingen vanuit de VWS-begroting naar de AWBZ en Zvw overgeheveld.

In tabel 5A zijn de groeipercentages van de BKZ-uitgaven per financieringsbron weergegeven.

Tabel 5A Groeipercentages van de BKZ-uitgaven per financieringsbron (bedragen x € 1 miljard)1
 

2011

Groei

Overhevelingen

Groei gecorr. voor overh.

2012

Groei

Overhevelingen

Groei gecorr. voor overh.

2013

 

(bedrag)

(%)

(%)

(%)

(bedrag)

(%)

(%)

(%)

(bedrag)

Zorgverzekeringswet

36,0

2,2

0,0

2,3

36,8

7,6

5,3

2,3

39,6

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

25,0

10,6

0,6

9,9

27,7

– 1,3

– 3,2

2,0

27,5

Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

3,3

3,9

3,0

0,9

3,4

– 36,7

– 29,1

– 7,6

2,2

Bruto-BKZ-uitgaven jaarverslag 2013

64,3

5,6

0,4

5,2

67,9

1,8

0,1

1,7

69,2

Netto-BKZ-uitgaven jaarverslag 2013

61,1

5,0

0,4

4,6

64,3

0,3

0,1

0,2

64,6

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

2.4. Verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten

Tabel 6 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2013 de verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten op hoofdlijnen zien. De verdere verdieping van de verticale ontwikkeling vindt plaats in paragraaf 3 en paragraaf 6.

Tabel 6 Verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

Bruto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2013

70.471,9

   

Mutaties Zvw-uitgaven

– 1.475,9

Mutaties AWBZ-uitgaven

215,5

Mutaties begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

28,6

Totaal mutaties

– 1.231,8

   

Bruto-BKZ-uitgaven jaarverslag 2013

69.240

   

BKZ-ontvangsten ontwerpbegroting 2013

4.671,0

   

Mutaties Zvw-ontvangsten

– 145,0

Mutaties AWBZ-ontvangsten

80,9

Mutaties begrotingsgefinancierde BKZ-ontvangsten

0,0

Totaal mutaties

– 64,1

   

BKZ-ontvangsten jaarverslag 2013

4.606,9

   

Netto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2013

65.800,8

   

Totaal mutaties

– 1.167,7

   

Netto-BKZ-uitgaven jaarverslag 2013

64.633,1

Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ-gegevens over de financieringslasten Zvw en AWBZ.

Ten opzichte van de stand ontwerpbegroting 2013 nemen de BKZ-uitgaven in 2013 af met circa € 1.232 miljoen en de BKZ-ontvangsten dalen met circa € 64 miljoen. De daling van de BKZ-uitgaven wordt veroorzaakt door de daling van de Zvw-uitgaven met circa € 1.476 miljoen, een stijging van de AWBZ-uitgaven met circa € 216 miljoen en een stijging van de begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven met circa € 29 miljoen. De daling van de Zvw-uitgaven wordt grotendeels verklaard door de daling van de uitgaven voor geneesmiddelen. De daling van de ontvangsten betreft voornamelijk de Zvw. In paragraaf 3 is de ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per financieringsbron verder toegelicht.

3. Uitgaven Budgettair Kader Zorg

3.1. Zorgverzekeringwet (Zvw)

3.1.1. Verticale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten

De verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht van de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de ontwerpbegroting 2013. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de veranderingen wordt verwezen naar paragraaf 6, het verdiepingshoofdstuk.

De verticale toelichting onderscheidt drie categorieën mutaties:

  • mee- en tegenvallers;

  • beleidsmatige mutaties;

  • technische- en macro-economische mutaties.

Tabel 7 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2013 de verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten zien.

Tabel 7 Verticale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

Zvw-uitgaven ontwerpbegroting 2013

41.049,9

Mee- en tegenvallers

 

Actualisering Zvw-uitgaven (zie tabel 7A)

– 1.364,9

   

Beleidsmatige mutaties

 

Tariefsaanpassing logopedie

19,9

   

Technische en macro-economische mutaties

 

Macrobijstellingen

48,6

Schuif tussen financieringsbronnen

– 71,7

Financieringsmutatie

17,1

Overige mutaties

– 124,9

   

Totaal mutaties

– 1.475,9

   

Zvw-uitgaven jaarverslag 2013

39.574,0

Zvw-ontvangsten ontwerpbegroting 2013

2.851,6

Beleidsmatige mutaties

 

Eigen bijdrage ggz

– 145,0

   

Totaal mutaties

– 145,0

   

Zvw-ontvangsten jaarverslag 2013

2.706,6

Netto-Zvw-uitgaven ontwerpbegroting 2013

38.198,3

Mutatie in de netto-Zvw-uitgaven

– 1.330,9

Netto-Zvw-uitgaven jaarverslag 2013

36.867,3

Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ-gegevens over de financieringslasten Zvw en AWBZ.

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Actualisering Zvw-uitgaven

Tabel 7A Actualisering Zvw-uitgaven (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

Eerstelijnszorg

– 188,3

Medisch-specialistische zorg

304,0

Ziekenvervoer

– 31,9

Geneesmiddelen

– 1.239,1

Hulpmiddelen

– 269,0

Grensoverschrijdende zorg

46,4

Opleidingen

– 2,3

Multidisciplinaire zorgverlening

15,3

Totaal

– 1.364,9

Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ-gegevens over de financieringslasten Zvw en AWBZ.

Zoals aangegeven bij tabel 7 bevat deze post alle mutaties vanaf de stand ontwerpbegroting 2013. Onderdeel hiervan is de actualisering van de zorguitgaven op basis van voorlopige realisatiegegevens 2013 van de NZa en het CVZ (zie tabel 7A). Voor de curatieve ggz zijn vooralsnog geen volledige en betrouwbare realisatiecijfers over 2013 beschikbaar; deze cijfers zijn derhalve niet meegenomen in de actualisatie. De belangrijkste mutaties worden hieronder nader toegelicht. In de verdiepingsbijlage is de actualisering van de Zvw-uitgaven per sector verder toegelicht.

Eerstelijnszorg

De onderschrijding bij de eerstelijnszorg van € 188 miljoen doet zich voor bij de huisartsenzorg € 40 miljoen, de tandheelkundige zorg Zvw € 38 miljoen, de paramedische zorg € 50 miljoen, de verloskunde en kraamzorg samen € 43 miljoen en de dieetadvisering € 17 miljoen.

Huisartsenzorg

Bij de huisartsenzorg is voor het jaar 2013 een onderschrijding van € 40 miljoen te zien. De vergelijking met 2012 laat zien dat de uitgaven voor consulten in 2013 zijn achtergebleven ten opzichte van de verwachte groei. Het cijfer over 2013 bevat echter nog een ramingsdeel van 10%.

Tandheelkundige zorg

Over 2013 is een onderschrijding te zien van € 38 miljoen. De over 2011 verwerkte (structurele) stijging van ruim € 40 miljoen wordt hiermee vrijwel teniet gedaan.

Paramedische zorg

Bij de paramedische zorg is voor het jaar 2013 een onderschrijding van € 50 miljoen te zien. Deze onderschrijding doet zich in belangrijke mate voor bij de fysiotherapie en de logopedie.

Bij de fysiotherapie is over 2013 een onderschrijding van € 39 miljoen te zien. Het vermoeden is dat het achterblijvende niveau het gevolg is van de doorwerking van de beleidsmaatregelen 2012: het aantal zittingen voor eigen rekening is verhoogd naar 20 en er zijn aandoeningen geschrapt van de chronische lijst. Het CVZ heeft als mogelijke aanvullende verklaringen aangegeven dat voor de gehele paramedische zorg een scherpere beoordeling van aanvragen geldt en wellicht ook een verminderde vraag als gevolg van verhoogd eigen risico.

Bij de logopedie is er over 2013 een onderschrijding van € 13 miljoen. Na het kostenonderzoek van de NZa zijn de tarieven, en daarmee ook het beschikbare budget, over 2012–2014 stapsgewijs per jaar verhoogd. Een verklaring van de achterblijvende uitgaven kan zijn dat de zorgverzekeraars lagere tarieven contracteren dan de nieuwe maximumtarieven.

Verloskunde en kraamzorg

De belangrijkste reden voor de onderschrijdingen bij de verloskunde en kraamzorg van in totaal € 43 miljoen is de dalende geboortecijfers.

Dieetadvisering

Bij de dieetadvisering is er over 2013 een onderschrijding van € 17 miljoen. Een deel van de verklaring van de lagere uitgaven is dat na de heropname in het pakket in 2013 de diëtistenpraktijken weer op gang moeten komen.

Medisch-specialistische zorg

In 2011 is een Hoofdlijnenakkoord gesloten in de medisch-specialistische zorg voor de periode 2012–2015. In de zomer van 2013 is dit akkoord geactualiseerd voor de periode 2014–2017. Onderdeel van de akkoorden is een meerjarig budgettair kader (exclusief loon- en prijsbijstelling). In de begroting van VWS is het aan de akkoorden ontleende budgettaire kader opgenomen onder de sector instellingen voor medisch-specialistische zorg. Ook de transitiebedragen maken onderdeel uit van het kader instellingen medisch-specialistische zorg. Op basis van de thans beschikbare inzichten over de schadelast 2012 en het transitiebedrag is sprake van een overschrijding van het beschikbare kader in 2012 en 2013. Hoewel de beschikbare cijfers nog niet definitief zijn en er nog wijzigingen kunnen plaatsvinden die van invloed kunnen zijn op de omvang van de overschrijding is het niet de verwachting dat deze wijzigingen de overschrijding teniet zullen doen. Vooralsnog wordt in het jaarverslag 2013 uitgegaan van een mogelijke overschrijding in 2012 van € 600 miljoen. In 2013 wordt thans uitgegaan van € 300 miljoen. Deze overschrijding wordt behandeld conform de afspraken die hierover in de hoofdlijnenakkoorden zijn gemaakt. In dit kader is het macrobeheersinstrument (mbi) relevant.

Geneesmiddelen

Bij de onderschrijding over 2013 van € 1.239 miljoen gaat het deels om de structurele doorwerking van de onderschrijding uit het jaarverslag over 2012 (€ 602,2 miljoen, die op grond van actuele cijfers van het CVZ over 2012 nog € 92,1 miljoen hoger uitvalt). De lagere uitgaven in 2012 zijn bij jaarverslag 2012 deels verklaard doordat zorgverzekeraars lagere prijzen dan verwacht voor dienstverlening van de apothekers en geneesmiddelen die apothekers afleveren hadden afgesproken. Ook vielen de prijzen voor geneesmiddelen lager uit door intensivering en uitbreiding van het preferentiebeleid van zorgverzekeraars.

In 2013 vielen de uitgaven voor geneesmiddelen nog eens € 544,8 miljoen lager uit. Deels komt dat doordat de VWS-raming (ook na de bijstelling op grond van het jaarverslag 2012) rekening hield met enige groei en nominale bijstelling ten opzichte van 2012. De uitgaven in 2013 vielen echter lager uit dan in 2012. De vergoedingen voor geneesmiddelen waren lager door een lagere volumegroei in combinatie met een nog verdere daling van de gemiddelde geneesmiddelenprijzen onder druk van patentverlies en het door zorgverzekeraars gevoerde preferentiebeleid. Daarnaast groeide het aantal uitgiftes minder dan verwacht.

Hulpmiddelen

Voor de onderschrijding over 2013 van € 269,0 miljoen kan nog geen eenduidige verklaring worden gegeven. De wijziging in de vergoedingssystematiek voor hoorhulpmiddelen heeft geleid tot een piek in het gebruik in het laatste kwartaal van 2012. In 2013 is in het eerste kwartaal een enorme daling zichtbaar, terwijl ook in de twee kwartalen daarna de uitgaven 25% lager waren dan in 2012. Verder zijn de gevolgen van de overheveling van bruikleenhulpmiddelen vanuit de AWBZ nog niet volledig zichtbaar in de cijfers over 2013, omdat in het eerste halfjaar ook nog ten laste van de AWBZ kon worden gedeclareerd. Daarnaast zet de daling in het gebruik van verbandmiddelen door. Ten slotte is sprake van een structurele doorwerking van de meevaller uit het jaarverslag over 2012, waarmee bij de opstelling van de begroting 2013 nog geen rekening kon worden gehouden.

Grensoverschrijdende zorg

Op basis van cijfers van het CVZ over 2013 blijkt sprake van meeruitgaven ten opzichte van de stand ontwerpbegroting van circa € 46 miljoen. Deze hogere uitgaven betreffen de uitgaven binnen het macroprestatiebedrag, dat wil zeggen de uitgaven in het buitenland door in Nederland woonachtige Zvw-verzekerden. Om meer inzicht te krijgen in de patiëntenstromen is in 2013 een IBO grensoverschrijdende zorg gestart. Het IBO wordt in 2014 afgerond.

Beleidsmatige mutaties

Tariefsaanpassing logopedie

Dit betreft een tariefsverhoging (totale meerkosten € 34,2 miljoen) die in 3 stappen (2012–2014) is doorgevoerd. De verhoging over 2013 betreft € 19,9 miljoen.

Technische en macro- economische mutaties

Macrobijstellingen

De raming van de loon- en prijsbijstelling is aangepast op basis van de macro-economische inzichten in het Centraal Economisch Plan (CEP 2013) van het Centraal Planbureau (CPB).

Schuif tussen financieringsbronnen

Dit is een schuif tussen de financieringsbronnen AWBZ en Zvw.

Financieringsmutatie

Er is een zeker tijdsverloop tussen de bevoorschotting op basis van productieafspraken tussen zorgaanbieders en zorgkantoren en de verwerking van de zorgproductie in de budgetten van de instellingen door de NZa. Als gevolg daarvan wijkt de financiering binnen een jaargrens af van de daadwerkelijke zorguitgaven (budgetten) in dat jaar. Zo ontstaan er financieringsachterstanden of -voorsprongen. In 2013 is er € 17,1 miljoen meer gefinancierd dan geproduceerd. Financieringsmutaties hebben wel invloed op de hoogte van de zorguitgaven in enig jaar, maar over een langere periode bezien heffen financieringsvoorsprongen en -achterstanden elkaar op.

Overige mutaties

Deze post is het saldo van verschillende mutaties. Hieronder zijn verder opgenomen diverse gereserveerde posten op nominaal en onverdeeld die thans vrijvallen. Dit zijn mutaties geweest die doorgaans een technisch karakter hebben. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de loon- en prijsbijstellingen en reserveringen die niet naar andere sectoren zijn uitgedeeld en de resterende financiële ruimte die is ontstaan in verband met de ramingsbijstelling academische zorg in de ontwerpbegroting 2014.

Ontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Eigen bijdrage ggz/verpleegdag

De eigen bijdrage in de tweedelijns ggz is per 2013 geheel komen te vervallen. Dit leidt in totaal tot een neerwaartse bijstelling van de ontvangsten met € 145 miljoen.

Figuur 3 Samenstelling Zvw-uitgaven 2013

Figuur 3 Samenstelling Zvw-uitgaven 2013
3.1.2. Kerncijfers

De kerncijfers in tabel 8 schetsen een beeld van de Zorgverzekeringswet (Zvw).

Tabel 8 Kerncijfers Zorgverzekeringswet (Zvw)
   

Eenheid

2010

2011

2012

20131

Algemeen

         

1

Bevolking naar leeftijd in % van totale bevolking 1 januari

         
 

Jonger dan 20 jaar

%

23,7

23,5

23,3

23,1

 

20 tot 65 jaar

%

61,0

60,9

60,5

60,1

 

65+

%

15,3

15,6

16,2

16,8

 

Totale bevolking

1 miljoen

16,6

16,7

16,7

16,8

2

Levensverwachting bij 66 jaar op 31 december

         
 

– mannen

aantal jaren

17,2

17,5

17,5

 
 

– vrouwen

aantal jaren

20,4

20,5

20,4

 
             

Zorgverzekering

         

3

Gemiddelde nominale premie

Euro

1.095

1.199

1.226

1.213

4

Verzekerden met een collectieve verzekering

%

64

65

68

69

             

Eerstelijnszorg

         

5

Werkzame huisartsen

aantal

8.981

8.902

8.879

 

6

Toegestane instroom huisartsenopleiding

aantal

588

629

720

 

7

Werkzame tandartsen

aantal

8.881

8.827

8.775

 

8

Werkzame verloskundigen

aantal

2.556

2.612

2.692

 

9

Werkzame fysiotherapeuten

aantal

16.743

17.802

 

10

Gemiddeld aantal contacten per persoon met huisarts

aantal

4,2

4,3

4,1

 

11

Personen met contact in 1 jaar

aantal

72,3

72

71,3

 

12

Gemiddeld aantal contacten per persoon met tandarts

aantal

2,3

2,3

2,1

 

13

Personen met contact in 1 jaar

%

78,4

78,2

78,5

 

14

Gemiddeld aantal contacten per persoon met fysio/oefentherapeut (bevolking/per patiënt)

aantal

3,7/ 16,9

3,9/ 17

5,3/ 25,2

 

15

Personen met contact in 1 jaar

%

22

22,8

21,2

 

16

Geregistreerde sociaal-geneeskundigen

aantal

5.402

5.331

5.265

 
             

Medisch-specialistische zorginstellingen

         

17

Zorgaanbieders algemene ziekenhuizen, UMC en ZBC

         
 

–  algemene ziekenhuizen

aantal

84

84

82

82

–  categorale ziekenhuizen

aantal

2

2

2

2

–  UMC

aantal

8

8

8

8

–  evt. ZBC (actief in A- en/of B segment)

aantal

241

258

288

268

18

Dagopnames

1 miljoen

1,13

1,24

1,20

 

19

Verpleegdagen

1 miljoen

7,67

7,47

7,24

 

20

Eerste polibezoeken

1 miljoen

8,19

8,41

8,14

 

21

Gemiddeld aantal contacten per persoon met specialist

aantal

2,3

2,2

2,1

 

22

Personen met contacten in 1 jaar

%

37,8

39,0

37,9

 

23

Geregistreerde medisch-specialisten (niet artsen voor verstandelijk gehandicapten en ouderengeneeskunde)

aantal

20.144

20.863

21.750

 
             

24

Top 5 DBC- Zorgproducten2

         
 

1) 199299012 – Letsel (excl heupfractuur) | Diagnostisch (zwaar)/ Therapeutisch licht | Letsel overig

1.000

   

428,6

 
 

2) 199299028 – Letsel (excl heupfractuur) | Licht ambulant | Letsel overig

1.000

   

339,1

 
 

3) 140301007 – Nierinsufficientie | Chronisch | Hemodialyse in centrum/ zkhs | Niet klin | Dialyse 1–3 | Urogenitaal nierinsufficientie

1.000

   

231,7

 
 

4) 131999228 – Ov diagnosen | Licht ambulant | Botspierstelsel ziekte/laat gev trauma

1.000

   

217,3

 
 

5) 029499039 – Licht ambulant | Nieuw maligne huid/premaligne dermatose

1.000

   

182,7

 
             

Ziekenvervoer

         

25

Aantal spoedeisende ambulance-inzetten

1.000

463,9

478,3

500,8

 
             

Genees- en hulpmiddelen

         

26

Aantal openbare apotheken

aantal

1.980

1.997

1.981

1.974

27

Gemiddeld aantal voorschriften geneesmiddelen per persoon

aantal

12,5

13,6

14,1

28

Aandeel generieke verstrekkingen in de voorschriften

%

60,6

63,3

66,7

69,7

29

Aandeel generieke verstrekkingen in de kosten

%

10,9

10,3

12,0

15,2

30

Aantal personen dat vergoede hulpmiddelen gebruikt

1 miljoen

2,4

2,2

2,1

2,2

             

Geestelijke gezondheidszorg

         

31

Geestelijke ongezond. Op basis van Somscore MHI-5 (Mental Health Inventory 5), internationale maat voor de psychische gezondheid. De maximale score is 100. Hoe lager de score hoe slechter de psychische gezondheid. Het cijfer geeft het percentage van personen van 12 jaar of ouder met een score van minder dan 60.

%

10,7

11

10,8

 

32

Aantal cliënten curatieve ggz

1.000

1.187

     
 

Aantal cliënten eerstelijns curatieve ggz

1.000

327

     
 

Aantal cliënten tweedelijns curatieve ggz

1.000

924

     

33

Aantal en soort aanbieders curatieve ggz

aantal

7.438

     
 

Waarvan:

         
 

Eerstelijn psychologische zorg verlener

aantal

4.541

4.179

   
 

Eerstelijn overig (psychiaters, orthopedagogen etcetera)

aantal

180

107

   
 

Tweede lijn gebudgetteerde zorginstellingen

aantal

177

181

178

 
 

Tweede lijn niet gebudgetteerde zorginstellingen

aantal

89

     
 

Tweede lijn psychologische zorgverlener

aantal

1.929

     
 

Tweede lijn vrijgevestigde psychiater (medisch specialist)

aantal

522

     

Bronnen:

1–2: CBS

3: CPB

4: Vektis

5: Nivel, Cijfers uit de registratie van huisartsen peiling januari 2012

6: VWS: MEVA/NBO 3103294 Instroomplaatsen opleidingsfonds eerste tranche 2013

NZa Marktscan mondzorg december 2012

8: Nivel, Cijfers uit de registratie van verloskundigen peiling januari 2012

9: Nivel, Cijfers uit de registratie van fysiotherapeuten peiling januari 2012

10: CBS, Statline ( http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=81027NED&D1=a&D2=0–2&D3=0&D4=l&HD=110912–1014&HDR=G3,G2,G1&STB=T )

11: CBS, Statline ( http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=81027NED&D1=a&D2=0–2&D3=0&D4=l&HD=110912–1014&HDR=G3,G2,G1&STB=T )

12: CBS, Statline ( http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=81027NED&D1=a&D2=0–2&D3=0&D4=l&HD=110912–1014&HDR=G3,G2,G1&STB=T )

13: CBS, Statline ( http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=81027NED&D1=a&D2=0–2&D3=0&D4=l&HD=110912–1014&HDR=G3,G2,G1&STB=T )

14: CBS, Statline ( http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=81027NED&D1=a&D2=0–2&D3=0&D4=l&HD=110912–1014&HDR=G3,G2,G1&STB=T )

15: CBS, Statline ( http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=81027NED&D1=a&D2=0–2&D3=0&D4=l&HD=110912–1014&HDR=G3,G2,G1&STB=T )

16: KNMG, Aantal geregistreerde specialisten/profielartsen op peildatum 31 december van het jaar ( http://knmg.artsennet.nl/Opleiding-en-Registratie/RGS-1/Aantallen/Overzicht-aantal-geregistreerde-specialistenprofielartsen.htm )

17: NZa, Marktscan Medisch-specialistische Zorg 2013

18: NZa, A-segment

19: NZa, A-segment

20: NZa, A-segment

21: Statline (http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81027ned&D1=0–45&D2=0–13,32–37,68–74&D3=0&D4=0–2&VW=T)

22: Statline (http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81027ned&D1=0–45&D2=0–13,32–37,68–74&D3=0&D4=0–2&VW=T)

23: KNMG, Aantal geregistreerde specialisten/profielartsen op peildatum 31 december van het jaar ( http://knmg.artsennet.nl/Opleiding-en-Registratie/RGS-1/Aantallen/Overzicht-aantal-geregistreerde-specialistenprofielartsen.htm )

24: Vektis, cijfers zijn voorlopig.

25: Ambulancezorg Nederland, Ambulances in zicht 2012. (Betreft het aantal A1-inzetten. Het totale aantal inzetten – A1, A2 en B – bedroeg in 2011 1.084.426 en in 2012 1.100.419.)

26 – 29: Stichting Farmaceutische Kengetallen, cijfers 2013 zijn voorlopig

30: College voor Zorgverzekeringen

31 CBCS Statline (http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81174NED&D1=41&D2=a&D3=a&D4=0&D5=a&HDR=T&STB=

G1,G2,G3,G4&VW=T)

32: NZA, Marktscan en beleidsbrief geestelijke gezondheidszorg 2013

33: NZA, Marktscan en beleidsbrief geestelijke gezondheidszorg 2013

X Noot
1

Voor met name 2013 is een aantal cijfers nog niet beschikbaar.

X Noot
2

DBC Zorgproducten zijn vanaf 2012 in gebruik. Daarvoor werd gebruikt gemaakt van Diagnose Behandelcombinaties.

3.2. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)

3.2.1. Verticale ontwikkeling van de AWBZ-uitgaven en -ontvangsten

De verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht van de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de ontwerpbegroting 2013. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de veranderingen wordt verwezen naar paragraaf 6, het verdiepingshoofdstuk.

De verticale toelichting onderscheidt drie categorieën mutaties:

  • mee- en tegenvallers;

  • beleidsmatige mutaties;

  • technische- en macro-economische mutaties.

Tabel 9 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2013 de verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten zien.

Tabel 9 Verticale ontwikkeling van de AWBZ-uitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

AWBZ-uitgaven ontwerpbegroting 2013

27.295,6

Mee- en tegenvallers

 

Actualisering AWBZ-uitgaven (zie tabel 9A)

259,3

   

Beleidsmatige mutaties

 

Nominaal beeld

– 100,0

Compensatie Wmo extramuraliseren zzp's

– 15,0

Overige

– 76,0

   

Technische en macro-economische mutaties

 

Macro-bijstellingen

– 29,0

Volume indexering Wmo

– 29,7

Nominale lpo tranche 2013 Wmo

– 39,2

Schuif tussen financieringsbronnen AWBZ

71,7

Financieringsmutatie

173,4

   

Totaal mutaties

215,5

   

AWBZ-uitgaven jaarverslag 2013

27.511,1

AWBZ-ontvangsten ontwerpbegroting 2013

1.819,4

Mee- en tegenvallers

 

Eigen bijdrage AWBZ

80,9

Ramingbijstelling vermogensinkomensbijtelling

17,0

   

Beleidsmatige mutaties

Verzachten vermogensinkomensbijtelling

– 17,0

   

Totaal mutaties

80,9

   

AWBZ-ontvangsten jaarverslag 2013

1.900,3

Netto-AWBZ-uitgaven ontwerpbegroting 2013

25.476,2

Mutatie in de netto-AWBZ-uitgaven

134,6

Netto-AWBZ-uitgaven jaarverslag 2013

25.610,8

Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ-gegevens over de financieringslasten Zvw en AWBZ.

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Actualisering AWBZ-uitgaven

Tabel 9A Actualisering AWBZ-uitgaven (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

Zorg in natura

393,4

Persoonsgebonden budgetten

– 53,9

Preventieve zorg

– 34,6

Beheerskosten

– 42,0

Overige

– 3,6

Totaal

259,3

Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ-gegevens over de financieringslasten Zvw en AWBZ.

Zoals aangegeven bij tabel 9 bevat deze post alle mutaties vanaf de stand ontwerpbegroting 2013. Op basis van voorlopige realisatiegegevens van de NZa en het CVZ zijn de zorguitgaven 2013 geactualiseerd (zie tabel 9A). Uit de actualisering volgt per saldo een overschrijding van circa € 259 miljoen ten opzichte van de stand ontwerpbegroting 2013. De belangrijkste mutatie heeft betrekking op de zorg in natura. Deze wordt hieronder nader toegelicht. In de verdiepingsbijlage zijn de overige sectoren verder toegelicht.

Zorg in natura

De sectoren behorende tot de zorg in natura laten in totaal een mutatie zien van circa € 393 miljoen. Het betreft een tegenvaller op de kapitaallasten van € 208 miljoen en een tegenvaller op de productie van € 469 miljoen. Hiertegenover staat echter een bedrag van € -283 miljoen aan groeiruimte en onverdeelde maatregelen dat is uitgedeeld aan de verschillende sectoren.

Beleidsmatige mutaties

Nominaal beeld

Dit betreft een meevaller in het nominaal beeld van de AWBZ. De beschikbare middelen ter compensatie van de nominale ontwikkeling waren groter dan de benodigde middelen.

Compensatie Wmo extramuraliseren ZZP's

Gemeenten ontvangen (zoals aangekondigd in de meicirculaire 2012 van het Gemeentefonds) compensatie voor hogere kosten in de Wmo als gevolg van het extramuraliseren van lichte zorgzwaartepakketten in de AWBZ voor nieuwe cliënten. Dit betreft een incidentele toevoeging.

Overige mutaties

Deze post is het saldo van verschillende mutaties.

Technische en macro-economische mutaties

Macrobijstellingen

De raming van de loon- en prijsbijstelling is aangepast op basis van de macro-economische inzichten in het Centraal Economisch Plan (CEP 2013) van het Centraal Planbureau (CPB).

Volume indexering Wmo

Dit betreft de overheveling van de volume-indexatie Wmo naar het Gemeentefonds.

Nominale lpo tranche 2013 Wmo

De vergoeding voor loon- en prijsontwikkeling wordt voor alle zorgsectoren in eerste instantie gereserveerd op nominaal en onverdeeld. Daar staat de raming voor de jaren 2013 tot en met 2018. De definitieve loon- en prijsontwikkeling tranche 2013 wordt toegedeeld aan de Wmo.

Schuif tussen financieringsbronnen

Dit is een schuif tussen financieringsbronnen AWBZ en Zvw.

Financieringsmutatie

Er is een zeker tijdsverloop tussen de bevoorschotting op basis van productieafspraken tussen zorgaanbieders en zorgkantoren en de verwerking van de zorgproductie in de budgetten van de instellingen door de NZa. Als gevolg daarvan wijkt de financiering binnen een jaargrens af van de daadwerkelijke zorguitgaven (budgetten) in dat jaar. Zo ontstaan er financieringsachterstanden of -voorsprongen. In 2013 is er dus € 173,4 miljoen meer gefinancierd dan geproduceerd.

Financieringsmutaties hebben wel invloed op de hoogte van de zorguitgaven in enig jaar, maar over een langere periode bezien heffen financieringsvoorsprongen en -achterstanden elkaar op.

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

Eigen bijdrage AWBZ

Op basis van de CVZ-jaarcijfers doet zich in 2013 een ontvangstenmeevaller voor bij de eigen bijdragen AWBZ.

Ramingbijstelling vermogensinkomensbijtelling

De opbrengst van het verhogen van de vermogensinkomensbijtelling in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte-Asscher is hoger dan geraamd. Deze meeropbrengst is ingezet voor de verzachting van deze maatregel.

Beleidsmatige mutaties

Verzachten vermogensinkomensbijtelling

De vermogensinkomensbijtelling uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte-Verhagen en het Begrotingsakkoord 2013 is gericht verzacht.

Figuur 4 Samenstelling AWBZ-uitgaven 2013

Figuur 4 Samenstelling AWBZ-uitgaven 2013
Tabel 10 Verticale ontwikkeling van de Wmo-uitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

Wmo-uitgaven ontwerpbegroting 2013

1.477,3

Beleidsmatige mutaties

 

Compensatie Wmo extramuraliseren zzp's

15,0

   

Technische en macro-economische mutaties

 

Volume indexering Wmo

29,7

Nominale lpo tranche 2013 Wmo

39,2

   

Totaal mutaties

83,9

Wmo-uitgaven jaarverslag 2013

1.561,2

Beleidsmatige mutaties

Compensatie Wmo extramuraliseren ZZP's

Gemeenten ontvangen (zoals aangekondigd in de meicirculaire 2013 van het Gemeentefonds) compensatie voor hogere kosten in de Wmo als gevolg van het extramuraliseren van lichte ZZP’s in de AWBZ voor nieuwe cliënten. Dit betreft een incidentele toevoeging.

Technische en macro-economische mutaties

Volume indexering Wmo

Dit betreft de overheveling van de volume-indexatie Wmo naar het Gemeentefonds.

Nominale lpo tranche 2013 Wmo

De vergoeding voor loon- en prijsontwikkeling wordt voor alle zorgsectoren in eerste instantie gereserveerd op nominaal en onverdeeld. Daar staat de raming voor de jaren 2013 tot en met 2018. De definitieve loon- en prijsontwikkeling tranche 2013 is toegedeeld aan de Wmo.

3.2.2. Kerncijfers

De kerncijfers in tabel 11 schetsen een beeld van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Tabel 11 kerncijfers Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en Wmo
 

eenheid

2008

2009

2010

2011

2012

Indicatie

           

Aantal personen met een indicatie via CIZ, ultimo verslagjaar

1.000

nvt

664

734

768

793

– waarvan met een indicatie voor zorg met verblijf

1.000

nvt

302

325

342

354

– waarvan indicatie voor zorg zonder verblijf

1.000

nvt

362

408

426

439

             

Gebruik

           

Persoonsgebonden budgetten (pgb)

           

Aantal personen met een pgb, ultimo verslagjaar (CVZ)

1.000

109

118

121

139

129

Zorg in natura (eigen-bijdrageplichtig CAK)

           

Aantal personen met eigen-bijdrageplichtige zorg in verslagjaar:

           

– waarvan zorg met verblijf

1.000

331

344

355

363

372

– waarvan zorg zonder verblijf1

1.000

394

381

388

508

521

             

Volume (productie)

           

Zorg in natura met verblijf (nacalculatie, voor het jaar 2012 afspraken)

           

aantal dagen ZZP geestelijke gezondheidszorg B

1 mln.

nvt

nvt

3

3

2,9

aantal dagen ZZP geestelijke gezondheidszorg C

1 mln.

nvt

nvt

6,2

6,8

7,3

aantal dagen ZZP verstandelijke handicap

1 mln.

nvt

nvt

21,7

22,6

23,3

aantal dagen ZZP (sterk gedragsgestoord) licht verstandelijke handicap

1 mln.

nvt

nvt

1,3

1,5

1,6

aantal dagen ZZP lichamelijke beperking

1 mln.

nvt

nvt

3,1

3,4

3,4

aantal dagen ZZP zintuiglijke beperking

1 mln.

nvt

nvt

0,8

0,8

0,9

aantal dagen ZZP verpleging en verzorging

1 mln.

nvt

nvt

57,7

57,5

57,8

             

Zorg in natura zonder verblijf (nacalculatie, voor het jaar 2012 afspraken)

           

aantal uren persoonlijke verzorging

1 mln.

34,5

37,4

39,7

42,9

45,9

aantal uren verpleging

1 mln.

8,9

7,7

6,9

7,2

7,4

aantal uren begeleiding

1 mln.

19,8

17,5

17,1

17,5

17,9

aantal uren behandeling

1 mln.

0,8

2,1

2

2,1

2,3

aantal dagdelen dagactiviteiten extramurale cliënten

1 mln.

23,2

22

16,5

16,3

16,3

             

Volledig pakket thuis (nacalculatie, voor het jaar 2012 afspraken)

           

aantal dagen vpt geestelijke gezondheidszorg

1 mln.

nvt

nvt

0

0,1

0,1

aantal dagen vpt gehandicaptenzorg

1 mln.

nvt

nvt

0,1

0,2

0,3

aantal dagen ZZP verpleging en verzorging

1 mln.

nvt

nvt

0,2

0,5

0,8

             

MEE-instellingen

           

aantal cliënten MEE-organisaties

aantal

99.192

100.676

101.457

98.458

101.674

aantal diensten MEE-organisaties

aantal

168.715

171.409

183.237

188.471

197.494

totaal aantal MEE-organisaties

aantal

23

22

22

22

22

             

Rijksvaccinatieprogramma (RVP)

           

percentage deelname aan Rijksvaccinatieprogramma *

%

94,5

95,2

95,0

95,4

95,4

             

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

         

Uren hulp bij huishouden totaal gefactureerd

1 mln.

53,3

56

56,5

58,9

58,1

Klanten hulp bij huishouden personen

1.000

430

434,4

431,3

444,5

443,2

Bronnen:

Indicatie, Gebruik: met ingang 2009

www.monitorlangdurigezorg.nl; daarvoor CIZ;

CAK; CVZ

Volume: met ingang 2010

www.monitorlangdurigezorg.nl; daarvoor Nza

MEE-instellingen: MEE-Nederland

RVP: RIVM *Voor het verslagjaar 2013 (betreft alle vaccinaties gegeven t/m 2012) is dit 95,5%. Dit betreft het percentage kinderen geboren in 2010 dat basisimmuun is voor DKTP vóór het bereiken van hun 2-jarige leeftijd.

Wmo: met ingang van 2009

www.monitorlangdurigezorg.nl; daarvoor CAK

X Noot
1

Met ingang van medio 2010 is de functie Begeleiding bijdrageplichtig. Met ingang van 2011 is dit in het bovenstaande cijfer verwerkt.

3.3. Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

Naast de Wmo worden enkele andere begrotingsgefinancierde posten toegerekend aan de bruto-BKZ-uitgaven. Tot deze categorie horen de uitgaven voor de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de uitgaven voor zorg, jeugd en welzijn in Caribisch Nederland en bepaalde uitgaven voor opleidingen. Deze uitgaven worden op de VWS-begroting verantwoord. Alleen de belangrijkste mutaties worden toegelicht.

In tabel 12 wordt de ontwikkeling van de begrotingsgefinancieerde BKZ-uitgaven toegelicht.

Tabel 12 Verticale ontwikkeling van de begrotingsgefinancierde-uitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

Begrotingsgefinancierde-uitgaven ontwerpbegroting 2013

2.126,4

Beleidsmatige mutaties

 

Compensatie Wmo extramuraliseren zzp's

15,0

Tegemoetkomingen Wtcg

– 62,7

Zorgkosten Caribisch Nederland

12,9

Nabetaling en ontvangsten subsidievaststellingen zorgopleidingen

40,0

Kasschuif

– 20,0

Overige

6,4

   

Technische en macro-economische mutaties

 

Macrobijstellingen

– 7,3

Volume indexering Wmo

29,7

Nominale lpo tranche 2013 Wmo

39,2

Inhouden prijsbijstelling 2013

– 10,9

Loonbijstelling tranche 2013

– 13,7

   

Totaal mutaties

28,6

   

Begrotingsgefinancierde-uitgaven jaarverslag 2013

2.155,0

Begrotingsgefinancierde-ontvangsten ontwerpbegroting 2013

0,0

   

Totaal mutaties

0,0

Begrotingsgefinancierde-ontvangsten jaarverslag 2013

0,0

Netto-begrotingsgefinancierde-uitgaven ontwerpbegroting 2013

2.126,4

Mutatie in de netto-begrotingsgefinancierde-uitgaven

28,6

Netto-begrotingsgefinancierde-uitgaven jaarverslag 2013

2.155,0

Beleidsmatige mutaties

Compensatie Wmo extramuraliseren ZZP's

Gemeenten ontvangen (zoals aangekondigd in de meicirculaire 2013 van het Gemeentefonds) compensatie voor hogere kosten in de Wmo als gevolg van het extramuraliseren van lichte ZZP’s in de AWBZ voor nieuwe cliënten. Dit betreft een incidentele toevoeging.

Nominale lpo tranche 2013 Wmo

De vergoeding voor loon- en prijsontwikkeling wordt voor alle zorgsectoren in eerste instantie gereserveerd op nominaal en onverdeeld. Daar staat de raming voor de jaren 2013 tot en met 2018. De definitieve loon- en prijsontwikkeling tranche 2013 wordt toegedeeld aan de Wmo.

Tegemoetkomingen Wtcg

Van het CAK zijn gegevens ontvangen met betrekking tot in 2013 toegekende tegemoetkomingen. Een deel van de toegekende tegemoetkomingen over 2012 kon, voornamelijk doordat het contoleren van gegevens (zoals de huishoudsamenstelling) een langere doorlooptijd had dan verwacht, niet meer in 2013 tot betaling komen. Als gevolg daarvan is sprake van een onderschrijding van € 62,7 miljoen.

Zorgkosten Caribisch Nederland

De uitgaven voor de zorg in Caribisch Nederland waren voor 2012 € 84,5 miljoen. Oorspronkelijk was voor 2012 circa € 40 miljoen in de begroting geraamd. De structurele doorwerking in 2013 van deze groei, gecorrigeerd voor een zestal maatregelen die deze groei moeten afremmen, leidt tot een bijstelling van de uitgaven met € 12,9 miljoen.

Nabetaling en ontvangsten subsidievaststellingen zorgopleidingen

De afrekening over 2012 van de subsidieverleningen zorgopleidingen 1e en 2e tranche en huisartsenopleiding, op basis van de in 2013 door de instellingen ingediende subsidieverantwoordingen over de realisatiecijfers in 2012, leidt tot nabetalingen aan de instellingen van circa € 40,0 miljoen.

Kasschuif

Er worden middelen gereserveerd om de vaststelling van de uit het Fonds Ziekenhuisopleidingen (FZO) gefinancierde opleidingen te faciliteren. In verband met de overgang van het FZO van de VWS-begroting naar de beschikbaarheidbijdrage binnen het BKZ en de daarmee samenhangende verandering in de systematiek (bekostiging per kalenderjaar in plaats van studiejaar) is geraamd dat er in 2014 € 20,0 miljoen aan nabetalingen zullen moeten worden verricht voor de in het najaar 2013 verleende subsidies binnen het begrotingskader. De financiering via de beschikbaarheidbijdrage start per 1 januari 2014.

Overige

Deze post is het saldo van verschillende mutaties.

Technische en macro-economische mutaties

Macrobijstellingen

De raming van de loon- en prijsbijstelling is aangepast op basis van de macro-economische inzichten in het Centraal Economisch Plan (CEP 2013) van het Centraal Planbureau (CPB).

Figuur 5 Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven 2013

Figuur 5 Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven 2013

4. Financiering van de zorguitgaven

4.1. De financiering van de zorguitgaven in 2013

De zorguitgaven worden gefinancierd uit een aantal bronnen. Tabel 13 laat zowel de verdeling tussen deze financieringsbronnen zien als de ontwikkeling daarin. De totale gefinancierde uitgaven en de totale mutaties komen overeen met de cijfers genoemd in eerdere paragrafen van het Financieel Beeld Zorg.

Tabel 13 Zorguitgaven naar financieringsbronnen1 (bedragen x € 1 miljard)1
 

Begroting 2013

Mutaties 2013

Jaarverslag 2013

 

a

b

c=a+b

AWBZ

25,5

0,1

25,6

Eigen betalingen AWBZ

1,8

0,1

1,9

AWBZ totaal

27,3

0,2

27,5

       

Zvw

38,2

– 1,3

36,9

Eigen betalingen Zvw

2,9

– 0,1

2,7

Zvw totaal

41,0

– 1,5

39,6

       

Begroting

2,1

0,0

2,2

Ontvangsten begroting

0,0

0,0

0,0

Begroting totaal

2,1

0,0

2,2

       

Totaal

70,5

– 1,2

69,2

w.v. netto BKZ

65,8

– 1,2

64,6

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal

Aansluiting VWS-cijfers aan CVZ-cijfers

De Algemene Rekenkamer heeft gevraagd of VWS de cijfers in het VWS-jaarverslag kan aansluiten op de cijfers in het CVZ-jaarverslag. Bij een dergelijke aansluiting geldt een aantal aandachtspunten. Allereerst geldt dat in het jaarverslag 2013 VWS ingaat op de (verwachte) ontwikkeling in 2013, terwijl het CVZ-jaarverslag 2013 pas in het najaar van 2014 verschijnt. Daardoor kunnen op dit moment alleen de cijfers voor 2012 uit het Jaarverslag fondsen 20123 worden vergeleken met de cijfers voor 2012 waarmee VWS op dit moment rekent. Daarnaast geldt dat het CVZ de cijfers over voorgaande jaren ook na het verschijnen van het jaarverslag nog aanpast. VWS gebruikt in dit geval niet de cijfers uit het CVZ-jaarverslag, maar de actuelere CVZ-cijfers. Een derde aandachtspunt is dat het CVZ in zijn jaarverslag in de cijfers voor het jaar 2012 bijstellingen over eerdere jaren heeft verwerkt, die zijn gebleken na de vaststelling van het jaarverslag 2011. VWS verwerkt deze correcties niet in 2012, maar in de betreffende jaren. Een vierde aandachtspunt is dat VWS uitgaven presenteert die aansluiten bij de BKZ-definitie. Lasten van de fondsen die niet meetellen in het BKZ, verwerkt VWS bij de overige inkomsten. Zo saldeert VWS rentelasten en rentebaten en neemt het saldo op bij de inkomsten. Een vijfde aandachtspunt is dat VWS een saldo van het Zorgverzekeringsfonds (Zvf) en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ) wil presenteren in de definitie van het EMU-saldo. Ten aanzien van de premie-ontvangsten kennen het CVZ en het CBS een andere definitie. Beide rekenen in de kern met de premieontvangsten op verschoven kasbasis (van februari tot en met januari). Het CVZ verwerkt correcties over oude jaren in het eerste jaarverslag waarin dat kan, terwijl het CBS deze correcties boekt in het jaar waarin deze kasmatig worden verwerkt.

Gegeven het bovenstaande geldt de volgende aansluiting in tabel 14:

Tabel 14 Aansluitingstabel baten- en lasten zorgverzekeringsfonds 2012
(bedragen x 1 miljard)1

VWS Jaarverslag

2013

CVZ Jaarverslag

Verschil CVZ en VWS-Jaarverslag

 

Jaar 2012

Jaar 2012

Jaar 2012

Lasten

21,8

22,0

0,2

Baten

22,9

23,2

0,3

Saldo

1,1

1,2

0,1

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal

Het CVZ lastencijfer voor het Zorgverzekeringsfonds voor 2012 in het jaarverslag Fondsen is € 0,2 miljard hoger dan in het VWS-jaarverslag 2013. Dit verschil kent een viertal oorzaken. Voor € 0,5 miljard resulteert het verschil uit het salderen van niet-BKZ-relevante posten met de inkomsten. Voor – € 0,3 miljard is het verschil het gevolg van de voorlopige inschatting van het transitiebedrag ziekenhuizen in het VWS-jaarverslag 2013, die ten tijde van het opstellen van het CVZ-jaarverslag nog niet bekend was. Voor – € 0,2 miljard hangt het samen met het verwerken door het CVZ van per saldo meevallers uit eerdere jaren in het cijfer voor het jaar 2012. Verder resulteert € 0,2 miljard uit de VWS inschatting dat de nacalculatie van verzekeraars lager zal uitkomen dan verwerkt in het jaarverslag van het CVZ. Dit volgt uit actuele CVZ-cijfers over de verdeling van de opbrengstverrekening.

Het CVZ kent € 0,3 miljard hogere inkomsten. Dit wordt voor € 0,5 miljard verklaard door het salderen van niet-BKZ-relevante posten met de inkomsten en daarnaast voor – € 0,1 miljard door het verwerken van de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) in de CPB-EMU-definitie.

Tabel 15 Aansluitingstabel baten- en lasten Algemeen Fonds 2012
(bedragen x 1 miljard)1
 

VWS Jaarverslag 2013

CVZ Jaarverslag

Verschil CVZ en VWS-Jaarverslag

 

Jaar 2012

Jaar 2012

Jaar 2012

Lasten

27,9

28,1

0,2

Baten

23,3

23,2

– 0,1

Saldo

– 4,5

– 4,8

– 0,3

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal

Het CVZ kent in het Jaarverslag fondsen AWBZ-lasten van € 28,1 miljard. Dat is € 0,2 miljard hoger dan bij VWS, omdat VWS ook bij de AWBZ bepaalde uitgaven (totaal € 0,2 miljard) saldeert (vooral rente en de Wtcg-korting op de eigen bijdrage).

Het CVZ kent in zijn Jaarverslag fondsen AWBZ-baten van € 23,2 miljard. Dat is € 0,1 miljard meer dan waarmee VWS rekent. Het verschil wordt voor € 0,3 miljard verklaard door het werken met de EMU-definitie van de premies. Het resterende verschil resulteert door de saldering van uitgaven.

4.2. Ontvangsten, uitgaven en vermogens van de zorgfondsen (Zvw en AWBZ)

Zorgverzekeringswet

De financiering van de Zorgverzekeringswet loopt deels via verzekeraars en deels via het Zorgverzekeringsfonds (Zvf). Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de uitgaven en inkomsten van de Zorgverzekeringswet.

Tabel 16 Uitgaven en inkomsten Zorgverzekeringswet (bedragen x € 1 miljard)1
 

Begroting 2013

Mutaties 2013

Jaarverslag

2013

 

a

b

c=a+b

Zorgverzekeringsfonds

     

Uitgaven

22,9

0,4

23,3

– Uitkering aan verzekeraars

20,6

0,4

21,0

– Rechtstreekse uitgaven Zvf

2,3

– 0,1

2,3

       

Inkomsten

24,8

0,4

25,2

– Inkomensafhankelijke bijdrage

22,7

0,1

22,9

– Rijksbijdrage kinderen

2,6

0,0

2,6

– Overige baten

– 0,5

0,3

– 0,2

       

Saldo

1,9

0,0

1,9

       

Vermogenssaldo 2012

– 2,1

0,3

– 1,9

Vermogenssaldo 2013

– 0,1

0,3

0,2

       

Individuele verzekeraars

     

Uitgaven

40,6

– 0,6

40,0

– Uitgaven zorg

38,8

– 1,4

37,4

– Beheerskosten/saldo

1,8

0,9

2,6

       

Inkomsten

40,6

– 0,6

40,0

– Uitkering van Zvf

20,6

0,4

21,0

– Nominale premie/eigen risico/eigen bijdragen

20,0

– 1,0

19,1

Bron: VWS, CPB, CVZ.

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal

De uitkering uit het Zorgverzekeringsfonds aan verzekeraars komt naar huidige verwachting € 0,4 miljard hoger uit dan in de begroting. Dit hangt voor € 0,2 miljard samen met de compensatie van verzekeraars voor het afschaffen van eigen bijdragen en voor € 0,2 miljard met nacalculatie. Door het afschaffen van de macronacalculatie leiden de lagere zorguitgaven van verzekeraars niet meer tot een lagere uitkering uit het Zorgverzekeringsfonds. Bij een beperkt aantal posten draagt het Zorgverzekeringsfonds wel risico. Bij één daarvan (ggz-18-min) doet zich op basis van CVZ-cijfers een tegenvaller voor. De rechtstreekse uitgaven van het Zorgverzekeringsfonds komen € 0,1 miljard lager uit. De inkomensafhankelijke bijdrage (in de EMU-definitie) en de overige baten komen beide hoger uit dan de raming uit de begroting 2013. Bij de overige baten is sprake van meevallers bij de wanbetalers en de rentelasten. Daarnaast is als gevolg van het schrappen van de eigen bijdragen GGZ de compensatie voor die eigen bijdragen niet doorgegaan. De rijksbijdrage is exact uitgekomen op die raming. Het saldo van het Zorgverzekeringsfonds komt daarmee in 2013 uit op de raming uit de begroting 2013.

Het vermogenssaldo van het Zorgverzekeringsfonds per ultimo 2013 komt € 0,2 miljard hoger uit dan geraamd in de begroting. Dit is het gevolg van opwaartse en neerwaartse bijstellingen in 2012 en eerdere jaren die resulteren uit verwerking van het CVZ-jaarverslag fondsen 2012 en actuelere CVZ-informatie. Hieruit volgt dat zich bij de uitkering aan verzekeraars een meevaller voordoet van € 0,2 miljard. De zorguitgaven van individuele verzekeraars komen naar huidige inschatting € 1,4 miljard lager uit dan in de begroting 2013. Daar staat tegenover dat de verzekeraars de nominale premie € 0,8 miljard lager hebben vastgesteld dan geraamd in de begroting4 en er € 0,2 miljard minder eigen bijdragen zijn ontvangen. De bijdrage uit het Zorgverzekeringsfonds komt naar huidige inschatting € 0,4 miljard hoger uit dan in de begroting. Het saldo van de verzekeraars komt als gevolg van de genoemde bijstellingen € 0,9 miljard hoger uit dan geraamd in de begroting.

De meeste cijfers in de kolom jaarverslag 2013 zijn afkomstig van of afgeleid van CVZ-cijfers. De raming van de zorguitgaven van verzekeraars is voor alle sectoren behalve ziekenhuizen en ggz overgenomen uit de maartlevering van het CVZ. Voor de ziekenhuizen en de ggz is de actuele raming deels gebaseerd op CVZ- en deels op NZa-cijfers. Voor de inkomensafhankelijke bijdrage is een CPB-cijfer in de EMU-definitie gebruikt. De rijksbijdrage is overgenomen uit de maartlevering van het CVZ. Dit geldt ook voor de post overige baten (rentebaten, wanbetalers, onverzekerden, verdragsgerechtigden). Het vermogen per ultimo 2012 is overgenomen uit het financieel Jaarverslag fondsen 2012 van het CVZ. Dit cijfer is aangepast op basis van CVZ-cijfers uit de maartrapportage met betrekking tot de zorguitgaven van verzekeraars in 2011 (wat leidt tot een lagere uitkering aan verzekeraars) en de mate waarin de opbrengstverrekening 2012 neerslaat in het Zorgverzekeringsfonds. Het vermogenssaldo van het fonds in 2012 is hiervan afgeleid. Het vermogenssaldo 2013 is bepaald door het exploitatiesaldo 2013 op te tellen bij het vermogenssaldo 2012.

AWBZ

Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de uitgaven en inkomsten van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ).

Tabel 17 Uitgaven en inkomsten Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (bedragen x € 1 miljard)1
 

Begroting 2013

Mutaties 2013

Jaarverslag 2013

 

a

b

c=a+b

Uitgaven

27,3

0,2

27,5

– Zorgaanspraken en subsidies

27,1

0,2

27,3

– Beheerskosten

0,2

0,0

0,2

     

Inkomsten

22,8

1,4

24,2

– Procentuele premie

17,7

0,9

18,7

– Eigen bijdragen

1,8

0,1

1,9

– BIKK

3,7

0,0

3,7

– Overig

– 0,4

0,4

0,0

       

Saldo

– 4,5

1,2

– 3,3

       

Vermogen Algemeen Fonds 2012

– 15,5

2,1

– 13,3

Vermogen Algemeen Fonds 2013

– 19,9

3,3

– 16,6

Bron: VWS, CPB, CVZ.

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal

De uitgaven gefinancierd via de AWBZ zijn € 0,2 miljard hoger uitgekomen dan verwacht in de begroting 2013. De procentuele AWBZ-premie heeft € 0,9 miljard meer opgebracht dan in de begroting 2013 werd verondersteld. Deze hogere opbrengst is vrijwel geheel het gevolg van een opwaartse bijstelling in het premieplichtig inkomen. De overige inkomsten zijn € 0,4 miljard hoger uitgekomen, vooral als gevolg van meevallende rentelasten door de lagere rentestand. Vanwege de hogere uitgaven (€ 0,2 miljard) en de hogere inkomsten (€ 1,4 miljard) is het saldo van het AFBZ € 1,2 miljard beter uitgekomen (op – € 3,3 miljard in plaats van – € 4,5 miljard in de begroting 2013). Dit saldo telt mee in het EMU-saldo.

Het vermogen van het AFBZ per ultimo 2013 is met € 3,3 miljard verbeterd ten opzichte van de raming in de begroting 2013. Dit is deels het gevolg van de verbetering van het saldo 2013, maar hangt vooral samen met de ontwikkeling van de AWBZ-premies in 2011 en 2012. Uit het Jaarverslag fondsen 2012 van het CVZ blijkt dat de premieopbrengst in die jaren hoger is dan eerder geraamd. Bij de bepaling van het fondsvermogen wordt aangesloten bij de AWBZ-premieraming van het CVZ op transactiebasis. Dit is anders dan bij de raming van het saldo van het fonds, waarbij met de premies in de definitie van het EMU-saldo wordt gerekend.

De meeste cijfers in de kolom jaarverslag 2013 zijn afkomstig of afgeleid van CVZ cijfers. De cijfers voor 2013 zijn overgenomen uit de maartrapportage van het CVZ. Voor de premieopbrengsten is het CPB-cijfer in de EMU-definitie gebruikt. Het vermogen van het Algemeen Fonds per ultimo 2012 is overgenomen uit het financieel Jaarverslag fondsen 2012 van het CVZ. Het vermogen 2013 is bepaald door het saldo 2013 op te tellen bij het vermogen 2012.

4.3. Ontwikkeling premies voor Zvw en AWBZ

Tabel 18 geeft een overzicht van de premies AWBZ en Zvw conform de stand ontwerpbegroting 2013 en conform de (voorlopige) realisatie.

Tabel 18 Premieoverzicht
 

Begroting 2013

Mutaties 2013

Jaarverslag

2013

 

a

b

c=a+b

AWBZ

     

Procentuele premie (in %)

12,65

0

12,65

       

Zvw

     

Inkomensafhankelijke bijdrage regulier (in %)

7,75

0

7,75

Inkomensafhankelijke bijdrage laag (in %)

5,65

0

5,65

Nominale premie (jaarbedrag in €)

1.273

– 60

1.213

Bron: VWS, CPB.

Zowel de AWBZ-premie als de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw zijn vastgesteld conform het percentage uit de ontwerpbegroting 2013. De nominale premie Zvw voor 2013 is door de verzekeraars fors lager vastgesteld dan geraamd in de begroting 2013.

4.4. Wat heeft de gemiddelde burger in 2013 aan zorg betaald

Figuur 6 laat zien dat de gemiddelde volwassene in Nederland circa € 5.150 heeft betaald aan collectieve zorg. Dat betreft niet alleen de nominale premie en de eigen betalingen. Een Nederlander betaalt gemiddeld ook een fors bedrag aan AWBZ premie. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt voor een beperkt deel rechtstreeks door burgers betaald (gepensioneerden en zelfstandigen) en voor het grootste deel door werkgevers. Dat laatste deel beïnvloedt wel de loonruimte en is daarom wel meegenomen. Via de zorgtoeslag ontvangt de gemiddelde burger een bedrag ter gedeeltelijke betaling van de nominale premie en het eigen risico. Als laatste is meegenomen het bedrag dat via belastingen wordt opgebracht ter dekking van de rijksbijdragen en de zorgtoeslag. De gemiddelde lasten voor een volwassene komen daarmee uit op € 5.145 voor het jaar 2013. Dat is € 8 hoger dan geraamd in de begroting 2013. De grootste verschillen ten opzichte van de begroting betreffen de AWBZ premie (€ 69 hoger), de nominale premie (€ 60 lager), de zorgtoeslag (circa € 72 hoger) en de belastingen (ter dekking van de hogere zorgtoeslag circa € 69 lager).

Figuur 6, lasten per volwassene aan zorg in 2013 (in euro’s per jaar)

Figuur 6, lasten per volwassene aan zorg in 2013 (in                 euro’s per jaar)

Bron: VWS en CVZ.

5. Historische ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten

5.1. Actuele stand van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector 2010–2013

Tabel 19 laat de actuele stand zien van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector over 2010–2013 (stand jaarverslag 2013). Na het verschijnen van het jaarverslag kunnen nog aanpassingen in de cijfers plaatsvinden. Deze zijn meegenomen in onderstaand overzicht. Een aantal keren per jaar worden de zorguitgaven geactualiseerd. Dit gebeurt aan de hand van budgetgegevens van de NZa en financieringsgegevens van het CVZ.

Tabel 19 Actuele standen van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector 2010 t/m 2013 (bedragen x € 1 miljoen)
 

20101

2011

2012

2013

Zvw-uitgaven

35.473,7

35.981,5

36.782,5

39.574,0

Eerstelijnszorg

4.127,9

4.302,4

4.166,9

4.235,7

Medisch-specialistische zorg

19.252,6

19.298,5

20.784,3

22.530,5

Ziekenvervoer

589,7

566,6

565,1

628,2

Genees- en hulpmiddelen

6.578,4

6.601,3

6.085,8

5.775,6

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

3.982,9

4.284,6

4.118,1

4.272,0

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen Zvw

0,0

0,0

0,0

1.020,8

Overig2

942,2

928,1

1.062,3

1.111,2

Nominaal en onverdeeld

0,0

0,0

0,0

0,0

         

Zvw-ontvangsten

1.480,7

1.499,0

1.932,2

2.706,6

Eigen risico Zvw

1.480,7

1.499,0

1.786,0

2.679,6

Eigen bijdrage Zvw

0,0

0,0

146,2

27,0

         

Netto Zvw-uitgaven jaarverslag 2013

33.993,0

34.482,5

34.850,2

36.867,3

AWBZ-uitgaven

24.134,7

25.219,1

27.864,4

27.511,1

Preventieve zorg (Rijksvaccinatieprogramma)

95,3

90,5

103,3

93,9

Zorg in natura

       

– waarvan intramurale ggz

1.245,5

1.359,0

1.584,5

1.565,8

– waarvan intramurale ghz

4.400,7

4.598,6

5.265,1

5.251,7

– waarvan intramurale v&v

7.379,4

7.652,2

8.742,6

8.445,8

– waarvan extramurale zorg

3.610,0

3.814,2

4.139,4

4.259,5

– waarvan dagbesteding en vervoer

1.138,7

1.145,4

1.217,8

1.150,5

– waarvan kapitaallasten

2.476,6

2.725,8

2.585,2

2.365,8

– waarvan overige zorg in natura

766,7

906,8

1.032,5

1.290,7

         

Persoonsgebonden budgetten

2.159,9

2.255,5

2.458,7

2.477,3

Mee-instellingen

178,6

183,1

190,3

173,8

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen AWBZ

0,0

0,0

0,0

22,1

Overig3

477,2

535,3

417,1

231,6

Nominaal en onverdeeld

206,1

– 47,3

127,7

182,5

         

AWBZ-ontvangsten

1.478,2

1.619,6

1.696,6

1.900,3

Eigen bijdrage AWBZ

1.478,2

1.619,6

1.696,6

1.900,3

         

Netto AWBZ-uitgaven jaarverslag 2013

22.656,5

23.599,5

26.167,7

25.610,8

Begrotingsgefinancierde uitgaven

2.867,8

3.276,4

3.404,6

2.155,0

Zorgopleidingen (VWS-begroting)

839,3

1.073,4

1.171,2

179,7

Caribisch Nederland (VWS-begroting)

0,0

56,7

84,5

88,0

Wtcg (VWS-begroting)

487,5

690,3

637,6

326,1

Wmo (Gemeentefonds)

1.541,0

1.456,0

1.511,3

1.561,2

Loon- en prijsbijstelling (Aanvullende post Financiën)

0,0

0,0

0,0

0,0

         

Begrotingsgefinancierde ontvangsten

73,4

50,9

20,9

0,0

Overige ontvangsten

73,4

50,9

20,9

0,0

         

Netto- Begrotingsgefinancierde ontvangsten jaarverslag 2013

2.794,4

3.225,5

3.383,7

2.155,0

Bruto-BKZ-uitgaven jaarverslag 2013

62.476,3

64.477,0

68.051,4

69.240,0

BKZ-ontvangsten jaarverslag 2013

3.032,3

3.169,5

3.649,8

4.606,9

Netto-BKZ-uitgaven jaarverslag 2013

59.444,0

61.307,5

64.401,7

64.633,1

Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ-gegevens over de financieringslasten Zvw en AWBZ

X Noot
1

Exclusief de eenmalige stimuleringsimpuls voor de bouw uit het aanvullend coalitieakkoord Balkenende IV (Zvw medisch-specialistische zorg € 160 mln. en AWBZ kapitaallasten € 160 mln.) die niet aan het BKZ is toegerekend, maar inclusief de IVA-compensatie 2010.

X Noot
2

Bij de Zvw zijn onder de post overige gezondheidszorg opgenomen de deelsectoren; grensoverschrijdende zorg, beheerskosten uitvoeringsorganen Zvw en multidisciplinaire zorgverlening

X Noot
3

Bij de AWBZ zijn onder de post overige langdurige zorg opgenomen de deelsectoren; subsidie langdurige zorg, beheerskosten/diversen AWBZ en langdurige zorg onverdeeld

5.2. Historische ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten 2003-2013

In tabel 20 wordt de historische ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten voor de jaren 2003–2013 weergegeven zoals gemeld in de diverse VWS-jaarverslagen en de naar huidige inzichten actuele VWS-stand. De jaren 2010 en daarvoor staat stil.

Realisatiecijfers in de zorg ijlen nog enige jaren na. Daardoor kunnen er ook na het verschijnen van VWS-jaarverslagen nog aanpassingen in de cijfers plaatsvinden. In figuur 7 is de historische ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg (stand jaarverslag), de netto-BKZ-uitgaven (stand jaarverslag) en de meest actuele VWS-stand grafisch weergegeven.

Tabel 20 Historische ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten 2003–2013 (bedragen x € 1 miljoen)
 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

20101

2011

2012

2013

BKZ-uitgaven en -ontvangsten stand Jaarverslagen

                     

Zorgverzekeringswet (Zvw)

                     

Bruto-uitgaven

23.798

23.649

24.061

25.184

26.218

30.626

33.562

34.538

36.509

36.332

39.574

Ontvangsten

690

446

2.046

2.053

2.029

1.311

1.364

1.481

1.515

1.945

2.707

Netto-uitgaven

23.108

23.203

22.015

23.132

24.189

29.315

32.198

33.058

34.995

34.387

36.867

                       

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)

                     

Bruto-uitgaven

20.189

21.162

22.123

22.976

23.011

21.996

23.436

24.293

25.218

27.894

27.511

Ontvangsten

1.725

1.757

1.804

1.794

1.676

1.732

1.550

1.478

1.623

1.696

1.900

Netto-uitgaven

18.464

19.405

20.319

21.182

21.336

20.264

21.886

22.815

23.595

26.198

25.611

                       

Begrotingsgefinancierde uitgaven

                     

Bruto-uitgaven

0

0

0

35

2.047

2.258

2.357

2.868

3.276

3.405

2.155

Ontvangsten

0

0

0

0

0

39

63

73

51

21

0

Netto-uitgaven

0

0

0

35

2.047

2.219

2.294

2.794

3.226

3.384

2.155

Bruto-BKZ-uitgaven

43.987

44.810

46.184

48.194

51.276

54.879

59.355

61.699

65.004

67.631

69.240

BKZ-ontvangsten

2.415

2.203

3.851

3.847

3.705

3.081

2.978

3.032

3.189

3.662

4.607

Netto-BKZ-uitgaven

41.572

42.607

42.334

44.348

47.571

51.798

56.378

58.667

61.815

63.969

64.633

BKZ-uitgaven en -ontvangsten actuele VWS-stand

                     

Zorgverzekeringswet (Zvw)

                     

Bruto-uitgaven

23.499

23.696

24.299

25.293

26.077

31.465

33.756

35.474

35.981

36.782

39.574

Ontvangsten

538

449

2.047

2.053

2.047

1.311

1.364

1.481

1.499

1.932

2.707

Netto-uitgaven

22.961

23.247

22.253

23.240

24.030

30.155

32.392

33.993

34.482

34.850

36.867

                       

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)

                     

Bruto-uitgaven

20.168

21.179

22.206

22.996

22.852

21.806

23.221

24.135

25.219

27.864

27.511

Ontvangsten

1.835

1.755

1.788

1.795

1.618

1.618

1.594

1.478

1.620

1.697

1.900

Netto-uitgaven

18.334

19.424

20.418

21.201

21.235

20.188

21.627

22.657

23.600

26.168

25.611

                       

Begrotingsgefinancierde uitgaven

                     

Bruto-uitgaven

0

0

0

35

2.047

2.258

2.357

2.868

3.276

3.405

2.155

Ontvangsten

0

0

0

0

0

39

63

73

51

21

0

Netto-uitgaven

0

0

0

35

2.047

2.219

2.294

2.794

3.225

3.384

2.155

Bruto-BKZ-uitgaven

43.668

44.875

46.506

48.323

50.977

55.530

59.335

62.476

64.477

68.051

69.240

BKZ-ontvangsten

2.373

2.204

3.835

3.847

3.665

2.968

3.022

3.032

3.170

3.650

4.607

Netto-BKZ-uitgaven

41.295

42.671

42.671

44.476

47.312

52.562

56.313

59.444

61.307

64.402

64.633

Bron: Financieel Beeld Zorg uit de Jaarverslagen VWS, diverse jaren en de actuele VWS stand

X Noot
1

Exclusief de eenmalige stimuleringsimpuls voor de bouw uit het aanvullend coalitieakkoord Balkenende IV (€ 320 miljoen) die niet aan het BKZ is toegerekend

Figuur 7 Historische ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg en de netto-BKZ-uitgaven 2003–2013 (bedragen x € 1 miljoen)

Bron: Financieel Beeld Zorg uit de Jaarverslagen VWS, diverse jaren en de actuele VWS stand

Bron: Financieel Beeld Zorg uit de Jaarverslagen VWS, diverse jaren en de actuele VWS stand

6. Verdieping Financieel Beeld Zorg

6.1. Verdieping in de BKZ-deelsectoren

In deze verdiepingsbijlage wordt een overzicht gegeven van de ontwikkelingen van de uitgaven onder het Budgettair Kader Zorg. Deze verdiepingsbijlage is opgedeeld in de Zvw en de AWBZ en sluit hiermee aan bij de presentatie van het BKZ (zie Financieel Beeld Zorg). De mutaties zijn niet per artikel toegelicht maar per sector binnen de Zvw dan wel AWBZ. Dit geeft een overzichtelijk en gedetailleerd beeld van de budgettaire ontwikkelingen binnen de afzonderlijke onderdelen van de zorg.

Alleen de belangrijkste mutaties na de tweede suppletoire wet 2013 worden toegelicht, tenzij de mutatie een aanvullende toelichting behoeft. De overige mutaties betreffen een saldo van kleinere mutaties en worden niet beschreven. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de eerste suppletoire wet 2013 (TK 33 640 XVI, nr. 2), de ontwerpbegroting 2014 (TK 33 750 XVI, nr. 2) en de tweede suppletoire wet 2013 (TK 33 805 XVI, nr. 2) wordt verwezen naar de betreffende publicaties.

6.1.1. Zorgverzekeringswet (Zvw)

Deze bijlage gaat verder in op de financiële ontwikkelingen binnen de Zvw in het afgelopen jaar. Tabel 21 betreft een overzicht van de financiële mutaties in 2013 per sector. De beschikbare middelen zijn in de ontwerpbegroting 2013 meestal lager en in sommige gevallen hoger dan de werkelijke beschikbare middelen. Dit heeft te maken met de artikelen »onverdeeld» en «nominaal en onvoorzien». Ten tijde van de ontwerpbegroting 2013 stonden op deze sectoren de beschikbare volumegroei en de nominale bijstellingen 2013 gereserveerd. Deze zijn inmiddels aan de desbetreffende sectoren toegedeeld. Ook hebben er herschikkingen van middelen tussen de sectoren plaatsgevonden. Daarnaast is het beeld voor 2013 geactualiseerd bij de eerste suppletoire wet 2013, de ontwerpbegroting 2014 en voor het jaarverslag 2013.

De opbouw van deze ontwikkeling wordt verder per sector weergegeven.

Tabel 21 Ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten per sector
(bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

Eerstelijnszorg

4.293,8

– 58,0

4.235,7

Huisartsenzorg

2.394,1

3,1

2.397,2

Tandheelkundige zorg

729,1

– 16,3

712,8

Paramedische zorg

614,2

– 2,0

612,2

Dieetadvisering

44,0

– 15,5

28,5

Verloskunde

208,5

– 7,1

201,4

Kraamzorg

303,9

– 20,3

283,6

       

Medisch-specialistische zorg

21.725,8

804,8

22.530,5

Instellingen voor medisch-specialistische zorg

17.638,0

651,8

18.289,8

Vrijgevestigde medisch specialisten

2.106,6

37,9

2.144,5

Beschikbaarheidbijdrage academische zorg

708,5

– 22,1

686,3

Beschikbaarheidbijdrage overig medisch-specialistische zorg

71,2

– 12,3

58,9

Beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg

26,1

15,1

41,2

Garantiestelling kapitaallasten

0,0

75,0

75,0

Overig curatieve zorg

251,0

88,7

339,7

Geriatrische revalidatiezorg

817,0

– 25,8

791,2

Mondziekten en kaakchirurgie

107,4

– 3,5

103,9

       

Ziekenvervoer

598,5

29,7

628,2

Ambulancevervoer

464,8

37,3

502,1

Overig ziekenvervoer

133,7

– 7,5

126,2

       

Genees- en hulpmiddelen

7.087,4

– 1.311,8

5.775,6

Farmaceutische hulp

5.410,6

– 1.087,2

4.323,4

Hulpmiddelen

1.676,8

– 224,6

1.452,2

       

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

4.153,2

118,8

4.272,0

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

4.153,2

118,8

4.272,0

       

Opleidingen

997,6

23,2

1.020,8

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen Zvw

997,6

23,2

1.020,8

       

Overig

1.015,4

95,8

1.111,2

Grensoverschrijdende zorg

640,1

63,4

703,5

Multidisciplinaire zorgverlening

375,3

32,4

407,7

       

Nominaal en onverdeeld

1.178,3

– 1.178,3

0,0

Nominaal en onverdeeld

1.178,3

– 1.178,3

0,0

Bruto Zvw-uitgaven

41.049,9

– 1.475,9

39.574,0

Eigen risico Zvw

2.623,4

56,2

2.679,6

Eigen bijdrage Zvw

228,2

– 201,2

27,0

Zvw-ontvangsten

2.851,6

– 145,0

2.706,6

Netto Zvw-uitgaven

38.198,3

– 1.330,9

36.867,3

Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ-gegevens over de financieringslasten Zvw en AWBZ

Eerstelijnszorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Huisartsenzorg

2.394,1

11,5

2.405,6

43,0

2.448,6

0,0

2.448,6

– 51,4

2.397,2

Tandheelkundige zorg

729,1

4,6

733,7

17,2

750,9

0,0

750,9

– 38,1

712,8

Paramedische zorg

614,2

38,2

652,4

13,0

665,4

0,0

665,4

– 53,2

612,2

Dieetadvisering

44,0

45,9

0,0

45,9

0,0

45,9

– 17,4

28,5

Verloskunde

208,5

– 2,5

206,0

3,7

209,7

0,0

209,7

– 8,3

201,4

Kraamzorg

303,9

– 7,0

296,9

5,9

302,8

0,0

302,8

– 19,2

283,6

Totaal

4.293,8

46,7

4.340,5

82,9

4.423,3

0,0

4.423,3

– 187,6

4.235,7

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

– 58,0

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Huisartsenzorg (– € 51,6).

Bij de huisartsenzorg is voor het jaar 2013 een onderschrijding van € 51,6 miljoen te zien. De vergelijking met 2012 laat zien dat met name de uitgaven voor consulten in 2013 zijn achtergebleven ten opzichte van de verwachte groei. Het cijfer van de uitgaven voor consulten over 2013 bevat echter nog een ramingsdeel van 10%.

Tandheelkundige zorg (– € 38,1).

Over 2013 is een onderschrijding te zien van € 38,1 miljoen. De over 2011 verwerkte (structurele) stijging van ruim € 40 miljoen wordt hiermee vrijwel teniet gedaan.

Paramedische zorg (– € 53,2).

Bij de fysiotherapie is over 2013 een onderschrijding van € 36,9 miljoen te zien. Het vermoeden is dat het achterblijvende niveau het gevolg is van de doorwerking van de beleidsmaatregelen 2012: het aantal zittingen voor eigen rekening is verhoogd naar 20 en er zijn aandoeningen geschrapt van de chronische lijst. Het CVZ heeft als mogelijke aanvullende verklaringen aangegeven dat voor de gehele paramedische zorg een scherpere beoordeling van aanvragen geldt en wellicht ook een verminderde vraag als gevolg van verhoogd eigen risico

Bij de logopedie is er over 2013 een onderschrijding van € 15,6 miljoen. Na het kostenonderzoek van de NZa zijn de tarieven, en daarmee ook het beschikbare budget, over 2012–2014 stapsgewijs per jaar verhoogd. Een verklaring van de achterblijvende uitgaven kan zijn dat de zorgverzekeraars lagere tarieven contracteren dan de nieuwe maximumtarieven.

Bij de ergotherapie is er een overschrijding over 2013 van € 1,2 miljoen. De uitgaven passen in de stijgende trend van de uitgaven in de afgelopen jaren.

Bij de oefentherapie is er over 2013 een onderschrijding van € 1,9 miljoen. Dit beeld past bij de onderschrijding bij de fysiotherapie.

Dieetadvisering (– € 17,4).

Bij de dieetadvisering is over 2013 sprake van een onderschrijding van € 17,4 miljoen. Een deel van de verklaring van de lagere uitgaven is dat na de heropname in het pakket in 2013 de diëtistenpraktijken weer op gang moeten komen.

Verloskunde en kraamzorg (– € 27,5).

Over 2013 is er bij de verloskundige zorg een onderschrijding van € 8,3 miljoen en bij kraamzorg een onderschrijding van € 19,2 miljoen. De belangrijkste reden voor deze onderschrijdingen zijn de dalende geboortecijfers.

Beleidsmatige mutaties

Toedeling groeiruimte huisartsenzorg (€ 0,2).

Deze mutatie betreft de toedeling van de groeiruimte tranche 2013 voor de huisartsenzorg.

Medisch-specialistische zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Instellingen voor medisch-specialistische zorg

17.638,0

0,0

17.638,0

351,7

17.989,8

0,0

17.989,8

300,0

18.289,8

Vrijgevestigde medisch specialisten

2.106,6

– 6,7

2.099,9

44,6

2.144,5

0,0

2.144,5

0,0

2.144,5

Beschikbaarheidbijdrage academische zorg

708,5

0,0

708,5

– 22,2

686,3

0,0

686,3

0,0

686,3

Beschikbaarheidbijdrage overig medisch-specialistische zorg

71,2

0,0

71,2

1,9

73,1

0,0

73,1

– 14,2

58,9

Beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg

26,1

14,4

40,5

0,0

40,5

0,0

40,5

0,7

41,2

Garantiestelling kapitaallasten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

75,0

75,0

Overig curatieve zorg

251,0

24,3

275,3

62,4

337,7

0,0

337,7

2,0

339,7

Geriatrische revalidatiezorg

817,0

0,0

817,0

12,2

829,2

0,0

829,2

– 38,0

791,2

Mondziekten en kaakchirurgie

107,4

– 4,1

103,3

2,5

105,8

0,0

105,8

– 1,9

103,9

Totaal

21.725,8

28,0

21.753,7

453,2

22.206,9

0,0

22.206,9

323,6

22.530,5

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

804,8

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Instellingen voor medisch-specialistische zorg (€ 300,0).

In 2011 is een Hoofdlijnenakkoord gesloten in de medisch-specialistische zorg voor de periode 2012–2015. In de zomer van 2013 is dit akkoord geactualiseerd voor de periode 2014–2017. Onderdeel van de akkoorden is een meerjarig budgettair kader (exclusief loon- en prijsbijstelling). In de begroting van VWS is het aan de akkoorden ontleende budgettaire kader opgenomen onder de sector instellingen voor medisch-specialistische zorg. Ook de transitiebedragen maken onderdeel uit van het kader instellingen medisch-specialistische zorg. Op basis van de thans beschikbare inzichten over de schadelast 2012 en het transitiebedrag is sprake van een overschrijding van het beschikbare kader in 2012 en 2013. Hoewel de beschikbare cijfers nog niet definitief zijn en er nog wijzigingen kunnen plaatsvinden die van invloed kunnen zijn op de omvang van de overschrijding, is het niet de verwachting dat deze wijzigingen de overschrijding teniet zullen doen. Vooralsnog wordt in het jaarverslag 2013 uitgegaan van een mogelijke overschrijding in 2012 van € 600 miljoen. In 2013 wordt thans uitgegaan van € 300 miljoen. Deze overschrijding wordt behandeld conform de afspraken die hierover in de hoofdlijnenakkoorden zijn gemaakt. In dit kader is het macrobeheersinstrument (mbi) relevant.

Beschikbaarheidbijdrage overig medisch-specialistische zorg (– € 14,2).

Bij de beschikbaarheidbijdrage overig medisch-specialistische zorg is sprake van een onderschrijding. Op deze sector worden de uitgaven geraamd van beschikbaarheidbijdragen ten behoeve van spoedeisende hulp, calamiteitenhospitaal, traumahelikopters/mobiel medische team-voertuigen, trauma- en brandwondenzorg, kenniscoördinatie, OTO (opleiden, trainen, oefenen) en acute verloskunde.

Overige (€ 0,8).

Beleidsmatige mutaties

Garantieregeling kapitaallasten (€ 75,0).

In verband met de afschaffing van de functiegerichte budgettering in de ziekenhuiszorg is er een garantieregeling kapitaallasten in het leven geroepen. De hiervoor gereserveerde middelen waren vooralsnog onderdeel van nominaal en onvoorzien. Thans wordt deze reservering overgeheveld naar een aparte sector. Pas na afwikkeling van de transitieregeling kapitaallasten kan worden bezien in welke mate een beroep is gedaan op de garantieregeling kapitaallasten in 2013.

Technische en macro-economische mutaties

Correctie overheveling geriatrische revalidatiezorg van Zvw naar AWBZ (– € 38,0).

Op basis van realisatiecijfers 2012 met betrekking tot de geriatrische revalidatiezorg is gebleken dat er vanaf 2013 € 38 miljoen te veel is overgeheveld van de AWBZ naar de Zvw. Hiervoor vindt thans een correctie plaats.

Ziekenvervoer (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Ambulancevervoer

464,8

21,6

486,4

12,4

498,8

0,0

498,8

3,3

502,1

Overig ziekenvervoer

133,7

0,8

134,5

3,5

138,0

0,0

138,0

– 11,8

126,2

Totaal

598,5

22,4

620,9

15,8

636,7

0,0

636,7

– 8,5

628,2

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

29,7

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Ambulancevervoer (– € 15,1).

Bij de ambulances is sprake van een incidentele neerwaartse bijstelling waarmee de uitgavenontwikkeling in 2013 in lijn komt met die in het jaar ervoor.

Overig ziekenvervoer (– € 11,8).

Bij het overig ziekenvervoer is sprake van een relatief forse onderschrijding. Rekening houdend met deze bijstelling blijft de meerjarige ontwikkeling van de uitgaven over de jaren redelijk stabiel.

Beleidsmatige mutaties

Loon- en prijsbijstelling ambulancevervoer (€ 1,3).

Dit betreft de tranche 2013 van de vergoeding voor loon- en prijsontwikkeling.

Technische en macro-economische mutaties

Financieringsmutatie ambulancevervoer (€ 17,1).

Er is een zeker tijdsverloop tussen de bevoorschotting op basis van productieafspraken tussen zorgaanbieders en zorgkantoren en de verwerking van de zorgproductie in de budgetten van de instellingen door de NZa. Als gevolg daarvan wijkt de financiering binnen een jaargrens af van de daadwerkelijke zorguitgaven (budgetten) in dat jaar. Zo ontstaan er financieringsachterstanden of -voorsprongen. In 2013 is er dus € 17,1 miljoen meer gefinancierd dan geproduceerd.

Financieringsmutaties hebben wel invloed op de hoogte van de zorguitgaven in enig jaar, maar over een langere periode bezien heffen financieringsvoorsprongen en -achterstanden elkaar op.

Genees- en hulpmiddelen (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Geneesmiddelen

5.410,6

– 607,2

4.803,4

126,6

4.930,0

0,0

4.930,0

– 606,6

4.323,4

Hulpmiddelen

1.676,8

– 89,4

1.587,4

59,1

1.646,5

0,0

1.646,5

– 194,3

1.452,2

Totaal

7.087,4

– 696,6

6.390,8

185,7

6.576,5

0,0

6.576,5

– 800,9

5.775,6

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

– 1.311,8

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Geneesmiddelen (– € 606,6).

Het geneesmiddelenbeleid gaat uit van een eenduidige en consistente visie, die in lijn is met de uitgangspunten en verantwoordelijkheidsverdeling in het zorgstelsel. Door een samenhangend geheel van maatregelen (waaronder het afsluiten van convenanten met het veld, het geven van bevoegdheid tot het voeren van preferentiebeleid en vrij onderhandelbare tarieven voor apotheekhoudenden) en het inkoopbeleid van zorgverzekeraars zijn de zorguitgaven beduidend lager dan geraamd.

Voor 2013 zijn de voorlopige uitgaven € 606,6 miljoen lager dan bij tweede suppletoire begroting 2013 geraamd. Deels komt dat doordat de eerder gerapporteerde onderschrijding uit 2012 weliswaar structureel is doorgetrokken, maar de VWS-raming rekening hield met enige groei en nominale bijstelling ten opzichte van 2012. De uitgaven in 2013 vielen echter lager uit dan in 2012. De vergoedingen voor geneesmiddelen waren lager door een lagere volumegroei in combinatie met een nog verdere daling van de gemiddelde geneesmiddelenprijzen onder druk van patentverlies en het door zorgverzekeraars gevoerde preferentiebeleid. Daarnaast groeide het aantal uitgiftes minder dan verwacht.

Hulpmiddelen (– € 194,3).

Voor 2013 zijn de voorlopige uitgaven € 194,3 miljoen lager dan bij tweede suppletoire begroting 2013 geraamd. Hiervoor kan nog geen eenduidige verklaring worden gegeven. De wijziging in de vergoedingssystematiek voor hoorhulpmiddelen heeft geleid tot een piek in het gebruik in het laatste kwartaal van 2012. In 2013 is in het eerste kwartaal een enorme daling zichtbaar, terwijl ook in de twee kwartalen daarna de uitgaven 25% lager zijn dan in 2012. Verder zijn de gevolgen van de overheveling van bruikleenhulpmiddelen vanuit de AWBZ nog niet volledig zichtbaar in de cijfers over 2013, omdat in het eerste halfjaar ook nog ten laste van de AWBZ kon worden gedeclareerd. Daarnaast zet de daling in het gebruik van verbandmiddelen door.

Geneeskundige ggz (bedragen x € 1 miljoen)

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

4.153,2

0,0

4.153,2

118,8

4.272,0

0,0

4.272,0

0,0

4.272,0

Totaal

4.153,2

0,0

4.153,2

118,8

4.272,0

0,0

4.272,0

0,0

4.272,0

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

118,8

Toelichting mutaties jaarverslag

N.v.t.

Opleidingen Zvw (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen Zvw

997,6

0,0

997,6

25,5

1.023,1

0,0

1.023,1

– 2,3

1.020,8

Totaal

997,6

0,0

997,6

25,5

1.023,1

0,0

1.023,1

– 2,3

1.020,8

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

23,2

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen Zvw (– € 2,3).

De verwachte realisatie Zvw opleidingen is marginaal lager uitgevallen dan de raming. Dit wordt veroorzaakt door variabele factoren zoals ziekte, uitval, moment van instromen en niet opgevulde plaatsen, die ervoor zorgen dat er een kleine afwijking ten opzichte van de raming optreedt.

Grensoverschrijdende zorg (bedragen x € 1 miljoen)

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Grensoverschrijdende zorg

640,1

217,6

857,7

– 94,3

763,4

0,0

763,4

– 59,9

703,5

Totaal

640,1

217,6

857,7

– 94,3

763,4

0,0

763,4

– 59,9

703,5

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

63,4

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Grensoverschrijdende zorg (buitenland in MPB) (– € 59,9).

Deze sector betreft de uitgaven binnen en buiten het macroprestatiebedrag (MPB). Binnen het MPB betreft het de lasten die gemaakt zijn in het buitenland door in Nederland woonachtige Zvw-verzekerden. De grensoverschrijdende zorg buiten het MPB betreft de lasten van internationale verdragen en heeft betrekking op (Nederlandse) verdragsgerechtigden. Dit zijn mensen die buiten Nederland wonen en niet aan Nederlandse sociale verzekeringswetgeving zijn onderworpen, maar op grond van een EG-verordening of door een Nederland gesloten verdrag in hun woonland toch recht hebben op geneeskundige zorg ten laste van het Zorgverzekeringsfonds.

Naar aanleiding van de gerealiseerde uitgaven in 2012 (en de verwachte doorwerking daarvan in de jaren daarna) is in de loop van 2013 de raming fors opwaarts bijgesteld. Begin 2014 zijn van het CVZ gegevens ontvangen met betrekking tot de uitgaven in 2013. Daaruit blijkt een meevaller, die zich voornamelijk voordoet bij de uitgaven buiten MPB. Deze uitgaven laten zich lastig ramen.

Multidisciplinaire zorgverlening (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Multidisciplinaire zorgverlening

375,3

26,2

401,5

6,6

408,1

0,0

408,1

– 0,4

407,7

Totaal

375,3

26,2

401,5

6,6

408,1

0,0

408,1

– 0,4

407,7

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

32,4

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Multidisciplinaire zorgverlening (– € 1,5).

Het jaar 2013 laat een geringe onderschrijding van € 1,5 miljoen zien bij de multidisciplinaire zorg. De in de afgelopen jaren toebedeelde middelen zijn voldoende om de groei in 2013 in deze sector op te vangen.

Beleidsmatige mutaties

Groeiruimte multidisciplinaire zorgverlening (€ 0,5).

Deze mutatie betreft de toedeling van de groeiruimte tranche 2013.

Loon- en prijsbijstelling multidisciplinaire zorgverlening (€ 0,6).

Dit betreft de tranche 2013 van de vergoeding voor loon- en prijsontwikkeling

Nominaal en onverdeeld Zvw (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Nominaal en onverdeeld

1.178,3

– 32,7

1.145,5

– 892,0

253,5

0,0

253,5

– 253,5

0,0

Totaal

1.178,3

– 32,7

1.145,5

– 892,0

253,5

0,0

253,5

– 253,5

0,0

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

– 1.178,3

Toelichting mutaties jaarverslag

Beleidsmatige mutaties

Garantieregeling kapitaallasten (– € 75,0).

In verband met de afschaffing van de functiegerichte budgettering in de ziekenhuiszorg is er een garantieregeling kapitaallasten in het leven geroepen. De hiervoor gereserveerde middelen waren vooralsnog onderdeel van nominaal en onvoorzien. Thans wordt deze reservering overgeheveld naar een aparte sector. Pas na afwikkeling van de transitieregeling kapitaallasten kan worden bezien in welke mate een beroep is gedaan op de garantieregeling kapitaallasten in 2013.

Toedeling groeiruimte huisartsenzorg (– € 0,2).

Deze mutatie betreft de toedeling van de groeiruimte tranche 2013.

Toedeling groeiruimte multidisciplinaire zorgverlening (– € 0,5).

Deze mutatie betreft de toedeling van de groeiruimte tranche 2013.

Uitdeling loon- en prijsbijstelling ambulancevervoer (– € 1,3).

Dit betreft de tranche 2013 van de vergoeding voor loon- en prijsontwikkeling.

Uitdeling loon- en prijsbijstelling multidisciplinaire zorgverlening (– € 0,6).

Dit betreft de tranche 2013 van de vergoeding voor loon- en prijsontwikkeling

Technische en macro-economische mutaties

Overige mutaties (– € 175,9).

Deze post is het saldo van verschillende mutaties. Hieronder zijn verder opgenomen diverse gereserveerde posten op nominaal en onverdeeld die thans vrijvallen. Dit zijn mutaties geweest die doorgaans een technisch karakter hebben. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de loon- en prijsbijstellingen en reserveringen die niet naar andere sectoren zijn uitgedeeld en de resterende financiële ruimte die is ontstaan in verband met de ramingsbijstelling academische zorg in de ontwerpbegroting 2014.

Ontvangsten Zvw (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Eigen risico Zvw

2.623,4

56,2

2.679,6

0,0

2.679,6

0,0

2.679,6

0,0

2.679,6

Eigen bijdrage Zvw

228,2

– 201,2

27,0

0,0

27,0

0,0

27,0

0,0

27,0

Totaal

2.851,6

– 145,0

2.706,6

0,0

2.706,6

0,0

2.706,6

0,0

2.706,6

Mutatie Zvw-ontvangsten stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

– 145,0

Toelichting mutaties jaarverslag

N.v.t.

6.1.2. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)

Deze bijlage gaat verder in op de financiële ontwikkelingen binnen de AWBZ in het afgelopen jaar. Tabel 22 betreft een overzicht van de financiële mutaties in 2013 per sector. De beschikbare middelen zijn in de ontwerpbegroting 2013 meestal lager en in sommige gevallen hoger dan de werkelijke beschikbare middelen. Dit heeft te maken met de artikelen »onverdeeld» en «nominaal en onvoorzien». Ten tijde van de ontwerpbegroting 2013 stonden op deze sectoren de beschikbare volumegroei en de nominale bijstellingen 2013 gereserveerd. Deze zijn inmiddels aan de desbetreffende sectoren toegedeeld. Ook hebben er herschikkingen van middelen tussen de sectoren plaatsgevonden. Daarnaast is het beeld voor 2013 geactualiseerd bij de eerste suppletoire wet 2013, de ontwerpbegroting 2014 en voor het jaarverslag 2013.

Tabel 22 Ontwikkeling van de AWBZ-uitgaven en -ontvangsten per sector
(bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

Volksgezondheid

113,5

– 19,6

93,9

Preventieve zorg (Rijksvaccinatieprogramma)

113,5

– 19,6

93,9

       

Zorg in natura

22.717,4

1.612,4

24.329,9

Intramurale ggz

1.467,9

97,9

1.565,8

Intramurale gehandicaptenzorg

4.980,0

271,8

5.251,7

Intramurale verpleging en verzorging

7.949,8

496,0

8.445,8

Extramurale zorg

4.013,5

246,0

4.259,5

Dagbesteding en vervoer

1.058,0

92,5

1.150,5

Kapitaallasten

2.140,2

225,6

2.365,8

Overige zorg in natura

1.108,1

182,6

1.290,7

       

Persoonsgebonden budgetten

2.567,9

– 90,6

2.477,3

       

Mee-instellingen

172,6

1,2

173,8

       

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen AWBZ

25,7

– 3,6

22,1

       

Beheerskosten / diversen AWBZ

219,1

– 36,2

182,9

       

Overige AWBZ

56,8

– 8,1

48,7

Tandheelkundige zorg AWBZ

18,4

5,2

23,6

Overige curatieve zorg AWBZ

12,8

– 1,7

11,1

Medisch-specialistische zorg AWBZ

25,6

– 11,7

13,9

       

Nominaal en onverdeeld

1.422,5

– 1.240,0

182,5

Nominaal en onverdeeld

1.422,5

– 1.240,0

182,5

Bruto AWBZ-uitgaven

27.295,6

215,5

27.511,1

Eigen bijdrage AWBZ

1.819,4

80,9

1.900,3

AWBZ-ontvangsten

1.819,4

80,9

1.900,3

Netto AWBZ-uitgaven

25.476,2

134,6

25.610,8

Rijksvaccinatieprogramma (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Preventieve zorg (Rijksvaccinatieprogramma)

113,5

21,1

134,6

3,0

137,6

0,0

137,6

– 43,7

93,9

Totaal

113,5

21,1

134,6

3,0

137,6

0,0

137,6

– 43,7

93,9

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

– 19,6

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Rijksvaccinatieprogramma (– € 34,6).

De onderschrijding in 2013 van € 34,6 miljoen wordt veroorzaakt doordat er minder geboortes zijn geweest dan vooraf was geraamd. Verder wordt de onderschrijding verklaard doordat minder HPV en Hepatitis B vaccinaties zijn gegeven dan vooraf geraamd. Naar verwachting zullen deze vaccinaties in 2014 en verder nog wat aantrekken.

Technische en macro-economische mutaties

Financieringsmutatie (– € 9,1).

Er is een zeker tijdsverloop tussen het moment dat de NZa de productieafspraken van partijen ontvangt en de verwerking daarvan in de budgetten en de bevoorschotting van de instellingen. Als gevolg daarvan wijkt de financiering binnen een jaargrens af van de uitgaven (budgetten) in dat jaar. Zo ontstaan er financieringsachterstanden of -voorsprongen. In 2013 is er dus € 9,1 miljoen minder gefinancierd dan geproduceerd.

Financieringsmutaties hebben wel invloed op de hoogte van de zorguitgaven in enig jaar, maar over een langere periode bezien heffen financieringsvoorsprongen en -achterstanden elkaar op.

Zorg in natura (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Intramurale ggz

1.467,9

70,3

1.538,2

12,0

1.550,2

0,0

1.550,2

15,6

1.565,8

Intramurale gehandicaptenzorg

4.980,0

144,0

5.124,0

76,8

5.200,7

0,0

5.200,7

51,0

5.251,7

Intramurale verpleging en verzorging

7.949,8

218,1

8.167,9

115,7

8.283,6

0,0

8.283,6

162,2

8.445,8

Extramurale zorg

4.013,5

– 18,6

3.994,9

137,8

4.132,7

0,0

4.132,7

126,8

4.259,5

Dagbesteding en vervoer

1.058,0

27,9

1.085,9

18,0

1.103,9

0,0

1.103,9

46,6

1.150,5

Kapitaallasten

2.140,2

53,0

2.193,2

17,5

2.210,7

0,0

2.210,7

155,1

2.365,8

Overige zorg in natura

1.108,1

219,1

1.327,2

– 59,7

1.267,5

0,0

1.267,5

23,2

1.290,7

Totaal

22.717,4

713,8

23.431,2

318,1

23.749,4

0,0

23.749,4

580,5

24.329,9

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

1.612,4

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Zorg in natura (€ 452,5).

De sectoren behorende tot de zorg in natura laten in totaal een mutatie zien van € 452,5 miljoen. Deze wordt voor een groot deel verklaard doordat de groeiruimte en onverdeelde maatregelen van € 344,6 miljoen zijn uitgedeeld aan de verschillende sectoren (zie de tabel nominaal en onverdeeld). Het resterende saldo wordt volledig verklaard door een tegenvaller op de kapitaallasten (€ 155 miljoen); op de productie is per saldo sprake van een meevaller (€ 47 miljoen).

Beleidsmatige mutaties

Verdeling onverdeelde maatregel pgb naar ZIN (€ 90,0).

In de aanwijzing contracteerruimte 2013 staat dat er € 90 miljoen vanwege extra instroom en doorstroom bij de zorg in natura terecht komt als gevolg van wijzigingen in de toegang tot het persoonsgebonden budget. Deze middelen zijn toegedeeld aan de sector. Hiermee wordt deze onverdeelde maatregel verdeeld. Dit slaat neer bij extramurale zorg.

Technische en macro-economische mutaties

Correctie overheveling geriatische revalidatiezorg van Zvw naar AWBZ (€ 38,0).

Op basis van realisatiecijfers 2012 met betrekking tot de geriatrische revalidatiezorg is gebleken dat er vanaf 2013 € 38 miljoen te veel is overgeheveld van de AWBZ naar de Zvw. Hiervoor vindt thans een correctie plaats op de intramurale sector verpleging en verzorging.

Persoonsgebonden budgetten (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Persoonsgebonden budgetten

2.567,9

0,0

2.567,9

67,3

2.635,2

0,0

2.635,2

– 157,9

2.477,3

Totaal

2.567,9

0,0

2.567,9

67,3

2.635,2

0,0

2.635,2

– 157,9

2.477,3

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

– 90,6

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Persoonsgebonden budgetten (– € 53,9).

De mutatie betreft een incidentele ramingsmeevaller. Door het CVZ is aangegeven dat de uitgaven 2013 nagenoeg overeenkwamen met het vastgestelde subsidieplafond.

Beleidsmatige mutaties

Kadercorrectie PGB (– € 60,0).

Deze mutatie betreft de correctie boeking besparingsverlies in verband met het niet doorgaan van de overheveling begeleiding naar Wmo.

Tariefskorting (– € 44,0).

Deze mutatie betreft het effect van de meerjarige doorwerking van de pakketmaatregel begeleiding uit 2009.

Subsidie MEE (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Mee-instellingen

172,6

0,0

172,6

5,1

177,7

0,0

177,7

– 3,9

173,8

Totaal

172,6

0,0

172,6

5,1

177,7

0,0

177,7

– 3,9

173,8

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

1,2

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Mee-instellingen (– € 3,9).

Op basis van de goedgekeurde verleningen blijkt een onderschrijding van € 3,9 miljoen bij de subsidies voor de MEE-instellingen.

Opleidingen AWBZ (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen AWBZ

25,7

0,0

25,7

0,7

26,4

0,0

26,4

– 4,3

22,1

Totaal

25,7

0,0

25,7

0,7

26,4

0,0

26,4

– 4,3

22,1

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

– 3,6

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen AWBZ (– € 4,3).

Op basis van de verleende voorschotten voor de beschikbaarheidbijdrage opleidingen AWBZ is het bedrag met € 4,3 miljoen naar beneden bijgesteld.

Beheerskosten / diversen AWBZ (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Beheerskosten / diversen AWBZ

219,1

0,0

219,1

5,8

224,9

0,0

224,9

– 42,0

182,9

Totaal

219,1

0,0

219,1

5,8

224,9

0,0

224,9

– 42,0

182,9

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

– 36,2

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Beheerskosten / diversen AWBZ (– € 42,0).

Op deze deelsector worden de beheerskosten AWBZ (zorgkantoren), de uitgaven van het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) en de uitvoeringskosten van de SVB (in verband met landelijke taken in het kader van de uitvoering PGB) geraamd en verantwoord.

Er is sprake van een meevaller van € 42,0 miljoen, die voornamelijk veroorzaakt wordt door lager dan geraamde uitgaven bij de SVB (naar verwachting incidenteel omdat de uitvoeringskosten van de SVB voor het PGB als gevolg van de invoering van trekkingsrechten in de komende jaren sterk zullen toenemen) en een onderschrijding in de uitgaven voor beheerskosten AWBZ. De laatstgenoemde onderschrijding is het gevolg van in het verleden aan deze sector toegevoegde middelen voor de UAZ (Uitvoering AWBZ door Zorgverzekeraars). Als gevolg van het niet doorgaan van de UAZ vallen deze middelen vrij. Vanaf 2014 zijn deze middelen reeds afgeroomd.

Overige AWBZ (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Tandheelkundige zorg AWBZ

18,4

0,1

18,5

0,4

18,9

0,0

18,9

4,7

23,6

Overige curatieve zorg AWBZ

12,8

– 2,0

10,8

0,3

11,1

0,0

11,1

0,0

11,1

Instellingen voor medisch- specialistische zorg AWBZ

25,6

– 12,3

13,3

0,7

13,9

0,0

13,9

0,0

13,9

Totaal

56,8

– 14,2

42,6

1,4

44,0

0,0

44,0

4,7

48,7

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

– 8,1

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Tandheelkundige zorg AWBZ (€ 4,6).

De tegenvaller op de uitgaven tandheelkundige zorg AWBZ wordt veroorzaakt door een stijging van het aantal behandelingen. Daarnaast zijn de gemiddelde tarieven voor tandheelkundige zorg AWBZ gestegen

Beleidsmatige mutaties

Groeiruimte tandheelkundige zorg (AWBZ) (€ 0,1).

Deze mutatie betreft de toedeling van de groeiruimte tranche 2013.

Nominaal en onverdeeld AWBZ (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Nominaal en onverdeeld

1.422,5

– 601,1

821,4

– 475,9

345,6

– 13,7

331,9

– 149,4

182,5

Totaal

1.422,5

– 601,1

821,4

– 475,9

345,6

– 13,7

331,9

– 149,4

182,5

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

– 1.240,0

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Groeiruimte en maatregelen (– € 344,6).

De groeiruimte is uitgedeeld aan de zorg in natura (zie de tabel zorg in natura).

Beleidsmatige mutaties

Verdeling onverdeelde maatregel pgb naar ZIN (– € 90,0).

In de aanwijzing contracteerruimte 2013 staat dat er € 90 miljoen vanwege extra instroom en doorstroom bij de zorg in natura terecht komt als gevolg van wijzigingen in de toegang tot het persoonsgebonden budget. Deze middelen zijn toegedeeld aan de sector extramurale zorg. Hiermee wordt deze onverdeelde maatregel verdeeld. Dit slaat neer bij extramurale zorg.

Tariefskorting (€ 44,0).

Deze mutatie betreft het effect van de meerjarige doorwerking van de pakketmaatregel begeleiding uit 2009.

Uitdelen groeiruimte tandheelkundige zorg AWBZ (– € 0,1).

Deze mutatie betreft de toedeling van de groeiruimte tranche 2013.

Overige (– € 1,2).

Deze post is het saldo van verschillende mutaties.

Technische en macro-economische mutaties

Kadercorrectie PGB (€ 60,0).

Deze mutatie betreft de correctie boeking besparingsverlies in verband met het niet doorgaan van de overheveling begeleiding naar Wmo.

Financieringsmutatie (€ 182,5).

Er is een zeker tijdsverloop tussen de bevoorschotting op basis van productieafspraken tussen zorgaanbieders en zorgkantoren en de verwerking van de zorgproductie in de budgetten van de instellingen door de NZa. Als gevolg daarvan wijkt de financiering binnen een jaargrens af van de daadwerkelijke zorguitgaven (budgetten) in dat jaar.

Zo ontstaan er financieringsachterstanden of -voorsprongen. In 2013 is er dus € 182,5 miljoen meer gefinancierd dan geproduceerd.

Financieringsmutaties hebben wel invloed op de hoogte van de zorguitgaven in enig jaar, maar over een langere periode bezien heffen financieringsvoorsprongen en -achterstanden elkaar op.

Ontvangsten AWBZ (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties 1e suppletoire

Stand 1e suppletoire

Mutaties OW

Stand OW

Mutaties 2e suppletoire

Stand 2e suppletoire

Mutaties jaarverslag

Stand Jaarverslag

 

2013

2013

2013

2014

2014

2013

2013

2013

2013

Eigen bijdrage AWBZ

1.819,4

39,4

1.858,8

0,0

1.858,8

0,0

1.858,8

41,5

1.900,3

Totaal

1.819,4

39,4

1.858,8

0,0

1.858,8

0,0

1.858,8

41,5

1.900,3

Mutatie AWBZ-ontvangsten stand jaarverslag 2013 t.o.v. stand ontwerpbegroting 2013

80,9

Toelichting mutaties jaarverslag

Mee- en tegenvallers

Actualisering zorguitgaven

Eigen bijdrage AWBZ (€ 41,5).

De eigen bijdragen komen € 41,5 miljoen hoger uit dan geraamd. De stijging kan worden verklaard door een stijging van de eigen bijdrage bij zorg zonder verblijf en een hogere opbrengst door de vermogensinkomensbijtelling.

E BIJLAGEN

ZELFSTANDIGE BESTUURSORGANEN EN RECHTSPERSONEN MET EEN WETTELIJKE TAAK

Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)
(bedragen x € 1 miljoen)

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Artikel

Financiering (realisatiecijfers)

Verwijzingen naar website RWT/ZBO

Verwijzingen naar toezichtvisie / -arrangement

Bestuur of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

Begroting

Premie

Tarieven

Financiering uit begrotingsmiddelen

                   

Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMW)

x

x

ZonMw is een intermediaire organisatie die op programmatische wijze onderzoek en ontwikkeling op het gebied van gezondheid, preventie en zorg laat uitvoeren.

4

135,11

www.zonmw.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl. onder andere Wet op de organisatie ZorgOnderzoek Nederland

v

                     

Keuringsinstanties op grond van de Warenwet

 

x

Het betreft 25 private organisaties die voor wat betreft de kwaliteit van werkzaamheden onder toezicht staan van de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit.

1

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl

onder andere Warenwet (art. 7b)

n.v.t.

                     

Registratiecommissies en opleidingscolleges KNMG, KNMP en NMT

 

x

Het betreft 10 private organisaties. De instellingsgrondslag betreft de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), artikel 14 en 15.

4

www.knmg.artsennet.nl

www.knmp.nl

www.tandartsennet.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl

onder andere Wet en Besluit publieke gezondheid

n.v.t.

                     

Keuringsinstanties op grond van de Wet op de Medische Hulpmiddelen (DEKRA)

 

x

In Nederland is DEKRA de enige toegelaten instantie, die bevoegd is medische hulpmiddelen te certificeren.

2

www.dekra.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl

onder andere Wet op de medische hulpmiddelen (art.10 en verder)

n.v.t.

                     

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

x

 

Het CIZ beoordeelt of mensen recht hebben op AWBZ-zorg. Dit gebeurt op basis van objectieve criteria, welke een vertaling zijn van de richtlijnen van het Ministerie van VWS.

3

100,8

www.ciz.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere. Statuten CIZ, Zorgindicatiebesluit

v

                     

Centraal Administratie Kantoor (CAK)

 

x

Het CAK berekent en incasseert de eigen bijdragen voor de AWBZ en de Wmo. Het CAK is ook verantwoordelijk voor de financiering van de AWBZ-instellingen en het uitbetalen van de Compensatie eigen risico in de zorgverzekeringswet. Ook verzorgt het CAK een tegemoetkoming van (Wtcg).

4

96,81

www.hetcak.nl

Governance arrangement tussen VWS en het CAK

v

                     

Accommodaties op grond van de Wet op jeugdzorg

x

 

Het aanbod van de JeugdzorgPlus-instellingen bestaat uit deskundige en wetenschappelijk onderbouwde interventies op het gebied van geestelijke gezondheidszorg, licht verstandelijke handicaps, onderwijs en arbeidstoeleiding.

5

152,31

www.jeugdzorgplus.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg

v

                     

Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR)

x

x

De Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) beslist over de eerste aanvragen in het kader van de wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen. Verder stelt de PUR de beleidsregels vast voor de Sociale Verzekeringsbank.

7

4,2

www.pur.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere Bekostigingsregeling Wuvo

v

                     

Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Commissies (METC’s)

 

x

CCMO is een bij wet (Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Embryowet) ingestelde commissie en waarborgt de bescherming van proefpersonen betrokken bij medisch-wetenschappelijk onderzoek, via toetsing aan de daarvoor vastgestelde wettelijke bepalingen en met inachtneming van de voortgang van de medische wetenschap

1

1,81

www.ccmo.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere artikel 28 Wet medischwetenschappelijk

onderzoek met mensen

v

                     

Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

x

x

De NZa is belast met het markttoezicht specifiek voor de zorgsector en moet het algemeen consumentenbelang voorop stellen bij de uitoefening van haar taken. Die taken zijn marktwerking in de zorg op gang brengen en bewaken, tarieven in de zorg reguleren en toezien op de goede uitvoering van de Zvw en de AWBZ.

4

46,8

www.nza.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere AWBZ, Wet marktordening gezondheidszorg

v

                     

College voor zorgverzekeringen (CVZ)

x

x

Het CVZ beheert het pakket Zvw/ AWBZ, beheert het Zorgverzekeringsfonds en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, voert de financiering van verzekeraars uit de fondsen uit, beoordeelt de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de AWBZ en voert regelingen voor bijzondere groepen uit (verdragsgerechtigden, wanbetalers, onverzekerden, illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen en gemoedsbezwaarden).

4

64,0

www.cvz.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere Zorgverzekeringwet (hoofdstuk 6)

v

                     

College Sanering Zorginstellingen (CSZ)

x

x

Het CSZ voert onder andere de meldings- en goedkeuringsregeling voor de vervreemding van onroerende zaken uit. In verband met de verdere stroomlijning van de taken van zelfstandige bestuursorganen op het terrein van de zorg is in het voorstel van wet cliëntenrechten zorg (Wcz) het voornemen neergelegd om de taken over te hevelen naar de NZa (TK 32 402, nr. 6 en 7).

4

2,5

www.collegesanering.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere. Wet toelating zorginstellingen

v

                     

College ter beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Zie begroting agentschap CBG

 

x

Het College is zowel verantwoordelijk voor de toelating en bewaking van geneesmiddelen op de Nederlandse markt als medeverantwoordelijk voor de toelating van de geneesmiddelen in de gehele Europese Unie.

Agentschappen

www.cbg-meb.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere. Geneesmiddelenwet (hoofdstuk 2)

n.v.t.

                     

Stichting Afwikkeling Rechtsherstel Sinti en Roma

 

x

De Stichting Afwikkeling Rechtsherstel Sinti en Roma (SRSR) is in het leven geroepen voor de besteding van de middelen die in het kader van het naoorlogs rechtsherstel beschikbaar zijn gesteld voor de Sinti en Roma in Nederland.

7

 

Statuten NISR

n.v.t.

                     

Financiering uit premiemiddelen

                   

Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS)

x

x

NTS is een dienstverlenende non-profitorganisatie ten behoeve van publiek, donorziekenhuizen en transplantatiecentra in Nederland.

2

24,01

www.transplantatiestichting.nl

Statuten NTS

v

                     

Zorgverzekeraars Zvw (x € 1 miljard)

x

 

De zorgverzekering is een in principe verplichte ziektekostenverzekering voor ingezetenen van Nederland. De zorgverzekeringswet wordt uitgevoerd door zorgverzekeraars.

FBZ

37,4

Zie Financieel Beeld Zorg

n.v.t.

n.v.t.

                     

Concessiehouders zorgkantoren

(x € 1 miljard)

   

Voor de uitvoering van de AWBZ-taken fungeren 12 zorgverzekeraars als zogenaamde concessie-houders. Zij zijn als het ware de «beheerders» van het zorgkantoor in «hun zorgkantoorregio». Een zorgkantoor voert de AWBZ uit namens de zorgverze-keraar, de AWBZ-zorgaanbieders leveren de daadwerkelijke zorg aan de cliënt.

FBZ

27,5

Zie Financieel Beeld Zorg

n.v.t.

n.v.t.

X Noot
1

Het betreft realisatie 2012 omdat de controleverklaringen van de betreffende organisaties over de realisatie 2013 later dan de publicatie van het Jaarverslag VWS 2013 beschikbaar zijn.

Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder andere ministeries)
(bedragen x € 1 miljoen)

Naam organisatie

Ministerie

RWT

ZBO

Functie

Artikel

Financiering (realisatiecijfers)

Verwijzingen naar website RWT/ZBO

Verwijzingen naar toezichtvisie / -arrangement

Bestuur of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

 

Begroting

Premie

Tarieven

Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling (CAOR) Indonesië

BZK

 

x

CAOR is belast is met de toepassing en uitvoering van de Algemene Oorlogsongevallenregeling, een regeling voor oorlogsslachtoffers en nabestaanden van de oorlog met Japan in Nederlands-Indië.

7

 

Toezicht uitgevoerd door Ministerie van BZK

Zie jaarverslag Ministerie van BZK.

                       

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)

BZK

 

x

De stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) is belast met de uitvoering van de Algemene Oorlogsongevallenregeling.

7

www.saip.nl

Toezicht uitgevoerd door Ministerie van BZK

Zie jaarverslag Ministerie van BZK.

                       

Sociale verzekeringsbank (SVB)

SZW

x

 

Het berekenen en betalen van pensioenen en uitkeringen op basis van wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen en de verstrekking van bijzondere voorzieningen aan bestaande cliënten.

3 en 7

www.svb.n

Toezicht uitgevoerd door Ministerie van SZW

Zie jaarverslag Ministerie van SZW.

Uitzonderingsrapportage

Geen opmerkingen

AFGEROND EVALUATIE- EN OVERIG ONDERZOEK

Overzicht afgerond evaluatie- en overig onderzoek

In deze bijlage bij het jaarverslag wordt een overzicht van al afgeronde evaluatie- en overig onderzoek voor het Ministerie van VWS opgenomen.

Overzicht Evaluaties

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

           

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Ziektepreventie

1

2014

2015

Scope verbreed en daarom start vertraagd

 

Letselpreventie

1

2013

2013

TK 32 772, nr. 2

 

IBO Grensoverschrijdende Zorg

FBZ

2013

2014

Wordt in de loop van 2014 aan de Tweede Kamer gestuurd.

         

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Basistakenpakket jeugdgezondheidszorg

1

2012

2013

TK 31 839, nr. 297

 

Marktscan zorgverzekeringsmarkt (NZa)

2/FBZ

jaarlijks

jaarlijks

TK 29 689, nr. 420 en 29 689, nr. 477 en www.nza.nl

 

Marktscan geestelijke gezondheidszorg (NZa)

2/FBZ

jaarlijks

jaarlijks

TK 25 424, nr. 204

 

Marktscan Extramurale Farmaceutische zorg

2/FBZ

jaarlijks

jaarlijks

TK 29 477, nr. 229

 

Kwantitatieve evaluatie risicoverevening

2/FBZ

jaarlijks

jaarlijks

TK 29 689, nr. 380

 

Monitor zorggerelateerde schade

2/FBZ

2012

2013

TK 31 013, nr. 59

Zie ook Monitor zorggerelateerde schade bij patiënten ouder dan 70 jaar (Traject 4) (http://www.narcis.nl)

 

Herhaalstudie naar ziekenhuisopnames door verkeerd geneesmiddelengebruik

2

2012

2013

TK 29 477, nr. 226

 

Evaluatie Zvw/Wzt (incl. Evaluatie Wet opsporing onverzekerden)

2/FBZ

2013

2014

n.v.t.

 

Monitor effecten eigen bijdrage ggz

2/FBZ

2012

n.v.t.

Monitor voortijdig beïndigd in verband met vervallen eigen bijdrage. TK 33 400 XVI, nr. 15

 

Actieplan Ouderen in veilige handen (uitvoering)

3

2011

2014

TK 29 389, nr. 30

 

Zorgbalans

4

Doorlopend

Doorlopend

www.Gezondheidszorgbalans.nl

 

Gezondheidszorg Caribisch Nederland na de transitie

4

2012

2013

TK 31 568, nr. 130

 

Evaluatie Wmg

4/FBZ

2013

2014

n.v.t.

 

Evaluatie NZa

4

2013

2014

n.v.t

 

Evaluatie CVZ

4/FBZ

2014

2014

n.v.t.

 

Wondzorg

FBZ

2013

2015

n.v.t.

 

Vervolg integrale bekostiging chronische zorg

FBZ

2013

2014

n.v.t.

2. Overig onderzoek

 

Wet BIG

2

2011

2013

TK 29 282, nr. 182

 

Veiligheidsprogramma

2

2013

2014

n.v.t.

 

Longitudinaal onderzoek daklozen

3

2010

2014

n.v.t.

 

Deelname aan vrijwilligerswerk, POLS (CBS)

3

2013

2014

n.v.t.

 

Monitor plan van aanpak G4

3

jaarlijks

jaarlijks

www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/12/03/monitor-plan-van-aanpak-maatschappelijke-opvang.html

 

Monitor stedelijk kompas

3

jaarlijks

jaarlijks

www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/12/03/monitor-stedelijk-kompas-2011.html

 

Financiële impactanalyse besluitvorming over ratificatie van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van personen met een handicap

3

2012

2013

TK 29 355, nr. 54

 

Bestuurlijke ondertoezichtstelling van zorginstellingen

4

2013

2013

TK 32 012, nr. 17

 

Evaluatie RVZ

4

2012

2013

TK 28101 nr. 13

 

Onderzoek Ongevallen en bewegen in Nederland (OBiN)

6

doorlopend

doorlopend

www.tno.nl

 

Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2010/2011

6

2011

2013

TK 30 234, nr. 87

 

(On)beperkt sportief 2013. Monitor Sport- en beweegdeelname van mensen met een handicap

6

2012

2013

TK 30 234, nr. 89

 

Sport in beeld. De bijdrage van sport aan de Nederlandse economie in 2006, 2008 en 2010

6

2012

2013

TK 30 234, nr. 90

 

Voortgangsrapportage Monitor Sport en Bewegen in de Buurt

6

2013

2013

TK 30 234, nr. 91

 

VSK-monitor 2013. Voortgangsrapportage Actieplan «Naar een veiliger sportklimaat

6

2013

2013

TK 30 234, nr. 93

 

Marktscan intramurale AWBZ-zorg

FBZ

jaarlijks

jaarlijks

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/04/23/marktscan-en-beleidsbrief-geestelijke-gezondheidszorg.html

 

Marktscan extramurale AWBZ-zorg

FBZ

jaarlijks

jaarlijks

http://www.rijksoverheid.nl/ documenten-en-publicaties/ rapporten/2013/02/28/marktscan- en-beleidsbrief-extramurale- farmaceutische-zorg.html

OVERZICHT NIET-FINANCIËLE INFORMATIE OVER INSCHAKELING VAN EXTERNE ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL (EXTERNE INHUUR)

Deze bijlage geeft een beeld van de uitgaven (voor agentschappen de kosten) voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2014. Het betreft de inhuur externen bij het kerndepartement, de adviesraden, de inspecties, het SCP en de baten-lastendiensten.

Uitgaven inhuur externen in 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Programma- en apparaatskosten

Bedrag

1.

Interimmanagement

2.021.192

2.

Organisatie- en formatieadvies

616.680

3.

Beleidsadvies

2.105.794

4.

Communicatieadvisering

1.384.070

     
 

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

6.127.736

     

5.

Juridisch advies

657.465

6.

Advisering opdrachtgevers automatisering

8.845.011

7.

Accountancy, financiën en administratieve organisatie

1.854.554

     
 

Beleidsondersteunend (som 5 t/m 7)

11.357.029

     

8.

Uitzendkrachten (formatie & piek)

16.891.489

     
 

Ondersteuning bedrijfsvoering

16.891.489

     
 

Totaal uitgaven inhuur externen

34.376.255

Toelichting uitgaven inhuur externen 2013

Bovenstaand overzicht geeft een beeld van de uitgaven (voor de agntschappen de kosten) voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2014. Het percentage uitgaven inhuur externen voor het Ministerie van VWS bedroeg in 2013 9,8 procent5 en is lager dan de norm van 10 procent.

Uitgaven ambtelijk personeel

€ 315.462.902

Uitgaven externe inhuur

€ 34.376.255

Totaal

€ 349.839.157

Percentage externe inhuur

9,8%

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2013 door het Ministerie van VWS (in Nederland) buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

Inhuur externen buiten mantelcontracten
 

2013

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Toelichting inhuur externen buiten mantelcontracten

VWS had in 2013 geen externe inhuur buiten de mantelcontracten boven het maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN

aCBG

Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

ACM

Autoriteit Consument en Markt

AFBZ

Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten

ALT

Antonie Leeuwenhoekterrein

AOR

Algemene Ongevallenregeling

Art

Artikel

Asses

Assessment

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Awir

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

BDU

Brede doeluitkering

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BIG

Beroepen Individuele Gezondheidszorg

BIKK

Bijdrage in de kosten van kortingen

BIR

Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst

BK

Borstkanker

BKZ

Budgettair Kader Zorg

BRV

Bovenregionale gehandicaptenvervoer

BZK

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CAK

Centraal Administratie Kantoor

CAOR

Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië

CBRN

Chemische, biologische of radiologische/nucleaire stoffen

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CBZ

College Bouw Zorginstellingen

CCE

Centra voor Consultatie en Expertise

CCMO

Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek

CEP

Centraal Economisch Plan

CIBG

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

Cie

Commissie

CIO

Chief Information Officer

CIZ

Centrum Indicatiestelling Zorg

CJG

Centrum voor Jeugd en Gezin

CJIB

Centraal Justitieel Incassobureau

CPB

Centraal Plan Bureau

C.q.

Casu quo

CSP

Certification Service Provider

CSZ

College Sanering Zorginstellingen

CVZ

College voor Zorgverzekeringen

DALY

Disability Adjusted Life Year

DBC’s

Diagnosebehandelingcombinaties

DCI

Defence for Children International

DCP’s

Decentrale Procedures

DG

Directoraat Generaal

DKTP

Difterie, kinkhoest, tetanus en poliomyelitis

Efro

Europees fonds voor Regionale ontwikkeling

EJU

Eindejaarsuitkering

EMA

European Medicines Agency

EMGO

Extramuraal Geneeskundig Onderzoek

EMU

Economische en Monetaire Unie

ERAI

Experiment Regelarme Instellingen

ESF

Europees Sociaal Fonds

Etc

Et cetera

EU

Europese Unie

Eurocat

European Registration Of Congenital Anomalies and Twins

EZ

Economische Zaken

EZB

Expertisecentrum Zorgfraude Bestrijding

Farmatec

Farmacie en medische technologie

FBZ

Financieel Beel Zorg

FES

Fonds Economische Structuurversterking

FIOD

Fiscale Inlichtingen – en Opsporingsdienst

FLO

Functioneel Leeftijdsontslag

FPKM

Forensische Polikliniek Kindermishandeling

FPU

Flexibel Pensioen en Uittreden

Fte

Fulltime-equivalent

FZO

Fonds Ziekenhuisopleidingen

Gem

Gemiddeld

GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst

Ggz

Geestelijke gezondheidszorg

Ghz

Gehandicaptenzorg

GIA

Geweld in afhankelijkheidsrelaties

GMH

Gedragscode medische hulpmiddelen

Go Cure

Garantie Ondernemingsfinanciering Curatieve Zorg

GR

Gezondheidsraad

GVS

Geneesmiddelen Vergoeding Systeem

Harm

Hospital Admissions Related to Medication

HBO

Hoger Beroepsonderwijs

HPV

Humman Papillomavirus

IARC

International Agency or Research on Cancer

IBO

Interdepartementaal beleidsonderzoek

ICT

Informatie- en Communicatietechnologie

IenM

Infrastructuur en Milieu

IGZ

Inspectie voor Gezondheidszorg

IJZ

Inspectie Jeugdzorg

IKNL

Integraal Kankercentrum Nederland

IKZ

Integraal Kankercentrum Zuid

IOD

Inkoop, Opslag en Distributie

IPCI

Integrated Primary Care Information

ITB

Individueel Traject Begeleiders

IVA

Immateriële vaste activa

JGZ

Jeugdgezondheidszorg

JMW

Joods Maatschappelijk Werk

JOGG

Jongeren op Gezond Gewicht

KNHB

Koninklijke Nederlandse Hockey Bond

KNMG

Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst

KNMP

Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie

KNVB

Koninklijke Nederlandse Voetbalbond

LBOP

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage

LEBA

Landelijke Evaluatie Bevolkingsonderzoek naar Baarmoederhalskanker

LETB

Landelijk Evaluatieteam bevolkingsonderzoek borstkanker

LIS

Letsel Informatie Systeem

LOC

Landelijke Organisatie Cliëntenraden

Lpo

Loongevoeligheid, prijsgevoeligheid en ongevoeligheid

LSP

Landelijk Schakelpunt

Lvb

Licht verstandelijke beperking

M&O

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Mbi

Macrobeheersinstrument

MEB

Medicines Evaluation Board

MEE

Vereniging voor ondersteuning bij leven met een beperking

METC’s

Medisch Ethische Commissies

MHI

Mental Health Inventory

Mpb

Macroprestatiebedrag

MRP

Mutual Recognition Procedure

NCJ

Nederlands Centrum Jeugdgezondheid

NFU

Nederlandse Federatie Universitair Medische Centra

NICAM

Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media

Nictiz

Nationaal ICT Instituut in de Zorg

NISB

Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen

NISR

Nederlands Instituut Sinti en Roma

NIVEL

Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg

NJi

Nederlands Jeugdinstituut

NJR

Nederlandse Jeugdraad

NKI

Nederlands Kankerinstituut

NMT

Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Tandheelkunde

NNGB

Nederlandse Norm Gezond Bewegen

NOC*NSF

Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie

NPP

Nationaal Programma Preventie

Nr

Nummer

NRM

Nationaal Rapporteur Mensenhandel

NTS

Nederlandse Transplantatie Stichting

NVI

Nederlands Vaccin Instituut

NVIC

Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum

Nvt

Niet van toepassing

NVWA

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

NVZ

Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

NZa

Nederlandse Zorgautoriteit

OBiN

Ongevallen en Bewegen in Nederland

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OM

Openbaar Ministerie

ova

Overheidsbijdragen in arbeidsontwikkeling

P&C

Planning & Control

P&M

Personeel & Materiaal

PALGA

Pathologisch anatomisch landelijk geautomatiseerd archief

PaTz

Palliatieve Thuiszorg

PBL

Planbureau voor de Leefomgeving

PD

Programmadirectie

Pgb

Persoonsgebonden budget

PGO

Patiënten-, Gehandicaptenorganisaties en Ouderenbonden

PIP

Poly Implant Protheses

Plv

Plaatsvervangend

Poli

Polikliniek

POLS

Permanent Onderzoek Leefsituatie

pSG

Plaatsvervangend Secretaris-generaal

PSIE

Prenatale screening infectieziekten en erytrocytenimmunisatie

PUR

Pensioen en Uitkeringsraad

R&I

Research & Information

RAK

Reserve Aanvaardbare Kosten

RGD

Rijksgebouwendienst

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIN

Rijks Identificerend Nummer

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RMO

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling

RTA

Regionaal transitiearrangement

RTE

Regionale toetsingscommissie euthanasie

RVP

Rijksvaccinatieprogramma

RVZ

Raad voor Volksgezondheid en Zorg

RWT’s

Rechtspersonen met een Wettelijke Taak

SAIP

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen

SARSR

Stichting Afwikkeling Rechtsherstel Sinti en Roma

SAV

Stichting Adoptievoorzieningen

SCOPE

Systematisch Cultuur Onderzoek Patiëntveiligheid Eerste lijn

SCP

Sociaal Cultureel Planbureau

SEH

Spoedeisende Hulp

SFB

Sociaal Flankerend Beleid

SGBL

Sport, bewegen en gezonde leefstijl

SIA

Stichting Innovatie Alliantie

SiSa

Single Information, Single Audit

Soa’s

Seksueel overdraagbare aandoeningen

SSO’s

Shared Service Organisaties

STIVORO

Stichting Volksgezondheid en Roken

STW

Stichting voor de Technische Wetenschappen

SVB

Sociale Verzekeringsbank

SZW

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tbv

Ten behoeve van

TBU

Tegemoetkoming buitengewone uitgaven

TEZ

Toeslag extreme zorgzwaarte

TK

Tweede Kamer

TKI

Topconsortia voor Kennis en Innovatie

Tlv

Ten laste van

TMG

Topmanagement Groep

TNF

Tumornecrosefacto

TNO

Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

TSJ

Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd

TSZ

Tegemoetkoming specifieke zorgkosten

UAZ

Uitvoering AWBZ door Zorgverzekeraars

UMCG

Universitair Medisch Centrum Groningen

UMCU

Universiteit Medisch Centrum Utrecht

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen

UZI

Unieke Zorgverlener Identificatie

V&J

Veiligheid en Justitie

V&O

Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen

V&v

Verpleging & verzorging

VINEX

Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra

VN

Verenigde Naties

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VSK

Naar een veiliger Sportklimaat

VU

Vrije Universiteit

VU

Vakantie-uitkering

VUT

Vervroegde Uittreding

VWNW

Van Werk Naar Werk

VWS

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Vz

Voorzitter

Wbp

Wet buitengewoon pensioen

Wcz

Wet cliëntenrechten zorg

WFZ

Waarborgfonds voor de Zorgsector

WGBO

Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst

WGO

Wereldgezondheidsorganisatie

WHO

Word Health Organization

WK

Wereld Kampioenschap

Wkkgz

Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg

Wlz

Wet langdurige zorg

Wmg

Wet marktordening gezondheidszorg

Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning

WNT

Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector

WOB

Wet Openbaarheid Bestuur

WOII

Tweede Wereldoorlog

Wpg

Wet publieke gezondheid

Wtcg

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

WTZi

Wet Toelating Zorginstellingen

Wubo

Wet uitkeringen burgers-oorlogsslachtoffers 1940–1045

Wuv

Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945

Wvggz

Wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg

Wzt

Wet op de zorgtoeslag

ZBC

Zelfstandige behandelcentra

ZBO’s

Zelfstandige Bestuursorganen

ZFW

Ziekenfondswet

ZIN

Zorg in Natura

ZN

Zorgverzekeraars Nederland

ZonMw

Zorg Onderzoek Nederland/Medische Wetenschappen

ZVK

Zorgverzekeringskantoor

ZVW

Zorgverzekeringswet

ZZP

Zorgzwaartepakket

TREFWOORDENREGISTER

Administratieve lasten 51, 99

Agentschap 5, 11, 32, 33, 34, 35, 38, 43, 44, 46, 49, 56, 62, 66, 67, 68, 75, 78, 99, 101, 103, 104, 112, 113, 115, 116, 118, 120, 121, 127, 131, 133, 135, 137, 139, 141, 147, 149, 224, 229, 231

Alcohol en tabak 17, 29, 31, 34

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) 22, 50, 72, 93, 156, 160, 166, 179, 183, 197, 212

Basispakket 19, 159, 160, 161

Bedrijfsvoering 7, 11, 102, 107, 108, 109, 124, 125, 229

Bedrijfsvoeringsparagraaf 5, 11

Begrotingsgefinancierde uitgaven 195, 197

Bekostiging 15, 19, 20, 23, 41, 42, 44, 48, 51, 55, 56, 61, 67, 68, 83, 84, 88, 89, 98, 138, 147, 159, 162, 186, 222, 227

Beleidsinformatie 11, 107

Beleidsprioriteiten 5, 11

Betaalbaarheid 13, 14, 40, 41, 44, 48, 50, 63

Budgettair Kader Zorg 11, 24, 156, 157, 164, 165, 171, 196, 198, 199, 231

Buurtsportcoach 18, 81, 84

Caribisch Nederland 12, 30, 63, 64, 65, 67, 70, 71, 107, 109, 157, 158, 166, 185, 186, 195, 227

Chronisch zieken 29, 70, 93, 94, 95, 235

Chronische ziekte 17, 22, 35, 93

Cliënt 12, 15, 19, 22, 23, 40, 42, 51, 52, 53, 54, 56, 61, 63, 64, 65, 66, 67, 71, 78, 163, 177, 180, 182, 183, 184, 185, 225, 226, 232, 235

Crisis 13, 28, 32, 151

Curatieve zorg 5, 13, 14, 15, 19, 25, 40, 41, 43, 45, 59, 69, 111, 147, 149, 166, 200, 203, 212, 218

DBC 16, 19, 44, 48, 70, 104, 176, 177, 231

Decentralisatie 14, 23, 50, 51, 55, 56, 57, 77, 84, 99

Diabetes 17, 35

Doelmatigheid 13, 28, 41, 69, 88, 108, 116, 117, 123, 127, 129, 135, 136, 141, 142, 227

Eerstelijnszorg 20, 42, 159, 160, 166, 167, 172, 176, 195, 200, 201

Ethiek 29, 31, 33, 38

Euthanasie 25, 123

Fabrikant 16, 21

Financieel Beeld Zorg 5, 11, 24, 36, 40, 50, 156, 188, 197, 198, 199, 225

Fraude 14, 15, 19, 41, 54, 56, 59, 109, 232

Geestelijke gezondheidszorg 22, 50, 51, 72, 151, 159, 161, 162, 163, 166, 167, 177, 178, 183, 184, 195, 200, 207, 222, 227, 232, 235

Gehandicapte 25, 26, 53, 55, 56, 64, 70, 93, 94, 95, 162, 163, 167, 176, 184, 212, 214, 232, 235

Gehandicaptenorganisatie 233

Gehandicaptensport 83, 84

Gehandicaptenvervoer 53, 55, 58, 231

Geneeskundige zorg 208

Geneesmiddel 20, 24, 27, 41, 45, 46, 48, 63, 69, 112, 113, 114, 116, 117, 119, 145, 168, 170, 172, 173, 174, 177, 206, 224, 227, 231, 232

Geweld 18, 23, 51, 52, 55, 57, 74, 77, 232

Gezondheidsbeleid 32, 33, 69

Gezondheidsbescherming 17, 28, 29, 30, 32, 33, 35

Gezondheidszorg 14, 17, 21, 25, 27, 28, 29, 30, 32, 36, 42, 63, 64, 66, 68, 69, 72, 103, 112, 118, 151, 159, 161, 195, 196, 221, 223, 227, 228, 231, 232, 233, 235

Governance 222

Hoofdlijnenakkoord 13, 19, 168, 173, 203

Huisarts 13, 19, 20, 51, 56, 71, 159, 161, 167, 176, 177, 186

Huisartsenzorg 19, 42, 161, 172, 200, 201, 202, 210

Indicatie 15, 22, 36, 54, 59, 73, 78, 81, 123, 183, 184, 222

Indicatiestelling 14, 25, 50, 51, 53, 56, 59, 104, 222, 231

Infectieziekte 27, 28, 30, 32, 35, 36, 69, 234

Informatiebeveiliging 109, 231

Informele zorg 22, 23, 52

Inhuur externe 12, 108, 131, 229, 230

Inkoopbeheer 107, 108, 110

Innovatie 20, 23, 41, 47, 50, 63, 64, 66, 79, 81, 82, 83, 85, 86, 234

Internationale samenwerking 98

Jeugdhulp 23, 24, 74

Jeugdzorg 12, 19, 21, 23, 24, 63, 64, 65, 66, 67, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 103, 104, 112, 131, 132, 137, 138, 149, 157, 222, 232

Kindermishandeling 51, 52, 73, 74, 75, 77, 232

Kwaliteit 12, 13, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 24, 28, 30, 33, 34, 40, 41, 43, 45, 50, 51, 53, 54, 56, 57, 60, 61, 63, 64, 65, 66, 68, 73, 74, 75, 84, 88, 92, 116, 117, 221, 235

Kwaliteitsinstituut 17, 20, 64, 65

Langdurige zorg 5, 12, 14, 15, 19, 21, 22, 24, 25, 50, 51, 53, 56, 59, 60, 61, 65, 69, 70, 111, 147, 149, 160, 163, 195, 196, 235

Leefstijl 18, 29, 31, 32, 37, 38, 81, 82, 234

Letselpreventie 25, 31, 33, 37, 227

Maatschappelijke ondersteuning 5, 12, 22, 23, 25, 27, 50, 51, 55, 58, 69, 111, 147, 149, 235

Mantelzorg 22, 51, 52, 53, 54, 57, 58

Mantelzorgcompliment 50, 51, 55, 57, 58, 62

Medisch specialist 13, 15, 177, 200, 203

Medische hulpmiddelen 21, 41, 221, 232

Medisch-specialistische zorg 16, 19, 20, 43, 162, 166, 167, 168, 172, 173, 176, 195, 196, 200, 203, 204, 212

Mishandeling 52

Multidisciplinaire zorg 19, 42, 166, 172, 195, 196, 200, 209, 210

Nationaal Programma Preventie 17, 29, 33, 69, 233

Ondersteuning 14, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 28, 32, 37, 45, 50, 51, 52, 56, 57, 60, 61, 66, 67, 69, 73, 75, 76, 78, 84, 88, 93, 159, 161, 229, 233

Oorlogsgetroffene 5, 25, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 111, 147, 222, 226, 234

Opleidingsfonds 66, 166, 177

Orgaandonatie 41, 43, 46, 47

Pakketmaatregel 159, 215, 219

Palliatief terminale zorg 54, 60

Palliatieve zorg 51, 54, 56, 60, 61, 160, 161

Patiënt 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 35, 37, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 54, 64, 65, 162, 174, 176, 227, 233

Patiënten- en gehandicaptenorganisatie 63, 65, 66, 67, 71

Patiëntenorganisatie 13, 51, 56

Patiëntveiligheid 16, 42, 43, 45, 234

Premiegefinancierde uitgave 36

Preventie 17, 18, 21, 23, 25, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 35, 36, 37, 43, 52, 69, 72, 74, 75, 76, 84, 160, 161, 166, 180, 195, 212, 213, 221, 227

Rechtmatigheid 11, 107, 109, 221, 222, 223, 224, 225, 226

Regeerakkoord 13, 14, 15, 18, 20, 21, 23, 25, 70, 73, 74, 161, 162, 163, 164, 167, 181

Regelarm 16, 22, 53, 61, 231

Saldibalans 5, 7, 11, 26, 108, 143, 148

Seksueel misbruik 24, 74, 76, 77

Seksuele gezondheid 33

Sport 1, 5, 7, 11, 18, 25, 27, 29, 31, 37, 38, 69, 79, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 99, 101, 111, 125, 143, 147, 149, 221, 228, 233, 234, 235

Subsidiebeheer 107, 110

Taakstelling 105, 106, 129

Thuiszorg 55, 233

Toegankelijkheid 13, 28, 33, 40, 41, 44, 48, 50, 58, 63, 64

Toezicht 11, 15, 21, 25, 27, 30, 31, 40, 54, 63, 70, 72, 87, 93, 107, 221, 222, 223, 224, 225, 226, 228

Topsport 18, 79, 81, 82, 83, 85

Tweedelijnszorg 20

Vaccin 28, 32, 35, 36, 43, 45, 46, 66, 100, 101, 125, 127, 184, 195, 212, 213, 233, 234

Veiligheidsprogramma 227

Verspilling 14, 15, 19, 48

Verzameluitkering 85, 98, 99

Verzekeraar 45, 70, 189, 190, 191, 193, 223

Verzetsdeelnemer 87, 88, 89, 90, 91, 92, 234

Vrijwilliger 22, 52, 54, 60, 227

Wanbetaler 41, 44, 49, 70, 191, 223

Werkgelegenheid 13, 14, 18, 19, 59, 65, 68, 234

Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) 62, 65, 224

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 50, 69, 72, 93, 157, 183, 184

Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) 40

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) 93, 96, 157, 185

Wijkverpleegkundige 19, 23

WO II 25, 90, 111

Ziekenhuis 16, 21, 30, 42, 45, 64, 66, 68, 186, 227, 232

Ziekenhuiszorg 204, 210

Ziekenhuizen 13, 15, 19, 21, 25, 30, 38, 41, 42, 45, 46, 60, 106, 145, 151, 162, 176, 189, 191, 224, 233

Zorgaanbieder 16, 17, 19, 23, 41, 45, 50, 53, 65, 68, 70, 72, 109, 119, 174, 176, 181, 205, 219, 225

Zorgakkoord 18

Zorginstelling 40, 54, 58, 62, 63, 67, 70, 104, 177, 217, 224, 228, 231, 235

Zorgopleiding 63, 64, 68, 71, 156, 158, 185, 186, 195

Zorgstelsel 13, 16, 19, 40, 63, 68, 206

Zorgtoeslag 12, 40, 93, 94, 95, 96, 97, 107, 147, 160, 162, 193, 235

Zorguitgaven 12, 13, 14, 16, 19, 24, 25, 41, 70, 156, 159, 164, 165, 166, 167, 172, 174, 180, 181, 188, 190, 191, 195, 201, 203, 205, 206, 207, 208, 209, 213, 214, 215, 216, 218, 219, 220

Zorgverzekering 190

Zorgverzekeraar 13, 14, 15, 16, 17, 19, 20, 23, 40, 42, 61, 69, 72, 74, 162, 168, 173, 174, 201, 206, 217, 225, 234, 235

Zorgverzekering 17, 41, 51, 64, 65, 67, 70, 71, 93, 95, 104, 109, 156, 161, 171, 176, 178, 189, 190, 191, 208, 223, 225, 227, 231, 235

Zorgverzekeringswet 19, 22, 40, 49, 70, 72, 93, 156, 159, 166, 167, 169, 176, 190, 197, 199, 222, 225, 235


X Noot
1

Ten aanzien van de (feitelijke) voorlichting en educatie over WOII is het Nationaal Comité 4 en 5 mei verantwoordelijk (stimulerende rol) via het verstrekken van subsidies en opdrachten.

X Noot
2

Bijvoorbeeld: Een tariefmaatregel (effect op de prijs) kan door toenemend zorgvolume (hogere q) meer opbrengen dan geraamd, terwijl de totale zorguitgaven toch toenemen (omdat het effect op de prijs meer dan gecompenseerd wordt door het volume-effect). Een pakketmaatregel kan mogelijk minder opleveren dan geraamd wanneer er substitutie plaatsvindt naar andere vormen van zorg die nog wel worden vergoed.

X Noot
3

Het Jaarverslag fondsen 2012 is nog niet formeel is vastgesteld. Het is door het CVZ en zijn externe accountant afgerond. Op grond van de Zvw dient de Minister van VWS het jaarverslag nog goed te keuren. Dat is nog niet gebeurd.

X Noot
4

Circa de helft van de premiebijstelling betreft een statistische bijstelling.

X Noot
5

Dit percentage is berekend conform de rijksbegrotingsvoorschriften 2014 op basis van het totaal van de personele uitgaven, bestaande uit uitgaven ambtelijk personeel en uitgaven externe inhuur.

Naar boven