28 345 Aanpak huiselijk geweld

29 325 Maatschappelijke Opvang

Nr. 117 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2011

Op 24 oktober 2011 is uw Kamer geïnformeerd over de kabinetsbrede aanpak «geweld in huiselijke kring»1. Mijn ambtgenoten van Veiligheid en Justitie (V&J), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en ik bundelen onze krachten in deze aanpak.

In de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties zijn drie pijlers maatgevend voor de maatregelen die we gaan nemen:

  • het versterken van de positie van (potentiële) slachtoffers (voorkomen, signaleren, stoppen en opvang, schade beperken);

  • het gericht opsporen en aanpakken van de daders;

  • het doorbreken van de intergenerationele overdracht van geweld.

Over de gerichte aanpak van daders heeft u op 21 november 2011 van de minister van Veiligheid en Justitie een brief ontvangen2.

Op 25 november 2011 heeft u de voortgangsrapportage Emancipatiebeleid van de minister van OCW ontvangen3, waarin de stand van zaken van een aantal initiatieven op het terrein van veiligheid en weerbaarheid van meisjes en vrouwen wordt geschetst.

In deze brief geef ik mijn visie op het versterken van de positie van slachtoffers van geweld in huiselijke kring en van geweld binnen professionele (zorg)relaties: geweld in afhankelijkheidsrelaties. Tevens geef ik een reactie op de aanbevelingen van de commissie «Stelselonderzoek vrouwenopvang» (hierna commissie De Jong). Op 8 april 2011 (Kamerstuk 29 325, nr. 53) heb ik uw Kamer het rapport van de commissie doen toekomen.

1. Visie

Geweld is erg, maar geweld jegens iemand die kleiner, onmachtiger en kwetsbaar is en daardoor afhankelijk, is dubbel zo erg. Helaas komt geweld in afhankelijkheidsrelaties voor in alle geledingen van de samenleving. Meer dan 200 000 vrouwen, mannen en ouderen en 119 000 kinderen zijn jaarlijks slachtoffer van geweld. Mensen die dit treft, bevinden zich in een afhankelijke positie en weten vaak geen uitweg uit hun situatie. Het kabinet wil deze vorm van geweld tegen kwetsbare mensen in alle leeftijdscategorieën zoveel mogelijk terugdringen en waar het voorkomt, stoppen. Het gaat hierbij om onder andere partnergeweld, kindermishandeling, ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld, seksueel misbruik, vrouwelijke genitale verminking en huwelijksdwang.

Het geweld komt thuis in huiselijke kring voor en binnen een professionele relatie in de zorg of ondersteuning. In alle situaties gaat het om het schenden van het vertrouwen dat iemand heeft in een partner, ouder, kind of verzorger.

Het bespreekbaar maken en tegen gaan van geweld in afhankelijkheidsrelaties vraagt om zorgvuldigheid en stelligheid. Zorgvuldigheid, omdat het lang niet altijd gaat om moedwillige mishandeling. Waar mensen de verantwoordelijkheid of de zorg van hun naasten of cliënten niet meer aan kunnen, kan hun gedrag ontsporen. Dit is niet alleen pijnlijk voor degene die zorg ontvangt, maar ook voor de ouder, partner of verzorger. Stelligheid, omdat het een onacceptabele manier van omgaan met boosheid en frustratie is.

Als slachtoffer heb je behoefte aan ondersteuning op het eerste moment dat je verbaal en fysiek geweld ervaart en op het moment dat je door het geweld en je afhankelijkheidspositie de regie over je eigen leven kwijt bent. Als het geweld ernstig is en je voor eigen leven vreest, wil je snel bescherming.

Het aanpakken van geweld in afhankelijkheidsrelaties vraagt daarom om actie in alle stadia waarbinnen het geweld kan voorkomen. Het vraagt om het geweld zoveel mogelijk te voorkomen en om het zo vroeg mogelijk te signaleren. En als het geweld toch voorkomt, vraagt het om een adequate interventie door middel van bescherming, ondersteuning, strafrecht of een combinatie daarvan.

Dit is de zogeheten ketenaanpak:

  • voorkomen;

  • signaleren;

  • stoppen (inclusief opvang);

  • schade beperken (inclusief nazorg).

In deze ketenaanpak is een gezamenlijk inzet van burgers, professionals en overheden nodig om geweld in afhankelijkheidsrelaties terug te dringen. Elk van de betrokken partijen heeft in de ketenaanpak een eigen verantwoordelijkheid. Ik zie mijn rol als voorwaardenscheppend (wettelijke waarborgen) en faciliterend voor partijen die direct in contact (kunnen) staan met mensen in geweldssituaties. Zo kunnen we onze gezamenlijke verantwoordelijkheid goed oppakken en kan er een sluitende ketenaanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties ontstaan. Daarbij wil ik goed luisteren naar de mensen die hiermee ervaring hebben.

1.1 Algemene aanpak waar mogelijk en specifieke acties waar nodig

De afgelopen jaren zijn voor verschillende doelgroepen specifieke aanpakken en visies geformuleerd. Ik wil graag de verbinding leggen en de goede elementen uit de verschillende aanpakken breder inzetten. Ik ben er van overtuigd dat met deze verbinding geweld effectiever aangepakt wordt. Veldpartijen geven ook aan dat meer samenhang in de aanpak van geweld nodig is. De eerder genoemde ketenaanpak staat hierin centraal.

Mijn ambtsvoorgangers hebben in de beleidsbrief «Beschermd en weerbaar» en het actieplan «Kinderen veilig thuis» reeds een basis gelegd voor deze aanpak. Op die weg ga ik verder en verbind de aanpak voor alle vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties, met speciale aandacht voor groepen die tot nu toe minder aandacht kregen, zoals ouderen en gehandicapten.

De eerder beschreven ketenaanpak kan, afhankelijk van de setting waarin het geweld voorkomt of de mensen die het treft, aanvullend worden versterkt. Daar waar algemene maatregelen niet toereikend zijn, er lacunes zijn in de keten of de overheid een specifieke verantwoordelijkheid heeft (zoals bij kinderen), worden maatregelen ingezet voor de aanpak van specifieke vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties.

Zo stuurde ik uw Kamer inmiddels voor de aanpak van ouderenmishandeling het actieplan «Ouderen in Veilige handen»1 en een vervolgactieplan «Kinderen veilig»5. In deze actieplannen komen algemene maatregelen terug die de rol van burgers, professionals en gemeenten in de ketenaanpak versterken.

Daarnaast wordt een aantal specifieke maatregelen genomen, zoals de ondersteuning van de ontspoorde mantelzorger bij ouderenmishandeling en de multidisciplinaire aanpak bij kindermishandeling. Voor de aanpak van seksueel misbruik bij mensen met een handicap heeft uw Kamer aanvullende maatregelen ontvangen in reactie op het rapport «Beperkt weerbaar»6.

Ik zal in het najaar van 2012 uw Kamer informeren over extra maatregelen die ik ga inzetten in relatie tot de uitkomsten van het onderzoek van commissie Samson. Over de rijksbrede aanpak van loverboyproblematiek en de opvang van slachtoffers van mensenhandel wordt u respectievelijk nog deze maand en in februari 2012 separaat geïnformeerd.

1.2 Conclusie

Mijn inzet binnen de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties is gericht op:

  • één benadering bij de aanpak van alle vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties: de ketenaanpak: voorkomen – signaleren – stoppen (inclusief opvang) – schade beperken (inclusief nazorg);

  • een algemene aanpak waar mogelijk en specifieke acties waar nodig; uitgaande van de ketenaanpak;

  • het versterken van de rol van burgers, professionals en gemeenten en de samenwerking binnen de ketenaanpak.

In de volgende hoofdstukken ga ik uitgebreid in op hoe ik de rol van partijen in de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties wil versterken. Het gaat behalve om structuren ook om het kweken van bewustwording bij zowel mensen die het geweld ervaren als mensen die iets kunnen doen om het geweld te stoppen, zoals burgers en professionals.

2. Samen bereiken we meer

Familieleden, vrienden, buren, professionals en gemeenten hebben een rol en een verantwoordelijkheid om geweld in afhankelijkheidsrelaties op te merken, aan te pakken en terug te dringen. Zij vormen de spil in de ketenaanpak. Hun rol wil ik flink versterken.

2.1 Familie, vrienden en buren

Familie, vrienden en buren kunnen bijdragen aan verdere bewustwording. Zij kunnen alert zijn op signalen en daar waar nodig het slachtoffer ondersteunen – in het geval van kinderen de ouders aanspreken – en motiveren om hulp te zoeken. Hier kan een sterke preventieve werking van uitgaan. Hiervan zijn goede voorbeelden in de praktijk. Gemeenten in de regio Den Haag hebben bijvoorbeeld hun inwoners huis aan huis brieven gestuurd met de oproep alert te zijn op signalen van geweld en die te melden of te zoeken naar hulp. Stichting Zijweg geeft via haar website omstanders praktische tips wat te doen bij signalen van huiselijk geweld. «Je hebt het gevoel dat je zus, vriendin of buurvrouw mishandeld wordt. Wat kan je in zo’n geval doen? Hoe begin je er over? Welke hulp kun je zelf bieden?». De stichting is een organisatie van ex-slachtoffers die de belangen behartigt van vrouwen en diens kinderen die te maken hebben met (ex-)partnergeweld. De vrijwilligers van Slachtofferhulp Nederland ondersteunen slachtoffers op juridisch, praktisch of emotioneel gebied.

Op landelijk niveau dragen de minister van Veiligheid en Justitie en ik ook een steentje bij door het inzetten van de publiekscampagnes. In 2011 zijn twee afzonderlijke Postbus 51-campagnes voor huiselijk geweld en kindermishandeling gehouden. Vanuit de gedachte van het verbinden van de aanpakken bundelen we vanaf 2012 deze campagnes in één brede campagne gericht op het signaleren en handelen bij geweld in de huiselijke kring, zoals partnergeweld, ouderenmishandeling en kindermishandeling. Van al deze geweldsuitingen willen we dat burgers de signalen herkennen, bespreken en vervolgens tot handelen overgaan. Deze publiekscampagne start in 2012 en loopt tot en met 2014.

Het vergroten van weerbaarheid en het versterken van de eigen kracht van burgers zelf heeft een belangrijke preventieve werking. Daarvoor trek ik samen op met de minister van VWS en de minister van OC&W. In de landelijke nota gezondheidsbeleid «Gezondheid dichtbij»7 benadrukt de minister van VWS het belang van het investeren in weerbaarheid van de jeugd. In haar seksuele gezondheidsbeleid staan vier waarden centraal:

  • 1. autonomie;

  • 2. weerbaarheid;

  • 3. besef van wederkerigheid en respect;

  • 4. het recht op toegang tot informatie en tot goede hulpverlening wanneer iemand dat nodig heeft.

Deze waarden zijn van belang om mensen in staat te stellen relaties vrijwillig, veilig en prettig vorm te geven en problemen als bijvoorbeeld seksuele dwang te voorkomen.

De minister van OC&W zal van 2012 tot en met 2014 samen met gemeenten een jongerenaanpak met «changemakers» stimuleren, gericht op het vergroten van de seksuele weerbaarheid. Jongeren worden weerbaar gemaakt tegen (seksueel) geweld en leren omgaan met conflicten en relaties. Op deze wijze wordt een bijdrage geleverd aan het voorkomen van de ontwikkeling van gewelddadige patronen bij volgende generaties (intergenerationele overdracht) en een afname van geweld in huiselijke kring op lange termijn.

In aanvulling op bovenstaande maatregelen steunt de minister van OC&W vanuit het emancipatiebeleid een project van de Nederlandse VrouwenRaad (NVR), gericht op maatschappelijke participatie van volwassen vrouwen die slachtoffer zijn van geweld in huiselijke kring (2011–2012). Vrouwen hebben vaak te weinig zelfvertrouwen en zijn niet assertief genoeg om uit de geweldsspiraal te komen en zich weerbaarder op te stellen, terwijl de eigen kracht daarbij juist van doorslaggevend belang is. Maatschappelijke participatie draagt bij aan het versterken van de eigen kracht en de weerbaarheid. Het project wordt onder de aandacht gebracht van gemeenten en andere stakeholders met het oog op een eventuele verdere uitrol.

2.2 Rol professionals

Professionals hebben ook een belangrijke sleutelrol in de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Zij moeten scherp zijn op signalen en op basis daarvan kunnen handelen, zodat het geweld zo vroeg mogelijk kan worden gestopt. Dit geldt voor alle vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Om dit te bereiken zet ik twee instrumenten in om professionals hierbij te ondersteunen en te faciliteren: een verplichte meldcode en een meldplicht.

Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (huiselijke kring)

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat een deel van de professionals geweld in huiselijke kring goed signaleert, maar niet weet hoe te handelen en een ander deel slecht of nauwelijks signaleert en/of handelt. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het recent verschenen onderzoek van bureau Veldkamp over bekendheid en attitude geneigdheid. Om signalering van geweld in huiselijke kring te verbeteren worden professionals ondersteund met een verplichte meldcode. Met deze meldcode – bestaande uit vijf stappen – weten professionals hoe te handelen bij signalen van onder meer partnergeweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling in huiselijke kring. Het wetsvoorstel verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is op 28 oktober 2011 bij uw Kamer ingediend 8.

Ik heb in dit kader verschillende implementatie-instrumenten ontwikkeld die ondersteunend zijn aan het handelen van professionals, zoals het basismodel meldcode. Ik krijg van verschillende professionals uit de praktijk te horen dat het basismodel hen ondersteunt. Het basismodel wordt veelvuldig door verschillende disciplines van professionals besteld. Er zijn inmiddels 20 000 exemplaren verspreid. Daarnaast heb ik een «App meldcode» laten ontwikkelen. Dit is een applicatie voor de mobiele telefoon bestaande uit de vijf stappen van de verplichte meldcode. Professionals kunnen deze op hun telefoon zetten en raadplegen bij signalen van geweld in huiselijke kring. Alle instrumenten zijn via de website www.meldcode.nl te downloaden.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg onderzoekt op mijn verzoek in 2012 de implementatie van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in het hele veld van de gezondheidszorg. Zo nodig kan en zal de inspectie handhavend optreden.

Specifiek voor scholen verzamelt en verspreidt het Centrum School en Veiligheid (www.schoolenveiligheid.nl) in opdracht van het ministerie van OC&W informatie en deskundigheid op het gebied van seksueel geweld en seksuele intimidatie. Ook adviseert het Centrum onder meer schoolleiders, leraren/docenten, mentoren, leerlingbegeleiders, vertrouwens(contact)personen en onderwijsondersteunend personeel.

Meldplicht bij geweld binnen professionele zorgrelaties

Voor het verbeteren van signaleren van geweld binnen professionele relaties in de zorg en ondersteuning kiest het kabinet voor een meldplicht. Deze geldt wederom voor alle vormen van geweld binnen professionele relaties. In de nota van wijziging bij de Wet cliëntenrechten zorg zoals die in juli 2011 aan uw Kamer is gezonden9, is een meldplicht voor mishandeling in de zorgrelatie opgenomen voor alle zorgaanbieders, zowel in de curatieve als in de langdurige zorg. Conform het Regeer- en het Gedoogakkoord wordt de meldplicht ouderenmishandeling in de voorgenomen Beginselenwet AWBZ-zorg geregeld. Dit wetsvoorstel is op 5 december 2011 bij uw Kamer ingediend.

Daarnaast heb ik op 15 juni 2011 bij de IGZ het meldpunt Ouderenmishandeling in de zorg geopend. Hier kan men terecht met vragen en meldingen over mishandeling door professionals. Ik heb dit meldpunt ook opengesteld voor meldingen over seksueel misbruik bij mensen met beperkingen.

In de Jeugdzorg geldt reeds een meldplicht kindermishandeling via de Wet op de Jeugdzorg. Commissie Samson brengt najaar 2012 haar rapport uit. Zij doet onafhankelijk onderzoek naar seksueel misbruik van minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid in instellingen of pleeggezinnen zijn geplaatst. Ik zal op basis van het rapport bezien of nadere maatregelen nodig zijn.

Daarnaast wordt in de Wet cliëntenrechten zorg, de Beginselenwet AWBZ-zorg en de Jeugdzorg de verplichting tot het hebben van een verklaring omtrent gedrag (VOG) voor medewerkers (ook bestuurders) geregeld. Deze plicht wordt ingebed in een bredere plicht om de geschiktheid van medewerkers in de zorg voor hun functie te (blijven) onderzoeken (vergewisplicht).

2.3 Rol gemeenten in de aanpak van geweld in huiselijke kring

Een gemeenteambtenaar staat in de reeks van overheden het dichtst bij de burger. Dit maakt het makkelijker om contact te maken met kwetsbare mensen die met geweld te maken hebben. Gemeenten hebben reeds de verantwoordelijkheid voor volwassen kwetsbare burgers; ook om hun bescherming en hulp te bieden. Voor kinderen ligt er een gemeentelijke taak vanuit het preventief jeugdbeleid. Gemeenten kunnen het beste beoordelen wat nodig is om het geweld te stoppen en terug te dringen. Zij kunnen vervolgens passende acties ondernemen, bij voorkeur door slachtoffers te ondersteunen en te beschermen in hun vertrouwde omgeving van familie, vrienden, school en werk. Daar waar slachtoffers de regie over hun eigen leven zijn kwijt geraakt, kunnen gemeenten ondersteunen bij het versterken van de eigen kracht om opnieuw te beginnen.

Gemeenten zijn daarmee de sleutel tot de ketenaanpak van geweld in huiselijke kring. Zij geven lokaal vorm aan de keten: voorkomen – signaleren – stoppen (inclusief opvang) – schade beperken en voeren daar regie over, samen met provincies, politie, zorginstellingen en scholen. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vormt daarvoor de basis; daarin ligt al een opdracht besloten voor alle gemeenten om beleid te voeren ter bestrijding van geweld in huiselijke kring en voor 35 centrumgemeenten om opvang voor vrouwelijke slachtoffers te organiseren. De burgemeester heeft in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod de bevoegdheid om plegers van geweld in huiselijk kring uit huis te plaatsen. Daarnaast hebben de gemeenten een verantwoordelijkheid voor gezondheidsbevordering in het kader van de Wet publieke gezondheid.

Deze mogelijkheden van gemeenten om tot een effectief aanbod te komen voor kwetsbare mensen, ga ik in de komende jaren verder verstevigen met de decentralisatie van onder meer het stelsel jeugd. Dit stelsel geeft gemeenten alle instrumenten in handen om regie te voeren op de ketenaanpak van opvoeden en opgroeien en preventief geweld tegen kinderen en in het gezin aan te pakken. Ook de decentralisatie van begeleiding heeft grote raakvlakken met de lokale aanpak van geweld. Door alles in één hand bij de gemeenten te leggen, kan integraler en effectiever beleid worden gevoerd. Ik wil de rol van gemeenten in het bestrijden van geweld in huiselijke kring nog verder verstevigen in de Wmo en vooral breed inzetten. Om kennis en kunde te borgen, zullen wij in de transitieperiode van de decentralisaties specifieke aandacht houden juist voor dit onderwerp. In mijn onderstaande reactie op het rapport van commissie De Jong geef ik aan welke aanvullende en concrete maatregelen ik hiervoor zal nemen.

3. Versterken rol van gemeenten in relatie tot advies commissie De Jong

Commissie De Jong heeft in opdracht van de voormalige staatsecretaris van VWS het stelsel van vrouwenopvang doorgelicht. Aanleiding hiervoor is het amendement Wiegman-Van Meppelen Scheppink. Dit amendement vraagt onder meer om een onderzoek of en zo ja hoe de financiële kaders van de vrouwenopvang structureel kunnen worden aangepast om nieuwe groepen te kunnen opvangen.

De hoofdvraagstelling voor de commissie de Jong luidde als volgt: «Welke effectieve en efficiënte maatregelen zijn – op korte en lange termijn – nodig om het huidige stelsel «vrouwenopvang» juridisch en/of financieel toekomstbestendig te maken voor de hulp en opvang van slachtoffers, zodat de veranderingen in deze groep én in de hulp en opvang opgevangen worden?

Commissie De Jong concludeert in haar rapport «Opvang 2.0» dat sinds de oprichting van het eerste «Blijf van mijn lijf» huis in 1974 de opvangsector uit het niets is opgebouwd, aanvankelijk met behulp van vrijwilligers en op dit moment is toegegroeid naar een volwassen sector met honderden professionals. Er zijn sinds 1997 jaarlijks extra structurele rijksmiddelen (nu in totaal € 89 miljoen) aan de specifieke uitkering toegevoegd, waardoor de slachtoffers die (acute) bescherming nodig hadden, altijd zijn opgevangen. Elk jaar worden 14 500 (waarvan ca. 4500 meegenomen kinderen) vrouwen aan beschermde opvang geholpen. De hulp en opvang aan slachtoffers van geweld in huiselijke kring heeft beleidsmatig sinds 2007 een sterke impuls gekregen door initiatieven vanuit de ministeries van VWS en van V&J.

De vrouwenopvanginstellingen hebben zich ontwikkeld van betrekkelijk geïsoleerd opererende organisaties naar partners die nauw samenwerken met andere organisaties in de zorg- en de justitiële keten. De vrouwenopvang is hiermee een onderdeel geworden van de ketenaanpak om geweld in afhankelijkheidsrelaties te stoppen. De vrouwenopvanginstellingen hebben een landelijk dekkend netwerk gevormd met 7x24 uurs laagdrempelige, direct toegankelijke (crisis)opvang voor vrouwen en kinderen.

Aanbevelingen

Commissie De Jong signaleert ook dat er nog veel werk aan de winkel is om het stelsel van vrouwenopvang beter te sturen, flexibeler te maken voor nieuwe doelgroepen en professioneler te laten functioneren. Op basis van haar analyse heeft de commissie de knelpunten in vier categorieën onderverdeeld. De eerste categorie betreft de sturing van het huidige systeem. De tweede categorie betreft de (in)flexibiliteit van het systeem om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen (zoals de introductie van het ketendenken en nieuwe groepen slachtoffers). De derde categorie betreft de relatie tussen de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties en van kindermishandeling. De vierde categorie is een restcategorie van overige knelpunten.

De commissie geeft op basis van de geconstateerde knelpunten vier oplossingsrichtingen voor een toekomstbestendig stelsel van de opvang en hulp van slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties, te weten:

  • 1. Verbeter de sturing binnen het stelsel;

  • 2. Zorg dat het stelsel kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen;

  • 3. Zorg voor een meer samenhangende aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties;

  • 4. Stem de regio´s opvang en veiligheid op elkaar af.

Algemene reactie

Het rapport van de commissie is een gedegen en zorgvuldig advies, waarvoor ik de commissie graag wil bedanken. Het geeft een goed inzicht in de snelle ontwikkeling die de sector en het beleid de afgelopen jaren hebben doorgemaakt. Dit advies draagt bij aan het verbeteren en versterken van het stelsel van geweld in afhankelijkheidsrelaties, met als doel een stap verder te komen in het bereiken van ons gezamenlijke doel: het geweld stoppen en terugdringen.

Het advies biedt goede aanknopingspunten voor verbetering. Ik ben bijvoorbeeld blij dat de commissie in haar advies de ketenaanpak (voorkomen – signaleren – stoppen – schade beperken) ondersteunt en daarvoor nieuwe instrumenten heeft aangereikt. Ook de verbreding van het Wmo-stelsel naar alle vormen van geweld – waaronder kindermishandeling en ouderenmishandeling – ondersteun ik met mijn inzet.

Waar de commissie adviseert om het Rijk een sturende rol te geven, botst dat met de sturingsfilosofie van dit kabinet, zoals verwoord in het Regeerakkoord, namelijk dat taken van het bestuur op een zo dicht mogelijk bij de burger gelegen niveau worden gelegd en met het principe: «je gaat er over of niet». Aanpak van geweld in huiselijk kring is reeds een taak van gemeenten in het kader van de Wmo. Die rol wil ik verbeteren en versterken. Ik zal daarom in mijn reactie op de vier aanbevelingen uitgaan van de filosofie en de instrumenten van de Wmo en mijn visie op de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties.

3.1 Aanbeveling 1: Verbeter de sturing binnen het stelsel

Deze aanbeveling heeft betrekking op de sturing van het Rijk richting centrumgemeenten en van centrumgemeenten richting regiogemeenten. De commissie adviseert om de sturing te verbeteren door als rijk strakker te sturen en prestatieafspraken te maken met centrumgemeenten, regiovisies te ontwikkelen en kwaliteit en toezicht te verbeteren.

Het advies om «meer sturing» vanuit het rijk druist in tegen de afspraken die het kabinet met gemeenten heeft gemaakt in het kader van het Bestuursafspraken 2011–2015. Gedecentraliseerd beleid moet ook echt decentraal vorm gegeven kunnen worden. Ik ben van mening dat gemeenten het best in staat zijn om dicht bij de burger geweld in huiselijke kring terug te dringen door middel van een lokale ketenaanpak. Het advies om de sturing te verbeteren, neem ik van harte over, alleen wil ik daarbij aansluiten bij de sturingsfilosofie van de Wmo te weten: horizontale verantwoording. In deze sturing staan gemeenten centraal. Strakke prestatieafspraken vanuit het Rijk passen daar niet bij. Verbeteringen in de lokale keten wil ik aanpakken door de verantwoordelijkheid en de uitvoering door (centrum)gemeenten te versterken in plaats van verantwoordelijkheden over te nemen. Hoofdreden hiervoor is dat gemeenten reeds de verantwoordelijkheid hebben voor kwetsbare burgers; ook om ze bescherming en ondersteuning te bieden.

Op dit moment zijn centrumgemeenten verantwoordelijk voor het organiseren van de opvang. Op termijn is mijn wens dat alle gemeenten verantwoordelijk zijn voor de hele ketenaanpak. Maar er komt de komende jaren al heel veel op gemeenten af op het terrein van VWS; ten eerste de decentralisatie van begeleiding vanuit de Awbz naar de Wmo, gevolgd door de decentralisatie van de jeugdzorg. Ik wil op het terrein van geweld in huiselijke kring op dit moment niet te veel onrust veroorzaken. Tegen die tijd zijn de genoemde decentralisaties goed geland binnen het gemeentelijk domein. Die ervaringen kunnen meegenomen worden in de overweging om de verantwoordelijkheid voor het organiseren van opvang te decentraliseren naar alle gemeenten. In de tussentijd volg ik het advies van commissie De Jong om gemeenten aan te sporen regiovisies te ontwikkelen en kwaliteit en toezicht te verbeteren.

Regiovisie «Geweld in huiselijke kring»

Ik volg het advies van de commissie om bij artikel 3 van de Wmo aan te sluiten en elke vier jaar gemeenten een «regiovisie geweld in huiselijke kring» te laten ontwikkelen. Die visie moet leiden tot beter lokaal en regionaal beleid waarbij alle partijen daarbinnen hun verantwoordelijkheid nemen voor de aanpak van geweld in huiselijke kring. Zoals uit het rapport van commissie De Jong blijkt, nemen niet alle gemeenten dat even serieus als het gaat om de aanpak van geweld in huiselijke kring.

In artikel 3 van de Wmo wordt uitgebreid ingegaan op hoe de gemeenten invulling moeten geven aan hun verantwoordelijkheid. Op basis van dit artikel zijn gemeenten verplicht om elke vier jaar een Wmo beleidplan op te stellen. De aanpak van geweld in huiselijke kring valt er reeds onder en is daarmee ook een taak van gemeenten. Ik hoef de Wmo hiervoor dus niet aan te passen.

De VNG heeft mij inmiddels laten weten dat de wethouders van de 35 centrumgemeenten positief staan om samen met de gemeenten in hun regio regiovisies te ontwikkelen.

Zij willen dit advies proactief oppakken en komen zelf met regiovisies geweld in huiselijke kring in samenwerking met collega- wethouders van regiogemeenten. De VNG wil samen met de Federatie Opvang (FO) en mij dit proces faciliteren door een regulier overleg met de wethouders van de 35 centrumgemeenten te organiseren. Tijdens die overleggen worden duidelijke afspraken tussen gemeenten gemaakt en kunnen centrumgemeenten en hun regiogemeenten hun beleidsvoornemens presenteren. In de maatschappelijke opvang hebben centrumgemeenten reeds de nodige ervaring opgedaan met het opstellen van regionale beleidsvisies onder de titel «Stedelijk kompas». Ook in deze plannen was de ketenaanpak het uitgangspunt.

De afgelopen jaren is bij de centrumgemeenten de regionale aanpak kindermishandeling uitgerold. Hierop willen we voortbouwen in de regiovisie geweld in huiselijke kring.

Ook sluit dit voornemen aan bij de handreiking «De volgende stap» die begin december 2011 is uitgegeven door de VNG, over de versterking van de regierol van gemeenten bij de aanpak van geweld in huiselijke kring. Deze handreiking geeft gemeenten praktische tips en gaat in op de regiefunctie van centrumgemeenten in relatie tot de regiogemeenten en de uitvoerende organisaties.

Kwaliteit opvanginstellingen

De commissie adviseert de opvanginstellingen om vanuit hun eigen verantwoordelijkheid richtlijnen en normen voor de beoogde kwaliteit op te stellen.

De FO heeft mij geïnformeerd zich te kunnen vinden in het advies en de uitwerking ervan te willen verbinden aan de ontwikkeling van regiovisies en het verbeteren van de kwaliteit. De FO geeft daarbij ook aan met de VNG en mij samen te willen optrekken.

De instellingen hebben zich geprofessionaliseerd; zoals commissie De Jong ook constateerde. De opvanginstellingen hebben – met financiële steun van mijn ministerie – via het Verbeterplan Vrouwenopvang de afgelopen jaren veel investeringen in kwaliteit gepleegd. In het verbeterplan is een basismethodiek «Krachtwerk» ontwikkeld. Deze methodiek gaat uit van de krachten van vrouwen en hun omgeving en versterkt de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van vrouwen10. De methodiek wordt op dit moment geïmplementeerd in alle opvanginstellingen.

Het project Oranje Huis is gestart om geweld in huiselijke kring niet langer te verstoppen op een geheime locatie, maar zichtbaar en herkenbaar in de wijk: niet geheim, wel veilig. Doel is het stoppen van geweld door directe hulp aan alle gezinsleden te geven. Het Oranje Huis biedt hulp in alle fasen van het proces: ondersteuning wanneer de «eerste klap» net is gevallen tot aan tijdelijke opvang en begeleide terugkeer. De in het project ontwikkelde methodiek wordt landelijk verspreid.

Toezicht

Commissie de Jong adviseert om voor een helder eenduidig toezicht te zorgen op de manier zoals het Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ) is georganiseerd. Dit is een samenwerkingsverband tussen vijf rijksinspecties: de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie van het Onderwijs, de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid en de Inspectie Werk en Inkomen. Het ITJ richt zich op samenwerking tussen ketenpartners.

Ook bij toezicht wil ik aansluiten bij de instrumenten die gemeenten hebben binnen de Wmo. Gemeenten zijn op basis van het huidig artikel 3 van de Wmo verplicht om in hun Wmo beleidsplannen aan te geven hoe zij de kwaliteit borgen van de wijze waarop de maatschappelijke ondersteuning wordt uitgevoerd. Gemeenten zullen in dit kader in hun «regiovisies» moeten aangeven hoe zij hier vorm aan geven voor de aanpak van geweld in huiselijke kring. Verder zal ik voor dit onderwerp ook aansluiten bij de wijzigingen die ik voornemens ben door te voeren in het kader van het voorgenomen wetsvoorstel Begeleiding.

3.2 Aanbeveling 2: Zorg dat het stelsel inspeelt op nieuwe ontwikkelingen

De commissie beveelt aan om in de Wmo een aantal aanpassingen te doen, zodat het stelsel kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen in aanpak en doelgroepen. Het gaat hierbij om het opnemen van een definitie van slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties en het aanpassen van prestatieveld 7. Ik ben voornemens het advies van de commissie te volgen en de Wmo op deze onderdelen wijzigen. Ik streef er naar deze wijzigingen vanaf 2015 door te voeren. Bij deze wijzigingen zal ik rekening houden met de samenhang met het toekomstige jeugdstelsel waar het gaat om de aanpak van kindermishandeling.

Definitie en prestatieveld 7

De commissie concludeert dat het huidige wettelijk kader niet toereikend is en niet inspeelt op nieuwe ontwikkelingen. Zo wordt er in de Wmo alleen gesproken over vrouwenopvang, terwijl er intussen ook mannelijke slachtoffers zichtbaar zijn en opvang nodig hebben. Door een brede definitie van slachtoffers van geweld in huiselijke kring in de Wmo op te nemen, wordt het voor gemeenten mogelijk om zowel mannen, vrouwen als minderjarigen en kinderen te beschermen en te ondersteunen. Daarnaast beveelt de commissie aan om de verantwoordelijkheid van alle gemeenten voor wat betreft de ketenonderdelen in prestatieveld 7 van de Wmo op te nemen. Hierin moet ook duidelijk zijn wat de rol van individuele gemeenten is en wat specifiek de rol van centrumgemeenten is. Individuele gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de brede ketenaanpak: voorkomen – signaleren – stoppen, inclusief opvang – schade beperken. Centrumgemeenten organiseren – namens hun regio – de opvang.

Positie van slachtoffers in de Wmo versterken

Slachtoffers van geweld in huiselijke kring hebben steun nodig als zij zich in een uitzichtloze situatie bevinden. Zij hebben dit nodig, omdat de afhankelijkheid die zij voelen ten opzichte van de pleger van het geweld zo diep geworteld is dat zij zich daar moeilijk aan kunnen onttrekken. Om dit te bereiken, is het belangrijk om de eigen kracht van het slachtoffers te versterken en hun perspectief te bieden op een nieuw begin en een zelfstandig leven.

De FO heeft in haar reactie op het advies van commissie De Jong geadviseerd om de compensatieplicht in de Wmo nader te concretiseren voor slachtoffers van geweld in huiselijke kring. De FO geeft aan dat aansluiting bij de compensatieplicht in de Wmo de positie van slachtoffers aanzienlijk zal versterken.

Ik wil gemeenten in staat stellen om – afhankelijk van de vraag en behoefte van het slachtoffer – een passend beschermingsarrangement te bieden op basis van de ketenbenadering; Het slachtoffer staat daarbij centraal. Afhankelijk van de ernst van het geweld en de «state of mind» van het slachtoffer, kunnen gemeenten bescherming en ondersteuning bieden om de regie op eigen leven terug te krijgen.

Ik ben van mening dat artikel 4 van de Wmo ook betrekking zou moeten hebben op de aanpak van geweld in huiselijke kring. Dit artikel regelt dat gemeenten mensen met een beperking compenseert door voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te bieden die hen in staat stellen om te participeren. Ik ben voornemens artikel 4 op dit punt te wijzigingen. Dit betekent dat – op basis van artikel 4 – alle gemeenten dan verantwoordelijk zijn voor het ondersteunen en beschermen van slachtoffers van geweld in huiselijke kring, zodat zij geweldloos kunnen participeren. Gemeenten sluiten aan bij de bescherming- en ondersteuningsbehoefte van het slachtoffer met als doel het geweld te stoppen.

Ik ben voornemens om samen met de VNG en de FO vorm te gaan geven aan de wijziging van prestatieveld 7 en artikel 4 van de Wmo, zodat de positie en bescherming van slachtoffers van geweld in huiselijke kring goed geborgd is.

Opvang specifieke groepen

Uitgangspunt is dat alle gemeenten – op basis van prestatieveld 7 en de compensatieplicht – dan verantwoordelijk zijn voor alle groepen kwetsbare burgers die te maken (kunnen) krijgen met geweld in huiselijke kring. Centrumgemeenten blijven voorlopig verantwoordelijk om namens de regio opvang te organiseren. Dit geldt ook voor specifieke groepen. Tot nu toe wordt de opvang van nieuwe groepen tijdelijk centraal geregeld in de vorm van pilots. Het gaat om jeugdige slachtoffers van eergerelateerd geweld en mannelijke slachtoffers van geweld in huiselijke kring.

De aanpassing van het stelsel houdt ook in dat álle slachtoffers van geweld in huiselijke kring nu en in de toekomst veilig worden opgevangen door gemeenten. Of het nu om vrouwen, mannen, jong of oud gaat, of ze nu homo of hetero zijn. En ongeacht de geweldsproblematiek. De commissie beveelt in dit kader aan om nieuwe doelgroepen eerst op centraal niveau op te vangen en een landelijke commissie in te stellen. Die commissie gaat vervolgens na bijvoorbeeld vier jaar na of deze nieuwe doelgroepen decentraal kunnen worden ondergebracht. Deze aanbeveling past niet bij mijn visie en systeem dat ik voor ogen heb. In dat systeem zijn de (centrum)gemeenten samen met de opvangsector per 1 januari 2015 primair verantwoordelijk voor het adequaat regelen van bescherming en ondersteuning; ook voor nieuwe groepen. Gemeenten worden straks – in het kader van het nieuwe stelsel jeugd – verantwoordelijk voor de uitvoering van jeugdbescherming.

Het is beter om het huidige systeem zo aan te passen dat ook nieuwe groepen hun plek krijgen. Dat lijkt mij effectiever dan twee systemen naast elkaar te hebben die over hetzelfde gaan. Ik heb dan ook de VNG en FO gevraagd om te komen met een voorstel hoe de opvang voor specifieke groepen zodanig te regelen dat de huidige groepen kunnen worden ingepast en in de toekomst ook nieuwe groepen kunnen worden opgevangen.

Ik wil de opvang van specifieke groepen zorgvuldig overdragen (de zogeheten warme overdracht) aan gemeenten. Dat houdt in dat gemeenten en opvanginstellingen eerst de tijd en mogelijkheid krijgen om de opvang van specifieke groepen goed te organiseren en af te stemmen. Daarnaast bouw ik, zoals ik in het voorgaande heb betoogd, waarborgen in de Wmo in voor de bescherming en ondersteuning van álle slachtoffers. Mijn streven is om vanaf 2015 de opvang van specifieke groepen naar gemeenten over te dragen.

In de tussentijd zet ik de pilots voor mannenopvang en eergerelateerd geweld voort tot en met 2014. Ik trek daar in 2012 € 2,8 miljoen en in 2013 en 2014 jaarlijks € 3,2 miljoen voor uit. Hiermee geef ik ook uitvoering aan de (gewijzigde) motie van de leden Berndsen (D66) en Van Nieuwenhuizen (VVD), waarin verzocht wordt om zorg te dragen voor structurele continuering van de gespecialiseerde opvangmogelijkheden voor (potentiële) slachtoffers van eergerelateerd geweld11.

Tienermoeders

De commissie stelt in haar rapport dat bij opvang van tienermoeders doorgaans geen sprake is van geweld. De commissie adviseert om tienermoeders in het kader van maatschappelijke opvang te plaatsen en buiten het stelsel van geweld in afhankelijkheidsrelaties te zetten. Zij geeft aan dat de behoefte van tienermoeders anders is dan die van slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Is er wel sprake van geweld(sdreiging) zoals bij zwangere meisjes die bedreigd worden met eergerelateerd geweld, dan vallen ze automatisch onder de definitie van slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Voor deze groep heeft de vrouwenopvang specifiek aanbod ontwikkeld. Federatie Opvang refereert hieraan in haar reactie op het rapport van de commissie. Tienermoeders die (zelf) opvoed- en opgroeiproblemen hebben, kunnen met een indicatie nu terecht in de jeugdzorg.

Dan blijft een groep over: jongeren met meervoudige problemen, zonder vaste woon- en verblijfplaats, maar met een kind. Ik zal de opvang van tienermoeders, die niet onder de definitie van slachtoffers van geweld in huiselijke kring vallen, dan ook net als jongeren die zwerfjongeren worden, onderbrengen in de maatschappelijke opvang. Hierbij spelen vergelijkbare vragen als de landing van specifieke groepen slachtoffers van geweld in huiselijke kring in de Wmo; Ik wil dat parallel uitwerken in overleg met gemeenten en FO.De financiële middelen die op dit moment binnen de vrouwenopvang aan de opvang van deze groep worden uitgegeven wil ik overhevelen naar de decentralisatie-uitkering «Maatschappelijke opvang, Verslavingsbeleid en OGGz». De hoogte van dat bedrag zal moeten blijken uit de uitgavenanalyses die in het kader van een nieuw verdeelmodel (zie hierna) zullen worden opgesteld.

Totdat de opvang van tienermoeders werkelijk in de maatschappelijke opvang is ondergebracht, zal ik – in uitvoering van het eerdere genoemde amendement 31 700 XVI, nr. 99 van het lid Wiegman-Van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) – de gemeente Gouda blijven financieren voor het Siriz-tienermoederhuis.

Financieringssysteem

De commissie adviseert om een objectieve verdeling van rijksmiddelen toe te passen. Het verdeelmodel zou gebaseerd moeten zijn op de geobjectiveerde zorgzwaarte in de regio, de brede definitie en de ketenbenadering; en niet op historische gronden of hele algemene criteria zoals nu het geval is. Ook dit advies wil ik volgen. Een objectief verdeelmodel geeft gemeenten goede prikkels om werk te maken van de ketenaanpak en beter vorm te geven aan hun regiovisies.

Ik zal de ontwikkeling van dit model in samenwerking met de minister van BZK, de 35 centrumgemeenten, de VNG en de FO oppakken. Het streven is om in 2012 het model te ontwikkelen en in afstemming met (centrum)gemeenten te bepalen wanneer het model (stapsgewijs) wordt ingevoerd. Het verdeelmodel zal zoveel mogelijk aansluiten op de verdeelsystematiek van het gemeentefonds.

Verlichten administratieve lasten

De commissie heeft in haar tussenbericht in maart 2010 de voormalige minister van VWS en de minister voor Jeugd en Gezin geadviseerd om een experiment te starten, waaruit moet blijken hoe de administratieve lasten voor de opvanginstellingen binnen de bestaande kaders verlicht kunnen worden.

Voor deze aanbeveling sluit ik aan bij het voornemen van de gemeente Amsterdam en de Blijf Groep om een experiment integrale indicatiestelling en bekostiging vrouwenopvang regio Amsterdam uit te voeren. Ik zal in dat kader ook nagaan hoe dit in te passen in mijn aanpak experiment regelarme instellingen en minutenregistratie, waarover ik uw Kamer op 6 juli 2011 heb geïnformeerd12.

3.3 Zorg voor een meer samenhangende aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties

Aanpak kindermishandeling in Regiovisie «Geweld in huiselijke kring»

Voor de aanpak van Kindermishandeling heb ik 28 november 2011 samen met de bewindslieden van het ministerie van V&J het actieplan aanpak Kindermishandeling 2012–2016 «Kinderen veilig» naar de Tweede Kamer gestuurd.

Met de stelselwijziging jeugd13 in het vooruitzicht wordt de gemeente op termijn de eerst verantwoordelijke voor de gehele jeugdketen: preventie, vroegsignalering, het zorgaanbod tot de (zware) gespecialiseerde zorg. De aanpak van kindermishandeling hoort daarbij. Om de gemeenten bij te staan in de aanpak, sluiten we ook aan bij de ondersteuningsstructuur voor het nieuwe stelsel. Hierbij bouwen de gemeenten voort op de ervaringen die zij hebben opgedaan in de ontwikkeling van de regionale aanpak kindermishandeling.

De lokale aanpak van kindermishandeling moet goed verbonden zijn met zowel de lokale jeugdketen als de aanpak van geweld in huiselijke kring binnen de Wmo.

Met het opnemen van de brede definitie van geweld in huiselijke kring in de Wmo, worden gemeenten in dit kader ook verantwoordelijk voor de aanpak van kindermishandeling.

Het is daarom belangrijk dat gemeenten nu al aandacht besteden aan de aanpak van kindermishandeling in de regiovisie geweld in huiselijk kring. Op termijn hebben gemeenten – op basis van de ketenaanpak – van twee kanten, het stelsel jeugd en de Wmo, de opdracht om kindermishandeling aan te pakken.

Steunpunt huiselijk geweld en Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

De commissie adviseert om de functies van het Steunpunt Huiselijk geweld (SHG) en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) te bundelen. Dit zijn twee meldpunten waar op dit moment respectievelijk huiselijk geweld en kindermishandeling gemeld kunnen worden. Uit registratiecijfers van de SHG’s en de AMK’s blijkt dat er veel overlap in meldingen plaatsvindt, maar er zijn ook verschillen. Er wordt bij beide organisaties zowel huiselijk geweld als kindermishandeling gemeld.

Commissie de Jong stelt één gezamenlijk front-Office huiselijk geweld en kindermishandeling voor. Ik onderschrijf het advies van de commissie en wil gemeenten dan ook in staat stellen om één front-Office voor advies en melden van geweld in huiselijke kring in te kunnen richten. Een dergelijk loket maakt duidelijk waar professionals en burgers terecht kunnen voor advies en hun signalen, want elk signaal dat verkeerd of te laat binnenkomt is er één te veel. Samenwerking tussen SHG’s en AMK’s is daarom cruciaal in de aanpak van geweld in huiselijke kring. Om die reden faciliteer ik op dit moment de samenwerking tussen SHG’s en AMK’s door afstemmingsvereisten in het Wetsvoorstel verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling op te nemen. Federatie Opvang, MOgroep, GGD Nederland en Jeugdzorg Nederland anticiperen hierop en komen begin 2012 met een samenwerkingsovereenkomst tussen SHG’s en AMK’s.

Met invoering van het wetsvoorstel verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen centrumgemeenten de toegang tot bescherming en ondersteuning in de Wmo nog beter invullen. De SHG’s krijgen in dit kader meer instrumenten en bevoegdheden om te handelen bij meldingen van geweld in huiselijke kring en de toeleiding naar bescherming en ondersteuning beter te organiseren.

De taken van het AMK gaan in het nieuwe jeugdstelsel onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen. Het ligt in de rede dat gemeenten deze taken bovenlokaal gaan organiseren, bij voorkeur zodanig dat de functies van het AMK en het SHG op hetzelfde bovenlokale niveau worden georganiseerd. Samen met de minister en staatssecretaris van V&J, de VNG, Jeugdzorg Nederland, Federatie Opvang, MOgroep en GGD Nederland, zal ik in het kader van het jeugdstelsel bezien hoe AMK en SHG kunnen worden samengevoegd.

3.4 Stem de regio´s opvang en veiligheid op elkaar af

De politie heeft – samen met het Openbaar Ministerie (OM) – tot taak strafbare feiten op te sporen, het geweld acuut te stoppen en aangiftebereidheid te vergroten. Deze taken staan in de aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld van het OM en worden uitgevoerd in 25 veiligheidsregio’s. Centrumgemeenten werken al nauw samen met politie en justitie.

De effectiviteit van deze samenwerking kan – volgens commissie De Jong – worden vergroot door de huidige 35 regio’s voor vrouwenopvang congruent te maken met de veiligheidsregio's.

Gezien de ontwikkelingen rondom de veiligheidsregio’s lijkt het mij nu niet opportuun om aan de regiostructuur van de vrouwenopvang te gaan sleutelen. Een goede samenwerking met politie en OM is belangrijk in de aanpak van geweld in huiselijke kring. Ik volg daarom het advies van de commissie om in het kader van regiovisies «geweld in huiselijke kring» centrumgemeenten aan te sporen afspraken te maken over de samenhang tussen de justitiële- en de gemeentelijke zorgketen.

4. Beschikbare middelen van VWS

Hieronder treft u een overzicht van de extra middelen die ik inzet ter bestrijding van geweld in afhankelijkheidsrelaties. In het kader van de Bestuursafspraken 2011–2015 en de uitvoering van de acties uit deze brief zal ik met de VNG afspraken maken over de extra investering bij (centrum)gemeenten voor deze kabinetsperiode.

Programma «Kwetsbaren in veilige handen»

2012

2013

2014

Brede aanpak geweld in afhankelijkheidsrelaties

€ 8,3 miljoen

€ 19, 5 miljoen

€ 20,0 miljoen

Actieplan «Ouderen in veilige handen»

€ 10,0 miljoen

€ 10,0 miljoen

€ 10,0 miljoen

Actieplan «Kinderen veilig»

€ 1,1 miljoen

€ 1,1 miljoen

€ 1,1 miljoen

Pilot opvang minderjarige meisjes

€ 1,6 miljoen

€ 2,0 miljoen

€ 2,0 miljoen

Pilot mannenopvang

€ 1,2 miljoen

€ 1,2 miljoen

€ 1,2 miljoen

Totaal

€ 22 miljoen

€ 33,8 miljoen

€ 34,3 miljoen

5. Gezamenlijke inzet van gemeenten, professionals en kabinet

Mijn visie op de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties, heb ik reeds gedeeld met de VNG en FO. Ook zij staan achter de hernieuwde aanpak. Wij streven allen naar een gezamenlijke inzet. Alleen dan zullen we grote stappen maken in de strijd tegen geweld in afhankelijkheidsrelaties. De VNG, de FO en ik hebben afgesproken de uitwerking van de visie en de maatregelen gezamenlijk op te pakken in een ondersteuningsprogramma. Ik zal daarbij ook de kennisinstituten, zoals Movisie en het Nederlands Jeugdinstituut, betrekken. Iedere partij zal vanuit zijn verantwoordelijkheid een bijdrage leveren aan de uitwerking en invoering van de maatregelen.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 345, nr. 115.

X Noot
2

Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 345, nr. 116.

X Noot
3

Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 30 420, nr. 160.

X Noot
5

Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 345, nr. 116.

X Noot
6

Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 24 170, nr. 125.

X Noot
7

Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 32 793, nrs. 1 en 2.

X Noot
8

Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33 062, nrs. 1–4.

X Noot
9

Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 32 402, nr. 6.

X Noot
10

Wolf, J., Jansen, C., Krachtwerk. Basismethodiek in de vrouwenopvang, Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg, UMC St Radboud, 2011

X Noot
11

Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 30 388, nr. 48.

X Noot
12

Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 31 765, nr. 50.

X Noot
13

Beleidsbrief stelselwijziging jeugd «Geen kind buiten spel», Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 31 839, nr. 142.

Naar boven