Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2013
In het evenementenbeleid wil ik mij de komende jaren meer focussen op toonaangevende
internationale sportevenementen en extra aandacht schenken aan het realiseren van
maatschappelijke en economische spin-off rondom deze evenementen. Hierbij ontvangt
u het beleidskader voor het nieuwe evenementenbeleid dat ik op 1 januari 2014 wil
laten ingaan (zie bijlage 11).
In de afgelopen jaren zijn aansprekende internationale sportevenementen naar Nederland
gehaald en georganiseerd. Zo bood Rotterdam in 2010 onderdak aan het WK Turnen en
in 2011 aan het WK Tafeltennis. In 2012 vonden onder meer het WK Wielrennen op de
weg in Zuid-Limburg en het EK Beachvolleybal in Den Haag plaats. En tenslotte was
Utrecht deze zomer het decor voor het European Youth Olympic Festival, een multisportevenement voor jonge talentvolle atleten. De ambitie om toonaangevende evenementen van betekenis naar Nederland te halen en te organiseren blijft groot. Zo worden in 2014 het WK Hockey in Den Haag en WK Roeien in
Amsterdam georganiseerd. Een jaar later gevolgd door het WK Beachvolleybal in Den
Haag en in 2016 het EK Atletiek in Amsterdam.
Met het naar Nederland halen en organiseren van toonaangevende sportevenementen wil
ik ons land nadrukkelijk positioneren als een echt sportland met sportevenementen
waarop de Nederlandse atleten voor eigen publiek het beste uit zichzelf halen, waar
atleten als rolmodel kunnen fungeren in de Nederlandse samenleving en daarbij anderen
enthousiast maken om zelf meer te gaan sporten en bewegen. Inspireren kan ook door
het organiseren van activiteiten rondom het sportevenement zelf.
Met het organiseren van sportevenementen kunnen ook andere maatschappelijke en economische doelen worden bereikt, zoals het op de kaart zetten van
Nederland als handelsnatie en een stad of regio als gastvrije ontmoetingsplek.
Een aantal sportevenementen, zoals de Olympische en Paralympische Spelen en het EK
en WK Voetbal, is qua aard en omvang zo grootschalig dat maatwerk vereist is. De hoogte
van de rijksbijdrage voor deze evenementen uit de «buitencategorie» wordt per evenement
bepaald. Conform de motie Klaver c.s. (Kamerstuk 30 234, nr. 62) zal ik de Tweede Kamer tijdig informeren bij het nemen van substantiële besluiten
over dit soort grootschalige sportevenementen.
Het beter benutten van de kracht van sportevenementen vraagt verder om het samenwerken
van sport, overheden en bedrijfsleven. Met de vier grote steden en Eindhoven (de G5)
en NOC*NSF heb ik daarover en over het delen van kennis afspraken gemaakt. Ook de
afzonderlijke sportbonden, de G32, provincies en het bedrijfsleven wil ik erbij betrekken.
Een voorbeeld van de samenwerking is bijvoorbeeld het opstellen van een gezamenlijke
topevenementenkalender. Met deze kalender leggen we de keuze vast welke internationaal
aansprekende sportevenementen wij de komende jaren naar Nederland willen halen en
organiseren (zie bijlage 22).
Tot slot merk ik nog op dat het beleidskader sportevenementen niet voorziet in een
rijksbijdrage voor de bouw van nieuwe topsportaccommodaties. De voor het sportevenement
noodzakelijke tijdelijke aanpassingen van de evenementenaccommodatie(s) komen wel
voor een financiële bijdrage in aanmerking.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers