30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 89 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2013

Hierbij bied ik u graag de monitor «Onbeperkt Sportief 2013» aan. Dit rapport gaat over de sport- en beweegdeelname van mensen met een beperking. In deze brief informeer ik u over de voornaamste uitkomsten van het rapport. Het rapport treft u als bijlage bij deze brief aan1.

Aanleiding

In 2008 heeft mijn ambtsvoorganger het Mulier Instituut reeds een onderzoek laten uitvoeren naar de sportdeelname van mensen met een beperking. In deze rapportage (Van Lindert et al. 2008) werd reeds geconstateerd dat de sport- en beweegdeelname van mensen met een beperking achterbleef bij mensen zonder handicap. Gedurende de tussenliggende periode zijn er diverse initiatieven door verschillende partijen genomen om de sport- en beweegdeelname van mensen met een handicap te stimuleren.

In de periode 2008–2012 hebben mijn voorganger en ik naar aanleiding van de twee beleidsbrieven «De Kracht van Sport» en «Sport en Bewegen in Olympisch perspectief» een aantal programma’s laten ontwikkelen om de sportparticipatie van mensen met een beperking te vergroten binnen het speciaal onderwijs («Special heroes») en binnen woonzorginstellingen voor mensen met een verstandelijke beperking («Zo kan het ook») aangezien de achterstanden daar het grootst bleken. Daarnaast heb ik met het programma «Uitdagend sportaanbod» een impuls gegeven om sportverenigingen zodanig te versterken dat ook mensen met een beperking makkelijk bij de sportvereniging aangepast kunnen sporten.

Inmiddels is er vijf jaar verstreken en heb ik een 1-meting laten uitvoeren om te bepalen in hoeverre de sportdeelname van mensen met een handicap de afgelopen jaren veranderd is. De onderzoekers hebben hierbij gebruik gemaakt van meerdere, zowel nieuwe als bestaande, onderzoeken waaronder onderzoek van het CBS, NIVEL en de SportAanbiedersMonitor.

Inhoud rapport

Doelgroep gehandicapten

Het Mulier Instituut concludeert dat volgens de definitie van het CBS ruim 1,6 miljoen Nederlanders in de leeftijd van 12 tot en met 79 jaar een matige of ernstige handicap hebben. Dit betreft zowel mensen met een motorische handicap als mensen met een visuele en/of auditieve handicap. Daarnaast hebben naar schatting 130.000 mensen een verstandelijke handicap (IQ <70, AWBZ cijfers), waarvan ongeveer 60.000 mensen een matige of ernstige verstandelijke beperking hebben. Tenslotte zijn er ongeveer 70.000 kinderen die vanwege de aard van hun handicap of stoornis gebruik maken van het speciaal onderwijs. Indien alles bij elkaar wordt opgeteld hebben ruim 1,7 miljoen kinderen en volwassenen een matige of ernstige handicap.

Beweeg- en sportdeelname van mensen met een handicap

De afgelopen jaren is een lichte toename geconstateerd van beweegdeelname voor mensen met een lichte motorische beperking. Wat betreft de sportdeelname; deze neemt af naarmate men ouder wordt en naarmate men zwaarder gehandicapt is. Zowel de leeftijd als de ernst van de handicap hebben een eigen invloed op de sportdeelname. Mensen met een motorische handicap voldoen minder aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) dan mensen zonder handicap. Ook blijft de beweegdeelname van kinderen in het speciaal onderwijs achter bij die van kinderen die geen speciaal onderwijs volgen.

Gehandicapten minder vaak lid van een sportvereniging

Sporters met een handicap zijn minder vaak lid van een sportvereniging. Dat geldt met name voor mensen met een motorische handicap. Ten opzichte van de meting in 2008 is er geen significante toename van het aandeel sporters met een motorische of verstandelijke handicap dat lid is van een sportvereniging. Bij de leerlingen uit cluster 3 (lichamelijk en verstandelijke handicap) van het speciaal onderwijs is wel sprake van een lichte toename van het aantal sporters dat aangeeft lid te zijn van een sportvereniging.

Belang sociale omgeving

Niet-sportende gehandicapten blijken minder te worden gestimuleerd om (te gaan) sporten dan sportende gehandicapten. Dit geldt zowel voor mensen met een motorische handicap als voor mensen met een verstandelijke handicap. Hieruit valt af te leiden dat de sociale omgeving van mensen met een handicap belangrijk is voor het stimuleren van de sportdeelname.

Sportinfrastructuur voor mensen met een handicap

Het sportaanbod voor mensen met een handicap is de afgelopen jaren uitgebreid. Dit is mede te danken aan de programma’s «Zo kan het ook» (woonzorginstellingen), «Special heroes» (speciaal onderwijs) en «Uitdagend sportaanbod» (georganiseerde sport). De sportinfrastructuur voor gehandicapten heeft een flinke impuls gekregen. Veel sportverenigingen die al sportaanbod hadden voor mensen met een beperking, zijn versterkt en er zijn ook nieuwe sportverenigingen bijgekomen met sportaanbod voor mensen met een beperking. Door het programma «Zo kan het ook» is er een toenemend bewustzijn van het belang van sporten en bewegen voor de cliënten in zorginstellingen.

Uit de landelijke meting blijkt dat ten opzichte van een eerdere meting meer woonlocaties sport en bewegen in hun beleidsplan hebben vastgelegd en meer locaties hebben een sport en beweegaanbod. Uit de evaluatie van Special heroes blijkt dat meer scholen uit het speciaal onderwijs met sportverenigingen zijn gaan samenwerken. Bijna een vijfde van de lichamelijk gehandicapten en een vergelijkbaar deel van de vertegenwoordigers van mensen met een verstandelijke handicap geeft aan dat de mogelijkheden om te gaan sporten in de afgelopen jaren zijn toegenomen.

De groepen verstandelijk gehandicapten en kinderen met een handicap in het speciaal onderwijs zijn het kleinst in omvang en worden goed bereikt met de programma’s «Zo kan het ook» en Special heroes. Voor de overige groepen mensen met een handicap bestaan geen landelijke programma’s. De groep lichamelijke gehandicapten is het grootst en meest divers van aard. Deze groep van 1,6 miljoen mensen wordt niet direct via de vindplaatsen bereikt.

Aanbevelingen

Hoofdlijn in de aanbevelingen is om de ingezette programma’s «Zo kan het ook» en «Special heroes» voort te zetten. Door deze programma’s is er de afgelopen periode aansluiting gezocht bij de vindplaatsen van gehandicapten. Hierbij is een infrastructuur ontwikkeld voor het sporten en bewegen voor mensen met een handicap.

Een grote uitdaging vormt de groep gehandicapten die niet via een duidelijke vindplaats te benaderen is. Dit betreft een omvangrijke groep van 1,6 miljoen mensen met een lichamelijke handicap. Er kan gekeken worden welke vindplaatsen nog onvoldoende worden benut, bijvoorbeeld via andere type onderwijs en voorzieningen waar gehandicapten gebruik van maken. Essentieel is dat gehandicaptensport komende jaren op de agenda wordt geplaatst van het gemeentelijke beleid.

Lokaal en regionaal zou het sport- en beweegaanbod in kaart gebracht moeten worden en voor het publiek toegankelijk gemaakt worden. Zo wordt inzichtelijk wat het landelijk dekkend aanbod is en is te analyseren waar het aanbod achterblijft in relatie tot de potentiële vraag. Gemeenten kunnen zo gestimuleerd worden om discussie te voeren over de lokale stand van zaken betreft gehandicaptensport, mede in relatie tot de Wmo.

De vraag naar gehandicaptensport is versnipperd door de grote diversiteit van de handicaps, maar ook de verscheidenheid van de wensen van de doelgroep. Daarnaast is het aanbod beperkter dan in de reguliere sport. Om die reden is gehandicaptensport vaak regionaal georiënteerd en zijn vervoersvraagstukken een aandachtspunt. Daarnaast kan regionaal meer samengewerkt worden om versnippering van de vraag te voorkomen.

Aangezien ik sport en bewegen voor mensen met een beperking van groot belang acht, ben ik blij dat de ingezette programma’s op het gebied van gehandicaptensport afgelopen periode succesvol zijn gebleken. Dit onderzoek geeft ons bovendien belangrijke informatie over de sportdeelname van mensen met een beperking. Tegelijkertijd constateert het rapport een aantal aandachtspunten, met name als het gaat om de bereikbaarheid van de grote groep van 1,6 miljoen lichamelijk gehandicapten.

Via de programma’s Jeugdimpuls en Onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl bied ik samen met mijn collega van OCW scholen in het speciaal onderwijs de mogelijkheid om extra ondersteuning te ontvangen bij de introductie van het project Special heroes, in lijn met de aanbeveling in dit rapport. Ook de Sportimpuls biedt hiertoe mogelijkheden.

Komende periode zal ik samen met betrokken partijen in gesprek gaan over de aanbevelingen van dit rapport.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven