Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 juni 2006 over het eigen risico WAO/WGA.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Ik zal het niet snel zeggen, maar ik ga een motie indienen waarvan ik tot een uur geleden had gedacht dat deze overbodig zou zijn. Het betreft de WGA, een onderdeel van de nieuwe WIA, en dan in het bijzonder het eigen risico dragen. De commissie heeft de regering vorige week een brief gestuurd met het verzoek om geen onomkeerbare beslissingen te nemen en na het zomerreces een vervolgdebat te houden. Wij dachten dat het geregeld was in de lijn die de premier heeft aangegeven. Wie schetst echter onze verbazing, toen wij een uur geleden alsnog een brief kregen van de minister van SZW, waarin staat dat hij niet kan wachten tot na het zomerreces. Hij geeft geen enkele toelichting of argumentatie. Helaas noodzaakt mij dit tot het indienen van een motie. Niet alleen is er sprake van principiële besluitvorming, maar ook van grote lastenverschuiving; uiteindelijk gaat het daarbij maximaal om 2,3 mld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er bij de leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog vragen leven over de uitwerking van het eigen risico dragen door werkgevers bij de WGA waarover zij na het zomerreces met de minister overleg wil voeren, zoals vastgelegd in de brief van de commissie van 30 juni 2006;

overwegende dat met de kabinetsvoorstellen een omvangrijke lastenverschuiving is gemoeid, waarvan de ramingen volgens het Centraal Planbureau met veel onzekerheden zijn omgeven;

overwegende dat bij eerdere maatregelen ter invoering van eigen risicodragerschap geen compensatie voor initiële hogere lasten is geboden;

overwegende dat het kabinet in de regeringsverklaring heeft aangegeven prudent te willen zijn in het nemen van onomkeerbare beslissingen;

verzoekt de regering, geen onomkeerbare stappen te nemen totdat nader overleg met de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden over de WGA, in het bijzonder het eigen risico dragen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bussemaker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74(30034).

Minister De Geus:

Voorzitter. Ik stel het zeer op prijs dat wij dit debat vandaag kunnen afronden. Misschien is het goed om ter toelichting een enkele opmerking te maken over de procedure. Mevrouw Bussemaker heeft er haar verbazing over uitgesproken dat er een brief is binnengekomen. In het algemeen overleg hebben wij met elkaar van gedachten gewisseld. Vervolgens is van de Kamer het verzoek gekomen om geen onomkeerbare stappen te zetten, nadat de Kamer van mij had gehoord dat ik mij genoodzaakt zag om de besluitvorming voor het zomerreces af te ronden. Dat lag ook volledig in de lijn met de debatten die wij vorig jaar hebben gevoerd. De motie van mevrouw De Vries en anderen strekte er ook toe dat de besluitvorming tijdig voor de zomer zou worden afgerond.

Op het moment dat vanuit uw Kamer de brief werd opgesteld om geen onomkeerbare stappen te zetten, was ik daarom enigszins in verlegenheid. Ik heb mij toen moeten beraden op de juiste handelwijze. Gelukkig zag ik op de conceptagenda van uw Kamer dat er een VAO zou plaatsvinden over dit punt.

In die veronderstelling heb ik ook gemeend dat wij dit debat vandaag zouden afronden. Toen uit de voorstellen van de Voorzitter aan het begin van hedenmiddag bleek dat dit VAO niet meer op de agenda zou staan, heb ik mij nogmaals beraden en heb ik mij genoodzaakt gezien om uw Kamer een korte brief te sturen, teneinde duidelijkheid te geven over de noodzaak om het debat af te ronden. Ik stel het zeer op prijs dat die gelegenheid er nu is.

Dat brengt mij bij de inhoud van de zaak. Mevrouw Bussemaker heeft gesproken over een lastenverschuiving van 3,2 mld. In het eerdere debat hebben wij met elkaar gewisseld dat de rentehobbel waarover wij hier spreken natuurlijk samenhangt met de mate waarin daarvan gebruik wordt gemaakt, en dat de stand 960 mln. is in een meerjarige reeks. Het bedrag voor volgend jaar heb ik de Kamer genoemd, dat ook later in de begroting zal terugkomen. Ik begrijp de zorgen van mevrouw Bussemaker over de lastenontwikkeling. Ik zeg haar hier toe dat het kabinet de lasten die gemoeid zijn met de rentehobbel van jaar op jaar zal compenseren. Nu is dat een stand van een kleine 1 mld. maar dat kan meer of minder worden, afhankelijk van de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om eigen risico te dragen. Het kabinet garandeert dat dit geen lastenverzwaring zal opleveren. Wanneer het bedrag hoger of lager zou uitvallen, zal het kabinet dienovereenkomstig handelen.

Dit bedrag wordt ook al opgenomen in de meerjarige reeks van de begroting, zodat het ook op die manier safe zit en niet afhankelijk is van toevalligheden in volgende perioden.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

In het debat van vorig jaar is het alleen gegaan over de reserveringen voor 2007, niet voor de daaropvolgende jaren. U gaat nu dus nog een stap verder. Ik vraag u juist, ook met het oog op de discussie die wij hier daarnet hebben gevoerd, om met een beslissing waarvan u weet dat die vorig jaar al bijzonder controversieel was, terughoudend om te gaan. In plaats van dat aan de Kamer over te laten na het reces, hoor ik u nu zeggen dat u al middelen gaat reserveren, niet alleen voor 2007 maar ook voor de daaropvolgende jaren. Dat lijkt mij in tegenspraak met de woorden van de minister-president van zojuist.

Minister De Geus:

Nee, ook vorig jaar hebt u onze meerjarige staat gezien. In het debat hebben wij gewisseld dat de compensatie zo hoog zou zijn. Ik meen dat het goed is om op uw zorg of dit niet een risico betekent van lastenverzwaring in de toekomst voor bedrijven die geen gebruik maken van een dergelijke mogelijkheid te antwoorden dat deze compensatie ieder jaar zal worden geleverd. Het enige wat nog niet precies vaststaat, is de hoogte daarvan, omdat die samenhangt met de mate van gebruik.

De vraag of dit nu per se moet gebeuren leg ik graag kort uit. Het idee om gebruik te maken van de eigenrisicomogelijkheid is ten detrimente van de werkgever, al of niet samen met de verzekeraar. Daarvoor is nodig dat de verzekeraars offertes uitbrengen en dat de werkgevers keuzen kunnen maken. Daarvoor is ook nodig dat de aanvragen daartoe door de Belastingdienst worden behandeld. Daarom is er een termijn van 13 weken tot 1 januari in de wet opgenomen. In die tijd mag de aanvraag worden ingediend. Werkgevers en verzekeraars hebben echter een aantal maanden nodig om te beslissen of zij al of niet een aanvraag indienen. Daarom is vorig jaar besloten de besluitvorming hierover voor het zomerreces van 2006 af te ronden. Daar had ik daadwerkelijk op gehoopt.

Ik ben dus in alle zorgvuldigheid te werk gegaan. Wij moeten wel eerlijk zijn. Er is sprake geweest van enige verwarring, maar dat had te maken met het feit dat wij het VAO anders wellicht vorige week hadden gehad. Het is echter anders gelopen. Ik heb nu echter kunnen antwoorden op de inhoudelijke punten die mevrouw Bussemaker in de motie noemt. Zij vraagt zich af of wij niet te hard van stapel lopen met dit verhaal. Ik twijfel daar zelf niet aan, maar ik zeg de Kamer toe dat wij deze kwestie over twee jaar op een nauwkeurige manier zullen evalueren en de Kamer daarover zullen informeren.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Dat is wel het minste. De procedure was klip en klaar. De minister heeft een brief van de vaste commissie voor Sociale Zaken gekregen. Daarin staat dat wij na het zomerreces met de minister verder wilden spreken. Gezien datgene wat vorige week is gebeurd, houdt dat in dat er geen onomkeerbare besluiten worden genomen. Indachtig de motie van mevrouw De Vries van vorig jaar weet de minister ook dat dit onderwerp buitengewoon veel vragen oproept bij de Kamer en buitengewoon controversieel is. Ik vraag de minister nu geen onomkeerbare besluiten te nemen, waarvan hij weet dat die controversieel zijn en waarover in de Kamer enorm veel vragen leven. De minister heeft ook nog geen antwoord gegeven op mijn vraag waarom dit nu nodig is. Hij heeft alleen procedureel geantwoord, maar niet inhoudelijk.

Minister De Geus:

Dan zeg ik het heel scherp.

De voorzitter:

Ik kom er procedureel even tussen, want dan wordt het ook weer iets rustiger.

Ik maak nu een uitzondering. Wij hebben zeven VAO's gedaan zonder interrupties. Ik heb de indienster van de motie twee vragen laten stellen, maar wij gaan geen debat voeren. Geen verdere interrupties.

Minister De Geus:

Voorzitter. Dank dat u mij de gelegenheid gaf om te kalmeren. Ik wilde heel fel en recht uit het hart spreken, maar ik zal het nu in alle zorgvuldigheid doen.

Wij weten al langer dan een jaar dat de beslissing over de termijn van het eigen risico dragen voor de zomer van 2006 zou moeten worden genomen. Ik heb de Kamer zojuist de inhoudelijke reden aangegeven. In de wet staat namelijk dat de aanvragen hiervoor bij de Belastingdienst moeten worden ingediend en dat de Belastingdienst beoordeelt of sprake is van een eigenrisicoreserve en een goede dekking. Vandaar de termijn van 13 weken tot 1 januari. Voor die datum moeten de werkgevers de aanvraag hebben ingediend. De werkgevers moeten dus duidelijkheid hebben over de termijn van het eigen risico. Dat is het punt. Dat heb ik in de brief uitvoerig beschreven. Ook de verzekeraars moeten daar in hun offertes rekening mee houden, als 2007 tenminste geen verloren jaar mag worden wat betreft de keuzevrijheid. Dat is vorig jaar in het debat aan de orde gekomen. Ook dit jaar is het aan de orde gekomen. Ik had er met de Kamer een nader beraad over willen voeren, bijvoorbeeld vorige week, maar dat is er niet van gekomen. Toen de Kamer daarop aandrong, heb ik haar op 29 juni geschreven waarom ik mij genoodzaakt zag die beslissing te nemen. De Kamer heeft mij op 30 juni gevraagd geen onomkeerbare stappen te zetten. Ik vond toen dat ik de Kamer nogmaals zou moeten schrijven, maar vervolgens werd het VAO op de agenda gezet. Dat was het moment om er met elkaar over te spreken, maar toen verdween het VAO weer van de agenda. Ik heb mij deze middag dus genoodzaakt gezien de Kamer alsnog een korte brief te sturen. Ik prijs mij nu gelukkig met het feit dat wij elkaar helderheid hebben kunnen verschaffen over deze zaak.

De voorzitter:

De beslissing van de Kamer zal blijken uit de uitkomst van de stemming aan het eind van de vergadering.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 20.43 uur tot 21.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Er is een laatste versie van de conceptstemmingslijst rondgedeeld. Daarna is er nog een verzoek gekomen van de fracties van het CDA, de VVD, de ChristenUnie en de SGP om de stemmingen over de volgende wetsvoorstellen van de stemmingslijst af te voeren:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet in verband met additionele bezuinigingen op de rijksomroepbijdrage, verbeteringen in de financiële verslaglegging en de naamswijziging van het Bedrijfsfonds voor de pers (30402) en de bijbehorende moties;

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet, houdende verlaging van de voorkeurdrempel voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer (30418);

  • - het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester (30422).

Omdat de fracties die het verzoek hebben gedaan een meerderheid vormen, stel ik voor om aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De fracties van de PvdA en de ChristenUnie hebben een verzoek gedaan om uitstel van de stemmingen over het wetsvoorstel Regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering) (30308) en de bijbehorende moties. Ik constateer dat de fracties die dit verzoek hebben gedaan, een minderheid vormen. Ik stel daarom voor, wel over het wetsvoorstel en de moties te stemmen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Mede namens de fracties van de ChristenUnie en GroenLinks wil ik uw voorstel in stemming laten brengen. Het wetsvoorstel is ingrijpend. Op een hoofdpunt, de afbakening van de doelgroep, is het niet af. Wij hebben en het kabinet heeft namens ons de Raad van State op een belangrijk punt nog om advies gevraagd. Dat advies komt na de zomer. Wij achten het zorgvuldiger en beter om dit advies af te wachten en te verwerken in het wetsvoorstel en dan over het geheel te stemmen. De zorgvuldigheid van de wetgeving in de Kamer is belangrijk. Wij willen graag over uw voorstel stemmen.

Mevrouw Vergeer (SP):

Voorzitter. Graag ondersteun ik het voorstel van de heer Dijsselbloem. Ik voeg eraan toe dat de minister-president in het debat dat wij zojuist achter de rug hebben heeft gezegd dat er, als het gaat om controversiële onderwerpen, draagvlak moet zijn, er een eenduidig advies van de Raad van State moet zijn en dat er geen verdeeldheid moet zijn. In dit geval is een aantal adviezen aan de Raad van State gevraagd. Daarom is er des te meer reden om de stemming uit te stellen en pas na ommekomst van het advies te stemmen.

De heer Visser (VVD):

Voorzitter. Vorige week stonden wij hier ook na een debat in de Kamer, een wetgevingsoverleg en vele notaoverleggen. Wij praten hier al twee jaar over. Volgens mij is er tussen vorige week en vandaag niets veranderd en kunnen wij tot dezelfde conclusie komen. Althans, inhoudelijk is op dit onderwerp niets veranderd. Wij kunnen vanavond gewoon over het wetsvoorstel stemmen.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Kortheidshalve sluit ik mij helemaal aan bij de heer Visser.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ook de fractie van het CDA denkt dat wij ondanks de gewijzigde situatie over het wetsvoorstel kunnen stemmen. Wij hebben met elkaar in de procedurevergadering besloten om het artikel waarover de Raad van State adviseert er uit te halen en er later over te stemmen. Over het deel dat overblijft, kunnen wij voor het reces stemmen.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Wij steunen het verzoek om over het nu in stemming brengen van het wetsvoorstel te stemmen. Ik kan alvast aankondigen dat wij zullen stemmen voor het na de zomer stemmen over de inburgering.

De voorzitter:

Er zou dus gestemd moeten worden over het stemmen. Ik hoop enorm dat de live uitzending inmiddels is gestopt. Ik constateer dat een meerderheid zich stelt achter de leden die hebben gezegd dat zij het niet nodig vinden om te stemmen over het in stemming brengen van het wetsvoorstel. Een minderheid is voor uitstel. Wij gaan dus wel stemmen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Als een aanzienlijke minderheid in de Kamer vraagt om hierover te stemmen, lijkt het mij dat dit verzoek in stemming moet worden gebracht.

De voorzitter:

Nee, dan hadden wij bij de wetsvoorstellen inzake de Mediawet, de Kieswet en de Grondwet ook kunnen stemmen. Een meerderheid heeft zich uitgesproken, dus wij gaan stemmen.

Ik stel voor, twee aangehouden moties aan de stemmingslijst toe te voegen, te weten de motie-Schippers over aanpassing van het experiment persoonsgebonden budget in de Zorgverzekeringswet (30300-XVI, nr. 149) en de gewijzigde motie-Kant over registratie van of vergunningsysteem voor privéklinieken (30173, nr. 15).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

Naar boven