Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2000 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (27171).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Barth (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Er is vorige week in deze Kamer al uitgebreid gesproken over het belang van investeren in onderwijs. Het is een gevoel van urgentie dat zo langzamerhand door bijna de hele Tweede Kamer wordt gedragen. Uiteraard juicht onze fractie dat zeer toe, omdat wij die urgentie zeer sterk voelen.

Een van de punten die onze fractie indringend naar voren heeft getracht te brengen, is de positie van het schoolbudget. De minister heeft een CAO afgesloten. Wij hebben daarover enkele schriftelijke vragen gesteld ter voorbereiding van deze suppletore begroting. Wij juichen de komst van een schoolbudget toe. Het versterkt de organisatie van de school. Het versterkt de professionaliteit van de scholen. Het zorgt voor minder werkdruk. Het maakt, kortom, de organisatie van een school minder vatbaar voor problemen en druk van buitenaf. Het is belangrijk dat zo langzamerhand het beeld kan ontstaan van een school die niet alleen bestaat uit een leraar met leerlingen, maar dat er meer functies noodzakelijk zijn om de organisatie van het onderwijs op een kwalitatief goede en verantwoorde manier te laten verlopen. Vandaar dat wij de komst van het schoolbudget een goede zaak vinden.

Wij hebben toch nog wat vraag- tekens, met name bij het schoolbudget dat in de CAO is uitgetrokken voor het primair onderwijs. Dat loopt volgens planning op naar ƒ 15.000. Mijn fractie is van mening dat dit de basisscholen onvoldoende ruimte biedt, echt tot verbreding van de organisatie en het voeren van personeelsbeleid over te gaan. Vandaar dat wij vandaag een amendement hebben ingediend waarin wij voorstellen 75 mln. aan dat schoolbudget ten behoeve van het primair onderwijs toe te voegen.

Voorzitter! Ik heb ook nog een vraag aan de minister over de systematiek van het schoolbudget, dat hij het MOA-budget heeft gedoopt: managementondersteuning en arbeidsmarktknelpunten. Wij kennen in het voortgezet en primair onderwijs al het schoolprofielbudget dat vergelijkbare doeleinden dient. Het lijkt er nu op alsof de scholen een Ritzenpotje krijgen en een Hermanspotje. Op zichzelf is dat reuze sympathiek, maar ik kan mij voorstellen dat als je een overbelaste directeur bent van een basisschool, je liever gewoon één personeelspot hebt. Waarom heeft de minister ervoor gekozen een apart potje in het leven te roepen? Is hij bereid te bevorderen dat het schoolprofielbudget en het MOA-budget samengevoegd worden, liefst zelfs nog in de lumpsum of in het personeelsbudget van de scholen, zodat zij er zelf mee aan de slag kunnen?

Voorzitter! Ook voor de directeuren is het een en ander in de CAO geregeld. Wil de minister nog eens aangeven hoe dat precies uitpakt? Wij hebben daar schriftelijke vragen over gesteld naar aanleiding van de breed ondersteunde moties-Van der Vlies. Kan de minister toelichten hoe het CAO-resultaat er nu precies uitziet ten opzichte van die moties? Wij hebben begrepen dat de directeuren toeslagen krijgen en dat zij de ondersteuning moeten halen uit het MOA-budget. Wij zouden echter graag willen weten of dit ook geldt voor de tussenschoolse directeur, de bovenschoolse directeur en alle managementfuncties die nu nog niet in de systematiek van het rechtspositiebesluit zijn opgenomen.

Ik kom toe aan het thema achterstanden. Ook daarover hebben wij het afgelopen halfjaar heel indringend gedebatteerd met de staatssecretaris. Mijn fractie heeft vorige week tijdens het notaoverleg aangegeven dat voor ons de kern van goed achterstandenbeleid samenhangt met nascholing van docenten. Docenten moeten leren hoe zij met kinderen met achterstanden moeten omgaan, omdat de inzet van de docent in de klas het geheim is van goed en succesvol achterstandenbeleid. Om die reden hebben wij in hetzelfde amendement als het schoolbudget een voorstel gedaan om het bedrag voor nascholing te verhogen met 15 mln. voor dit jaar, specifiek bedoeld voor scholen met veel achterstandskinderen zodat deze scholen daarmee extra aan de slag kunnen.

Hetzelfde geldt voor de voor- en vroegschoolse educatie. Ook dat is van levensbelang voor een goede achterstandenbestrijding. Hoe jonger je begint met kinderen hoe groter de kans is dat je achterstanden wegwerkt op een leeftijd dat kinderen ook nog zeer bevattelijk zijn voor vorming en het opnemen van bijvoorbeeld de Nederlandse taal. Wij hebben bij verschillende gelegenheden aangegeven dat wij de ambities van het kabinet graag wat scherper in beeld zouden zien, dat wij wat voortvarender aan de slag willen dan met de 69 gemeenten van thans en dat de intakemogelijkheid die er is, verbreed zou moeten worden naar meer gemeenten, zodat zij het enthousiasme dat zij ongetwijfeld voelen voor deze regeling ook in daden kunnen omzetten.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter!...

De voorzitter:

Als mevrouw Barth uitgesproken is, mag u interrumperen. Dat is een nieuwe regel, maar die is er sinds vandaag, dus dat kon u niet weten.

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter! Om die reden hebben wij in hetzelfde amendement 10 mln. uitgetrokken, ook nog te besteden in dit jaar. Wij hebben dit amendement gedekt uit het revolving fund dat in de Voorjaarsnota voor de begroting van Onderwijs was uitgetrokken. De minister kan daar natuurlijk nog op ingaan in zijn beantwoording, maar mijn fractie staat naar aanleiding van wat wij gezien hebben van dat revolving fund niet echt te springen van enthousiasme bij de ideeën die erachter zitten. De gedachte dat scholen een bedrag krijgen dat zij weer moeten terugverdienen, betekent dat scholen echt moeten gaan ondernemen. Zij moeten kennelijk winst maken, want anders verdienen ze dat geld niet terug. Wij vinden dat de kerntaak van een school onderwijzen moet zijn en niet ondernemen. Daarbij geldt ook dat wij liever prioriteit geven aan reële noden die er zijn in het onderwijs – daar zijn er nog genoeg van; dat weten wij allemaal – dan dat wij kiezen voor dit pad dat een andere draai geeft aan de financieringssystematiek van het onderwijs.

Mijn laatste punt is het vervangingsfonds. Gisteren hebben wij in het vragenuur even gepraat over de nota Maatwerk 2. Wij komen daar na de zomer uitgebreid op terug. Dan kunnen wij nog eens rustig praten met de minister over de plannen die hij daarin neerlegt. Mijn fractie heeft daarin de mogelijkheid voor scholen gemist om op een creatieve manier met hun vervanging om te gaan. Wij hebben daar bij eerdere gelegenheden al om gevraagd. De minister heeft toen aangegeven dat hij daar eigenlijk niet zo ontzettend veel aan kan doen, omdat het vervangingsfonds de regels opstelt en het bestuur van het vervangingsfonds uit werkgevers en werknemers bestaat. Ik geef de minister bij deze gelegenheid maar mee dat zijn casus voor Maatwerk 2 wat ons betreft een stuk sterker wordt als hij bereid is om de bureaucratie van het vervangingsfonds aan de kaak te stellen en ervoor te zorgen dat die vervangingsregels...

De voorzitter:

Mevrouw Barth, ik onderbreek u even, want wij hebben nog een lange dag te gaan. Bij de suppletore begroting is het de bedoeling dat je het hebt over de moties of amendementen die je indient en niet over andere debatten en dingen die je nog meer wilt. Als de minister daar allemaal op moet ingaan, dan hebben wij een heel nieuw debat en dat staat vandaag niet op de agenda.

Mevrouw Barth (PvdA):

Wij hechten er wel waarde aan om over de gehele suppletore begroting te praten.

De voorzitter:

Maar dat doe je aan de hand van wijzigingsvoorstellen die je indient.

Mevrouw Barth (PvdA):

Wij hebben in de schriftelijke voorbereiding van de suppletore begroting aandacht gevraagd voor dit onderwerp en wij vonden het antwoord van de minister niet bevredigend.

De voorzitter:

Ik herinner mij dat er ook al een notaoverleg over een aantal onderwerpen is geweest en wij kunnen niet blijven herhalen. U bent bijna aan het eind van uw spreektijd, dus ik laat u nu uitspreken. Maar ik vraag u om er rekening mee te houden dat het geen voldragen begrotingsdebat is.

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik was al bijna klaar. U onderbrak mij in mijn laatste zin.

Ik dring er bij de minister op aan dat hij iets gaat doen aan deze bureaucratie. Als hij dat van de zomer voor elkaar krijgt, dan zou dat een welkome aanvulling zijn op de bespreking van zijn voorstellen in Maatwerk 2.

De heer Cornielje (VVD):

Er wordt een amendement ingediend. Ik heb het nog niet gezien, maar ik heb begrepen dat het geld is bestemd voor achterstanden en voor- en vroegschoolse educatie. Dat zijn nobele doelen. Het wordt gedekt met incidentele middelen, maar het betreft structurele uitgaven. Kan mevrouw Barth aangeven hoe dat in de toekomst verder moet?

Mevrouw Barth (PvdA):

Voor het schoolbudget halen wij het geld alleen maar een halfjaar naar voren. Dat kan dus uit een eenmalige dekking. Voor het geld voor de voor- en vroegschoolse educatie geldt dat in de plannen van de staatssecretaris staat dat 69 gemeenten daarmee van start kunnen gaan. Wij willen die mogelijkheid om van start te gaan wat verbreden, zodat gemeenten zich al kunnen aanmelden. Dan kan worden geïnventariseerd wat de behoeften zijn van die gemeenten en dan kan men daarmee aan de slag gaan. De minister zou kunnen ingaan op de nascholing. Ik besef dat het eenmalige dekking is, maar ik stel mij zo voor dat wij daar een fondsachtige constructie voor in het leven kunnen roepen met een plafond. Scholen die daar behoefte aan hebben, kunnen daar dan op intekenen en dan kunnen zij een cursus betalen, of de vervangingsbehoefte die ontstaat omdat een leraar op cursus gaat. Overigens geldt natuurlijk dat wij er bij het kabinet op aandringen dat ook in 2001 en verdere jaren de nodige aandacht wordt besteed aan deze punten, want wij beseffen heel goed dat het onderwerp hiermee niet klaar is.

De heer Cornielje (VVD):

Ik stel vast dat mevrouw Barth structurele uitgaven doet met een incidentele dekking en dat is niet deugdelijk.

Mevrouw Barth (PvdA):

Als u goed had geluisterd, had u gehoord dat wij er een incidentele bestemming aan geven. Dat neemt overigens niet weg dat het kabinet op de ingeslagen weg verder moet gaan.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Indachtig de woorden van de heer Melkert de afgelopen maanden en van de heer Crone bij de bespreking van de Voorjaarsnota vraag ik mij af waar de rest van de amendementen blijft van de PvdA-fractie. Het gaat nu alleen maar om een dekking van 100 mln. die binnen de eigen middelen wordt gevonden en voor het overige wordt vooruitgelopen op niet gedekte uitgaven die men nog denkt te kunnen doen. Waar zijn de ambities gebleven van de PvdA-fractie?

Mevrouw Barth (PvdA):

U bent te snel, want mijn collega Hamer, die straks aan het woord komt, heeft ook nog een aantal amendementen.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Mag ik aannemen dat het totaal van de amendementen in de buurt komt van de 1 mld. waarover de heer Melkert het had?

Mevrouw Barth (PvdA):

Het kabinet heeft vorige week aangegeven dat het bereid is deze zomer te gaan kijken naar de ontstane ruimte. Ik kan mij voorstellen dat u als lid van een oppositiepartij daar anders tegenaan kijkt, maar wij willen het kabinet die ruimte graag gunnen. Wij kunnen er dan te zijner tijd op terugkomen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

De PvdA-fractie heeft terecht 75 mln. uitgetrokken voor het schoolbudget, maar realiseert u zich dat dit nauwelijks eenderde meer is dan de huidige ƒ 15.000? Waarom hebt u niet gekozen voor op z'n minst een verdubbeling?

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik heb al gezegd dat met dit amendement de discussie nog niet is afgerond. De minister heeft zelf ook aangegeven in het Onderwijsblad dat het schoolbudget de komende jaren verdere versterking behoeft. U kunt ons amendement beschouwen als een eerste stap op een lange weg. Ik heb de indruk dat de minister bereid is die weg samen met ons op te gaan.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Gelet op de beschikbare middelen had de PvdA-fractie een betere stap kunnen zetten. Dat dat niet is gebeurd, vind ik jammer.

Mevrouw Barth (PvdA):

Dat is voor u!

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter! Mijn fractie vindt de doelgroep van het VMBO uitermate belangrijk. Wij staan wat dit betreft aan het begin van een ontzettend belangrijke operatie, die voorzien dient te worden van voldoende middelen. Wij mogen niet weer de fout maken dat met een te krap budget de implementatieroute moet worden afgelegd. Vandaar ons amendement op stuk nr. 19. Als wij dat amendement volgend jaar zouden indienen, zijn wij echt te laat. Het extra geld is bestemd voor het opnieuw vormgeven aan de zorg in het voortgezet onderwijs; daarnaast kunnen dan docenten en schoolleiders beter in staat worden gesteld om vorm te geven aan de implementatie van het VMBO. Daarmee zijn wij er nog niet en daarom zullen wij in het kader van de EZ-begroting een amendement indienen dat is gericht op verbetering van de apparatuur.

Voorzitter! In eerdere begrotingsbehandelingen heeft mijn fractie steeds gezegd het hoger beroepsonderwijs en het fundamenteel onderzoek van wezenlijk belang te vinden. De suppletore begroting gaat, ondanks de aangebrachte verbeteringen, nog niet ver genoeg. Later deze week zullen wij aangeven hoe wij dit probleem willen oplossen.

Ons amendement op stuk nr. 17 strekt ertoe het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag in het kader van de studiefinanciering te verhogen met 27 mln. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de door de Kamer aangenomen motie-Rehwinkel c.s. Wij vinden een tegemoetkoming van ƒ 50 voor ouders met een inkomen tot ƒ 52.023 te weinig. Wij hebben al eerder aangegeven dat wij dit willen verhogen tot ƒ 100. Dit kost in totaal 27 mln. Wij dienen daartoe nu een amendement in om dan maar zelf de belofte te vervullen waarop wij steeds hadden gehoopt.

De heer Cornielje (VVD):

Mevrouw Hamer spreekt over een verschuiving van de begroting van het ministerie van Economische Zaken naar de begroting van het ministerie van OCW. Is het niet vreemd dat de minister van Economische Zaken niet in de gelegenheid wordt gesteld daarop te reageren? Dit kan toch niet zomaar in dit debat gebeuren?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter! Ik vrees dat hier sprake is van een misverstand. Wij dienen nu alleen het amendement in voor de zorg in het voortgezet onderwijs. Ik heb alleen melding gemaakt van het feit dat wij bij de EZ-begroting ook nog zullen vragen om versterking van de apparatuur in het VMBO. De minister van Economische Zaken kan daarop zelf reageren.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! Ik heb ook nog een vraag over de dekking van de WTS. Volgens de toelichting bij het amendement moet een structurele dekking worden gevonden bij de Miljoenennota en de begroting voor het jaar 2001. Dit betekent dus dat de PvdA ook op dit punt geen structurele dekking aangeeft bij deze suppletore begroting.

Mevrouw Hamer (PvdA):

De heer Cornielje kan zien dat wij deze verhoging van de tegemoetkoming hebben gedekt uit een overboeking uit de aanvullende post algemeen.

De heer Cornielje (VVD):

Dat heb ik gezien, maar mevrouw Hamer bepleit een structurele uitgave zonder een structurele dekking aan te geven.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Er komt nog een debat over de dekking van een en ander op lange termijn. Daarover is vorige week gesproken en de fractievoorzitters zullen daarover morgen verder spreken.

De heer Cornielje (VVD):

Maar voorzitter, dit is wel een algemeen punt. Wij hebben een hele stapel amendementen met structurele uitgaven en incidentele dekkingen. Dit is geen deugdelijk financieel beheer.

De heer Eurlings (CDA):

Mevrouw Hamer heeft veel nastrevenswaardige punten naar voren gebracht. Zij zoekt de financiering eigenlijk in het "FES-bruggetje" waarvan de regering gisteren heeft gezegd dat zij dit niet als een goede financiering zal accepteren. De CDA-fractie heeft altijd gezegd dat zij bereid is tot 25% van de inkomstenmeevallers te investeren in zaken als de zorg in het onderwijs. Mede gelet op de uitspraken van de heer Melkert dat hij bereid is inkomstenmeevallers te investeren in het onderwijs, vraag ik mevrouw Hamer nu of wij op haar steun kunnen rekenen als de CDA-fractie probeert om een deel van de inkomstenmeevallers nu al in te zetten voor bijvoorbeeld investeringen in het HBO. Wij willen niet de zaak vooruitschuiven, maar nu al boter bij de vis geven.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb in het amendement aangegeven waar wij een dekking hebben gevonden. Daarom is de conclusie over het "FES-bruggetje" iets te prematuur. De heer Eurlings vraagt verder mijn mening over een voorstel dat hij nog zal indienen. Het lijkt mij logisch dat ik dit eerst afwacht. Overigens denk ik dat wij het inhoudelijk wel eens zijn. Wij vinden het bedrag van 52 mln. dat de minister voorstelt veel te laag. Als het debat vandaag anders zou verlopen, zou ik de minister vragen nog eens in te gaan op het structurele onderzoek waarom wij vorige week hebben gevraagd, maar de voorzitter heeft gevraagd het kort te houden. De heer Eurlings vraagt wel naar de bekende weg, want hij weet dat wij niet de financiering zoeken op de manier die hij suggereert.

De heer Eurlings (CDA):

De vraag is dan toch of het niet beter zou zijn nu een deel van die inkomstenmeevallers definitief aan te wenden voor het HBO. Ik vraag dit met name omdat vice-premier Jorritsma gisteren heeft gezegd dat de minister-president niet heeft gesuggereerd dat er meer ruimte is.

Mevrouw Hamer (PvdA):

De premier heeft natuurlijk ook verwachtingen uitgesproken voor deze zomer. Wij weten allebei dat er morgen nog een debat van de fractievoorzitters is. Het HBO zal daar nog aan de orde zijn.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! Tijdens de kabinetsformatie in 1998 is afgesproken dat er meer dan 2 mld. extra structureel aan de onderwijsbegroting zal worden toegevoegd, om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Naast deze afspraak zijn ook andere afspraken gemaakt, onder meer over het omgaan met mee- en tegenvallers zowel aan de inkomstenkant als aan de uitgavenkant. De VVD-fractie houdt zich vanzelfsprekend aan deze afspraken.

Daarnaast is het een goed gebruik in dit huis om voorstellen tot wijziging van de begroting van een deugdelijke dekking te voorzien. Er worden dus geen ongedekte cheques uitgeschreven, zoals de fractievoorzitter van het CDA de vorige week terecht betoogde. Financieren op de pof is ook uit den boze, zo stelde de fractievoorzitter van GroenLinks, waarvan akte! Wij sluiten ons aan bij de woorden van de minister van Financiën: "Het is een goede traditie van dit huis om niet alleen te stapelen, maar ook te kiezen."

In lijn met de politieke prioriteit van Partij van de Arbeid, VVD en D66, neergelegd in het regeerakkoord, worden de uitgaven voor dit jaar voor onderwijs en kennis met 1,3 mld. extra door de regering in de Voorjaarsnota verhoogd. Deze extra investering torent zelfs 0,5 mld. uit boven de andere prioriteit uit het regeerakkoord, de zorg. Alhoewel ik daar geen gewoonte van zal maken, wil ik minister Hermans complimenteren met deze uitkomst. Helaas wordt zo'n succes je in de politiek zelden van harte gegund.

Voor een deel worden investeringen uit het regeerakkoord versneld uitgevoerd. Het betreft 100 mln. voor ICT, naast een reservering van 130 mln. ICT in het FES, 50 mln. extra voor de WTS en 10 mln. voor cultuur. Vanzelfsprekend hebben deze voorstellen onze steun.

Over de structurele additionele middelen ten behoeve van het onderwijsachterstandenbeleid en de voor- en vroegschoolse educatie – het gaat over 50 mln. – hebben wij de vorige week maandag nog met de staatssecretaris gesproken. Belangrijk aandachtspunt was toen dat extra geld tot extra verantwoording en betere resultaten moet leiden. De fractie van de VVD heeft in dat debat voorwaarden verbonden aan de besteding van de extra 40 mln. voor voor- en vroegschoolse educatiemiddelen. Omdat wij dat debat niet over willen doen, zeg ik alleen maar dat wij daar rond 1 september op terug zullen komen.

De fractie van de VVD spant zich al jaren in voor het beroepsonderwijs, dus voor het VMBO, het MBO en het HBO. Ik verwijs hiervoor naar de motie-Cornielje en naar de moties-Bolkestein. In deze kabinetsperiode wordt dan ook extra geïnvesteerd in het beroepsonderwijs. De 100 mln. voor beroepsopleidingen, genoemd in de suppletore begroting, en een deel van de 200 mln. voor leermiddelen en inventaris, komen toch bovenop de bedragen in het regeerakkoord? In het regeerakkoord staat twee keer 100 mln. voor het middelbaar beroepsonderwijs genoemd. Ik vraag een bevestiging van de minister; het is ons niet helemaal duidelijk.

Ook het vorig jaar, in de begroting 2000, zijn al extra middelen naar de beroepsonderwijskolom gegaan, toen uitvoering werd gegeven aan een motie van de coalitie, aangenomen bij de algemene politieke beschouwingen. Is de minister bereid om in de begroting 2001 een overzicht op te nemen van de investeringen in de beroepsonderwijskolom die reeds in de begroting verwerkt zijn, aangevuld met mogelijke extra investeringen in de begroting 2001 en de volgens het regeerakkoord nog te verwachten investeringen – lees: intensiveringen – in het beroepsonderwijs in het jaar 2002? Wij zouden dat overzicht graag ontvangen bij de begroting 2001.

Ik heb een vraag aan de staatssecretaris die de minister hopelijk ook kan beantwoorden. De 50 mln. extra voor het zorgbudget VMBO kan, zo nemen wij aan, ook ingezet worden voor het IVBO en het LOM-onderwijs, indien de Tweede Kamer besluit niet tot invoering van het zorgbudget over te gaan. Die vraag is nog open. In het najaar moeten wij daar een antwoord op geven.

Voorzitter! Het valt ons op dat de voorstellen uit de suppletore begroting nauwelijks betrekking hebben op nieuw beleid. Dat is terecht, want de basisbekostiging van leermiddelen en inventaris voor het primair en voortgezet onderwijs verdient enige versterking; daar gaat 112 mln. respectievelijk 60 mln. naartoe. Wel nieuw is het revolving fund ten behoeve van cofinanciering, financiering van impulsen op het gebied van scholing van docenten en de financiering van diverse investeringsprojecten. Hiervoor is eenmalig 100 mln. beschikbaar. Mijn collega Dijksma van de PvdA stelde op 16 februari jl. bij een algemeen overleg over het VMBO voor, het bedrag van 100 mln. dat is uitgetrokken voor de invoering daarvan, in een innovatiefonds te stoppen. Daar was onze fractie toen niet voor; dat bedrag van 100 mln. moet gewoon direct naar de scholen. Maar tegen eenmalig een bedrag van 100 mln. extra voor innovatie hebben wij natuurlijk geen bezwaar. En de fondsconstructie is ook interessant om meevallers bij de Voorjaarsnota en de Najaarsnota een goede bestemming te kunnen geven. Kijk bijvoorbeeld naar het Monumentenfonds, dat bij de Najaarsnota nog geregeld extra gevuld wordt; een innovatiefonds zou ook een goede bestemming voor eventuele meevallers zijn.

Verder vraag ik de minister of het fonds ook bestemd is om de T-2-systematiek op te vangen. Instellingen die te maken hebben met stijgende aantallen studenten, kunnen dan de vertraagd binnenkomende bekostiging voorfinancieren. Is het overigens de bedoeling dat ook het bedrijfsleven aan dit fonds bijdraagt? Daar was op 16 februari in ieder geval sprake van. En wanneer kunnen wij de voorwaarden voor het gebruik van dit fonds vernemen?

Voorzitter! Ik neem aan dat het om een ander fonds gaat dan het opleidings- en ontwikkelingsfonds waarover afspraken zijn gemaakt bij de CAO-onderhandelingen, met een dotatie van twee keer 20 mln., in 2001 en in 2002. De CAO voor de periode 2000-2002 is niet verwerkt in deze suppletore begroting; ik verwijs naar het antwoord op vraag 1. Volgens een persbericht van het ministerie van OCW is er met deze CAO 1,7 mld. gemoeid. En zoals ik al beloofd heb, zal ik minister Hermans niet complimenteren met dit fantastische resultaat, want de bonden hebben hun achterban nog niet geraadpleegd en ik zou het resultaat daarvan toch nog even willen afwachten. Ik besef heel wel dat het bedrag van 2,2 mld. uit het regeerakkoord, het bedrag van 1,3 mld. uit de Voorjaarsnota en het bedrag van 1,7 mld. aan CAO-middelen niet zomaar bij elkaar kunnen worden opgeteld, maar structureel gaan er wel vele miljarden meer naar het ministerie. Dat is wel eens anders geweest! Positieve elementen in de CAO zijn in ieder geval de betere beloning van schoolleiders in het primair onderwijs, de herstructurering van het loon- en functiegebouw, waarbij ik in het bijzonder het invoeren van competentiebeloning en het uitwerken van de ondersteunende functies noem, en een bijzondere kwaliteitsimpuls in de arbeidsorganisatie, waarmee beide bewindslieden geschiedenis hebben geschreven. En dan doel ik natuurlijk op de invoering van het schoolbudget.

Voorzitter! Naast alle positieve mededelingen in de Voorjaarsnota en de suppletore onderwijsbegroting maakt de minister ook melding van enkele budgettaire tegenvallers. Deze hebben zich voorgedaan, zo lezen wij, als gevolg van hogere aantallen leerlingen en studenten. Wij leven in een informatiemaatschappij, wij praten voortdurend over de kenniseconomie en over een samenleving waarin je een leven lang moet leren. In budgettaire zin is een omvangrijker deelname aan het onderwijs dan was voorzien een tegenvaller, in maatschappelijke en economische zin is het een meevaller van de eerste orde. Daarom waarderen wij het dat de regering deze ontwikkeling, die zich dit jaar voor het eerst sinds vele jaren voordoet, niet alleen in de begroting voor 2000 heeft verwerkt, maar deze met 100 mln. in deze suppletore begroting ook in financiële zin ondersteunt. Op ons wensenlijstje voor de begroting voor 2001 staat met stip versterken van de kolom van het beroepsonderwijs en investeren in hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Vanzelfsprekend moeten de geplande investeringen in het basisonderwijs nog geïmplementeerd worden. Wij wachten de voorstellen die op de derde dinsdag in september gepresenteerd worden, met belangstelling af. De ervaring van de afgelopen twee jaar laat zien dat onderwijs nu in goede handen is.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Nadat de heer Cornielje zijn zegeningen heeft geteld, wil ik hem de volgende vraag stellen. Hij heeft geen moties of amendementen ingediend met het oog op extra impulsen en investeringen in het onderwijs. Betekent dit dat de VVD van mening is dat alle noden op het gebied van onderwijs op dit moment gelenigd zijn?

De heer Cornielje (VVD):

Nee, als u goed geluisterd heeft naar mijn laatste woorden, heeft u mijn prioriteiten voor de begroting voor 2001 gehoord. Maar wij hebben het in dit debat over de suppletore begroting, over de wijzigingen in de begroting voor het jaar 2000. Daar is dit jaar 1,3 mld. extra aan toegevoegd.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dat weet ik, maar ik weet ook dat er nog grote problemen zijn op het gebied van de budgetten van de scholen en op het gebied van de huisvesting. Dit is het moment, ook voor u, om te laten zien dat de VVD paraat staat als het gaat om het helpen dekken van een aantal grote gaten in de maatschappij op dit terrein. Op dit moment doet u daar niets voor.

De heer Cornielje (VVD):

Dat is eigenlijk een onzinnige uitspraak. In het regeerakkoord heeft onderwijs een hoge prioriteit gekregen met een bedrag van 2,2 mld. Een deel daarvan is vorig jaar al ingezet in de onderwijsbegroting en een ander deel dit jaar. Daarbovenop wordt in deze Voorjaarsnota 1,3 mld. extra aan onderwijs gegeven. De VVD steunt dat vanzelfsprekend. Het regeerakkoord heeft nog meer in petto voor de toekomst. Dan kunt u mij niet zeggen dat de VVD niets voor onderwijs over heeft. Wij houden ons aan onze afspraken over de prioriteiten. Als er meevallers in de uitgaven zijn, kunnen die extra besteed worden. Dat gebeurt ook. Minister Hermans is de kampioen van het kabinet als het gaat om het binnenhalen van meevallers. Hij heeft het meeste geld binnengekregen, 1,3 mld., 0,5 mld. meer dan de andere prioriteit, de zorg. Dan kun je toch niet zeggen dat onderwijs geen prioriteit heeft!

De voorzitter:

Dit is uw laatste keer, mijnheer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Valt het de heer Cornielje niet op dat zijn partij daar alleen in staat? De hele samenleving roept om oplossingen voor het onderwijs; hetzelfde gebeurt bijna Kamerbreed, met uitzondering van de VVD. Valt dat de heer Cornielje niet op?

De heer Cornielje (VVD):

Soms voel ik dat ik bijna alleen sta, als het gaat om het leveren van een deugdelijke dekking voor voorstellen. Na de woorden van uw fractievoorzitter had ik goede hoop dat u geen voorstellen op de pof zou indienen. Ik had goede hoop dat de andere fracties ook niet met ongedekte cheques zouden werken. Als dat wel gebeurt, is dat een goedkoop nummertje. Dat betekent dat je allemaal mooie voorstellen doet voor het land, maar daar geen dekking bij levert. Iedereen weet dat het niet werkt als je een huishoudboekje op zo'n manier zou beheren.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Als de heer Cornielje niets voorstelt...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Rabbae, de laatste keer is bij mij altijd de laatste keer.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter! De heer Cornielje sprak over de studentenaantallen. Hij verraste mij een beetje met zijn uitspraak over het kampioenschap van minister Hermans. Als er in een sector meer leerlingen zijn dan waarin het budget voorziet, waardoor er feitelijk geen begeleiding voor die leerlingen is, is het dan niet volstrekt logisch dat het wordt gecorrigeerd? De heer Cornielje doet nu alsof dat iets heel bijzonders is, maar dat is toch eigenlijk heel logisch?

De heer Cornielje (VVD):

Ja, dat is eigenlijk heel logisch, maar dat is de afgelopen jaren niet gebeurd. Het is nu voor het eerst weer gebeurd en dat is wel bijzonder. Dat is wel geregeld in de begroting voor 2000 en ook in de Voorjaarsnota. Dat vind ik een positieve zaak en die wil ik hier gemeld hebben.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Is de heer Cornielje misschien bekend met het feit dat er al jarenlang een systematiek bestaat waarin dat wordt bijgeplust? Volgens mij klopt zijn redenering, dat het jarenlang niet gebeurd is, niet. Wij hebben zelfs ons eerste debat samen gevoerd over het bijplussen van de aantallen studenten in het HBO, dus ik begrijp niet waar hij het vandaan haalt dat dit nu voor het eerst is gebeurd. Het gaat vooral om de vraag of het voldoende gebeurt. Ik begrijp nog steeds niet waarom hij het zo bijzonder vindt, terwijl ik denk dat het heel normaal is dat het gebeurt.

De heer Cornielje (VVD):

Zeker, het zou heel normaal moeten zijn, maar het is niet gebeurd. Er wordt ook apart melding van gemaakt in de suppletore begroting dat er nu 100 mln. extra wordt vrijgemaakt vanwege "tegenvallende" leerlingenaantallen. Ik heb al gezegd dat het in budgettaire zin een tegenvaller kan zijn. In maatschappelijke zin is het goed. Ik vraag de minister om op dit punt opheldering te geven: is dit nu voor het eerst gebeurd? Ik weet zeker dat het de afgelopen jaren, in ieder geval onder de ambtsvoorganger van deze minister, niet is gebeurd.

De heer Eurlings (CDA):

De fractie van de Partij van de Arbeid heeft zojuist gezegd het revolving fund te willen gebruiken voor extra investeringen in de kwaliteit van het onderwijs. Houdt u namens de fractie van de VVD onverkort vast aan het revolving fund en bent u het hiermee dus pertinent oneens?

De heer Cornielje (VVD):

Ik heb gezegd dat ik aanvankelijk wat aarzelingen had toen mevrouw Sharon Dijksma van de fractie van de Partij van de Arbeid het idee op 16 februari opperde. Er zou geld apart worden gezet en het is nooit goed als er te veel fondsen op een begroting staan. Ik zie nu echter ook voordelen van het fonds. Een van de voordelen is dat je overschotten die bij de Najaarsnota blijken, gemakkelijk in het fonds kunt stoppen waardoor het een groot multipliereffect voor investeringen kan krijgen. Ik heb gezien dat mevrouw Ross een voorstel heeft ingediend waarmee een deel van het fonds wordt weggeamendeerd. Ik heb ook gezien dat ook de fractie van de Partij van de Arbeid dit doet. Ik vind het overigens raar dat je iets wegamendeert wat je zelf geopperd hebt. Je kunt nauwelijks spreken van voortschrijdend inzicht. Ik vind het wel een interessant idee om verder met dit fonds te werken. Er zijn echter ook andere goede doelen zoals een schoolprofielbudget of onderwijsachterstanden. Wij zullen ons er dus nog over beraden wat wij ermee moeten doen, maar ik zou het fonds liever niet offeren.

De heer Eurlings (CDA):

Waar ligt voor u de grens? U houdt vast aan 100 mln.; u gaat dus niet mee met die investering. Of is er misschien ruimte om later alsnog een gedeelte van het revolving fund in te ruilen? Wat is de lijn van de fractie van de VVD?

De heer Cornielje (VVD):

Je kunt in ieder geval geen structurele uitgaven dekken uit dit fonds, want er zit een eenmalige bijdrage in. Voorstellen om er structurele uitgaven uit te dekken, kunnen dan ook niet. Het idee van het fonds spreekt ons aan, niet alleen omdat het een heel mooi instrument is om bij eventuele meevallers bij Voorjaarsnota of Najaarsnota een multipliereffect voor innovatie te bewerkstelligen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Hoewel ik een confrontatie met de fractie van de VVD had, moet ik haar nageven dat ook zij haar best doet om het onderwijs op te krikken. Ik hoop wel dat de heer Cornielje en de rest van de Kamer inzien dat wij tot nu toe voor een groot deel niets anders hebben gedaan dan repareren van datgene wat wij in de afgelopen decennia aan gaten in het onderwijsbudget hebben geslagen vanwege de problematische situatie van de economie toentertijd. Nu het beter gaat met de economie en de guldens Zalm om de oren vliegen, vind ik dat wij deze guldens moeten investeren in voorzieningen die van groot belang zijn voor de toekomst van de samenleving. Als wij over de toekomst praten, hebben wij het over het onderwijs, dunkt mij. Wat mij frappeert, is dat hoewel iedereen in de samenleving, zowel binnen deze Kamer als daarbuiten, van mening is dat er zwaar geïnvesteerd moet worden in het onderwijs, de heer Zalm doet alsof er niets aan de hand is, afgezien van datgene wat in de Voorjaarsnota is afgesproken. Minister Zalm mag een zeer goede en bekwame minister van Financiën zijn, maar niet ten koste van het onderwijs. Ik hoop dat ook de fractie van de VVD dit inziet.

Ik zal hier niet de hele lijst aan problemen in het onderwijs de revue laten passeren, maar beperk mij tot drie punten. Wij constateren dat de minister van mening is dat scholen met ƒ 15.000 beleid kunnen maken voor hun personeelsknelpunten. Welke school kan met een begroting van ƒ 15.000 beleid maken? Dat is toch beleid op de vierkante millimeter, niet eens op de vierkante centimeter? Mijn fractie is dan ook van mening dat dit verbeterd moet worden.

Het tweede punt heeft te maken met de bestrijding van achterstanden in het onderwijs. Het is mede aan de Kamer te danken dat wij nu eindelijk bezig zijn met een goed beleid hiervoor. Alle fracties zijn van mening dat dit beleid uitgebreid moet worden tot de plattelandsgemeenten. Maar dat kun je niet gratis doen; daar heb je geld voor nodig. Wat mijn fractie betreft is wat nu moet gebeuren, dat we in ieder geval ook geld uittrekken voor het verbreden van het beleid in de richting van meer gemeenten.

Een laatste punt wat betreft deze lijst, voorzitter, is het wetenschapsbeleid. Als wij op dit terrein helemaal achter in het peloton zitten, kunnen wij niet concurreren met de rest van de wereld. De minister doet zijn best, zo zeg ik heel eerlijk, maar het zijn best doen gaat niet verder dan de 10 mln. extra, die hij als vernieuwing heeft kunnen regelen. Wij weten allemaal dat dit eigenlijk een sigaar uit eigen doos is, komende uit dit budget. Mijn fractie is van mening dat wij in ieder geval op drie punten zwaarder moeten investeren dan nu het geval is; vandaar dat ik drie amendementen heb ingediend.

Een eerste amendement heeft betrekking op de voorschoolse periode. Het betreft een extra investering à raison van 100 mln., in de hoop dat er zelfs dit jaar al meer gemeenten bereikt worden en er niet gewacht wordt tot volgend jaar.

In mijn tweede amendement wordt een bedrag uitgetrokken à raison van 250 mln. om het budget van de scholen te verdubbelen van ƒ 15.000 naar ƒ 30.000. Dat is niet veel, maar in ieder geval meer dan die ƒ 15.000.

Mijn derde amendement vloeit voort uit het feit dat mijn fractie het van groot belang vindt dat wij op het terrein van de wetenschap even een beetje trekken in de richting van het voorpeloton, à raison van 50 mln., een bedrag dat wij deze sector ook gunnen.

De dekking moet gevonden worden in de onderuitputtingsruimte die conform het CPB dit jaar 1,5 mld. gaat bedragen, alsmede in het bruggetje van De Graaf.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Voorzitter! In de wetenschap dat er mogelijk in totaal zo'n 20 mld. te verwachten is aan meevallers, is het bijna overbodig te zeggen dat het Nederland economisch goed gaat. Maar wie deelt in de welvaart? Want naast de toenemende private rijkdom manifesteert zich in sommige sectoren van onze samenleving ook de publieke armoede.

De kwaliteit van het onderwijs gaat lijden onder het tekort aan leerkrachten en ook onder het gebrek aan scholing en coaching van diezelfde leerkrachten. Leerlingen verlaten voortijdig hun school en komen soms zonder diploma op straat, en nog lang niet alle kinderen uit kansarme milieus kunnen van voorschoolse programma's gebruik maken. Zij verlaten vaak de basisschool met dezelfde taalachterstand van twee jaar als waarmee zij als kleuter op school kwamen. Ook in de huisvesting van het onderwijs zien wij nog steeds flinke knelpunten.

In dit onderwijs moet dus geïnvesteerd worden en de CDA-fractie deelt dan ook in grote mate de keuze die het kabinet gemaakt heeft bij de invulling van de 5,6 mld. aan intensiveringen en de 1,3 mld. voor het onderwijs die dit jaar extra is gekomen. Maar nu het economisch zo voor de wind gaat, ziet de CDA-fractie wel degelijk mogelijkheden om nog een extra inzet te plegen. Wij hebben al eerder duidelijk gemaakt dat binnen ons kader 25% van de inkomstenmeevallers gebruikt zou kunnen worden voor eenmalige investeringen in die sectoren waar de publieke armoede zich zo sterk manifesteert. En dan noem ik naast onderwijs ook de zorg en de veiligheid. Dit standpunt heeft onze fractievoorzitter bij de behandeling van de Voorjaarsnota nogmaals bekrachtigd. Een klein gedeelte, een fractie van de verwachte 2,75 mld. die aldus geïnvesteerd zou kunnen worden, namelijk 200 mln., wil de CDA-fractie benutten voor de bovengenoemde grote knelpunten in het onderwijs. Ik heb even gedacht dat de PvdA deze lijn zou willen volgen en zich hard zou gaan maken voor investeringen – meer dan ik een, twee, drie zou kunnen opnoemen en voor een bedrag van rond de 1 mld. – maar het lijkt alsof de fractievoorzitter van de PvdA bakzeil heeft moeten halen. Even voor de goede orde: het oplossen van vraagstukken in de publieke sector en dus ook in het onderwijs is zeker geen zaak van het leegkieperen van emmers meevallers. Het is evenmin evenwichtig om publieke nood te laten voor wat die is. Het gaat al helemaal niet op wanneer je verwachtingen wekt maar uiteindelijk loze beloften doet en ongedekte cheques afgeeft. Dat zou geen goed doen aan het imago van de politiek en de CDA-fractie wil daar dan ook niet aan meedoen.

Behalve de ruimte die wij vinden in de inkomstenmeevallers is er ook het revolving fund met 100 mln., waarvoor de CDA-fractie dan ook een andere bestemming kiest. Wij dachten uit eerdere uitlatingen te constateren, dat ook de VVD-fractie van mening is dat die 100 mln. anders besteed zou kunnen worden. Ik voel mij door de woorden van de heer Cornielje hierin enigszins gesterkt. De dekking voor onze amendementen over scholing van docenten en het voorkomen van schooluitval in het VMBO wordt door mijn fractie gevonden door het karakter van dit leenfonds te veranderen in een uitkering in klinkende munt. Aan het leenkarakter van dit fonds zien wij namelijk wel bezwaren kleven, willen wij de knelpunten oplossen.

Voorzitter! Ik zal kort de amendementen noemen die wij aldus indienen. Het gaat om 50 mln. voor de voorschoolse opvang. Gesteld wordt om dit bedrag specifiek in te zetten in de richting van gemeenten die in het huidige planplichtige GOA-beleid geen eigen bedrag hebben om in te zetten maar dit jaar wel willen beginnen met investeringen in voor- en vroegschoolse educatie. Wij zien graag 30 mln. naar de onderwijshuisvesting gaan. In het debat over het Gemeentefonds zijn knelpunten in de onderwijshuisvesting aan de orde geweest en is een aantal gemeenten nadrukkelijk genoemd. Ook aan justitiescholen en groeigemeenten als Almere zouden wij graag een gedeelte toebedeeld zien. Wij willen 50 mln. besteden aan scholing voor leerkrachten die aan achterstandsleerlingen les moeten geven. Vele leerkrachten werken op scholen met achterstandsleerlingen die behoefte hebben aan scholing en coaching om deze leerlingen optimale kansen te bieden, want zonder goede leerkrachten zal het allemaal echt niet lukken. Er zijn genoeg leerkrachten en scholen die onmiddellijk behoefte hebben om die achterstand op hun terrein weg te werken. Helaas wordt pas vanaf 2001 structureel geld vrijgemaakt voor die scholen. Wij zien dan ook een noodzaak om een directe investering te doen. Als laatste willen wij graag 50 mln. besteden aan het tegengaan van schooluitval in het VMBO, want er is nog ontzettend veel nodig voor ondersteuning, zorg en begeleiding. Wij vinden het van het grootste belang dat ook op dat terrein het nodige geïnvesteerd wordt dit jaar.

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter! Toen ik mevrouw Ross hoorde praten, brak mij toch heel even de klomp toen zij zei dat de fractievoorzitter van de PvdA de vorige week heeft gezegd te willen investeren maar dat daarvan nu niets is terug te zien. Het verhaal is volgens mij spiegelbeeldig voor het CDA: de vorige week was de fractievoorzitter van het CDA namelijk nog van mening dat de PvdA bezig was met op te grote voet te leven. Nu verwijt mevrouw Ross ons dat wij dat wilden doen!

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

De CDA-fractie gaat er altijd van uit dat voor voorstellen – en zeker van de fractievoorzitter van de PvdA – een dekking wordt aangegeven. Toen bleek dat de heer Melkert dat absoluut niet kon, op de pof wilde gaan leven en ongedekte cheques aan het uitdelen was, was het natuurlijk zeer terecht dat mijn fractievoorzitter opmerkte dat dit niet kon. Investeren is tot daaraan toe, maar je moet wel zeggen waar je de middelen vandaan wilt halen.

Mevrouw Barth (PvdA):

Maar hoe kunt u dan verwijten dat wij vandaag met gedekte cheques komen?

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Ik vind het fantastisch dat u van voortschrijdend inzicht getuigt en uw ambities bijstelt naar de middelen die u heeft. Ik betreur het dan ook zeer dat u gebonden bent aan het regeerakkoord. Ik vind het een fantastische afspraak en die moet u ook zo houden, maar u kunt natuurlijk niet meer investeren dan dat u inderdaad uit te geven heeft. Het blijkt gewoon dat u aan handen en voeten gebonden bent.

Mevrouw Barth (PvdA):

Het lijkt me een goede zaak als uw fractie en mijn fractie zich verbinden op de noodzaak om tot investeren over te gaan!

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Ik kan u meedelen dat wij investeren met gedekte cheques en wel inderdaad vanuit de 25% van de inkomstenmeevallers. U weet dat dit de ruimte is die wij zelf gecreëerd hebben. Wij vinden dat daarmee een heel zorgvuldige dekking wordt geboden. Helaas moet ik constateren dat de PvdA-fractie niet meer ruimte heeft kunnen vinden dan die van de 100 mln. van het revolving fund. Daarvan maken wij overigens dankbaar gebruik, omdat wij graag zien dat het revolving fund op een andere manier wordt besteed. De PvdA-fractie is echter niet verder gekomen, terwijl wij extra kunnen investeren vanwege het aanwenden van de 25% aan inkomstenmeevallers. Die willen wij graag besteden voor intensivering op het gebied van onderwijs.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ik wil een vraag stellen over het amendement dat gaat over de integratie uitkering huisvesting onderwijs. Mevrouw Ross weet dat ook de SGP-fractie heel veel aandacht heeft voor de ontstane knelpunten in verband met het decentralisatieproces huisvesting onderwijs. In het verleden hebben wij daarover uitspraken gedaan en daarop toezeggingen gekregen die nog niet zijn nagekomen. Kortom, amendering zou kunnen.

De gemeenten waar het hier om gaat, worden in de toelichting op het amendement limitatief opgesomd. Echter, daarbij doet zich het risico voor dat je een gemeente vergeet. Ik zou namelijk vinden dat de gemeente Kesteren op zijn minst zou moeten worden genoemd. Zie de stukken die hierover gaan. Daaruit zou ik kunnen citeren, maar dat is niet nodig want wij kennen allemaal het dossier.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Voorzitter! Ik zie het punt van de heer Van der Vlies. Ik begrijp goed wat hij bedoelt. De genoemde gemeenten waren bij ons bekend. Zij zijn in het debat over de huisvesting genoemd en ik kan mij voorstellen dat zij nu op de lijst staan, maar ook dat het amendement wordt aangepast in de zin als de heer Van der Vlies voorstelt.

De heer Van der Vlies (SGP):

De gemeente Kesteren wordt ook in de stukken van het kabinet genoemd. Zij past dus in het rijtje.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Ja.

De heer Eurlings (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Het CDA wil naast het gedeeltelijk inzetten van het revolving fund 200 mln. extra investeren in het onderwijs. Ik zal in dit licht onze vier prioriteiten voor hoger onderwijs, tegemoetkoming studiekosten en monumenten kort toelichten. Ik wil beginnen met iets te zeggen over de prioriteiten voor het hoger beroepsonderwijs, het HBO.

Het CDA heeft bij de behandeling van de begroting krachtig gepleit voor investeringen in het HBO. Er is in Nederland een groot tekort aan hogeropgeleiden en dat tekort wordt de komende jaren alleen nog maar groter. Terwijl het HBO steeds meer mensen moet gaan opleiden, wordt het bedrag per student steeds lager. Het HBO wordt niet in staat gesteld om aan de grote uitdaging van meer studenten tegemoet te komen. In plaats daarvan wordt het met de geldende financiële systematiek gestraft voor de groei die het moet doormaken. Wij hebben samen met andere partijen de minister bij de behandeling van de begroting per motie gevraagd naar extra financieringsmogelijkheden te zoeken en om voor de langere termijn een bekostigingssystematiek uit te werken waarmee beter wordt ingespeeld op de veranderingen in het aantal HBO-studenten.

We kunnen evenwel constateren dat de minister, net als vorig jaar, voor het treffen van maatregelen op de korte termijn de spelonken van de begroting heeft opgezocht. Nu hij weer uit de grotten tevoorschijn is gekomen, blijkt het resultaat hetzelfde te zijn als dat van vorig jaar: incidenteel 52,2 mln. extra voor het HBO bij de Voorjaarsnota. Op zichzelf is dat winst, maar net als vorig jaar is dit veel te weinig om een verdere daling van het bedrag per student tegen te gaan. Daarom wil de CDA-fractie een behoorlijk deel van de 200 mln. die wij extra over hebben voor onderwijs investeren in het HBO. Voor de resterende maanden tot aan de volgende begroting bieden wij het HBO een extra bedrag van 30 mln. Daarvoor hebben wij een amendement opgesteld. Dekking van het amendement wordt overigens voorzien met de inkomstenmeevallers. Dat is zojuist door mijn collega Ross gezegd. De CDA-fractie hoopt hierbij op brede steun. Het gaat om een belangrijk onderwerp. Wij rekenen ook op steun vanwege de uitspraken die in de voorbije weken en voorbije maanden door partijleiders van verschillende coalitiepartijen zijn gedaan waarbij werd aangegeven de inkomstenmeevallers te willen gebruiken voor het doen van extra investeringen in de kwaliteit van onderwijs en zorg. Het is zaak om nu boter bij de vis te doen.

Er is grote onduidelijk voor de toekomst. De minister-president laat doorschemeren: er komt misschien extra ruimte. De vice-minister-president zei gisteren: er is geen enkele reden om daarvan uit te gaan. Moeten wij met zoveel onzekerheid beleid formuleren? Moeten wij investeringen in de tijd vooruitschuiven? Nee. De CDA-fractie kiest ervoor nu duidelijk een paar punten te markeren en een duidelijke investering te doen.

Andere partijen, ook de Partij van de Arbeid, hebben in het verleden aangegeven dat in de situatie van begrotingsevenwicht over het doen van investeringen met inkomstenmeevallers valt te praten. Sterker, de heer Melkert heeft zelfs bedragen oplopend tot 5 mld. aan extra investeringen genoemd. Ik heb goed naar mevrouw Barth geluisterd. Zij heeft de CDA-fractie opgeroepen zich achter de PvdA-fractie te stellen op het punt van de noodzaak van extra investeringen in het onderwijs. Ik kaats de bal terug. Zij moet de moed hebben om samen met ons de rug recht te houden en boter bij de vis te eisen. Zij moet ons steunen in die bescheiden extra investering uit de inkomstenmeevallers. Het CDA heeft altijd consequent voor deze weg gekozen.

Voor de wat langere termijn moet een nieuwe bekostigingssystematiek het HBO structureel soelaas bieden. Hoe staat het met het toegezegde onderzoek naar de kostenstructuur van het HBO? De CDA meent dat een en ander moet uitmonden in een nieuwe systematiek waarmee beter wordt ingespeeld op veranderende aantallen studenten.

Investeren in onderzoek is voor het onderwijs en, veel breder, voor de internationale concurrentiepositie van Nederland van het grootste belang. Ik heb het nu over de vernieuwingsimpuls. Het CDA heeft gepleit voor een behoorlijke extra investering van de overheid; een investering die gelijkelijk wordt gedaan door NWO en de universiteiten op basis van de verhouding eenderde, eenderde, eenderde. Universiteiten hebben zich in het verleden al bereid getoond om het bedrag op te hogen tot 50 mln. Het CDA stelt voor om nu incidenteel 30 mln. in dit vernieuwingsfonds te steken. Als NWO en de universiteiten ook 30 mln. op tafel leggen, levert dit in totaal 90 mln. op. Dit lijkt mij een koopje. Ik hoop voor dit voorstel op steun van de minister en van de partijen die in het verleden hebben uitgesproken dat onderzoek noodzakelijk is.

Op het vlak van onderzoek doen zich twee belangrijke ontwikkelingen voor. In de landen om ons heen nemen de investeringen van de overheid terzake toe. Bovendien blijkt onder andere uit het rapport van Vught en Thiessen dat er in Nederland een braindrain dreigt door wegtrekkende onderzoekers. Juist nu moeten wij ons uiterste best doen om jong talent in Nederland te houden door volop kansen te bieden voor vernieuwend onderzoek.

Van het extra bedrag van 200 mln. voor onderwijs hebben wij 30 mln. uitgetrokken voor tegemoetkoming studiekosten. Met inhoudelijke instemming hebben wij kennisgenomen van het amendement van de PvdA op dit punt. Zoals bekend, hanteert het CDA een ander financieel kader dan het "FES-bruggetje" van de heer De Graaf. Een solide dekking vanuit de 200 mln. aan inkomstenmeevallers heeft onze voorkeur. Hopelijk zal nader beraad met een of meerdere coalitiepartijen leiden tot een voor ieder acceptabele financiële onderbouwing van deze voor mijn fractie belangrijke extra investering.

De laatste prioriteit betreft de monumenten. Ook daarin willen wij incidenteel 30 mln. extra investeren. Het herstel van 109 grote monumenten, de zogenaamde "kanjers" met een totale restauratiebehoefte van meer dan 1 mln., leggen voor 343 mln. beslag op de subsidie terzake. Door toevoeging van 30 mln. aan de tijdelijke centrale kanjerregeling kan het merendeel van de extra middelen in 2003 en een deel in 2004 alsnog toegevoegd worden aan de gemeentelijke en provinciale restauratiebudgetten.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik begrijp dat de heer Eurlings ons steunt op het punt van de WTS. Er is alleen verschil van mening over de dekking. Ik vraag hem nog eens goed naar de dekking te kijken die in ons amendement is aangegeven. Hij gaat volgens mij uit van een andere financiële onderbouwing dan die daarin is vermeld.

De heer Eurlings (CDA):

Het revolving fund is een bespreekbare optie voor mijn fractie. Gelet op eerdere uitspraken, lijkt het mij ook voor de PvdA-fractie geboden om inkomstenmeevallers aan te wenden voor investeringen in onderwijs en zorg. Tot nu toe gebeurt dit echter niet. Financiering uit de inkomstenmeevallers geeft zekerheid en daarom is dit voor ons ideaal. Ik vraag mij namelijk af hoe de andere partijen in de Kamer oordelen over de weg van het revolving fund. De heer Cornielje gaf daar zojuist geen duidelijkheid over. Wij willen een stapje verder gaan. Wij gaan daarover graag in gesprek. Ik reik de hand en laten wij samen de moed hebben, de rug recht te houden.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik vraag nogmaals om goed naar de dekking van ons amendement te kijken. U fantaseert iets, want dat is echt niet door ons gezegd.

U heeft steeds de motie op dit punt ondersteund, dus ik neem aan dat wij samen ervoor zullen zorgen dat het amendement wordt uitgevoerd.

De heer Eurlings (CDA):

Voorzitter! Ik begrijp uit de vasthoudendheid van collega Hamer dat zij wil dat de extra investering in WTS er hoe dan ook komt. Daarvoor zullen wij samen een weg vinden. Ik hoop dat wij, gezien haar positieve instelling, samen nog veel verder kunnen gaan. Ik heb enige amendementen ingediend op het punt van de inkomstenmeevallers. Ik hoop op haar hartelijke steun te mogen rekenen.

De heer Cornielje (VVD):

Ik wil toch meer helderheid. U betoogde ferm dat dit alleen uit de inkomstenmeevallers kan gebeuren. Begrijp ik het goed dat u, in afwijking van uw financieel woordvoerder, met bedragen gaat schuiven en dat het ook op andere manieren kan?

De heer Eurlings (CDA):

Ik denk dat ik heel duidelijk ben geweest. Het CDA heeft altijd gezegd dat wij op basis van een solide financieel kader, dus niet door het schuiven tussen uitgavenmeevallers en inkomstenmeevallers, ervoor kiezen om tot maximaal 25% van de inkomstenmeevallers te investeren in onderwijs, zorg en veiligheid. Daar staan wij voor. Die keuze maken wij binnen ons solide financiële kader. Wij houden op dat punt de rug recht. Vandaar dat ik dit zo ferm naar voren breng. Ik hoop dat andere partijen ons daarin zullen volgen.

De heer Cornielje (VVD):

Dat het CDA de rug recht houdt op dit punt, betekent dus dat er alleen voorstellen gesteund worden die gedekt worden uit de inkomstenkant. U weet dat dit politiek onhaalbaar is.

De heer Eurlings (CDA):

Dat is een erg negatieve vooronderstelling. Ik heb ook u opgeroepen om de durf te hebben om te investeren in onderwijs. Ik ben nog vol goede moed.

De heer Cornielje (VVD):

Dat doen wij met miljarden, zoals u weet.

Voorzitter! Het amendement op stuk nr. 9 van de heer Eurlings betreft het onderzoeks- en wetenschapsbeleid. Op een eenmalige uitgave kan geen onderzoeks- en wetenschapsbeleid gebaseerd worden. Een structurele dekking ontbreekt.

De heer Eurlings (CDA):

Het is u goed bekend dat de CDA-fractie verschillende malen heeft gepleit voor een structureel hogere investering in vernieuwingsimpulsen. Wij hebben zelfs 50 mln., 50 mln., 50 mln. voorgesteld. Daarvoor is in deze Kamer geen draagvlak. Wij zijn dan ook heel erg blij nu op een verantwoorde wijze een impuls van 30 mln. te kunnen geven, temeer omdat het bedrag van 30 mln. in de praktijk 90 mln. extra betekent voor fundamenteel en vernieuwend onderzoek in Nederland. In het rapport van Vught en Thiessen staat dat er een grote braindrain dreigt omdat er geen mogelijkheden meer zijn voor onderzoek. Dat moet dan ook voor u een zorg zijn. Ook u moet de bereidheid hebben om dit te voorkomen.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! Ik stel vast dat hier een structurele uitgave voor onderzoeks- en wetenschapsbeleid wordt voorgesteld met een incidentele dekking. Ik noem dat niet deugdelijk.

De heer Eurlings (CDA):

Voorzitter! Dat is absoluut een verkeerde voorstelling van de werkelijkheid, dat weet de heer Cornielje heel goed. Als hij de tekst en de toelichting op het amendement leest, weet hij dat er incidenteel, eenmalige een extra bedrag van 30 mln. wordt geïnvesteerd. Die tekst lijkt mij niet voor een andere uitleg vatbaar.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! Ik zal iets korter spreken dan de opgegeven spreektijd, dus toch nog een extra meevaller vandaag, want dat er extra geld beschikbaar is en moet komen voor onderwijs, daar lijkt iedereen het over eens te zijn. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota is door verschillende fractievoorzitters en financieel woordvoerders aangegeven dat daar belangrijke noden liggen waar ook op de korte termijn iets aan gedaan moet worden. Over de wijze waarop dat moet geschieden, verschilt men van mening. Evenzo verschilt men van mening over de onderwerpen waar dat geld voor beschikbaar moet komen. Een belangrijke stap voorwaarts is dat het inzicht: meer geld voor onderwijs, breed heeft postgevat in deze Kamer. Dat lijkt mij goed.

Dat er extra geld nodig is voor onderwijs blijkt ook bijna dagelijks in de onderwijsdebatten. Gisteren mochten wij nog spreken over de problematiek van de vervangers. Maar bijna dagelijks praten wij over de invoeringsproblematiek van onderwijsvernieuwingen en andere zaken die eigenlijk steeds neerkomen op de vraag of er wel of niet extra middelen beschikbaar zijn, zodat er meer mensen kunnen worden ingezet, meer materialen kunnen worden aangeschaft en scholen beter in staat kunnen worden gesteld, hun werk goed te doen.

Vandaag gaat de discussie ook over extra middelen en raken wij verzeild in moeilijke begrotingsdebatten over de vraag of wij extra gelden, meevallers al dit jaar mogen besteden, of dat wij moeten wachten totdat wij die gelden volgend jaar deugdelijk kunnen begroten. Ik ben er een groot voorstander van vandaag in ieder geval te kijken naar de acute noden die er zijn en naar problemen die op de korte termijn moeten worden opgelost en waarmee wij niet kunnen wachten tot volgend jaar een deugdelijke begrotingssystematiek maakt dat zij allemaal daarin opgenomen kunnen worden. Vandaar dat mijn fractie in ieder geval met een zeer welwillend oog zal kijken naar al die voorstellen die proberen, op de korte termijn de acute nood in het onderwijs te lenigen.

Voorzitter! Er liggen al goede voorstellen voor ruimere schoolbudgetten, het beroepsonderwijs en de nascholing. Deze voorstellen zal de SP-fractie van harte en met overtuiging steunen. Op een punt vinden wij dat de ambitie verder mag gaan. De discussie daarover is bij de Voorjaarsnota gestart, namelijk over de studentenaantallen in het HBO. Er is daarvoor al extra geld beschikbaar. Het gaat om een bedrag van ongeveer 50 mln., maar dat is nog steeds te weinig. Dat heeft te maken met de toeloop naar het HBO. Het HBO blijkt als onderwijsinstelling nog steeds veel meer studenten aan te kunnen trekken, maar de bekostigingssystematiek blijft daarbij achterlopen. Door de PvdA-fractie is aangedrongen op verder onderzoek om in de toekomst te komen tot een mogelijke nieuwe bekostigingssystematiek. Dat onderzoek is nodig. Ook dat zullen wij steunen. Maar wij vinden wel dat ook op de korte termijn iets gedaan moet worden om die acute nood te lenigen. Anders blijven wij achter de feiten aanlopen. Vandaar dat de SP-fractie een amendement heeft ingediend dat bovenop die 50 mln. extra voor het HBO nog eens 100 mln. voor het HBO wil reserveren.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Onderwijs is inmiddels onderdeel van de sociaal-economische driehoek, zo las ik vorige week en daarmee is die driehoek een vierkant geworden, wat ook een hele mooie en stevige geometrische vorm is. Dat blijkt uit alles. De maatschappelijke belangstelling is groot. De eis van goed onderwijs ligt breeduit op tafel. Het blijkt ook uit het feit dat het onderwijs zo hoog op de politieke agenda staat. Ook vandaag blijkt dat weer uit de 1,3 mld. aan extra investeringen voor het onderwijs. Het is het hoogste bedrag uit de Voorjaarsnota. Ik wil daarvoor graag alle egards aan de minister geven, waartoe de heer Cornielje ons uitdaagde. Maar ik weet ook dat de druk vanuit de Kamer groot is geweest om de minister te steunen om dit soort grote bedragen tussentijds voor het onderwijs uit te trekken.

Het betekent echter niet dat dit het voor ons nu is. Wij zijn van mening dat wij aan het begin staan van een restauratieperiode. Die is nu een paar jaar aan de gang en zal nog vele jaren moeten doorgaan omdat er jarenlang, om redenen weliswaar, maar desalniettemin een treurige situatie van achterstallig onderhoud is ontstaan. Terwijl dat achterstallig onderhoud moet worden aangepakt, zal tegelijkertijd moeten worden geïnvesteerd in nieuwbouw. Wij zullen daar deze minister in blijven ondersteunen, maar ook uitdagen om dat versneld te doen.

Voorzitter! Ik kom toe aan de suppletore begroting, voortvloeiend uit de Voorjaarsnota. 1,3 mld. aan extra investeringen is niet niks, maar toch, gelet op de werkelijkheid en de noden die dagelijks tot ons komen en die sneller groeien – vooral de tekorten aan leraren – dan het papier waarop wij ze formuleren, gedrukt kan worden, moet als het maar enigszins mogelijk is er nog een schepje bovenop gedaan worden. Ik denk daarbij aan de schoolbudgetten die de scholen de ruimte bieden om in te spelen op de noodsituatie die in sommige delen van het land ontstaan is op het gebied van de lerarentekorten. Ik denk ook aan het VMBO en de zorgleerlingen die tussen wal en schip dreigen te vallen. In de suppletore begroting zijn daartoe voorstellen gedaan onder de noemer extra investeringen. Een groot aantal zaken kan met die 50 mln. die daar genoemd wordt, niet gedekt worden. Om die reden hebben wij graag met mevrouw Hamer een amendement ingediend om daaraan 45 mln. extra te besteden. Zij noemde 50 mln., maar het is 45 mln.

Dan wil ik het in elk geval hebben over het hoger onderwijs, het wetenschappelijk onderwijs en het wetenschapsbudget. Er zijn geen moties en amendementen over ingediend, maar daar zal onze woordvoerder in derde termijn zeker nog op terugkomen. Er waren natuurlijk redenen om de afgelopen jaren te beginnen met investeringen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Daar was het achterstallig onderhoud het grootst. Daar was de nood zodanig dat wij daar moesten beginnen. Als er extra ruimte is, dan zullen wij een stap voorwaarts moeten maken in het hoger onderwijs en het wetenschapsbudget. Het vernieuwingsfonds is bedoeld om jonge wetenschappers carrièreperspectief te bieden en ook daar zullen wij extra in moeten investeren. Nogmaals, ik wil deze minister de eer geven die hem toekomt, zowel wat betreft de schoolbudgetten, als wat betreft het vernieuwingsfonds wetenschapsbeleid. Hij is daarmee een compleet nieuwe weg ingeslagen, die tot nu toe niet op de agenda stond. Ik wil tegelijkertijd elke ruimte die er is benutten om de groei van die budgetten te versnellen, omdat het nodig is, wil Onderwijs haar positie in het sociaal-economische vierkant kunnen waarmaken en in de toekomst blijven innemen.

Dan maak ik nog een enkele opmerking over de regionale en de lokale omroep. Bij de discussie over de fiscalisering van de omroepbijdrage stond de Kamer op het standpunt dat het zogenaamde regionale omroeptientje moest worden geïndexeerd en verhoogd en dat de regionale en de lokale omroep volledig zouden worden gecompenseerd. Geen van beide zaken is gerealiseerd. Voor dit doel heeft mijn collega Bakker inmiddels amendementen ingediend op het Provincie- en Gemeentefonds. Het leek me nuttig om dat hier in elk geval ook te melden. Ik voeg eraan toe dat de heer Rabbae enkele weken geleden op dit punt moties heeft ingediend die hij tot dit debat heeft aangehouden.

Ik heb nog een afsluitende opmerking. Dit is natuurlijk niet het enige moment waarop wij het hebben over investeringen. Wij zullen er de derde dinsdag van september verder over praten. Ik ondersteun de oproep van de heer Cornielje van de VVD-fractie om in de vervolgtrajecten ook een sterretje bij het MBO te zetten. Als ik nu kijk naar alles wat op tafel ligt, dan heb ik het gevoel dat het MBO de eerstvolgende keer aan de beurt moet zijn.

De heer Eurlings (CDA):

Voorzitter! Voor ons ligt een amendement van PvdA en D66 over de WTS. Ik heb zojuist gezegd dat de CDA-fractie dat een heel belangrijke zaak vindt. In februari jongstleden waren het juist de fracties van D66 en de VVD die een gezamenlijke motie van alle andere partijen die juist dit beoogde niet hebben ondertekend. Op welke inhoudelijke gronden gaat mevrouw Lambrechts nu wel voor de WTS? Mogen wij ervan uitgaan dat die steun blijvend is?

Mevrouw Lambrechts (D66):

In het lijstje van voorstellen dat hier ligt, heeft dit niet de allerhoogste prioriteit. Aan de andere kant: je geeft wat en je neemt wat. In dat kader moet de heer Eurlings onze ondersteuning van dit WTS-amendement zien. Ik neem aan dat het goed besteed geld zal zijn voor de doelgroep waar het om gaat, maar het heeft binnen dit rijtje van voorstellen niet de allerhoogste prioriteit. Dan gaan het schoolbudget, het VMBO, het HBO en het WO nog net iets meer voor, maar je geeft wat en je neemt wat.

De heer Eurlings (CDA):

Ik was blij dat de fractie van D66 voor de tegemoetkoming in de studiekosten gaat en nu zegt mevrouw Lambrechts: ik geef wat en ik neem wat. Het lijkt net alsof zij zich hiervoor tegen haar wil moet inzetten. Zij zegt dat zij zich liever inzet voor het HBO. Mag ik haar uitnodigen om samen met ons die dekking voor die extra HBO-uitgaven te vinden in de extra meevallers? Het is nu boter bij de vis.

Mevrouw Lambrechts (D66):

De heer Eurlings mag ons zeker uitnodigen, maar of wij op die uitnodiging ingaan is een andere vraag. Wij hadden ons al voorgenomen om daar morgen in de derde termijn op terug te komen en dat zullen wij dus ook zeker doen, gelet op het belang van de zaak.

De heer Cornielje (VVD):

Een aantal amendementen die mevrouw Lambrechts mede heeft ondertekend worden gedekt uit de aanvullende post algemeen. Heeft de fractie van D66 zicht op de grootte van die aanvullende post, want die wordt nu wel erg gemakkelijk gebruikt, naast het bruggetje van De Graaf? Behalve dat wordt gezegd dat we het later nog wel zullen zien, is dit de volgende categorie waar iets uit gedekt wordt. Heeft mevrouw Lambrechts inzicht in de grootte van die aanvullende post?

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik heb geen flauw idee. Ik heb goed geluisterd naar alle interruptiedebatjes tot nu toe en ik moet zeggen dat boven de dekking die nu hier gegeven wordt voor de rest van het jaar, want daar hebben wij het natuurlijk in wezen over met de suppletore begroting, toch de notie leeft bij velen van ons en zeker ook bij de fractie van D66 dat wij de investeringen in het onderwijs zullen moeten versnellen. De nood is zeer hoog. Wij worden geconfronteerd met een werkelijkheid die de problemen sneller aan het licht brengt dan wij oplossingen kunnen bedenken. Wij hebben de dekking overgelaten aan onze financiële woordvoerders die er morgen zeker op terug zullen komen, maar als er een aanvaardbare ruimte is waarbinnen deze problemen kunnen worden aangepakt, moeten wij die zeker benutten. Ik zeg dit ook in de wetenschap dat er via het bruggetje van De Graaf wel degelijk enige ruimte is. Wij gaan daar in ieder geval voor en ik hoop dat u dat ook doet. Ik weet dat wij van mening verschillen over de vraag of die ruimte benut kan worden, maar wij hebben onze positie daarin gemarkeerd.

De heer Cornielje (VVD):

U geeft aan, niet te weten hoeveel ruimte er in de aanvullende post zit. Als u moet kiezen tussen WTS en VMBO, waar gaat uw voorkeur dan naar uit?

Mevrouw Lambrechts (D66):

Het is een integraal pakket waarin ook de zorg thuishoort. Ook in dit dossier dient fors te worden geïnvesteerd. Om een VVD-opmerking te gebruiken: wij staan voor onze handtekening.

De voorzitter:

Hiermee is de eerste termijn van de kant van de Kamer – tegelijkertijd de enige termijn – beëindigd. De minister zal antwoorden nadat wij de suppletore begroting van LNV hebben behandeld.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

Naar boven