Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | nr. 37, pagina 2590-2610 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | nr. 37, pagina 2590-2610 |
Er is geen inhoudsopgave aanwezig.
Aan de orde is de behandeling van:
de brief van de minister van Economische Zaken inzake Borssele (16226, nr. 26).
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
De brief is nog niet gedrukt, maar wel bij allen bekend.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Mijnheer de voorzitter! Wij hebben een brief van de minister gekregen. Daaruit is duidelijk geworden dat de minister heeft gekozen voor het moderniseren en sluiten van de centrale in 2004. Naar de letter heeft hij hiermee uitvoering gegeven aan de uitspraak van de Kamer. Het mag echter duidelijk zijn dat hiermee geen recht is gedaan aan de bedoeling van de indiener van de motie. Ik heb binnen en buiten deze Kamer steeds duidelijk gemaakt dat de motie niets anders beoogde dan op korte termijn tot sluiting van de kerncentrale te komen. Dat was immers in lijn met het verhaal van zowel de minister als de SEP. Geen levensduurverlenging betekent dat rendabele modernisering onmogelijk is. Als er geen modernisering plaatsvindt, moet Borssele uiterlijk 1 januari 1998 sluiten.
De inzet van de minister in de gesprekken met de sector na de kameruitspraak dat bedrijfstijdverlenging niet gewenst is, was dan ook om te komen tot een goedkopere modernisering, waardoor deze toch rendabel zou kunnen zijn bij sluiting in 2004. De minister is tot de slotsom gekomen dat dat niet kan. Goedkope modernisering is niet mogelijk. Dat is ook niet verbazingwekkend, want als dat wel zo zou zijn, zou de minister eerder volstrekt gefaald hebben bij zijn beoordeling van de moderniseringsplannen.
De oplossing die de minister nu heeft gevonden, is wel moderniseren en toch sluiten in 2004. Dat betekent dus een financieel gat. Hoe groot dat gat is, maakt de minister niet duidelijk. Hij schrijft dat hij een deel voor zijn rekening neemt en draagt in 2004 70 mln. bij. Dat laat de vraag onbeantwoord, welk bedrag er in 2004 totaal nog resteert aan niet afgeschreven investeringen. Dat is een zeer relevante vraag voor de beoordeling van de deal van de minister met de sector. De Kamer moet toch op z'n minst helder voor ogen hebben hoeveel geld erbij moet om Borssele open te kunnen houden. Of dit geld nu van de EZ-begroting of uit de SEP-middelen komt, doet weinig ter zake. Uiteindelijk gaat het in alle gevallen om geld dat door de gemeenschap wordt opgebracht.
Graag zou ik dus helderheid hebben over de vraag, welk bedrag er in 2004 totaal nog resteert aan niet afgeschreven investeringen. Ik heb alvast een eigen optelsommetje gemaakt. het bedrag van 70 mln. wordt als voorschot verstrekt in de vorm van een renteloze lening. Dat betekent dat de gederfde rente op deze lening uit het Egalisatiefonds er nog bij opgeteld moet worden. In tien jaar zal dat gederfde bedrag zich ruwweg verdubbelen. Ik zit dan totaal op 140 mln. en daarbij moet dan nog het aandeel van de sector in de niet afgeschreven investeringen worden opgeteld. Ik ben uiteraard geen financieel expert. Ik zou daar graag ook een toelichting van de minister op willen hebben. Die informatie lijkt mij van groot belang om in deze zaak een helder oordeel te vellen.
Hoe dan ook trek ik de conclusie dat er een zeer fors bedrag op tafel moet worden gelegd om Borssele dan toch maar tot 2004 open te houden. Ik vind dat een absurde zaak. Er bestaat immers een overcapaciteit aan produktievermogen, waardoor het vermogen van Borssele zonder meer gemist kan worden. Toch wordt er gemoderniseerd tegen hoge kosten. Nu dat financieel niet uitkomt, past de minister, volgens mijn berekening, 140 mln bij. Ook de sector voegt daar nog een onbekend bedrag aan toe. Staat dit de minister nu voor ogen bij een doelmatige, efficiënte en maatschappelijk verantwoorde elektriciteitsvoorziening?
Een tweede punt is dat het voornemen haaks staat op de eis die de Elektriciteitswet stelt, namelijk elektriciteit produceren tegen zo laag mogelijke kosten op een maatschappelijk verantwoorde wijze. Kan de minister eens uitleggen hoe hij zijn voorstel kan rijmen met deze eis conform de Elektriciteitswet? Kunnen ook de coalitiefracties die het voorstel steunen, dat uitleggen? Ik overweeg op dit punt in tweede termijn een motie in te dienen.
Voorts is het opmerkelijk dat de minister hier kortgeleden nog met verve een bezuiniging van 180 mln. op subsidies voor duurzame energie en energiebesparing verdedigt, terwijl hij nu plotseling die 140 mln. tevoorschijn weet te toveren om een niet rendabele centrale in bedrijf te houden. Dat is zuur en niet geloofwaardig. Datzelfde geldt voor de Partij van de Arbeid en D66, die eerder met deze bezuiniging op energiesubsidies instemden en nu die heel dure financiering op de koop toe nemen voor het lijmen van een politieke breuk. Het geld wordt uit het Egalisatiefonds gehaald, de rekening wordt doorgeschoven naar 2004 en dan moet het alsnog uit de EZ-begroting komen. Dat zou nog eventueel te billijken zijn als het geïnvesteerd zou worden in een duurzame toekomstige energievoorziening. Dan zou je het misschien nog kunnen billijken dat een deel van de rekening nu bij toekomstige kabinetten neer wordt gelegd.
Voorzitter! Ik sluit af. Dit voorstel van de minister is niet anders dan een politieke uitweg. Alleen kost dat voorstel Nederland wel een heel fors bedrag. Ik hoor graag hoe de fracties die de minister hierbij steunen, dit kunnen billijken. Verder vraag ik de Partij van de Arbeid hoe het mogelijk is dat ook zij dit dure compromis omarmt. Zij was toch ook voor sluiting op korte termijn? Blijkbaar is kort en 2004 hetzelfde voor de Partij van de Arbeid. De hoeveelheid geld die daarbij op tafel moet worden gelegd, is blijkbaar niet van belang.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Voorzitter! In de vorige debatten over de kerncentrale Borssele heeft mijn fractie de minister gesteund in zijn streven, consistent en bestuurlijk betrouwbaar te zijn, geheel in de lijn die zijn voorganger minister Andriessen had gekozen. Die steun kreeg hij overigens niet alleen van mijn fractie, maar bijvoorbeeld ook van de fracties van het CDA, de VVD en de SGP.
Ik heb in die debatten niet de indruk gekregen dat de minister met die steun verlegen was, integendeel. Juist daarom was het voor mij teleurstellend om de brief van de minister te lezen, waarin hij het pad der consistentie verlatend uitvoering heeft menen te moeten geven aan de motie van mevrouw Vos. Natuurlijk, voor mevrouw Vos hoeft de minister niet meer bang te zijn. Hij heeft zich immers een letterknecht van haar motie betoond. Een verdienste is het evenwel niet.
Het was immers precies het soort motie waarvan eerder de heren Bolkestein en Remkes terecht hadden gezegd, dat de minister die maar naast zich neer moest leggen. Als hij dat had gedaan, had hij in elk geval bij mijn fractie en vermoedelijk niet alleen daar het krediet verworven dat hij nu dreigt te verspelen. Aan de technische veiligheid van de kerncentrale Borssele mankeert weliswaar weinig, maar het vermogen van deze centrale om politieke schade toe te brengen blijft onveranderlijk groot. Dat is jammer, zeker omdat het vermeden had kunnen worden.
Blijkens zijn brief vindt het minister het nu ineens niet meer nodig dat Borssele in de jaren 2004 tot 2007 een rol speelt in de elektriciteitsvoorziening. Als dat waar is, waarom heeft de minister dat niet met zoveel woorden eerder gezegd? Tijdens het algemeen overleg van 7 november zei de minister, dat volgens de ramingen in het jaar 2003 de overcapaciteit aan elektriciteitsproduktie zal zijn verdwenen en dat precies op dat moment er vrij veel centraal vermogen wegvalt. Terecht voegde hij eraan toe, dat een bedrijfstijdverlenging van Borssele tot 2007 daar heel goed bij past. Waarom horen wij nu het tegenovergestelde verhaal? Dat de minister het idee had gekregen, dat hij politiek in een klempositie terecht was gekomen, kan ik begrijpen, maar niet dat daardoor de ramingen opeens in een tegenovergesteld daglicht zouden komen te staan. Hij heeft dus wat uit te leggen.
Dat geldt ook voor de hernieuwde toetsing van de minister van het gewraakte onderdeel van het Elektriciteitsplan aan de Elektriciteitswet 1989. Ik betwist, dat de beslissing die de minister nu heeft genomen, mede gebaseerd kan worden op een bepaling van artikel 16 van die wet, namelijk dat goedkeuring kan worden onthouden indien het belang van een goede elektriciteitsvoorziening mede gelet op het belang van een goede energievoorziening in het algemeen dit noodzakelijk maakt. Kan hij uitleggen waarom het belang van een goede elektriciteitsvoorziening hem naar zijn huidige opvatting de mogelijkheid biedt thans geen toestemming te geven voor de bedrijfsduurverlenging? Ik meen, dat de minister op deze wijze geen beroep kan doen op zijn bevoegdheden neergelegd in de Elektriciteitswet. Als hij van de desbetreffende bepaling zo'n extensief gebruik maakt, dan eigent hij zich in feite de bevoegdheid toe om in voorkomende gevallen zelf het Elektriciteitsplan geheel in te vullen. Dat is evenwel nooit de bedoeling van de wetgever geweest. De bepaling staat erin om de minister een toetsingsmogelijkheid te geven voor een goede elektriciteitsvoorziening, niet meer en niet minder. Ik zou dan ook liever hebben gehad, wanneer de minister had volstaan met het afkopen van het ongenoegen van een meerderheid van de Kamer, maar dan zonder een onverantwoord oprekken van een wettelijke bepaling. Als wij deze redenering goedkeuren, dan mag hij – of eventueel een opvolger van hem – in de toekomst veel meer dan destijds bij het opstellen van de wet ooit is beoogd.
Voorzitter! Ik wil er geen gewoonte van maken, maar in dit geval hoop ik echt, dat bijvoorbeeld een belanghebbende met het oog op de toekomst een beroepschrift tegen deze verkeerd gemotiveerde beslissing zal indienen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.
De SEP krijgt een tegemoetkoming van 70 mln. en zal daarmee wel tevreden zijn. Had dit bedrag nu echt niet beter besteed kunnen worden, is een voor de hand liggende vraag, bijvoorbeeld voor onderzoek naar de alternatieve energiebronnen. Hoe is overigens het niveau van dat bedrag tot stand gekomen? Heeft de minister eerst ingezet op bijvoorbeeld 40 mln., daarna 50 mln., 60 mln. om ten slotte na paars te zijn aangelopen de heren van de SEP met 70 mln. pas tevreden te stellen? De Zeeuwen zijn wel zuinig, maar natuurlijk niet gek. Is de minister het met mij eens, dat de overheid gaat betalen voor de veiligheidseisen die zij eerst zelf had gesteld? Is dit niet regelrecht in strijd met het beginsel dat de veroorzaker betaalt? Volgens de heer Crone is de beslissing van de minister het begin van het einde van kernenergie in Nederland, zo hoorde ik hem voor het journaal. Is de minister het met die uitspraak eens? Ook het verkiezingsprogramma van D66 lijkt voor een dergelijke uitspraak ruimte te bieden.
Voorzitter! Het mag duidelijk zijn, dat mijn fractie de hele gang van zaken rond de kerncentrale Borssele en het uiteindelijk resultaat zeer teleurstellend vindt. De kerncentrale mag in 2004 met de VUT, maar dat kost ons wel 70 mln. Zie daar de discussie over kernenergie in Nederland. Het is nauwelijks nog uit te leggen.
De heer Crone (PvdA):
Mijnheer de voorzitter! Het kabinet stelt voor, de kerncentrale Borssele nu definitief in 2004 te sluiten, waarmee wordt afgezien van het oorspronkelijke voornemen om de levensduur van de centrale te verlengen tot 2007. Mijn fractie kan dit standpunt volgen, omdat nu voor het eerst in Nederland wordt besloten dat in ons land geen plaats meer is voor kernstroomproduktie met oude centrales. De discussie over nieuwe types centrales, inherent veilig of hoe verder ook gedefinieerd, is natuurlijk een andere discussie, zo zeg ik tegen mijn collega Van Middelkoop. Wij zijn echter blij dat daarmee een eind komt aan de oude generatie kernstroomproduktie in Nederland. Zover waren wij nog niet eerder gekomen.
Onze oorspronkelijke inzet, de sluiting naar voren halen, is daarmee grotendeels geslaagd, al kun je altijd twisten over het moment waarop. Ik kom daar uiteraard zo op terug.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Begrijp ik dat de heer Crone nu iets afdoet van zijn stellige bewering, de vorige week in het journaal, dat deze beslissing het begin van het einde van de kernenergie in Nederland is? Ik citeer hem daarmee echt letterlijk.
De heer Crone (PvdA):
Ik licht het hier wat uitvoeriger toe dan waarvoor ik toen de tijd kreeg. Het gaat nu over een oud type kernenergie. Daar is het debat steeds over gegaan. Wij willen er een eind aan maken. Wij hebben altijd gezegd dat de discussie over nieuwe, inherent veilige centrales nog voluit gevoerd zal worden. Daar loop ik nu niet op vooruit. Wij zien wel hoe dat afloopt.
Je houdt nog een groot aantal problemen over van de centrale zelf, van het kernafval enz. Dat probleem is te groot om er nu even over te debatteren. Het staat los van de besluitvorming van vandaag.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Mag ik het zo verstaan, dat u uw opmerking voor het journaal nu wat relativeert, namelijk uitsluitend van toepassing verklaart op de huidige generatie kerncentrales? Wilt u daarmee niet voor de toekomst elk gebruik van kernenergie in Nederland afsnijden? Zo stellig heb ik uw uitspraak van toen echt wel begrepen.
De heer Crone (PvdA):
Laten wij nu debatteren over wat ik hier zeg. Dat is volstrekt helder. Wij spreken nu over de kerncentrale Borssele. Wij hebben geen enkele behoefte aan nieuwe kernenergie op korte termijn. Niemand zal dat hebben, want wij hebben al overcapaciteit. Iedereen weet dat er nog niet eens inherent veilige centrales op de tekentafel zijn, laat staan dat zij al zouden kunnen worden ingevoerd. Ik hoef op de vraag niet te antwoorden, maar als de heer Van Middelkoop dat liever hoort, zeg ik hem dat wij er geen enkele behoefte aan hebben.
De heer Lansink (CDA):
De heer Crone spreekt over het definitieve einde of het begin van het einde van kernenergie in Nederland. Daartoe hoort natuurlijk ook de kernenergie die wij invoeren uit centrales die vlakbij staan. Wanneer is een voorstel van de Partij van de Arbeid te verwachten om de contracten open te breken? Dat zou in het verlengde daarvan moeten liggen. Waarom spreekt hij daar niet over? Dit is toch hypocrisie van de bovenste plank?
De heer Crone (PvdA):
Reeds in vorige periodes hebben wij voortdurend gezegd, dat wij de discussie over duurzaam energiegebruik in Nederland willen blijven voeren. Daaronder valt de discussie die de heer Lansink wil voeren. Die zal ik de volgende keer niet uit de weg gaan.
De heer Lansink (CDA):
Nee, ik vroeg of van u voorstellen...
De heer Crone (PvdA):
Ik zeg u dat ik die discussie niet uit de weg zal gaan. Moet ik het nog duidelijker zeggen?
De heer Lansink (CDA):
Wij kunnen altijd praten en discussiëren, tot na het jaar 2004, als wij dat tenminste samen kunnen meemaken. Voor mij is dat natuurlijk twijfelachtig, maar dat heeft met leeftijdsgrenzen te maken.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Volhouden!
De heer Lansink (CDA):
De heer Crone is hypocriet als hij inkomende kernstroom van centrales die vlakbij staan accepteert. Qua bouw en veiligheid moeten die ongeveer gelijk en misschien zelfs minder gewaardeerd worden dan die in Borssele na modernisering.
De heer Crone (PvdA):
Ik vind het gebruik van dit soort woorden buitengewoon sterk. Ik heb in alle voorgaande debatten over de kerncentrale Borssele en bij de behandeling van het Elektriciteitsplan gezegd, dat onze inzet voortdurend is geweest om onze energievoorziening zoveel mogelijk op een duurzame leest te schoeien. Daarbij heb ik er voortdurend de nadruk op gelegd, dat wij in het debat open zullen blijven staan voor en suggesties zullen blijven doen om af te komen van kernstroom. Voor een deel is daarvoor een Europese aanpak nodig. De heer Lansink heeft daar volkomen gelijk in. Wij zullen op het goede moment met voorstellen komen.
De heer Remkes (VVD):
Dat is voor een deel geen Europese aanpak, want niets had de fractie van de Partij van de Arbeid in de weg gestaan om bij de behandeling van het E-plan het signaal te geven, dat geen import van kernstroom meer zou moeten plaatsvinden in Nederland. Het is de vraag waarom de fractie van de Partij van de Arbeid zich zo eenzijdig richt op de in Nederland opgewekte kernenergie en niet op de andere component. Ik pleit daar niet voor, maar het zou wel zo consistent zijn geweest.
De heer Crone (PvdA):
Ik begrijp echt niet zo goed waarom dit punt opeens zo sterk opkomt. Ik kan alleen herhalen wat ik in alle debatten steeds heb gezegd. Wij zullen dat voortdurend blijven inbrengen in de discussie over het Elektriciteitsplan. Het is destijds door mij opgemerkt. Dat kan nog worden nagezien. Ik heb toen geen concreet voorstel gedaan, maar wij voeren een discussie over een totaalpakket, waarbij aan de orde komt hoeveel stroom wij nodig hebben, hoe snel voor vervangende stroom kan worden gezorgd, enz. Voor de kerncentrale Borssele geldt natuurlijk meer dan voor stroom die van elders komt, dat wij onze eigen verantwoordelijkheid hebben, voor onze eigen afvalproblematiek enz. Die perspectieven heb ik ook altijd aangegeven.
De heer Lansink (CDA):
Juist omdat wij spreken over een heel pakket, zou het in de rede hebben gelegen dat u dit bij de behandeling van het Elektriciteitsplan, waarbij de import een element is, naar voren had gebracht, in plaats van uw aandacht hier eenzijdig te richten op de centrale Borssele, omdat die toevallig in het verkiezingsprogramma voorkomt. Ik val de heer Remkes bij. Ik blijf het een schijnhei lig beleid vinden. U kunt zich daar kennelijk niet tegen verweren.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter! Een belangrijk argument voor het besluit om de centrale in 2004 te sluiten, is dat de investering ter vergroting van de veiligheid, het modificatieprogramma van 473 mln., op 70 mln. na niet kan worden terugverdiend. Onze oorspronkelijke reactie, die nog steeds verdedigbaar is, was dat de centrale dan net zo goed versneld gesloten kan worden. Overigens moeten bij de kostenberekening ook de kosten van de opslag van het afval en de bedrijfstijd betrokken worden. Men gaat uit van een hoge schatting voor de bedrijfstijd, ondanks de modificatie. In de huidige situatie kunnen wij kiezen tussen beknibbelen op het veiligheidsprogramma, wat gelukkig niemand wil, wij zeker niet, en accepteren dat er een tekort van 70 mln. ontstaat. Ik heb overigens de indruk dat er ook op dat bedrag veel af te dingen is of dat er veel aan toe te voegen is, maar uit de brief heb ik begrepen dat dit bedrag het resultaat van overleg is, een onderhandelingsresultaat. Op zichzelf is dit niets bijzonders, het komt vaak voor dat milieu- en veiligheidseisen tot verhoging van de prijs van het produkt leiden. Van deze hoofdregel zou wat ons betreft niet afgeweken behoeven te worden, maar in dit geval heeft de sector succesvol onderhandeld. Men heeft met het kabinet geregeld dat er 70 mln. uit een speciaal potje wordt gehaald, namelijk uit de voorziening voor de egalisatie van tarieven, de VET. Overigens is dit potje er juist om tariefschommelingen te vermijden en het bedrag van 70 mln. is natuurlijk niet meer dan een minimale, waarschijnlijk nauwelijks waarneembare rimpeling in de ontwikkeling van de elektriciteitstarieven. Als je het zo beziet, kun je zeggen dat het geld uit het potje anti-rimpelcrème komt. Over de precieze kosten is dus nog discussie mogelijk.
Wij vinden dat het beeld van dit geheel in het politieke rumoer van verleden week op twee manieren vertekend is. Er is opgemerkt dat er nu 70 mln. over de balk wordt gesmeten. Dit lijkt mij onjuist, want dan kun je net zo goed zeggen dat er 473 mln. over de balk wordt gegooid, want wij kiezen voluit voor veiligheid, daar willen wij niet op beknibbelen. Veiligheidsvoorzieningen hebben dus hun prijs, maar ook het argument dat de burger er bij verlenging van de levensduur tenminste stroom voor terugkrijgt, is natuurlijk maar een deel van het verhaal. Er zal immers in de periode van 2004 tot 2007 vervangende stroom worden ingezet, wat je dan ook bij die kostenvergelijking zou moeten betrekken.
De heer Lansink (CDA):
Wie heeft er voor een vertekening van het beeld gezorgd?
De heer Crone (PvdA):
Ik vond de uitspraak van collega Remkes over geld over de balk smijten nogal overdone.
De heer Lansink (CDA):
U doet ook geen andere uitspraak?
De heer Crone (PvdA):
Ik had deze net op het oog.
De heer Remkes (VVD):
Voorzitter! Is de heer Crone het eens met mijn constatering dat het bij een besluit tot verlenging van de levensduur tot 2007 geen 70 mln. zou hebben gekost?
De heer Crone (PvdA):
Nee. Ik heb gezegd dat dit bedrag van 70 mln. een onderhandelingsresultaat is, dus het zal wel nimmer duidelijk worden, hoeveel daarvan precies aan het een of aan het ander toegerekend moet worden. Ik zal daarmee leren te leven, want zo gaat het nu eenmaal met de interpretatie van cijfers. Ik heb al uitvoerig aangetoond dat er meningsverschillen mogelijk zijn, bijvoorbeeld afhankelijk van de inzet van vervangende stroom. Neem je de goedkoopste vorm van warmte-krachtkoppeling, met grote centrales en maximaal inzetbaar, of een duurdere vorm? In het ene geval is de prijs 5 cent, in het andere 7 of 8 cent. Een opmerking maken in de zin van geld over de balk smijten is dus goedkoop, als er geen alternatieven worden aangegeven. Bij inzet van de goedkoopste energie wordt wellicht dat bedrag van 70 mln. terugverdiend, al zal het niet helemaal lukken. Maar als wij auto's van een katalysator willen voorzien omdat het goed voor het milieu is, gaan wij er toch ook niet van uit dat men dan automatisch een korting op de benzineprijs krijgt? Wij stellen eisen op het gebied van milieu en veiligheid, dat mag in andere gevallen toch ook geld kosten?
De heer Remkes (VVD):
Ik stel vast dat de heer Crone met mij erkent dat er nu 70 mln. door de minister van Economische Zaken betaald wordt. Dat was bij het alternatief niet nodig geweest. Daar gaat het om. Straks houd ik een bredere financiële beschouwing. Er is namelijk wel iets meer over te zeggen dan alleen dit.
De voorzitter:
Daartoe krijgt u straks de gelegenheid.
De heer Crone (PvdA):
Ik onderschrijf niet de conclusie van de heer Remkes. Het is veel ingewikkelder dan de overweging "was de centrale maar langer open, want dan hadden wij 70 mln. bespaard". Als de centrale langer open blijft, wordt er ook meer kernafval geproduceerd dat tot in lengte van jaren letterlijk moet worden bewaakt, bewaard, enzovoorts. Dat alles moet ook in het kostenplaatje opgenomen worden. Ik heb nu niet de behoefte om dat zo gedetailleerd te doen als een aantal weken geleden is gebeurd. Maar de redenering dat wij anders de 70 mln. op onze sloffen hadden terugverdiend en dat dit nu niet lukt door een alternatieve inzet, is hooguit ten dele waar.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik kan het billijken van een coalitiefractie dat die wat wil toegroeien naar het kabinetsbesluit. Wij weten ook dat daarvoor wat massage of gymnastiek nodig is. Maar de heer Crone moet het niet te gek maken. Hij heeft hier enkele weken geleden gezegd dat de verlenging van de openstelling van de centrale van 2004 naar 2007 om het verlies van 70 mln. of daaromtrent te voorkomen, niet moet doorgaan. Hij heeft ook gezegd: daarom maar zo gauw mogelijk van dat ding af. Dit was de kern van zijn betoog, hoewel ik het nu wat populariseer. Nu zegt de heer Crone: modificeren is goed en het verlies nemen wij maar. Ditzelfde verhaal had hij twee weken geleden echter ook kunnen houden.
De heer Crone (PvdA):
Ik zeg helemaal niet dat dit het enige of zelfs maar het best denkbare besluit is. Ik tel echter mijn zegeningen. Een daarvan is dat ons standpunt tot een versnelde sluiting van de centrale zou leiden. Dat geldt als wij het hier alleen voor het zeggen hadden, maar gelukkig is dat niet zo in een democratie. De kosten van een versnelde sluiting hingen af van de alternatieven en het omgaan met de overcapaciteit. Daarover verschilden de meningen. Ik heb toen vastgesteld dat de kosten ergens tussen de 0 en 180 mln. liggen. Het laatste bedrag had de sector berekend; ik kwam met mijn berekening wat lager uit. Wij hebben die kosten voor onze rekening willen nemen; als wij morgen de kans krijgen, doen wij dat weer.
Maar bij politiek gaat het er ook om, het proces te volgen. Daarbij gaat het om de vraag waar de verschillende partijen beginnen en hoe de maatschappelijke discussie zich ontwikkelt. Welnu, tegen die achtergrond verdedig ik mijn huidige standpunt. Dat houdt niet het ideaal in van enkele weken geleden, maar het komt wel heel dicht bij wat wij steeds willen: geen verlenging van kernstroom in Nederland. Heel duidelijk gezegd: er is nog nooit besloten dat de centrale niet langer dan tot 2004 open mag blijven. Daar is ook een heel traject aan voorafgegaan. De Kamer heeft nog geclaimd dat daarover pas beslist mag worden, als de Kamer ter zake een uitspraak heeft gedaan. Ik herinner onder andere aan de 2-minutendebatten in juni. Welnu, op dat traject hebben wij heel zuiver gehandeld en op de goede momenten de discussie opengebroken. Wij hebben inderdaad geconcludeerd dat de kerncentrale niet langer dan tot 2004 open blijft.
De heer Van der Vlies (SGP):
De heer Crone moet natuurlijk doorgaan met het tellen van zijn zegeningen. Dat is op zichzelf een heel goede bezigheid. Maar hij moet niet het beeld schetsen dat hij een kinderhand heeft die te gauw gevuld kan zijn. Hij heeft hier zijn positie verdedigd met een keur van argumenten, waarmee ik het niet in alle opzichten eens was, maar waarvan sommige mij wel aanspraken. Zijn standpunt was: laten wij dat ding maar zo gauw mogelijk sluiten; dat is goed voor alles en nog wat. Nu houdt hij een verhaal dat de centrale gemodificeerd kan worden en tot 2004 open kan blijven; die 70 mln. zal geen weggesmeten geld zijn.
De heer Crone (PvdA):
Ik heb uitentreuren uitgelegd dat dit niet onze voorkeur had. In die weken heeft iedereen heel duidelijk het standpunt van de PvdA-fractie vernomen, als wij die kans hebben. Ik begrijp dan ook niet dat men mij verwijt dat ik mijn positie niet duidelijk heb gemaakt.
Ik heb evengoed duidelijk gemaakt dat posities veranderen in de totale politiek. Er is nu namelijk een optie die er een aantal weken geleden niet was. Het is wel toeval dat de minister indertijd heeft gezegd: gesteld dat het 70 mln. goedkoper kan. Nu blijkt dat bedrag ineens een andere betekenis te krijgen. Dat is de toeval van het getal. Maar misschien kan de minister hier nog iets over zeggen. Voor de rest is onze politieke positie volkomen duidelijk vanaf de discussies in juni. Het is ook duidelijk dat wij niet ten volle halen wat wij wensen. Tevens is duidelijk dat wij voor het eerst in Nederland besluiten dat wij ophouden met dit type kernstroom. Ik mag toch wel uitdragen dat dit een succes is? Iedereen mag nagaan hoe groot het succes is: of het glas half vol dan wel half leeg is, dat laat ik graag aan anderen over.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
De heer Crone was er vorige week inderdaad als de kippen bij om te roepen dat het allemaal prachtig was. Maar ik moet eerlijk zeggen dat ik zijn fractie niet kan volgen. Ik wil hem dan ook aanspreken op zijn uitlating van zoëven dat er op dit moment maar twee mogelijkheden zijn, namelijk open houden tot 2007, hetgeen zijn fractie niet wil, of de veiligheidseisen aantasten, en dat wil zijn fractie ook niet. Kortom, zijn partij heeft het geld ervoor over om de veiligheidseisen op peil te brengen. Maar hij heeft zelf in het debat, zoals ook door collega Van der Vlies werd aangegeven, de andere optie aangegeven, namelijk zo spoedig mogelijk sluiten. Waarom hoor ik hem die andere optie niet meer ter tafel brengen?
De heer Crone (PvdA):
Ik heb nu vele malen, ook in antwoord op interrupties, gezegd dat die optie geen politiek reële optie meer is. Ik sta hier niet om nog eens uit te leggen wat ik al die weken en maanden vond, want dat is volstrekt duidelijk. De motie die wij op dit punt zelf hebben ingediend en die helaas niet door uw fractie werd ondertekend, heeft het niet gehaald. Ik zie geen enkele mogelijkheid dat die motie, bij hernieuwd indienen, het nu wel zou halen. Ik dien haar dus niet in, want daar heb ik geen behoefte aan. Ik kan wel vanaf de kant roepen dat het allemaal nog mooier kan in de wereld, maar...
Mevrouw Vos (GroenLinks):
U staat niet aan de kant, uw partij zit nota bene in het kabinet! Van een partij die een dergelijke glasheldere motie indient waarin twee opties staan: òf de centrale wordt gemoderniseerd en open gehouden tot 2007, òf de centrale wordt zo snel mogelijk gesloten, en die zich uitspreekt voor die laatste optie, verwachten wij dat zij op z'n minst grote vraagtekens plaatst bij de mogelijkheid die de minister heeft gevonden. Die mogelijkheid komt er immers kortweg op neer dat de minister 70 mln. – volgens mij wordt dat meer – gaat stoppen in het open houden en moderniseren van de centrale? Daar gaat u nu zomaar mee in zee. Ik vind het een zeer vreemde gang van zaken dat u zo snel door de bocht gaat.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter! Ik geloof niet dat wij snel door de bocht zijn gegaan. Het debat is buitengewoon zorgvuldig geweest en het heeft alle aandacht gekregen. Wij gaan niet door de bocht, maar wij constateren slechts dat je in een proces van geven en nemen zit. Voor ons is dat niets nieuws. Wij kiezen liever voor dit resultaat, dat dicht bij onze inzet ligt, namelijk geen verlenging van de bedrijfsduur. Wij willen nog steeds de consequentie aanvaarden om, indien dat mogelijk is, versneld te sluiten. Als daar evenwel geen meerderheid voor te vinden is, zij het zo.
Tot slot was ik ook nieuwsgierig, voorzitter, naar de zinsnede in de brief van het kabinet waarover vorige week ook een discussie is geweest. Zou een langere openstelling al dan niet in beeld kunnen komen wanneer dit kabinet er niet meer is? Volgens mij is de brief helder. Daarin staat dat zowel de vergunningverlener maar ook de sector zelf het definitief wil afmaken op 2004. Ik wil het kabinet daaraan houden en ik krijg graag een verzekering van de minister dat de zaak wordt dichtgetimmerd.
Ik rond af, want de interrupties hebben een groot deel van mijn betoog overbodig gemaakt. Ik denk dat het proces voor ons tot een aanvaardbare oplossing heeft geleid die wij kunnen verdedigen en waarin inderdaad sprake is van geven en nemen, ook voor de mensen die de kerncentrale langer open hadden willen houden.
De heer Van der Vlies (SGP):
Mijnheer de voorzitter! Na ampele overwegingen heeft het kabinet uiteindelijk de knoop doorgehakt en een beslissing genomen over Borssele. De kerncentrale moet dicht in het jaar 2004, maar het modificatieprogramma gaat gewoon door. Het Rijk zal de SEP schadeloos stellen voor 70 mln. Dat is kort gezegd het compromis waarop het kabinet is uitgekomen.
Voorzitter! De fractie van de SGP die de minister eerder steunde vanwege de gevoerde steekhoudende argumenten, staat bepaald niet te juichen bij de inhoud van dit kabinetsbesluit. De regering heeft getracht, uitvoering te geven aan een motie waarvan bekend is dat daaraan in de Kamer ten minste drie interpretaties werden meegegeven:
1. zo snel mogelijk sluiten;
2. wel modificeren, maar sluiten in 2004;
3. inhoudelijk tegen deze motie met de uitleg van de indienster, maar er toch voor omdat de Kamer zich niet wil binden aan een besluitvormingstraject over de inzetbaarheid van kernenergie in de toekomst.
Wie van de voorstemmers op de motie van mevrouw Vos kan nu echt tevreden zijn met het bereikte resultaat? Zijn de voorstemmers nu echt van mening dat het kabinet de motie naar hun zin uitvoert? De fractie van GroenLinks heeft in elk geval niet haar zin gekregen. Mevrouw Vos heeft dat zojuist helder verwoord. Borssele blijft tegen haar zin open tot 2004. D66 zal in zoverre tevredengesteld kunnen zijn, dat de bedrijfsduur van Borssele niet wordt verlengd tot het jaar 2007. Deze fractie kan hierdoor haar milieugezicht proberen te redden. Ik bedoel dit op zichzelf niet denigrerend. Maar daar zit dan wel een prijskaartje aan vast van ten minste zo'n 70 mln. Men kan nu eenmaal niet voor een dubbeltje op de eerste rij zitten.
Ook overigens door mij gewaardeerde collega's van de RPF-fractie willen toch niet beweren, dat de inhoudelijke uitkomst van het Borssele-dossier hun werkelijk in alle opzichten heeft kunnen tevredenstellen? Het is zeer spijtig dat het zoveel geld moet gaan kosten. Maar de fracties die de motie hebben gesteund, kunnen nu moeilijk anders meer dan erkennen dat zij met de oplossing zullen zien te leven.
Ik heb wel enkele expliciete vragen aan de minister. Graag hoor ik nader door hem toegelicht hoe het kabinet tot zijn afweging is gekomen. De minister heeft terstond na de stemming over de bewuste motie laten blijken dat hij het nemen van zijn eigen verantwoordelijkheid niet zou schuwen. Ik vond dat flink. Hij heeft er toen zelf ook op gewezen dat drie verschillende interpretaties van de motie in omloop zijn.
Ik moet zeggen dat de uitkomst van het kabinetsberaad mij toch wat heeft verbaasd. En waarom? Uiteindelijk heeft het kabinet gekozen voor een optie die het aanvankelijk en nogal resoluut van de hand wees. Het argument was steeds dat verlenging van de levensduur tot 2007 absoluut noodzakelijk was om de kosten van het modificatieprogramma eruit te kunnen halen. Het doorgaan van de modificatie en verlenging van de bedrijfstijd zijn steeds gekoppeld geweest. En die koppeling is nu losgelaten.
Mijn tweede expliciete vraag is of het nu voor de minister echt als een paal boven water staat dat de centrale werkelijk per 2004 sluit. Of houdt hij het voor mogelijk dat later – ons scheiden van dat jaartal nog heel wat jaren – opnieuw een discussie kan oplaaien om de bedrijfsduur alsnog te verlengen? De economische levensduur kan dan ten einde zijn, de technische levensduur wellicht niet. De centrale is immers gemodificeerd, staat er straks weer keurig strak voor. Dan zou de verleiding groot kunnen zijn.
70 mln. als een soort smartegeld voor de SEP is niet niets. Waar komt die 70 mln. vandaan? Ik heb begrepen dat dat de inschatting is van de rendementsderving over de jaren 2004 tot 2007. Daar krijgt de overheid en dus de samenleving niets voor terug. Eigenlijk wordt hier een forse som geld over de balk gesmeten. Is het kabinet door de knieën gegaan om de verhoudingen met de coalitiepartners niet nog verder te belasten?
De heer Crone (PvdA):
Wij vragen toch zo vaak aan burgers en bedrijven om een bepaalde investering te doen vanwege milieu- en veiligheidsdoelen. Van zo'n investering weten wij ook wel eens van tevoren dat het niet in het kostenpatroon past. Maar dan willen wij het toch. Dat is toch een betrekkelijk normale redenering? Ook in dit geval is geen sprake van weggegooid geld. Die centrale wordt veiliger. Wij kunnen ook wel zeggen dat wij die 473 mln. helemaal niet gaan uitgeven. Dan wordt de stroom van Borssele nog goedkoper. Wil de heer Van der Vlies eens op deze redenering reageren?
De heer Van der Vlies (SGP):
Wellicht heeft de heer Crone ergens een voorbeeld. Er is ter zake van milieuwetgeving en dergelijke de laatste tijd heel veel gebeurd. Maar ik ken heel veel discussies over het probleem dat weliswaar milieunormen worden gesteld waaraan een prijskaartje hangt, maar waarbij de ondernemer dan in vrijheid bepaalt of hij die investering wel of niet aangaat. En als hij die investering aangaat, gaat het om een overigens in de tijd ongelimiteerd kunnen ondernemen, dan wel voor de duur die hij overigens voor zijn investering voorzag. Maar die situatie verschilt van de situatie in Borssele.
De heer Crone (PvdA):
Na de ramp in Tsjernobyl is toch steeds vanuit de Kamer gezegd dat de centrale nog eens moest worden doorgelicht op veiligheidseisen. Daar is dit pakket uitgekomen. Er is uitvoerig over gedebatteerd. Het kost 473 mln. Natuurlijk mag dan de sector zeggen: als we de centrale langer open houden, verdienen wij een deel van het geld terug. Wij weten sinds een week dat dat is afgemaakt op 70 mln. Maar op zichzelf is dat voor ons geen reden om te zeggen: dan mag het dus ook. Nee, wij zeggen zo vaak tegen sectoren dat het, als zij het niet zelf kunnen betalen uit welke investeringen of opbrengsten dan ook, tot een prijsstijging kan leiden. Denk maar aan de afvalstoffenheffing: wij vragen de burgers toch ook een hoge bijdrage in de afvalstoffenheffing? Er zijn duizenden voorbeelden te geven waarbij burgers of bedrijven wordt gevraagd om versneld af te schrijven en nieuwe apparatuur te installeren vanwege milieuredenen. Zij kunnen de vervroegde terugschrijving dan ook niet terughalen. Dat komt zo vaak voor. Ik vind dat daar nu overdreven op wordt gereageerd.
De voorzitter:
Dat is duidelijk. Ik wijs de heren Remkes en Lansink erop dat zij hun betoog in eerste termijn nog moeten voeren. Het woord is aan de heer Van der Vlies.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter! Er valt lang over te praten. De heer Crone heeft mij niet overtuigd. Als ik door de overheid word gedwongen om in mijn oude auto een katalysator in te bouwen, dan kan ik in vrijheid beslissen om de auto aan de kant te zetten òf om de katalysator in te bouwen. Maar dan moet ik wel het perspectief hebben dat ik nog een poosje kan rijden met dat ding. Dat is eigenlijk het praktische dilemma hier.
De heer Crone (PvdA):
Daarom hebben wij er ook begrip voor dat het bedrag van 70 mln. niet automatisch wordt verwerkt in de elektriciteitsprijs. Er is een intelligente oplossing gevonden, waarbij deels betaling uit het potje van de overheid en natuurlijk van de burgers plaatsvindt. Het maakt niet veel uit of de burgers via dat potje of via een fractioneel hogere energieprijs betalen. Uiteindelijk betalen de burgers natuurlijk zelf voor de veiligheidsvoorzieningen. Maar daarmee is het nog geen weggegooid geld. Dat zijn van die grote woorden!
De voorzitter:
U valt in herhaling. Ik geef het woord aan de heer Van der Vlies, die zijn betoog kan voortzetten.
De heer Van der Vlies (SGP):
En die bezig was zijn betoogje af te ronden, voorzitter.
Borssele kan opgelucht ademhalen, in die zin dat de centrale nog tien jaar open blijft. Ik heb het nu over de sociale aspecten, de onrust onder het personeel etcetera. Maar de SGP-fractie heeft aan de parlementaire discussie een vervelende nasmaak overgehouden, waarbij ik nogmaals herinner aan de aarzeling die ook wij gedurende het debat wezenlijk hebben gehad over de deugdelijkheid van de van diverse kanten overgelegde cijfers. De minister zal zich die cijfers herinneren. Hij heeft ze ook verduidelijkt. Het verschil tussen 2004 en 2007 ging in dit huis slechts om drie stemmen. Ik constateer: het waren dure stemmen.
De heer Remkes (VVD):
Mijnheer de voorzitter! De VVD-fractie heeft de brief van de minister met begrip maar toch met gemengde gevoelens gelezen. De ene kant van de medaille is dat er nu duidelijkheid en zekerheid is ontstaan. Daar hebben alle betrokkenen belang bij. De centrale blijft open tot 2004. Sluiting in 2004 komt aanmerkelijk dichter bij het VVD-standpunt dan de indieners van de motie hebben beoogd. Dat is vanuit ons standpunt bezien winst. Wij waarderen het zeer positief dat de minister het niet daarheen heeft geleid dat de centrale al in 1996 wordt gesloten. En dat was toch de intentie van de indienster van de motie. In verband met de te creëren rust in Borssele merk ik nog op dat anders in het jaar 2004 de vergunning verlengd had moeten worden. Dat had dan onherroepelijk een verlenging van de soap-opera betekend die wij hier de afgelopen paar weken rond dit onderwerp hebben zien opvoeren. Deze elementen waarderen wij zeer positief.
De andere kant van de medaille is: 2004 is geen 2007, waarvoor de VVD-fractie op bedrijfseconomische gronden een zeer nadrukkelijke voorkeur had. Wij constateren dat er een motie-M.B. Vos ligt, aanvaard door een nipte parlementaire meerderheid. Dat is ook voor de VVD-fractie een politiek gegeven. Wij hebben daarin te berusten. De perspectieven om alsnog langs parlementaire weg voor 2007 te realiseren, wordt door ons buitengewoon gering ingeschat. De kernvraag voor de VVD-fractie is dan ook: hoe moeten wij de uitvoering van de motie-M.B. Vos door het kabinet beoordelen? Ik heb er al iets over gezegd. Ik voeg daaraan toe dat wij het in ieder geval waarderen dat de minister alle opties zorgvuldig heeft overwogen.
Er leven evenwel een aantal indringende vragen bij de VVD-fractie. In het verleden hebben wij geconstateerd dat het kabinet bij dit onderwerp een eigen verantwoordelijkheid heeft. De minister heeft tijdens het algemeen overleg en ook in deze Kamer te kennen gegeven, voornemens te zijn het besluit van zijn voorganger uit te voeren, dus te besluiten tot levensduurverlenging. Verder heeft hij tijdens het algemeen overleg benadrukt dat er goede argumenten moeten zijn om op het eerder genomen besluit terug te komen, onder de erkenning dat in het kader van de Greenpeace-procedure een volledige heroverweging aan de orde is, waarbij ook nieuwe beleidsinzichten een rol kunnen spelen. Ik vraag de minister of sprake is van nieuwe beleidsinzichten en, zo ja, welke.
De minister benadrukt in de brief dat nogmaals is getoetst aan het bepaalde in artikel 16, lid 2, sub b, van de Elektriciteitswet. De desbetreffende bepalingen zijn al geciteerd. De minister gebruikt vanuit die bepalingen twee motieven om alsnog goedkeuring aan de bedrijfsduurverlenging te onthouden. Het eerste is dat de periode van bedrijfsduurverlenging betrekkelijk ver verwijderd ligt. Het is niet noodzakelijk dat de kerncentrale Borssele in de periode 2004-2007 een rol speelt in de elektriciteitsvoorziening; vervangende opties moeten open blijven, aldus de minister. Is dit argument niet wat merkwaardig? In de Elektriciteitswet is niet voor niets gekozen voor een systeem van voortschrijdende tienjarige planning, juist ook om vanuit de criteria in de Elektriciteitswet tot een integrale planning en afweging van opgesteld produktievermogen te kunnen komen. Geldt exact hetzelfde argument niet voor de andere elektriciteitsplanbesluiten voor die periode? Zijn de mogelijke alternatieven ook op hun consequenties, bijvoorbeeld de financieel-economische, beoordeeld?
Dat brengt mij op de financiële kant van de zaak. In feite kiest het kabinet de lijn om het de elektriciteitssector via een vergoeding mogelijk te maken het modificatieprogramma daadwerkelijk uit te voeren. Daarmee wordt impliciet een besluit van de sector om tot sluiting te komen voorkomen. In dat opzicht roept de brief van de minister nogal wat vragen op. Kan de minister een toelichting geven op de post "voorziening egalisatie tarieven"? Uit het jaarverslag van de SEP hebben wij begrepen dat deze post dient ter beperking van toekomstige tariefsprongen. Is dit juist? Wat is de beschikkingsmacht van de minister over dit bedrag? Wat heeft de huidige aanwending te maken met het kennelijke doel: het beperken van toekomstige tariefsprongen? Is deze besteding verantwoord, er gemakshalve van uitgaande dat dit bedrag niet voor nop is geparkeerd?
Wat is de ratio achter het bedrag van 70 mln.? Heeft dit te maken met de keuze die indertijd is gemaakt? Bij het vergunningentraject is gekozen voor de lange procedure. Ik meen dat het gaat om een termijn van anderhalf jaar. De minister schrijft het redelijk te vinden, de sector een tegemoetkoming toe te kennen, omdat in 2004 de kosten van de modificatie nog niet geheel zijn afgeschreven. Hij wil de sector tegemoetkomen in een deel van deze niet afgeschreven kosten. Om welk totaalbedrag gaat het door niet in twaalf jaar, maar in negen jaar af te schrijven? Volgens onze schatting gaat het daarbij niet om 70 mln. maar om ongeveer 140 mln. Daar zou dan nog eens de consequentie van de kortere afschrijvingsduur van de huidige boekwaarde van Borssele bij moeten worden opgeteld. Daarnaast kun je nog allerlei rekenexercities uithalen inzake de Covra. Ook dat speelt naar onze opvatting een rol. Kortom, wij krijgen graag een uitvoerige financiële motivering van de minister.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik wil de heer Remkes nog één vraag stellen. Hij heeft eerder vrij helder gezegd dat hij vond dat de minister de motie naast zich neer moest leggen. Nu heeft hij in feite gezegd dat hij heeft getoetst of de minister de motie heeft uitgevoerd. Hij plaatst hier wel wat vraagtekens bij, maar ik begrijp uit zijn betoog toch dat hij er nu mee instemt dat de minister de motie uitvoert. Kan hij hier een toelichting op geven? Wat is er veranderd in zijn opstelling? Eerst zei hij dat de minister de motie naast zich neer moest leggen en nu zegt hij dat hij getoetst heeft of de minister de motie heeft uitgevoerd.
De heer Remkes (VVD):
Voorzitter! Ik blijf bij mijn oude stellingname: de voorkeur van de VVD-fractie zou zijn geweest een brief van het kabinet met de mededeling dat de centrale open zou moeten blijven tot 2007. Wij constateren dat het kabinet een andere keuze heeft gedaan. Ik heb gezegd dat wij geen mogelijkheden zien om daar parlementair nog verandering in te brengen. Tegelijkertijd heb ik gezegd dat wij, kijkend naar de positie van de minister, op zichzelf begrip hebben voor de keuze, zoals die door het kabinet is gemaakt.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
U zegt nu dat u begrip hebt voor de positie van de minister. U legt echter nogal wat financiële vraagtekens op tafel. Dit gekoppeld aan uw eerdere uitspraak dat de minister de motie naast zich neer moest leggen, begrijp ik toch niet goed hoe u tot deze conclusie komt.
De heer Remkes (VVD):
Voorzitter! Mevrouw Vos kan dit ook zien – wij wachten natuurlijk het antwoord van de minister af – als een investering van de VVD in de coalitie. Dit is echter wel een hoge investering. Ik heb daar eerder ook niet voor niets een aantal kwalificaties aan toegekend. Dit laat onverlet onze politieke stellingname. Dit soort investeringen moet inderdaad niet al te vaak voorkomen.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter! Ik dacht dat ik nog een antwoord zou krijgen op mijn vraag over het feit dat wij in het kader van het milieu- en veiligheidsbeleid toch wel vaker investeringen vragen van burgers en bedrijven. Zij zeggen als eerste reactie wellicht dat dit niet in hun investeringspatroon past etcetera. Ik ben overigens heel blij dat de VVD net als wij een investering in deze coalitie doet. Daar bestaat geen misverstand over. Het moet echter helder zijn dat wij niet iedere investering in milieu en veiligheid kunnen inpassen in wat volgens de sector zelf kan. Wij hebben daar een eigen verantwoordelijkheid voor.
De heer Remkes (VVD):
Voorzitter! De heer Crone zou met dit verhaal eens naar iemand uit het bedrijfsleven moeten stappen. Hij zou diegene de investeringsvraag moeten voorleggen en tegelijkertijd moeten zeggen dat diegene het risico loopt dat de afschrijvingstermijn voor zijn investering aanmerkelijk bekort wordt. Dan krijgt de heer Crone nul op het rekest van het bedrijfsleven. En dat is precies wat ik bedoel.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter! Ik heb jarenlang vanuit de vakbeweging met werkgevers over milieubeleid gesproken. De heer Remkes hoeft mij niet de maat te nemen of ik wel eens met werkgevers praat.
De voorzitter:
Wilt u zich beperken tot een interruptie!
De heer Remkes (VVD):
Praten zal de heer Crone ook wel doen!
De heer Crone (PvdA):
Mijn antwoord is heel helder: wij vragen vaak genoeg aan bedrijven om een vervroegde afschrijving te plegen of om niet alles af te schrijven. Als dat niet kan en als er problemen zijn, dan passen wij dat bij vanuit de overheid of door een prijsverhoging voor de burgers of wat dan ook. Dat is precies wat hier gebeurt. Het is niet nodig om daar zo'n felle woordenwisseling over te hebben. Het is gewoon een zakelijke vaststelling. Het enige wat ik u vraag is om te zeggen dat het vaker gebeurt dat een sector het niet kan betalen en dat het dan uit een prijsstijging of uit een ander potje komt.
De heer Remkes (VVD):
Voorzitter! Dit is precies wat ik bedoel. De heer Crone raakt aan de kern van deze discussie. Als het gaat om investeringen in het bedrijfsleven en als er bepaalde verwachtingen zijn gewekt bij het doen van die investering, vindt de VVD-fractie in zijn algemeenheid dat de overheid niet door die verwachtingen heen moet marcheren. Zo vinden wij ook dat dergelijke afwegingen ook gemaakt moeten kunnen worden voor de overheid zelf en de elektriciteitssector. In dit geval wordt uit veiligheids- en milieu-overwegingen een investering gevraagd aan de sector. De sector heeft gezegd: wij hebben die en die afschrijvingstermijn nodig om de investeringen rendabel te maken. De overheid onder aanvoering van onder andere de heer Crone in deze Kamer zegt echter dat de afschrijvingstermijn niet twaalf jaar mag zijn, maar negen jaar moet zijn. Ik constateer dat op grond van die politieke daad onnodig een bedrag wordt uitgegeven door de overheid. Dat is althans ons oordeel. De heer Crone maakt op dit punt een andere afweging, maar dat mag.
De heer Lansink (CDA):
Voorzitter! Ik wil niets afdingen op het betoog van de heer Remkes. Integendeel, dat zal dadelijk ook blijken. Ik heb echter wel een vraag. Vorige week, toen bekend werd dat het kabinet deze wat merkwaardige middenweg zou kiezen, heeft de heer Remkes daar als volgt op gereageerd: nou ja, dat moet dan maar zo; over een aantal jaren zijn er echter weer andere mensen met het dossier bezig... Betekent dit dat voor de VVD de sluitingsdatum van 2004 niet definitief is?
De heer Remkes (VVD):
Ik heb in de brief van de minister gelezen dat hij voornemens is, de vergunning aan te passen en in de vergunning het jaartal 2004 op te nemen. Vooralsnog is dat, gelet op de bevoegdheid van een aantal ministers, wat ons betreft een gegeven. Maar ik weet ook dat vergunningen natuurlijk niet onherroepelijk zijn.
De heer Lansink (CDA):
Ik stel die vraag, omdat u in het begin van uw betoog terecht erop wees dat het Elektriciteitsplan een voortschrijdend plan is. Dat betekent dat er ook nieuwe aanvullende inzichten kunnen komen, op grond waarvan inderdaad op een bepaald moment verlenging van de vergunning mogelijk is.
De heer Remkes (VVD):
Het denken bij de VVD-fractie houdt nooit op; ik ga ervan uit dat dat bij alle fracties in deze Kamer zo is.
De heer Van Dijke (RPF):
Mijnheer de voorzitter! Ik wil beginnen de minister dank te zeggen voor zijn brief, en ook voor het feit dat deze voor de kerst in deze kwestie duidelijkheid biedt. In personeel opzicht is dat een goed gebaar. Het is een korte uiteenzetting van de wijze, waarop de motie van mevrouw Vos ten uitvoer zal worden gebracht. Als deze brief los van heel de voorgeschiedenis wordt bezien, zou de conclusie zijn dat voldaan wordt aan: gewoon sluiten binnen het tijdsbestek zoals eertijds was beoogd. Verdisconteer je de voorgeschiedenis, dan krijgt het simpele woord "gewoon" een geweldige lading. Hoe dan ook, de conclusie van dit alles staat in de laatste alinea van de brief: "zowel de verlenging van de bedrijfsduur als het verkorten ervan zal de facto onmogelijk zijn".
Mijnheer de voorzitter! Bij deze conclusie resten een paar vragen. Ik stel vast dat teneinde de sluiting in 2004 verantwoord te doen plaatsvinden er 70 mln. moet worden aangevuld. Of dit geld nu uit de zak van de overheid komt, of uit de knip van de sector, of uit een fonds dat daar een beetje tussenin staat, het maakt de handelwijze als zodanig niet echt logisch. Alles afwegende moet de vraag zijn, wat het besluit nu echt voorstelt en of het inderdaad zo is dat "de facto" verlenging van de bedrijfstijd onmogelijk zal zijn. De weg naar 2004 is nog lang, zo hebben anderen ook al betoogd, en vele aspecten van dit besluit wijzen op, ja dringen als het ware aan tot een herziening van dit besluit in de toekomst. Immers, bedrijfseconomische motieven nopen tot nog langer open houden dan 2004. Reacties in de sector geven aan dat de technische levensduur zeker tot het jaar 2020 loopt.
Mijnheer de voorzitter! Niemand geeft graag voor niets geld uit. Is dit een verklaring voor de zin in de brief: "Dit bedrag zal worden uitbetaald onder de voorwaarde dat dan de werking van de centrale feitelijk beëindigd is"? Vanwaar deze voorwaarde, als verlenging van de bedrijfsduur "de facto onmogelijk" is?
Intussen blijft het nu vooralsnog zo, dat de besluitvorming over de kerncentrale Borssele geïsoleerd plaatsvindt; het staat buiten de kaders van een zinvolle gedachtenwisseling over de Nederlandse energievoorziening in de toekomst. Ik wil daarom de minister met klem vragen, snel alsnog politieke zingeving te verbinden aan de besluitvorming rondom de kerncentrale Borssele door heel spoedig de strategische standpuntbepaling aan de Kamer te doen toekomen, zodat wij het debat daarover kunnen voeren. Immers, mijnheer de voorzitter, de bedrijfsduurverlenging van Borssele dient ingebed te worden in een heldere politieke stellingname over de huidige en vooral de toekomstige inzet van kernenergie in Nederland. Eerst binnen het kader van een discussie ten principale kan zinnig gesproken worden over de mogelijkheden van alternatieven en kunnen deze eerst evenwichtig worden afgewogen tegen de optie van kernenergie. Het moet toch voor ieder weldenkend mens duidelijk zijn dat, als de uitkomst van deze discussie is dat we wel doorgaan met kernenergie, sluiting in 2004 vrij vruchteloos en nutteloos is. Als we niet doorgaan met kernenergie, is het voor mijn fractie in feite minder relevant of die kerncentrale in Borssele nu in 2004 of later dicht gaat. Want dan is helder dat we in ieder geval afscheid nemen van deze vorm van energie-opwekking. De vraag wanneer, is, gegeven een verantwoorde veiligheidssituatie – daarover geen enkel misverstand – in feite van secundair belang. De huidige tegenstanders van kernenergie moeten beseffen dat een heldere uitspraak van die strekking door de Kamer nooit is gedaan.
Mijnheer de voorzitter! Ik keer terug tot de brief. Het besluit hinkt eigenlijk op twee gedachten en vraagt eigenlijk om te gelegener tijd bijgesteld te worden. Maar bijstelling of niet, de winst van deze brief is onzes inziens wel dat het welhaast ondenkbaar mag heten dat kernenergie na 2004 nog een rol kan blijven vervullen in de Nederlandse energievoorziening zonder dat we daartoe heel expliciet hier in deze Kamer besluiten. En wij gaan er derhalve van uit dat het slechts de schijn heeft van het befaamde uitstelscenario. Daarmee is datgene wat wij met onze motie beoogden in elk geval een stap dichterbij gekomen.
De heer Poppe (SP):
Voorzitter! Na een weinig heldere en dus zeer verwarrende bedoening heeft de Kamer een motie aangenomen, met als bedoeling om de kerncentrale in Borssele op de kortst mogelijke termijn te sluiten. Die bedoeling is nadrukkelijk uitgesproken. Die kan dan ook door niemand in de Kamer anders zijn begrepen. Toch heeft de minister die bedoeling willens en wetens naast zich neergelegd. Mij ontgaat de redenering daarachter.
De minister acht de kerncentrale niet noodzakelijk voor de elektriciteitsvoorziening tussen de jaren 2004 en 2007, maar het moet toch voor iedereen duidelijk zijn dat het kernafval en de stroom van de kerncentrale Borssele nu al niet meer nodig zijn! Het moratorium voor de warmte-krachtkoppeling en de voortijdige sluiting van conventionele centrales tonen dat overduidelijk aan. Het probleem van de dreigende overcapaciteit van elektriciteit bestaat nu! Uit een oogpunt van elektriciteitsvoorziening is een snelle sluiting van Borssele dus geen enkel probleem. De sluiting pas in 2004 is wat ons betreft complete onzin. Het dure modificatieprogramma moet nu worden afgemaakt. Vervolgens moet 70 mln. worden uitgegeven omdat de kosten daarvan in 2004 nog niet zijn goedgemaakt. De SEP gaat daarmee ineens akkoord. Dat is ook vreemd, want de SEP zei eerder: 2007 of stoppen!
Het kabinet, dat heldere en duidelijke politieke besluitvorming aankondigde, komt bij het eerste probleem direct met het halfslachtige en onduidelijk onderbouwde voorstel om de partijen in de coalitie bij elkaar te houden. De VVD denkt: in 2004 zien wij wel verder. D66 heeft geschipperd tussen het verkiezingsprogramma en de mening van deze minister. De PvdA houdt nu ook niet meer vast aan het verkiezingsprogramma om geen gedonder in de nieuwe politieke vriendenkring te krijgen. Kosten daarvan: 70 mln.
De voorstanders van een snelle sluiting, zowel buiten als binnen de Kamer, hebben weer verloren, maar dit verlies kunnen wij een klein beetje zien in het zicht van de overwinning, want de kernenergielobby heeft haar zin niet gekregen. Daarmee is in feite een strategische wending tot stand gebracht. Wat ons betreft kan de kerncentrale, om genoemde redenen, echter worden gesloten. Het kabinet vindt bij de SP dus geen steun voor zijn geschipper.
De heer Lansink (CDA):
Voorzitter! Het besluit van minister Wijers om niet in te stemmen met de verlenging van de bedrijfsduur van de kerncentrale Borssele van 2004 naar 2007, maar om de modernisering wel goed te keuren, roept bij de fractie van het CDA gemengde gevoelens op. Het is positief dat de bewindsman het eigenlijke verzoek van de indienster van de motie, mevrouw Vos, en van de PvdA, directe sluiting dus, naast zich neerlegt. Een negatief oordeel past bij het belonen van een wat bedenkelijke besluitvorming en vooral bij het afstand nemen van dezelfde argumenten die het kabinet eerder brachten tot de conclusie dat verlenging van de bedrijfstijd tot 2007 verantwoord was. Ik wijs verder op het te gemakkelijk omgaan met de nauwelijks aanwezige financiële ruimte en op de formele afwikkeling met de merkwaardige interpretatie van de Elektriciteitswet.
Op grond van onderdeel b van artikel 16, lid 2, van die wet kan de minister goedkeuring onthouden aan het Elektriciteitsplan, indien het belang van een goede elektriciteitsvoorziening dat noodzakelijk maakt. Een goede voorziening is een doelmatige en betrouwbare voorziening tegen zo laag mogelijke kosten en op maatschappelijk verantwoorde wijze uitgevoerd. Het is opvallend dat de minister in zijn brief aan Greenpeace over de beslissing op het bezwaarschrift uitvoerig en helder betoogt dat het vastgestelde Elektriciteitsplan spoort met het milieubeleid, met de duurzame ontwikkeling en met de goede elektriciteitsvoorziening en dat het ook nog op maatschappelijk verantwoorde wijze kan worden uitgevoerd. Niettemin verklaart hij het bezwaarschrift op het onderdeel van de bedrijfsduurverlenging gegrond. Die lijn is niet te rijmen met de in de Kamer afgelegde verklaring, vooral bij het algemeen overleg, en is ook niet te plaatsen in de formele en materiële context van de Elektriciteitswet en van het Elektriciteitsplan. Die lijn lijkt ingegeven door politiek opportunisme. Dat is niet consistent meer en ook niet geloofwaardig.
De minister rechtvaardigt zijn draai via een nieuw criterium dat niet in de wet staat. De elektriciteitsvoorziening, zo stelt hij, moet kunnen rekenen op voldoende politieke ondersteuning. Maar heeft hij zelf niet gewezen op de verschillende interpretaties bij de stemverklaringen bij de motie-M.B. Vos? De minister had, gelet op eigen argumenten en op eigen verantwoordelijkheid, de motie naast zich neer kunnen leggen. Mijn vraag is dus – dit is echter een vraag terzijde – waarom het dringende advies van VVD-voorman Bolkestein in de wind is geslagen.
Toepassing van het tweede lid van artikel 16 is trouwens een raar rijtuig. Sommige collega's hebben daarop gewezen. De minister onthoudt immers alleen dan goedkeuring, wanneer het belang van een goede elektriciteitsvoorziening daartoe noopt, dus wanneer bij goedkeuring sprake zou zijn van het tegendeel. Dat is volstrekt niet het geval. Ik zie niet in waarom in 2005 een omkering van die goede elektriciteitsvoorziening zou optreden. Trouwens, eerder heeft de minister dat helemaal niet gesteld. Integendeel! Kijk maar naar het verslag van het algemeen overleg. Waarom heeft hij niet gewoon geschreven en gezegd, dat hij in afwijking van zijn aanvankelijke heldere lijn moest kiezen voor een meer opportunistische lijn? Kennelijk weegt de vrede in de paarse coalitie – ik kan daar enig begrip voor hebben, zeker zo rond Kerstmis – zwaarder dan faire en zuivere besluitvorming. Wij zijn hier echter wel met een ernstig proces bezig. Van een jaartal wordt een halszaak gemaakt. Kapitaalvernietiging wordt op de koop toe genomen. Extra middelen worden met het grootste gemak gefourneerd, terwijl er elders op de rijksbegroting met veel moeite omgebogen moet worden, ook op Economische Zaken. Kijk maar wat daar gebeurd is op het gebied van subsidies voor energiebesparing en dergelijke. Een precedent leert, dat een tegemoetkoming in de kosten van het modificatieprogramma ten laste van de voorzieningen egalisatietarieven voor elkaar kan worden gebracht. Dat is eerder al eens gebeurd. Maar materieel staat het op gespannen voet met de doelstellingen daarvan. Ik meen dan ook dat hier vastgesteld moet worden dat hoe dan ook de burger betaalt en volgens mij ook nog meer dan 70 mln. Ik sluit mij aan bij de vragen en opmerkingen van mevrouw Vos daarover.
De minister meent maximale duidelijkheid te moeten verschaffen voor de sector en het personeel door het jaar 2004 nu al definitief te maken. Er is veel bereikt, want het personeel weet nu dat men tot 2004 door kan gaan, maar in de vergunning wordt opgenomen dat de kerncentrale Borssele uiterlijk 1 januari 2004 moet sluiten. Ik vind die benadering te star. Die benadering gaat voorbij aan de argumenten die destijds naar voren zijn gebracht, ook door de minister, voor de verlenging en voor het al goedgekeurde Elektriciteitsplan. Verder gaat het voorbij aan nieuwe ontwikkelingen die kunnen optreden, ook in de vraag- en aanbodverhoudingen na 2004. Het gaat voorbij aan de onzekerheid over de prijsvorming op de markt van de fossiele brandstoffen. En het gaat voorbij – dat moeten ook worden meegenomen in het debat waar de heer Van Dijke eerder over sprak – aan de betrokkenheid van Nederland bij het internationale kernenergiebeleid. Ik pleit dus voor een andere benadering, waarbij ruimte worden gelaten voor de door de Kamer gevraagde discussie over de voors en tegens van kernenergie, juist omdat daar enkele weken geleden zo indringend over is gesproken door meerdere woordvoerders. Als wij zo werken, kunnen niet omkeerbare beslissingen vermeden worden. Op een nader te bepalen tijdstip, na afronding dus van de toegezegde discussie over kernenergie, moet verlenging van de vergunning tot een jaar later dan 2004 in beginsel mogelijk zijn. Ik zeg niet dat het moet, maar het zou moeten kunnen. Wanneer de bewindsman niet bereid is, het onherroepelijke karakter van de sluitingsdatum weg te nemen, afgezien van de formele bevoegdheden, omdat van jaar tot jaar het Elektriciteitsplan moet worden vastgesteld, ben ik voornemens over dit punt een kameruitspraak te vragen.
Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66):
Mijnheer de voorzitter! Het zal u niet verbazen dat de fractie van D66 verheugd is over het besluit van de minister om niet in te stemmen met de verlenging van de bedrijfsduur van de kernenergiecentrale Borssele. In eerdere debatten is onze inzet altijd geweest om het jaartal 2004 weer boven de horizon te halen. Het is nu het definitieve sluitingsjaar geworden en dat stemt ons tot tevredenheid.
In de brief van de minister staat een aantal argumenten die ons aanspreken. Om te beginnen wordt uitgegaan van de oorspronkelijk afgesproken en alom geaccepteerde bedrijfsduur tot 2004. Dat houdt in: geen onverwachte veranderingen en geen almaar voortdurende onzekerheid. Ik kom daar later nog op terug. Bovendien is verlenging van de bedrijfsduur niet noodzakelijk voor de elektriciteitsvoorziening, maar worden vervangende opties opengehouden voor de periode 2004 tot 2007. Het zal duidelijk zijn dat dan voor ons warmte-krachtvermogen nadrukkelijk in beeld komt.
Hier is al een- en andermaal betoogd dat er natuurlijk ook financiële aspecten zijn. De eerste optie was een minder dure modificatie. Die bleek niet mogelijk te zijn zonder een vermindering van het optimale veiligheidsniveau. Een optimaal veiligheidsniveau is natuurlijk ook datgene wat D66 nastreeft.
Een tweede optie is een andere manier van financieren. Die is het nu geworden in de vorm van 70 mln. in 2004. Dat is voor de fractie van D66 acceptabel. Je kunt dat geld beschouwen als de prijs voor een milieuvoordeel van drie jaar. Tegen de VVD-fractie wil ik het volgende zeggen. Wij willen zeker niet voor een dubbeltje op de eerste rang zitten, zeker niet als dat een milieuvriendelijke eerste rang is.
De heer Remkes (VVD):
Mijnheer de voorzitter! Kan mevrouw Jorritsma op dat milieuvoordeel een toelichting geven? Met name die stelling is mij volslagen onduidelijk.
Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66):
Ik had hier eigenlijk ook nog een zin achter staan. Misschien kan ik die er eerst aan toevoegen. Die luidt namelijk: vooral gericht op het kernsplijtingsafval, dat in ieder geval drie jaar korter wordt geproduceerd. Extra kernsplijtingsafval dat in een periode van drie jaar wordt geproduceerd, levert natuurlijk voor het milieu toch een heleboel nadeel op. Daar moet ook een hoeveelheid geld in geïnvesteerd worden.
Het niet doorgaan met kernenergie gedurende drie jaar extra levert in die richting gewoon voordelen op. Daar moeten wij een prijs voor betalen. Die prijs blijkt nu 70 mln. te zijn.
De heer Remkes (VVD):
Voorzitter! Naar aanleiding van deze verklaring begin ik mij in steeds grotere mate af te vragen waarom D66 niet gewoon het heldere standpunt van mevrouw Vos en het aanvankelijk heldere standpunt van de heer Crone onderschrijft, namelijk dat Borssele zo snel mogelijk dicht moet. Dat is niet mijn standpunt, maar dan ben je in ieder geval wel duidelijk.
Ik trek nu de volgende conclusie. Mevrouw Jorritsma zegt: iedere dag dat die centrale open is, zijn wij milieuvervuilend bezig. Als je de centrale niet in 2007 maar in 2004 sluit, dan zijn wij bereid om een prijs van 70 mln. voor het eerder sluiten te betalen. Ik vind dat een merkwaardig en inconsistent standpunt.
Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66):
Dat ben ik niet met de heer Remkes eens. Wij hebben natuurlijk een uitgangspunt gehad. Dat uitgangspunt stond sinds jaar en dag in het Elektriciteitsplan en kwam erop neer dat de kerncentrale tot 2004 open kon blijven. Dat was alom geaccepteerd, dat was politiek geaccepteerd en dat was ook uitdrukkelijk door D66 geaccepteerd. Daar gaan wij van uit. Als die centrale eerder gesloten zou worden, dan is dat een heel plotselinge wending. Er was immers tot voor kort niemand die dat eigenlijk in beeld had. Dat kost dan ook heleboel geld. Ook daar hebben wij cijfers over gehad. Bovendien levert dat een heleboel ellende op voor het personeel.
Ik ga er dus gewoon van uit dat wij begonnen zijn met een levensduur tot 2004, zoals dat in het Elektriciteitsplan stond en zoals daarop gerekend werd in de kerncentrale. Dat is het uitgangspunt waar de discussie mee begonnen is. Als wij daarvan uitgaan, dan zeggen wij: oké, houd het daar dan ook op, om een aantal redenen. Een van de redenen is dat als je langer doorgaat, er extra afval wordt geproduceerd. Wij gaan niet uit van iets, wat uit de lucht komt vallen. Wij gaan uit van iets, wat van tevoren is afgesproken.
De heer Remkes (VVD):
Ik heb in het algemeen de neiging om te praten in termen van argumenten en wat minder in termen van uitgangspunten. Ik heb een duidelijke vraag, waarop met ja of nee kan worden geantwoord. Is één jaar in bedrijf van de kerncentrale in Borssele voor het milieu goed of slecht?
Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66):
Je moet dit in de context beschouwen. Er zijn vele zaken die goed of slecht zijn voor het milieu. Een aspect is het kernafval dat slecht is voor het milieu. Als wij het geaccepteerd hebben tot 2004, dan is dat het begin van het debat dat wij de afgelopen weken hebben gevoerd. Ons standpunt is om het te houden op de afgesproken en geaccepteerde 2004, met alle voor- en nadelen.
De heer Remkes (VVD):
Voor de periode 2004 tot 2007 laat mevrouw Jorritsma het ene element een rol spelen en tot 2007 zijn haar uitgangspunten relevant. Daarin zit een innerlijke tegenstelling. Zij schept daarmee op dit moment geen duidelijkheid. Ik vind dat dit zou moeten gebeuren. Mevrouw Jorritsma spreekt zichzelf tegen.
Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66):
Nee. Het woord "uitgangspunt" betekent niet iets, wat ik voel, iets abstracts. Laat ik het anders formuleren. Het beginpunt van de discussie was de situatie zoals die er lag: tot 2004 doordraaien. Vanuit dat beginpunt zijn wij deze discussie aangegaan. Er zijn een aantal afwegingen. Hoewel D66 een aantal duidelijke nadelen ziet in kernenergie, hebben wij het tot 2004 geaccepteerd. Dan houdt het ook op. Dat is toch helder? Het is geen abstract uitgangspunt, het is een beginpunt van de discussie. Wij moeten uitgaan van de reële situatie.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik ondersteun het betoog van de heer Remkes. Ik vind het een wat malle situatie, dat mevrouw Jorritsma nu ineens 2004 als beginpunt neemt en zegt: van daaruit geredeneerd is die 70 mln. alleen maar prima voor het milieu.
De voorzitter:
Wilt u uw interruptie beperken tot een vraag? Het ondersteunen van de heer Remkes is geen interruptie.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Mevrouw Jorritsma zegt dat dit het uitgangspunt van D66 is. Vóór de zomer hebben de heer Tommel en ik gezamenlijk een motie ingediend met de strekking, dat wij het Elektriciteitsplan zouden willen goedkeuren met afzien van de renovatie en de bedrijfsduurverlenging van de centrale. In dat debat heb ik een ander uitgangspunt van D66 vernomen dan hetgeen mevrouw Jorritsma thans zo stellig naar voren brengt.
Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66):
Het uitgangspunt in dat debat was: geen levensduurverlenging. In de vorige debatten is ons uitgangspunt altijd geweest: laten wij bekijken of wij die datum van 2004 boven tafel kunnen houden. Het standpunt van de SEP is er toen overheen gekomen: òf 2007 òf onmiddellijk. Wij zijn altijd uitgegaan van geen levensduurverlenging. Ook de heer Tommel heeft dat zo geformuleerd. Van daaruit zijn wij steeds op 2004 blijven staan. Zo simpel ligt het.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
De heer Tommel heeft dat niet zo geformuleerd. Een van de overwegingen van de motie was, dat er een keuze was: òf renoveren en bedrijfsduurverlenging òf zo spoedig mogelijk sluiten. Ik zie een duidelijke koerswijziging van D66 op dit punt.
Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66):
Dat is nooit een politieke optie geweest. Het is een optie van de SEP geweest. Die heeft gezegd: het is of 2007 of onmiddellijk. Als de centrale eerder dan in 2007 wordt gesloten, kan de modificatie niet doorgaan en moet de centrale onmiddellijk dicht, zo is de redenering steeds geweest. Mijn fractie heeft in de recente debatten gezocht naar een mogelijkheid om door de modificatie optimale veiligheid te bereiken zonder dat de levensduur wordt verlengd, zodat de centrale dus in 2004 wordt gesloten. Mijn fractie heeft deze nieuwe optie tijdens de recente debatten ingebracht en heeft daaraan heel consequent vastgehouden. Ik zie er absoluut geen draai in. Volgens mij is het een heel consistent verhaal.
De heer Poppe (SP):
Mijnheer de voorzitter! De redenering van mevrouw Jorritsma is mij toch wel wat erg krom. Waarom is de D66-fractie bereid 70 mln. extra uit te geven om daarmee tien jaar lang meer kernafval te produceren? Zij maakt zich ook zorgen om dat afval. Uit alle gegevens blijkt dat de energie die de centrale levert niet meer noodzakelijk is gezien de energiebehoefte. Daarom worden ook andere centrales gesloten. Waarom kiest D66 dan niet, uit bezorgdheid om het afval, voor sluiting in pakweg 1998? Als er kan worden gediscussieerd over sluiting na 2004 is er ook discussie mogelijk over sluiting voor dat jaar.
De voorzitter:
Ik heb de indruk dat de leden het debat van enkele weken geleden herhalen. Ik verzoek de leden om de interrupties te beperken tot het hoogst noodzakelijke.
Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66):
Ik blijf maar zeggen dat het doordraaien tot 2004 niet nieuw is. Het is de oorspronkelijke afspraak. Het personeel was daarop ingesteld. De contracten waren daarop afgestemd. Mijn fractie heeft als een feit aanvaard dat die centrale in het geheel van de Nederlandse energievoorziening draaide tot 2004. De verandering was het voorstel om de centrale langer in bedrijf te houden. Toen hebben wij gezegd dat wij ons aan de afspraak willen houden. Dat voor de veiligheid een extra bedrag van 70 mln. nodig is, vereist afweging. Mijn fractie accepteert het.
De heer Poppe (SP):
Uit de gegevens blijkt dat de produktie van kernafval gedurende nog tien jaar niet noodzakelijk is. Aangezien mevrouw Jorritsma zich zorgen maakt over dat afval, zou zij een gat in de lucht moeten springen. Nu eerdere sluiting mogelijk is, zou haar fractie daarvoor moeten kiezen.
De voorzitter:
Mevrouw Jorritsma geeft antwoord en dan vervolgt zij haar betoog en probeert dat af te ronden.
Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66):
Dat zal ik doen, voorzitter! Het besluit om een maatregel te treffen die sluiting van de kerncentrale in 2004 definitief maakt, juicht mijn fractie toe. Wat daarover in de brief staat, geeft ons het vertrouwen dat het ook inderdaad zal gebeuren. Dit schept maximale duidelijkheid. Verlenging noch verkorting van de levensduur is dan nog mogelijk. Het biedt zekerheid aan de politiek, aan de SEP en vooral ook aan het personeel van de centrale. Men weet nu waar men aan toe is. Men kan naar de sluiting toe werken en deze optimaal voorbereiden. Samenvattend, D66 stemt in met de inhoud van de brief van de minister.
De heer Hendriks:
Voorzitter! Ook ik heb beide brieven van de minister afgelopen vrijdag om 23.35 uur per expresse thuis ontvangen. In de ene brief staat de beslissing van de minister over het gedeeltelijk gegrond verklaren van het bezwaarschrift van Greenpeace. De andere brief gaat over de herziening van de vergunning voor de kerncentrale Borssele. De modificatie zal echter toch doorgaan.
Na verdere lezing van de tweede brief ben ik tot de conclusie gekomen, dat de Kamer nog steeds geen oordeel kan geven over de inhoud. Het bevreemdt mij dat de discussie over de financiële gevolgen van sluiting gaat. Nog steeds is echter niet duidelijk wat de financiële consequenties van het open houden van Borssele zijn. Volgens diverse berekeningen die mij aangereikt zijn, is Borssele een verliesgevende centrale. Ik memoreer de documenten van Natuur en milieu uit 1992, die van Greenpeace uit 1994 en het document dat ik hedenmiddag om half twee van een jonge Amsterdamse vrouw heb gekregen. Zij doet dit voor het nageslacht, opdat wij goed weten wat wij doen, zo zei deze vrouw. De titel is: "Het dossier kernenergie kan gesloten worden en de kerncentrales ook", uitgegeven door het Landelijk documentatie- en onderzoekcentrum kernenergie in april 1993.
Voorzitter! Ik stel opnieuw twee vragen aan de minister. Wat kost de kerncentrale Borssele nu echt per dag of welk rendement heeft ze? Wil de minister de Kamer op korte termijn de gevraagde gegevens verstrekken? Verder herinner ik de minister aan mijn afspraak met de directeur elektriciteitsvoorziening van 21 november, die mij een uittreksel uit het contract tussen Pechiney en Delta nutsbedrijven heeft toegezegd.
Ten slotte wijs ik de minister erop dat hij de motie-M.B. Vos niet uitlegt zoals zij die mijns inziens bedoeld heeft. Ik meen te hebben begrepen dat mevrouw Vos verlenging van de bedrijfstijd steeds heeft gekoppeld aan modernisering. De modernisering start in 1994, net als de verlenging van de bedrijfstijd. Als er in de motie wordt uitgesproken dat de bedrijfstijd niet verlengd dient te worden, dan betekent dit dat de bedrijfstijd niet verlengd moet worden van 1994 tot 2004. Met andere woorden, milieutechnisch is er in 1994 een einde aan de bedrijfstijd gekomen. Modernisering impliceert verlenging van de bedrijfstijd tot 2004. Het jaar 2007 heeft het ministerie zelf op grond van economische motieven in beeld gebracht. Daarom is het besluit tot het open houden van de centrale tot 2004 niet overeenkomstig de wens van de Kamer.
De heer Janmaat (CD):
Voorzitter! De Kamer reageert nu op het besluit van het kabinet naar aanleiding van de motie van GroenLinks over de levensduur van de kerncentrale in Borssele. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat de besluitvorming over deze centrale onder een wel zeer slecht gesternte heeft plaatsgevonden. Er is in Nederland een grote weerstand tegen kernenergie, vooral gebaseerd op emotionele gronden. Wij kunnen niet ontkennen dat er in deze Kamer en onder de kiezers buitengewoon weinig mensen zijn die de voor- en nadelen en vooral de gevaren van kerncentrales exact kunnen inschatten. Wij zijn geen toptechnici, wij moeten afgaan op rapporten van mensen uit de wetenschap en van mensen uit de kernenergiesector.
De meningen verschillen, maar vooral de tegenstanders van kernenergie laden de bevolking buitengewoon negatief als het om het afschilderen van de risico's gaat. Zij overdrijven daarbij sterk. De fractie van de Partij van de Arbeid komt telkens weer met Tsjernobyl aan. Nu is dat wel begrijpelijk, want er is geen grotere socialistische blunder begaan dan daar in de Sovjet-Unie. Maar Nederland is geen socialistisch land, dus het is hier wat beter geregeld.
Voorzitter! Het kabinet heeft een besluit genomen: de centrale wordt gemoderniseerd en ze blijft in bedrijf tot 2004. Als de berekeningen van het kabinet allemaal tot in de puntjes kloppen, dan ontstaat er tot dat jaar een meerprijs van 70 mln. die mogelijk tot verhoging van de tarieven zal leiden, tenzij de fractie van de Partij van de Arbeid wellicht alweer andere potjes gevonden heeft. Maar met respect voor socialistische opvattingen, er is toch gebleken dat deze partij altijd wat minder nauwkeurig met geld omgaat.
Voorzitter! Nu sluiten wij helemaal niet uit dat het besluit van dit kabinet door een volgend kabinet zal worden herzien. Wie kan immers zeggen of de tegenstanders van kernenergie en daarmee de voorstanders van vroegtijdige sluiting dan de overgrote meerderheid zullen vormen? Bovendien kan een volgend kabinet dit besluit om hem moverende redenen volledig naast zich neerleggen of terugdraaien.
Mijn enige vraag aan de minister is dan ook de volgende. Als dit besluit om de kerncentrale in 2004 te sluiten, leidt tot prijsstijging van de energietarieven, is het mogelijk dat dit later, als dit besluit wordt herzien, wordt gecompenseerd?
De voorzitter:
Daar wij voornemens zijn om dit debat voor de avondpauze af te ronden, zullen de interrupties tot het uiterste beperkt moeten worden.
Minister Wijers:
Voorzitter! Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun reactie op de brieven. Aan het besluit dat in die brieven is neergelegd, is uitvoerig overleg in het kabinet vooraf gegaan. Bovendien zijn er uitgebreide onderhandelingen met de elektriciteitssector gevoerd.
Ik stond voor een dilemma van zakelijke overwegingen, die ik in mijn brief van 7 november aan de Kamer uiteen heb gezet en die ik diverse keren in de verschillende discussies naar voren heb gebracht, en de noodzaak om de investeringen in kernenergie te laten plaatsvinden in een context van politieke consensus en maatschappelijke rust.
Ik herhaal kort de zakelijke overwegingen in de brief van 7 november jl. De formulering van het modificatieprogramma en de daarmee samenhangende procedure van vergunningverlening is tot stand gekomen op grond van wettelijke regelingen en in nauw overleg tussen SEP, EPZ en overheid. Door de gevolgde procedures was er een belangrijke vertraging ontstaan. Die vertraging had als gevolg dat het modificatieprogramma pas in 1997 afgerond zou kunnen worden. Bovendien waren er meerkosten van 70 mln. op de in eerste instantie geschatte 400 mln.
De kerncentrale van Borssele voldeed al aan de criteria van het risicobeleid voor ernstige gevallen. Na de investeringen ten behoeve van de modificatie zou die kerncentrale in nog ruimere mate aan de eisen voldoen. Wij gingen uit van een levensduur van Borssele tot 2007. Tegen die achtergrond betrof het een rendabel project.
Op grond van al deze overwegingen en ontwikkelingen in het verleden was ik geneigd om eerdere besluitvorming te handhaven en de centrale tot 2007 open te laten. Dat de motie-M.B. Vos werd aangenomen, weliswaar met een nipte meerderheid, na een zeer intensief debat dat meer interpretaties open liet, was op zich een zeer belangrijk politiek feit.
De elektriciteitsvoorziening in Nederland moet kunnen rekenen op voldoende politieke ondersteuning. Dat geldt met name bij kernenergie. In dit verband was het aannemen van de motie-M.B. Vos een nieuw, belangrijk beleidsinzicht. Het was een illustratie van de wijze waarop er in de Nederlandse samenleving werd nagedacht, zelfs als het ging over niet eens zulke principiële punten. Ik heb ook vaak gezegd dat sluiting in 2004 of 2007 niet zozeer een principieel alswel een zakelijk argument is. Desalniettemin vormde het aannemen van de motie-M.B. Vos een belangrijk gegeven, een nieuw inzicht. Een minister die verantwoordelijk is voor deze sector hoort dat dan ook mee te wegen.
Ik heb die motie geïnterpreteerd zoals die geformuleerd is. De motie zegt niet meer en niet minder dan: geen verlenging van de bedrijfstijd, dus open tot 2004. Een deel van de Kamer heeft dezelfde interpretatie. Na raadpleging van het Reglement van orde van de Tweede Kamer is ons gebleken dat de intenties van de indiener van de motie niet leidend zijn. Misschien leeft bij sommige leden het idee dat die wel leidend zijn, maar zoals gezegd, volgt dit niet uit de geschreven regels van de Kamer.
Dus met het oog op het debat en de andere afwegingen heb ik het Elektriciteitsplan 1995-2004 van de SEP opnieuw getoetst aan artikel 16, tweede lid, van de Elektriciteitswet van 1989. Dit heb ik ook gedaan in het kader van het bezwaar van de stichting Greenpeace tegen eerdere goedkeuring. In dat verband was het feit aan de orde dat op grond van de Elektriciteitswet goedkeuring wordt onthouden indien het belang van een goede elektriciteitsvoorziening, mede gelet op het belang van een goede energievoorziening, dat op een maatschappelijk verantwoorde wijze noodzakelijk maakt. "Op een maatschappelijk verantwoorde wijze" betekent, dat een debat met een stemming zoals die heeft plaatsgevonden, een belangrijke overweging is.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Voorzitter! Voor de zuiverheid wil ik het volgende opmerken. Dit is geen juist citaat van artikel 16 van de Elektriciteitswet. "Op maatschappelijk verantwoorde wijze" is een bepaling die men vindt in artikel 2. De minister mag het Elektriciteitsplan toetsen aan drie criteria van artikel 16 en het gaat om het tweede. Maar de toevoeging "op maatschappelijk verantwoorde wijze" staat niet in die toetsingscriteria. Dit punt moet zuiver behandeld worden.
Minister Wijers:
Ik geloof dat u gelijk heeft. Ik trek die opmerking in.
Mijn conclusies uit de overweging die plaatsvond, waren de volgende. Ik acht het beter, de centrale, zoals oorspronkelijk bedoeld was, te sluiten in 2004 en voor de voorziening van de elektriciteitsbehoefte in de jaren daarna vervangende opties open te houden. Er is voldoende tijd om die opties in volgende elektriciteitsplannen te concretiseren. Ik heb in de discussies die wij daarover gehad hebben in deze Kamer, gezegd dat na 2003, 2004 de overcapaciteit in de sector omslaat in een ondercapaciteit. Dat betekent dat er in die tijd ruimte is voor allerlei invullingen van de toekomstige elektriciteitsvoorziening. Ik zeg nogmaals, dat op basis van mijn voorkeur en ook op basis van zakelijke overwegingen, de kernenergie van Borssele daarin een rol had kunnen spelen. Maar gegeven de maatschappelijke discussie en de discussie in het parlement, heb ik besloten dat de kerncentrale daar beter geen rol in kan vervullen.
De heer Lansink (CDA):
Voorzitter! Dat is toch in strijd met wat u eerder hebt beweerd over het openhouden van alle mogelijke opties. Dat is ook in strijd met wat u eerder in de Kamer in het algemeen overleg heeft beweerd; het is in strijd met de geloofwaardigheid van bestuur; het is in strijd met de consistentie en het is niet te baseren op het befaamde artikel in de Elektriciteitswet. De bepaling "op maatschappelijk verantwoorde wijze" staat, zoals zojuist al is opgemerkt, in een ander artikel. Maatschappelijke verantwoordelijkheid betekent, volgens mij, ook consistentie en geloofwaardigheid.
Minister Wijers:
Consistentie en geloofwaardigheid worden getoetst in de loop van de tijd. Ik kom daar straks op terug omdat ik dat natuurlijk ook in mijn overwegingen in het overleg met de sector zwaar heb laten wegen.
Wat voor mij buitengewoon zwaar gewogen heeft, en ik hoop dat dit argument ook in het parlement, nu we zijn waar we zijn, met alle verschillende uitgangspunten zwaar gewogen zal worden, is het feit dat er in de discussie over Borssele op een gegeven moment een conclusie moet worden bereikt en dat er rust omtrent die kerncentrale gaat ontstaan. Ik heb mij in mijn overwegingen, waarbij de verschillende opties van 2007 en 2004 een rol hebben gespeeld, regelmatig de vraag gesteld in hoeverre een keuze voor 2007 die rust en die bestuurlijke continuïteit zou garanderen die wenselijk is voor kernenergie in Nederland en voor de mensen die in Borssele werken. Voor mij is uiteindelijk het zoeken naar een situatie waarin een maximale bestuurlijke stabiliteit zou kunnen worden gevonden voor de kernenergiecentrale Borssele, beslissend geweest. Ik geloof namelijk dat niemand erbij gebaat is, dat wij regelmatig discussies hebben over de vraag wat er met Borssele zou moeten gebeuren.
Op basis van die overweging heb ik besloten om goedkeuring te onthouden aan het onderdeel van het plan met betrekking tot bedrijfsduurverlenging van de kerncentrale Borssele. Ik heb vervolgens zeer veel tijd geïnvesteerd in overleg met de betrokken partijen om consensus te bereiken. Dat besluit had natuurlijk aanzienlijke gevolgen voor de elektriciteitssector. Eerst hebben wij met de sector en de Kernfysische dienst bezien of het mogelijk zou zijn om de investeringen te beperken. Dan zou immers de modificatie met een kortere bedrijfsduur mogelijk rendabel kunnen plaatsvinden. Vrij snel bleek, dat dit geen begaanbare weg is. Besparingen leiden allemaal min of meer tot een vermindering van het beoogde veiligheidsniveau. Ik geloof dat niemand, ook niet in deze Kamer, zo'n situatie voor zijn of haar rekening zou willen nemen. Ik in ieder geval niet.
Vervolgens is de vraag aan de orde hoe je er bestuurlijk mee omgaat. Je moet immers een uitweg vinden voor het probleem dat modificatie tegen een lager bedrag niet mogelijk is en dat de kerncentrale tot 2004 open blijft. Gegeven die situatie vond ik het redelijk dat de sector enigerlei vorm van tegemoetkoming zou ontvangen, gelet op het feit dat de kosten van het modificatieprogramma nog niet geheel zouden zijn afgeschreven. Daarbij heb ik ook meegewogen de gang van zaken tot dat moment, zorgvuldig bestuurlijk handelen, consistentie enzovoort. Ik heb daarom in mijn overleg met de sector als uitgangspunt genomen dat, gegeven die beslissing en gegeven de wens van de meerderheid van de Kamer, de enige consequentie kon zijn dat er op enigerlei wijze tegemoet moest worden gekomen aan de niet afgeschreven kosten.
Door een aantal geachte afgevaardigden is gevraagd hoe vervolgens op basis van de gesprekken die ik met de sector heb gehad, het bedrag van 70 mln. tot stand is gekomen. Dit bedrag is tot stand gekomen na redelijk intensieve gesprekken, die je onderhandelingen zou kunnen noemen. Want je kunt in die gesprekken twee factoren als uitgangspunt nemen, namelijk de feitelijke kosten of de opportunity costs. De opportunity costs van de investering in Borssele waren hoog, omdat het een rendabele investering was. De kosten waren substantieel hoger dan de 70 mln. Dan moet u aan op zijn minst het dubbele denken, waarschijnlijk nog meer. Daarover kun je speculeren.
Men kan zich dus voorstellen dat er in dat soort gesprekken twee standpunten als uitgangssituatie worden genomen, waarbij op een gegeven moment in redelijk overleg een bedrag tot stand komt. Dat was overigens opnieuw die 70 mln. Op zichzelf is dat niet zo gek, omdat dat bedrag van 70 mln. ooit al eens eerder door de sector was genoemd, toen deze destijds bij mijn voorganger kwam. Hierin zit dus een zekere logica.
Mevrouw Vos heeft vragen gesteld over de 70 mln. 70 mln. nu is natuurlijk wat anders dan 70 mln. in 2004. Het gaat uiteindelijk om 70 mln. in 2004, omdat dan ook het moment aanbreekt dat de centrale dicht gaat. Dan doet de situatie zich voor dat er niet langer afgeschreven kan worden. Voor de goede orde, want ook daarover bestaat een misverstand: die 70 mln. zal in 2004 uit de algemene middelen, dus niet uit de begroting van Economische Zaken, worden gefinancierd op het moment dat de centrale de facto dicht gaat. Omdat de kosten voor de investering nu zijn gemaakt, was het ook redelijk dat vooruitlopend daarop een renteloze lening werd gegeven. Deze renteloze lening is uit de voorziening voor de egalisatie van tarieven op de SEP-balans gefinancierd. Dat betekent niet dat, zoals mevrouw Vos zei, daarmee het bedrag hoger is geworden. Nee, dat betekent dat de sector nu 70 mln. krijgt. Het is dus niet meer.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
U zegt dat de sector die 70 mln. nu krijgt. U zegt ook dat het een renteloze lening betreft die nu wordt verschaft en die in 2004 uiteindelijk uit de algemene middelen zal worden afgelost. In 2004 is die 70 mln. van nu toch aanmerkelijk meer geworden. Dat is de kern van mijn vraag. U zegt nu in feite twee dingen. U zegt dat die 70 mln., 70 mln. is in 2004 en u zegt dat u nu 70 mln. geeft als renteloze lening geeft.
Minister Wijers:
Ik geef nu een renteloze lening uit de egalisatievoorziening. Die 70 mln. wordt de facto geconverteerd in een storting uit de algemene middelen in 2004. Als je het bij die storting in 2004 zou hebben gelaten, zou dat eigenlijk een betaling nu zijn geweest van ongeveer 35 mln. Want 70 mln. is in 2004 nu eenmaal veel minder waard dan wanneer je het nu krijgt. Het is net andersom dan wat u zegt.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Hoe groot is dan de renteloze lening die u nu uit het Egalisatiefonds verstrekt?
Minister Wijers:
Die is 70 mln. en die wordt in 2004 weer teruggestort als die 70 mln. zou worden betaald.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
U verstrekt nu een renteloze lening uit een bepaalde pot. Als je dat geld in die pot laat zitten, is het in 2004 veel meer waard. Kortom, ik kan niet anders concluderen dan dat die renteloze lening van 70 mln., straks een veel groter bedrag is.
Minister Wijers:
Nee, de sector krijgt in 2004 70 mln., wat een reële tegemoetkoming voor haar kosten is. Ik had die 70 mln. nu kunnen geven, maar dat zou een vooruitlopen op de sluiting hebben betekent. Daarom is deze constructie gekozen. Het is dus geen veelvoud van dat bedrag.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Maar waarom wordt hierbij zo nadrukkelijk over "renteloze lening" gesproken?
Minister Wijers:
Omdat de kosten voor de investering nu zijn gemaakt. Eigenlijk geldt het tegenovergestelde van wat u zegt. Als ik had gezegd "ik geef de investering nu maar ik vergoed in 2004 70 mln.", dan zou het de facto niet een vergoeding zijn van 70 mln. maar van ongeveer 35 mln., gegeven het rentevoordeel.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Andersom zou het bedrag voor een renteloze lening nu van 70 mln. straks toch een veel groter bedrag zijn? Het gaat om geld. Dat haalt de minister uit een pot weg. Als hij het in een pot laat zitten, wordt het in de loop der jaren steeds meer waard.
Minister Wijers:
Als u het bedrag van 70 mln. op een bank zou zetten en het zou rentedragend zijn, dan is het in 2004 veel meer. Dan is het ongeveer 140 mln. Vandaar dat het een renteloze lening is die in 2004 moet worden teruggestort als de centrale wordt gesloten. Het is dus gewoon 70 mln.
Voorzitter! Het is overigens een substantieel bedrag. Ik wil dat niet ontkennen. Het is ook een eenmalig bedrag. Men moet uitkijken als men een vergelijking maakt met bezuinigingen. Daarbij gaat het om structurele bedragen, jaar op jaar. Wat krijgen wij daarvoor terug? Als deze Kamer eraan meewerkt, krijgen wij, naar ik hoop, daarvoor bestuurlijke rust rond Borssele terug, tot 2004. Gegeven de historie rondom Borssele, die mij ook niet is ontgaan, vind ik dat voor de mensen die het betreft en ook voor de sector de prijs. Die prijs moet betaald worden. Dat is de prijs die wordt betaald voor rust, ook voor de mensen die in Borssele werken.
De SEP heeft medegedeeld naar aanleiding van de gesprekken dat zij steeds een sterke voorkeur had voor 2007, maar dat zij desalniettemin – conform mijn redenatie tot nu toe – erkennen dat het gegeven het politieke debat in de Kamer wenselijk is om uit te komen op 2004. Ook voor de SEP is van belang dat er, ook gegeven het proces dat heeft plaatsgevonden, nu bestuurlijke stabiliteit ontstaat. Dat is ook de SEP het nodige waard.
De heer Remkes heeft een aantal vragen gesteld over de egalisatievoorziening. Deze voorziening is gestart in 1984. Het hoofddoel van die voorziening is het egaliseren van schokken in het elektriciteitstarief als gevolg van scherpe olie- en gasprijsstijgingen. De voorziening is gevoed uit een eenmalige overheidsbijdrage, een restantsubsidie voor milieudoeleinden, bijdragen van de Gasunie en de SEP en rentebijschrijvingen. Gelet op de wijze waarop de voorziening werd gevoed, is destijds besloten dat de minister van Economische Zaken het grootste deel van de zeggenschap over die voorziening heeft. De voorziening is zeker niet geheim. Zij staat in het jaarverslag van de SEP. Dat is ook diverse keren in de Kamer gemeld. Er heeft onder meer in 1985 een debatje over plaatsgevonden. Ook is er in 1989 in een brief naar verwezen. In 1992 heeft het een rol gespeeld tijdens de begrotingsbehandeling van de subsidies voor warmte-krachtkoppeling. Het is in die zin te verantwoorden dat het geld voor dit leningsdoeleind wordt gebruikt.
De heer Poppe (SP):
Ik ken de omvang van het totale potje, het Egalisatiefonds, niet. Het fonds is bedoeld om ups en downs een beetje gelijk te trekken. Als de prijs zakt, vindt er aanvulling plaats. Anders wordt het fonds leeggehaald. De SEP heeft een grote verbruiker in dat gebied, namelijk Pechiney. Daarmee is een contract afgesloten. Op dat punt kunnen dus geen schommelingen optreden. Maar stel dat er straks onvoldoende in het potje zit. Worden de schommelingen dan opgevangen door de kleinverbruiker? Of zegt de minister: neen, er zit genoeg in.
Minister Wijers:
Er is geen reden om te veronderstellen dat dat zal gebeuren. Er zat per 31 december 1993 een fors bedrag in dat potje, namelijk 385 mln. Dat is ook in het jaarverslag van de SEP terug te vinden. Dit is een kleine rimpeling in het fonds.
De heer Poppe (SP):
U kunt dus garanderen dat die schommelingen niet door de kleinverbruikers hoeven te worden opgevangen?
Minister Wijers:
Zekerheden kan ik in dit leven niet geven. Ik kan wel waarschijnlijkheden uitspreken. Dit is een waarschijnlijkheid.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter! Ik wil nog een vraag stellen over dat fonds. De minister gaat 70 mln. uit dat fonds halen en als renteloze lening verstrekken aan de SEP. Dit betekent dat in 2004 70 mln. minder in het fonds zal zitten. Bovendien is er 70 mln. aan renteverlies voor dat fonds. Dat is toch juist? In het Egalisatiefonds zit straks "70 mln. plus 70 mln. renteverlies is 140 mln." minder dan er anders in had gezeten.
Minister Wijers:
Nee, die 70 mln. komt gewoon terug.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ja, maar dat is dus niet genoeg. Het fonds heeft in 2004 een tekort van 70 mln.
Minister Wijers:
Het potje krijgt 70 mln. terug als sluiting plaatsvindt. Dat punt stel ik zo dadelijk aan de orde.
De heer Lansink (CDA):
Het fonds is bedoeld voor geweldige dalingen en natuurlijk vooral stijgingen van de prijs van fossiele brandstoffen. Als deze prijs fors stijgt, heb je het fonds nodig. Bovendien is het een extra argument om de centrale open te houden, omdat zij dan aanzienlijk goedkoper draait dan de gas- en oliecentrales. Hoe kijkt de minister tegen die redenering aan?
Minister Wijers:
De heer Lansink probeert mij van iets te overtuigen, waarmee ik het in isolatie van het argument geheel eens ben. Hij doet net alsof er geen discussie is geweest, of de centrale maatschappelijk niet omstreden is. Ik vraag ook de heer Lansink, daarmee rekening te houden. Er is geen echt belang mee gediend als wij in een continue discussie komen over de levensduur van Borssele. Ik heb er een sterke voorkeur voor als iedereen in die zin zijn verantwoordelijkheid neemt en een bijdrage levert aan de bestuurlijke stabiliteit rondom Borssele en de mensen die er werken.
De heer Lansink (CDA):
Ik kan voldoende waardering voor deze redenering van de minister en de inzet opbrengen, maar de maatschappelijke onrust wordt mede bepaald door datgene wat wij hier doen, in elke richting. De minister stelt besluitvorming voor op grond van een aanvaarde motie met een andere strekking. Een verworpen D66-motie voert hij juist wel uit. Daarmee draagt hij bij aan de maatschappelijke onrust. Afgezien van de laatste weken was de centrale Borssele in de Nederlandse samenleving niet omstreden. Dat gold alleen nieuwbouw van centrales. Ik vind dat de minister daar ook rekening mee moet houden.
Minister Wijers:
Ik heb mijn beslissing genomen gegeven het debat in de Kamer. Als het kabinet de motie naast zich neer zou hebben gelegd, dan zou dat zonder twijfel tot de situatie hebben geleid waarin de levensduur van Borssele een permanent onderwerp van politieke discussie zou zijn geworden. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Lansink meent dat dat niet het geval zou zijn geweest. Ik heb zoveel mogelijk de zakelijke argumenten gebruikt. Je kunt zelf of als politieke groepering een andere afweging hebben gemaakt. Er is echter een proces geweest. Er is op een zeker moment een meerderheid van de Kamer geweest die een uitspraak heeft gedaan. Daarmee moet je rekening houden. Ik heb geprobeerd een route te vinden die maximale bestuurlijke stabiliteit rondom Borssele garandeert, ook al is dat vanuit het puur zakelijke argument niet de te prefereren oplossing.
De beslissing impliceert het volgende. Te zamen met de bewindslieden die het meest betrokken zijn bij de vergunningen krachtens de Kernenergiewet zal ik de vergunning zodanig veranderen, dat de werking van de centrale tot 1 januari 2004 wordt beperkt. Dat is de eerste manier waarop zekerheid kan worden geschapen over de levensduur. De tweede manier waarop wij die zekerheid creëren, is door de 70 mln. pas op dat tijdstip ter beschikking te stellen. In de derde plaats hebben de SEP ook zelf verklaard dat zij er prijs op stellen, dit nu vast te leggen. Die voorkeur is gebaseerd op het argument van de bestuurlijke stabiliteit. Deze drie argumenten bij elkaar leiden mij tot de conclusie dat sprake is van een de facto sluiting van de centrale in 2004. Is dat 100% zeker? Is het ondenkbaar dat de Kamer in een heel andere samenstelling over een paar jaar een heel andere beslissing neemt en dat een kabinet daarin bewilligt? Niets in het leven is 100% zeker, maar gegeven de manier waarop vergunningsprocedures verlopen, zeker rondom de Kernenergiewet, is het alsnog veranderen van de levensduur een beetje te vergelijken met tandpasta terugduwen in de tube. Dat is buitengewoon lastig en onzeker. Gegeven de andere overwegingen neem ik het voor mijn rekening om te zeggen dat de kerncentrale de facto in 2004 gesloten is.
Is dat het einde van de kernenergie in Nederland? Ik denk, eerlijk gezegd, dat die vraag het debat betreft dat ik de heer Van Dijke en andere leden van de Kamer al heb toegezegd in eerdere discussies. Daarbij gaat het – ik ben dat met de heer Crone eens – met name om de vraag of er in de toekomst condities kunnen zijn waaronder wellicht nieuwe generaties van kerncentrales ter beschikking komen en of die een rol zouden moeten of kunnen vervullen in de energievoorziening van Nederland. Ik heb geen behoefte om op dat debat vooruit te lopen. Die scenariodiscussie is toegezegd. Ik wil die discussie graag houden; zij is ook van belang voor de discussie over de energievoorziening van Nederland. Op het resultaat daarvan wil ik echter niet vooruitlopen. Mede gegeven hetgeen er internationaal gebeurt, kunnen wij ons echter niet wijs maken dat met de beslissing over de levensduur van Borssele de discussie over de rol en de toekomst van kernenergie in Nederland gesloten is. Zo is het niet; wij leven in een wereld waarin kernenergie in een aantal landen een rol speelt.
In diverse landen is kernenergie overigens omstreden vanwege de veiligheid, het afval, de proliferatie enzovoort. Tot mijn genoegen wordt er door de wetenschappelijke wereld evenwel op allerlei manieren aan oplossingen gewerkt. De kennis schrijdt voort. Als de kennis voortschrijdt, moet je niet uitsluiten dat de oplossingen zodanig nabij komen dat wij alsnog in Nederland de beslissing moeten nemen om opnieuw een vorm van kernenergie te gebruiken, zij het een heel andere. Een en ander hangt natuurlijk ook af van de ontwikkeling van de prijs van fossiele brandstoffen enzovoort. Hopelijk kunnen wij de discussie hierover volgend jaar voeren. Ik heb al eerder gezegd dat ik, gegeven de overcapaciteit in de sector en de opvattingen hierover in de maatschappij, niet verwacht dat wij in deze kabinetsperiode zullen beslissen tot uitbreiding van capaciteit. Dit laat echter onverlet dat je in scenariodenken kunt zeggen dat er onder bepaalde condities op een bepaald moment misschien beslist moet worden over kernenergie en nieuwe kerncentrales.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter! Ik kijk hier even heel praktisch naar. Die inhoudelijke discussie moet er komen. De SGP-fractie hoopt hieraan mee te doen en zal dan haar voorwaarden inbrengen. Ook voor ons is aanwending van kernenergie namelijk niet vanzelfsprekend. Stel nu dat het principiële debat oplevert dat kernenergie een optie blijft en dat kernenergie dus een plaats vindt in de komende generaties elektriciteitsplannen. Moet die kernenergie dan sowieso opgewekt worden door een nieuwe generatie kerncentrales? Of is de redenering: die centrale is gemodificeerd; die staat er in 2004 strak voor – ik veronderstel maar wat – die kunnen wij dus nog gebruiken?
Minister Wijers:
Het lijkt wel of wij hier nu een open discussie hebben. De Kamer heeft echter, zij het met wisselende motieven, in meerderheid uitgesproken – ik neem de motie die door een meerderheid is aangenomen, ook serieus – dat de kerncentrale Borssele met haar technologie en haar generatie tot 2004 kan bestaan. Ik hoop dat dit in rust kan gebeuren, maar dan is het ook uit. Als er nieuwe kernenergie komt in Nederland, dan zal dat kernenergie moeten zijn die voldoet aan hogere eisen ten aanzien van veiligheid en afvalverwerking. Ik kan het niet anders interpreteren.
Wie kan nu tevreden zijn met het debat? Ik weet het niet, voorzitter. Ik wil niet verhelen dat ik er niet geheel tevreden mee ben. Ik denk dat er maar weinigen geheel tevreden kunnen zijn. Ik denk dat één partij er tevreden mee kan zijn, namelijk de mensen die in Borssele werken. Die hebben nu, hoop ik, tenminste duidelijkheid over hun toekomst. Mede daarom hoop ik dat de Kamer niet opnieuw met uitspraken zal komen, waardoor weer nieuwe onzekerheid gecreëerd wordt. Ik hoop dus dat hiermee tot 2004 zekerheid bestaat over de werkgelegenheid van de mensen in Borssele en de rol die de kerncentrale van Borssele zal vervullen in de Nederlandse elektriciteitsopwekking.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter! Is het inderdaad mogelijk, zoals de minister nu zegt, om een deel van het Elektriciteitsplan goed te keuren? In het voorjaarsdebat, in juni, heeft de heer Kok nadrukkelijk ontkend dat dat mogelijk was.
Klopt het dat het deel dat de sector eventueel zelf nog extra bijdraagt, ligt tussen de nul en de 70 mln.? U heeft net gezegd dat de sector zelf vind dat hij aan opportunity costs ongeveer 140 mln. misloopt. Dat aandeel ligt dus 70 mln. boven het bedrag dat u aan de sector verschaft.
Kunt u nog even kort ingaan op mijn vraag of deze oplossing niet op gespannen voet staat met de Elektriciteitswet, waarin toch wordt geregeld om elektriciteit te leveren tegen zo laag mogelijke kosten?
De voorzitter:
Ik ga ervan uit dat dit uw tweede termijn is geweest!
Minister Wijers:
Voorzitter! Ik begin met de procedure volgens het E-plan. De minister kan in eerste instantie alleen maar "ja" of "nee" zeggen tegen het Elektriciteitsplan; hij keurt het dus af of hij keurt het goed. Vervolgens kan de sector mij in de tweede fase verzoeken, het E-plan partieel goed te keuren, en dat is precies wat hier is gebeurd. De partijen die dat veronderstellen hebben dus gelijk, maar het gaat in verschillende stappen.
U vroeg mij of de bijdrage van de sector 70 mln. is. Het is maar hoe je een bijdrage ziet. Die opportunity costs zijn hoger; je zou kunnen zeggen dat dat gederfde winst is. In die zin laat de 70 mln. onverlet dat de sector inderdaad door deze compensatie een deel van zijn rendement niet kan waarmaken.
Noch de sector, noch ik, is van mening dat de beslissing die we nu genomen hebben, op gespannen voet staat met de Elektriciteitswet.
De heer Remkes (VVD):
Voorzitter! In het voortraject van deze discussie heeft de minister een aantal voortreffelijk onderbouwde rekensommen gemaakt. Ik ga er eigenlijk van uit dat er soortgelijke rekensommen gemaakt zijn waar het gaat om het element van de rentabiliteitseffecten van het niet goedkeuren van het E-plan op dit punt, in verhouding tot het wel goedkeuren. Misschien kan de minister daarover iets specifieker zijn, want er spelen een aantal heel onoverzichtelijke elementen een rol in die berekening. Over welke bedragen spreken we dan?
Minister Wijers:
Ik dacht dat ik die vragen eigenlijk al beantwoord had. Het bedrag van 70 mln. is een onderhandelingsresultaat, zo simpel is dat. Twee partijen proberen vanuit verschillende invalshoeken de kosten van een bepaalde beslissing te schatten, waarover ze gaan onderhandelen. Voor de sector was op basis van zijn overwegingen de investering in Borssele, als de centrale tot 2007 zou open blijven, rendabel, en daarbij bestond een zeker rendementsplaatje, dat hoger was dan 70 mln. Afhankelijk van een aantal veronderstellingen zou je op ongeveer 140 mln. kunnen uitkomen.
Destijds is de sector bij de minister gekomen, met de vraag – dat was eerder – om een tegemoetkoming te krijgen in de kosten van ongeveer 70 mln. In de tussentijd was natuurlijk al wat gebeurd. Je kunt op verschillende manieren naar die kosten kijken, want dat zijn kosten die gedeeltelijk samenhangen met het aanvragen van een vergunning, en je kunt je in redelijkheid afvragen of de overheid partijen volledig moet compenseren voor de kosten die zij maken bij het maken van een aanvraag voor een vergunning. Dat zijn de beginpunten van een gesprek dat je hebt met de sector, waarbij je probeert eruit te komen. Per saldo kom je dan bij een bedrag uit van 70 mln. Omdat de investering nu is gedaan, wordt dat vergoed via een renteloze lening. In die zin is de 70 mln. een onderhandelingsresultaat.
De voorzitter:
Ik begrijp dat er bij een enkeling behoefte is aan een tweede termijn voor het eventueel indienen van een motie.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Voorzitter! Ook aan de bedrijfsduurverlenging van het debat over het E-plan en over de kerncentrale Borssele moet eens een eind komen. Dat lijkt nu eindelijk het geval te zijn. Ik wil nog slechts op één punt terugkomen, gelet op de betekenis ervan voor de toekomst. Dat betreft – dat zal de minister niet verbazen – het gebruik door de minister van artikel 16, tweede lid, onder b, van de Elektriciteitswet, zoals in zijn brief is verwoord.
Ik betwist niet het recht van de minister om na de motie van mevrouw Vos de beslissing te nemen, zoals hij die heeft genomen. Dat staat erbuiten. Ik vind die beslissing overigens niet wijs en fraai. Ik betwist wel dat de beslissing van de minister kan worden gemotiveerd met de toetsingsgrond van artikel 16. Het is immers met de beste wil van de wereld niet vol te houden dat sluiting in 2004 noodzakelijk zou zijn – zo luidt de formulering van de wet – in het belang van een goede elektriciteitsvoorziening. Van de wettelijke bevoegdheid om het E-plan te toetsen, kan niet op deze manier gebruik worden gemaakt. Dat heb ik in eerste termijn beargumenteerd, evenals de collega's Remkes en Lansink. Met het oog op een goed gebruik van de Elektriciteitswet, nu en in de toekomst, leg ik de Kamer daarom de volgende uitspraak voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de minister zijn beslissing de kerncentrale Borssele in 2004 te doen sluiten motiveert met de overweging dat de elektriciteitsvoorziening in Nederland moet kunnen rekenen op voldoende politieke ondersteuning;
voorts overwegende, dat in dit kader de motie-Vos (16226, nr. 18) van belang wordt geacht;
spreekt uit dat genoemde beslissing niet mede gemotiveerd kan worden door de toetsingsgrond van artikel 16, tweede lid, onder b van de Elektriciteitswet 1989, inhoudende dat goedkeuring aan het Elektriciteitsplan kan worden onthouden indien het belang van een goede elektriciteitsvoorziening, mede gelet op het belang van een goede elektriciteitsvoorziening in het algemeen, dit noodzakelijk maakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Middelkoop en Lansink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 27 (16226).
De heer Van Middelkoop (GPV):
Voorzitter! Ik zou graag een wat mooiere tekst hebben bedacht, maar ik moest de wet nu eenmaal citeren. Vandaar de wat lange tekst in het dictum.
De heer Remkes (VVD):
Voorzitter! Ik dank de minister voor de beantwoording van de gestelde vragen. Ik ben het met de heer Van Middelkoop eens dat de argumentatie in de brief van de minister langs de rand is. Ik zeg er wel bij: er niet over, maar langs de rand. Ik vind de beantwoording erg dun in relatie tot de Elektriciteitswet.
Als ik een en ander financieel analyseer, dan constateer ik dat het ene deel van die 70 mln., als gevolg van de renteloze lening, in feite wordt betaald uit het potje van de sector. Het andere deel, in guldens van dan, wordt betaald via de algemene middelen. Op dit ogenblik staat daar nog geen dekking tegenover, dus die rekening wordt naar de toekomst doorgeschoven. Als ik deze beslissing echter vergelijk met de beslissing, zoals die aanvankelijk op de lat stond met betrekking tot 2007, dan constateer ik dat het belangrijkste financiële effect – wij praten eigenlijk over een wat hoger bedrag dan die 140 mln. – wordt betaald door de gebruikers. Ik kan op grond van de feiten en de cijfers niet tot een andere conclusie komen.
Mevrouw Jorritsma heeft met veel verve aangegeven dat zij zeer tevreden is. Toen ik haar betoog op mij in liet werken, herinnerde ik mij dat het alternatief van D66 destijds met name was ingegeven vanuit de gedachte dat het allemaal wel wat goedkoper kon en dat het dus geen geld zou kosten. Daarin lag naar mijn opvatting de ruimte om toch vast te houden aan de beslissing, zoals die in ieder geval door mijn fractie werd voorgestaan.
De tweede conclusie die ik heb getrokken uit het betoog van mevrouw Jorritsma is dat een pond kernafval in 2005 veel erger is dan een pond kernafval in 1998. Dat opgeteld bij de constatering die de heer Lansink uitte in een interruptiedebat met de heer Crone, komt de opvatting van D66, als het gaat om de zakelijke argumentatie, in een heel merkwaardig daglicht te staan.
Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66):
Ik heb een aantal malen gezegd dat ons uitgangspunt is de bestaande situatie en de afspraken die zijn gemaakt, namelijk doordraaien tot 2004. Tot dat jaar accepteren wij de kernenergie. Als de centrale langer door moet werken, krijgen wij het punt dat er meer afval ontstaat, dan wij met elkaar hadden afgesproken.
De heer Remkes heeft nog een vraag gesteld, maar die ben ik nu even kwijt.
De heer Remkes (VVD):
Ik heb geen vragen gesteld. Ik heb alleen iets geconstateerd. Ik begrijp de stelling dat nucleair afval slecht is. Het is niet mijn stelling. Ik heb dan ook het standpunt van de heer Crone, zoals hij dat altijd heeft verkondigd en het standpunt van mevrouw Vos heel goed kunnen begrijpen. Dat was ook een heel consistente redenering. Het gaat mij erom dat ik de redenering van D66 op dit punt niet begrijp, omdat die naar mijn opvatting buitengewoon inconsistent is.
De heer Poppe (SP):
Mijnheer de voorzitter! Na het antwoord van de minister kan ik maar één conclusie trekken: Borssele moet tot 2004 open blijven, omdat dat in deze Kamer ooit is besloten in het Elektriciteitsplan. Omdat ditzelfde kabinet het een na het andere besluit dat hier ooit is genomen, omver kegelt kan dat nooit een argument zijn. In het NMP-plus wordt geschreven dat als er alternatieven zijn voor milieuschadelijke of andere gevaarlijke stoffen, die moeten worden gestimuleerd. In dit geval is er een alternatief: de conventionele centrale. Er is genoeg elektriciteit, ook zonder Borssele. Het argument van werkgelegenheid is naar onze mening niet terecht gebruikt, want als Borssele open blijft, gaan andere, conventionele centrales eerder dicht en dat kost ook werkgelegenheid. Kortom, er blijft naar één argument over: Borssele is kernenergie en die is niet nodig en van het kernafval hoeven wij niet meer te produceren dan wij al hebben.
De heer Lansink (CDA):
Mijnheer de voorzitter! Ik dank de minister voor zijn heldere en faire antwoorden. Ik heb opgetekend dat hij op een gegeven ogenblik zei dat hij op grond van zakelijke overwegingen niet voor de meest preferente lijn heeft gekozen. Dat siert hem, omdat daarmee het gewicht is teruggegeven aan de inbreng in het algemeen overleg. Het argument van maatschappelijke rust en wellicht ook politieke rust kan ik ook nog wel begrijpen. Ik heb ook gezegd dat het positief is te waarderen dat nu duidelijk is dat de centrale tot 2004 kan blijven draaien, gemoderniseerd en wel. Dat kost wel wat, maar dat moet dan maar. Voor de mensen die er werken en voor al diegenen die ten onrechte beschadigd waren door de stelling dat de centrale wel meteen dicht kon, is er nu duidelijkheid. Daar ben ik blij om.
Over de gekozen route is al voldoende gezegd. Ik heb de motie van de heer Van Middelkoop over de Elektriciteitswet mede ondertekend, omdat ik meen dat de lijn die daarbij is gekozen niet correct is. Dat mag eigenlijk niet terzijde worden gelegd. Daarom wordt ook om die uitspraak gevraagd. Het kan immers ook van belang zijn voor later. Ook bij de tweede route die gekozen is, past een kanttekening. Het gaat namelijk om het min of meer nu al definitief maken van de vergunning. Ik heb er geen bezwaar tegen dat het nu wordt vastgelegd, maar er zal een moment moeten kunnen komen waarop een revisievergunning mogelijk is. Dat ligt in de Elektriciteitswet en in het Elektriciteitsplan eigenlijk ook opgesloten. Dat is namelijk bij alle vergunningsprocedures zo.
De minister heeft gezegd: dat is uitermate onzeker; ik zie dat niet alsnog veranderen. Ik vond de vergelijking met een tube tandpasta ongepast, zeker nu wij nieuwe tubes hebben die op hun kop worden gezet. Ik geloof dat dat de zaak op z'n kop zetten is. Ik ken revisievergunningen die geleid hebben tot een andere opzet. Omdat een verbinding moet worden gelegd tussen de kwaliteit van de elektriciteitsvoorziening en de discussie waarom de heer Van Dijke eerder heeft gevraagd, wil ik de Kamer toch een uitspraak voorleggen. Die gaat uit van 2004 maar maakt een nadere besluitvorming mogelijk. De motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de exploitatie van de kerncentrale Borssele na afronding van de modificatie bijdraagt aan een goede elektriciteitsvoorziening;
voorts overwegende, dat energie- en milieupolitieke ontwikkelingen kunnen nopen tot voortzetting van die exploitatie na 2004;
van oordeel, dat nadere discussie geboden is over het al dan niet inzetten van kernenergie in Nederland en over de gevolgen daarvan;
verzoekt de regering bij de vergunningverlening voor de kerncentrale Borssele een latere verlenging van de vergunning tot na 2004 open te houden, rekening houdend met de uitkomsten van genoemde discussie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lansink, Van Dijke, Van Middelkoop en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 28 (16226).
De heer Remkes (VVD):
Voorzitter! Kan de heer Lansink de tekst van de motie toelichten? Wat moet er nu precies wel en niet in de vergunning geregeld worden? Ik begrijp dat ook hij vindt dat er best 2004 in kan komen te staan. Hij zegt in feite: het kabinet moet nu met zichzelf afspreken dat het een toekomstige discussie niet wil uitsluiten. Deze minister kan een toekomstige discussie in de Kamer natuurlijk nooit voorkomen. Dat geldt ook voor een eventuele discussie in een toekomstig kabinet waarin hij zelf geen zitting heeft.
De heer Lansink (CDA):
Voorzitter! Het zal duidelijk zijn dat het de bedoeling van de motie is om de vergunningverlening tot 2004 geen onherroepelijk karakter te geven. Daartoe zijn verschillende mogelijkheden voorhanden. Ik vraag ook om het oordeel van de minister over dit punt. Op welke wijze zou dat mogelijk zijn? Zelf denk ik dat het zou kunnen op de wijze die eerder is toegepast bij andere vergunningen. Het moet dus mogelijk zijn.
De heer Hendriks:
Voorzitter! Ik heb geluisterd naar de antwoorden van de minister op de vragen in eerste termijn. Alleen mijn vragen zijn niet beantwoord. Ik heb in ieder geval wel begrepen dat de "paarse" aandelen voor Borssele nu 70 mln. meer waard zijn geworden. Hopelijk ontvangen alle Nederlandse kiezers, dus ook de ouderen en de gehandicapten, te zijner tijd het dividend waarop zij recht hebben. Daarbij denk ik vooral aan de reeds jarenlange door nutsbedrijven verstrekte versluierde subsidie aan de aluminiumfabriek Pechiney.
Voorzitter! De beantwoording van mijn beide vragen blijkt moeilijk te zijn. Ik stel bij dezen voor om die dan maar schriftelijk te beantwoorden.
Minister Wijers:
Voorzitter! Ik moet nog even iets specifieker zijn over de criteria op basis waarvan ik het Elektriciteitsplan heb afgekeurd. Ik realiseer mij dat ik dat niet honderd procent helder heb verwoord. Artikel 16, lid 2, spreekt over een goede elektriciteitsvoorziening. In artikel 2 van de Elektriciteitswet staat ook dat die elektriciteitsvoorziening maatschappelijk verantwoord moet worden gegenereerd. Het moet op een maatschappelijk verantwoorde wijze gebeuren. Dat is precies het criterium waarop ik nu het Elektriciteitsplan heb afgekeurd. Volgens de juristen die geacht worden op dat gebied deskundig te zijn, is dat een juiste manier om dat te doen.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Het spijt mij dat ik weer naar de microfoon moet komen. In artikel 16 staat niet, dat het op maatschappelijk verantwoorde wijze moet gebeuren. Het is geen onderdeel van de toetsingscriteria die de minister kan gebruiken. Er staat wel in artikel 2, dat de elektriciteitsbedrijven op maatschappelijk verantwoorde wijze moeten produceren. Dat is naar mijn overtuiging een bepaling die het de minister mogelijk heeft gemaakt om uitvoering te geven aan de motie zoals hij dat heeft gedaan door te gaan praten met de SEP. Maar in deze toetsingscriteria op grond waarvan de minister een Elektriciteitsplan of een deel ervan kan verwerpen staat het niet. Ik vind, dat de minister het zo niet moet gebruiken. Het is hoogst verwarrend.
Minister Wijers:
Het staat er niet expliciet in. De woorden "goede elektriciteitsvoorziening" omvatten conform artikel 2 van de Elektriciteitswet het produceren op maatschappelijk verantwoorde wijze.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Dit wordt een wat moeilijke discussie.
Minister Wijers:
Goed in de zin van artikel 2.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Precies. Het Elektriciteitsplan wordt opgesteld door de SEP, niet door de minister. Vervolgens komt het in de ministerraad en de minister mag gaan toetsen aan een aantal in de wet neergelegde criteria. Een van de criteria is, dat hij zijn goedkeuring mag onthouden als het niet in het belang is van een goede elektriciteitsvoorziening. Naar mijn overtuiging is met de beste wil van de wereld niet vol te houden, dat Borssele na 2004 niet meer open mag blijven omdat dat in het belang van een goede elektriciteitsvoorziening zou zijn. De minister heeft daarvoor andere argumenten. Daarmee ben ik het niet eens, maar ik begrijp die. Daarmee komt hij niet in strijd met de wet. De minister kan de wet op deze manier echter niet gebruiken. Het spijt mij dat ik erover moet doorzeuren, maar het is van belang, omdat ook een minister in de toekomst gebruik mag maken van de bevoegdheden van de wet. Vandaar mijn motie.
De heer Crone (PvdA):
Ik begrijp het probleem niet. Ik deel de mening, dat limitatief is opgesomd op basis van welke punten het Elektriciteitsplan wel of niet zou mogen worden tegengehouden. Er staan de woorden "goede elektriciteitsvoorziening". Het woord "goed" zegt per definitie niets. Dat woord is in de loop van de tijd ingevuld. Er staan in de brief van de minister twee bronnen uit de jurisprudentie en de politieke besluitvorming in de memorie van toelichting, waarin het woord "goed" onder andere is uitgelegd in de zin van maatschappelijk verantwoorde manier. Dat is ook essentieel, omdat wij als Kamer zeker de laatste jaren hebben gewild, dat afkeuring of bijsturing op onderdelen mogelijk moet zijn, als je bepaalde milieu-implicaties van het Elektriciteitsplan niet aanstaan. Het woord "goed" is een nietszeggend woord. In het kader van de interpretatie en de wetsgeschiedenis heeft het die brede connotatie gekregen. Ik vind, dat de minister dit terecht volgt.
De voorzitter:
Ik wil een einde maken aan dit debat over interpretatie van het woord "goed". De minister is aan het woord.
Minister Wijers:
De uitleg die de heer Crone geeft, is de uitleg waarvan ik heb begrepen dat die juridisch de juiste is. "Goed" is uitgelegd in artikel 2 en dat is tevens maatschappelijk verantwoord.
De heer Lansink (CDA):
Waarom is het na 2004 niet meer maatschappelijk verantwoord?
Minister Wijers:
De heer Lansink gaat nu een inhoudelijke discussie beginnen.
De heer Lansink (CDA):
Dat is toch aan de orde?
Minister Wijers:
Nee, wij hadden een formele discussie over de vraag of het zou kunnen of niet.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Waarom is het na 2004 kennelijk noodzakelijk – dat is de formulering van artikel 16 – met het oog op een goede elektriciteitsvoorziening dat Borssele dicht gaat? Dat is de tekst van de wet.
De voorzitter:
De minister heeft het woord.
Minister Wijers:
Nu komen wij in een cirkelredenering terecht. De Kamer heeft een uitspraak gedaan. De heer Van Middelkoop stelt een vraag aan de Kamer.
De heer Crone (PvdA):
Mijnheer de voorzitter!...
De voorzitter:
Ik maak een einde aan deze cirkelredenering. De minister vervolgt zijn betoog.
De heer Crone (PvdA):
Er is sprake van een nieuw punt.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
De heer Crone (PvdA):
Ja, maar als hier...
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Wijers:
Ik zou het niet meer durven om mijn betoog nu niet te vervolgen. Het heeft te maken met de onherroepelijkheid van de sluiting. Ik heb het voornemen om te zamen met mijn collega's in het kader van de Kernenergiewet – dus niet in het kader van het Elektriciteitsplan – de vergunning te beperken tot 2004. Nogmaals, hoe onherroepelijk is onherroepelijk? Ik wil niet na een discussie over de vraag wat goed is nu nog een discussie over de vraag hoe gemakkelijk of moeilijk het is om tandpasta terug te krijgen in een tube. Ik denk niet dat de zaak 100% onherroepelijk is. Als de beslissing eenmaal is genomen, is het wel buitengewoon moeilijk om die terug te draaien. Ik ben het met de heer Lansink eens dat een volgend kabinet – al dan niet met bewindspersonen uit mijn politieke groepering of uit die van de heer Lansink of welke groepering dan ook – kan proberen de vergunning weer te veranderen. De heer Lansink weet dat nog beter dan ik. Het is een lastig proces om vergunningen in het kader van de Kernenergiewet te veranderen. Daar komt nog iets bij en ik verzoek de heer Lansink dat te betrekken in zijn afweging. De sector wil nu graag helderheid hebben over de levensduur van Borssele. Wat de heer Lansink nastreeft, is verlenging maar kan ook verkorting worden.
De heer Lansink (CDA):
Het zal duidelijk zijn dat het in de tekst van de motie om verlenging gaat. Ik ben erkentelijk voor de zekerheid tot 2004, maar met anderen die ervoor hebben gepleit wil ik de onherroepelijkheid voorkomen, omdat er nog een discussie moet worden gevoerd. Het is goed dat wij principieel over deze zaak praten, maar dan moeten daarbij ook de kernstroom en allerlei andere zaken worden betrokken. Daarom wil ik door de motie de onherroepelijkheid voorkomen.
Minister Wijers:
De voorzitter wil doorgaan en terecht. Ik ontkom toch niet aan de conclusie dat ik beide moties ontraad.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, morgen over de moties te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt van 18.34 uur tot 20.10 uur geschorst.
Voorzitter: Deetman
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19941995-37-2590-2610.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.