Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 28 juni 2022, nr. WJZ/ 22263184, tot wijziging van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 in verband met aanpassing van de vervaltermijn

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

De hoofdstukken 2 en 3 vervallen.

B

In artikel 4.2 vervallen het eerste en het derde lid, alsmede de aanduiding ‘2’ voor het tweede lid.

C

Artikel 4.2a komt te luiden:

Artikel 4.2a. (bekendmaking van gegevens inzake subsidieverlening)

  • 1. De minister maakt na de datum van subsidieverlening de gegevens, bedoeld in paragraaf 4, onderdeel 103, van de Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak (PbEU 2020, C 91 I) bekend ten aanzien van subsidies die zijn verstrekt op grond van de artikelen 2a.1.2, eerste lid en 2a.2.2, eerste lid.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de minister de gegevens, bedoeld in het eerste lid, niet bekend maken indien openbaarmaking wegens zwaarwegende persoonlijke omstandigheden niet kan worden gevergd.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, blijven ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.

D

In artikel 4.5, tweede lid, wordt ‘1 juli 2022’ telkens vervangen door ‘1 juli 2023’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang 1 juli 2022, met uitzondering van artikel I, onderdeel D, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 juni 2022

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Met deze wijzigingsregeling wordt de vervaltermijn van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 aangepast (hierna: de regeling).

In de regeling is nu opgenomen dat deze vervalt met ingang van 1 juli 2022 (artikel 4.5). In een brief aan de Tweede Kamer van 15 maart 20221 is een aanvulling op het steun- en herstelpakket aangekondigd voor het vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022. Het betreft een subsidie voor de vaste lasten voor startende mkb-ondernemingen. Deze nieuwe subsidie is opgenomen in een nieuw hoofdstuk 2a, van de regeling (Stcrt. 2022, 14563). Met het oog op de introductie van dit nieuwe hoofdstuk dient ook de vervaldatum van de regeling aangepast te worden. Dit biedt RVO de mogelijkheid om de subsidieaanvragen die worden gedaan door startende MKB-ondernemingen voor het vierde kwartaal van 2021 en voor het eerste kwartaal 2022 in 2022 en 2023 te verwerken. De subsidie die wordt verleend onder het nieuwe hoofdstuk 2a betreft de-minimissteun en valt niet onder de Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak (PbEU 2020, C 91 I) (hierna: de Tijdelijke kaderregeling), welke niet meer wordt toegepast door de Europese Commissie na 30 juni 2022. Opgemerkt wordt dat de hoofdstukken 2 en 3, van de regeling, waarbij de subsidie door de Europese Commissie is goedgekeurd onder de Tijdelijke kaderregeling, en de daarbij behorende bepalingen in hoofdstuk 4, overeenkomstig deze goedkeuring(en) wel per 1 juli 2022 komen te vervallen.

Op grond van artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2016 moet de aanpassing van een vervaldatum van een subsidieregeling bij de Tweede Kamer worden voorgehangen. Onderhavige regeling is daarom aan de Tweede Kamer overgelegd (Kamerstukken II, 2021/2022, 35 420, nr. 490).

2. Staatssteun

De subsidie die op grond van hoofdstuk 2a, van de regeling wordt toegekend, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352/1), de verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU 2014, L 190), voor zover het ondernemingen betreft die actief zijn in de visserij- en aquacultuursector, en de verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352/9), voor zover het ondernemingen betreft die actief zijn in de landbouwsector. Deze verordeningen hebben geen einddatum van 1 juli 2022.

Zoals onder paragraaf 1 aangegeven bevat de subsidie die op grond van hoofdstukken 2 en 3, van de regeling wordt toegekend, staatssteun en wordt deze gerechtvaardigd door de Tijdelijke kaderregeling. Nu de Tijdelijke kaderregeling na 30 juni 2022 niet meer wordt toegepast door de Europese Commissie, is voor deze hoofdstukken geen verlenging van de vervaltermijn naar 1 juli 2023 mogelijk.

3. Regeldruk

In het kader van de totstandkoming en de wijzigingen van de regeling (en haar voorganger de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19) als gevolg van de intensiveringen van de steunmaatregelen is de regeldruk van deze regeling berekend (Stcrt. 2020, 34295, Stcrt. 2020, 61730, Stcrt. 2021, 6893, Stcrt. 2021, 16732, Stcrt. 2021, 19259, Stcrt. 2021, 23574, Stcrt. 2021, 33221, Stcrt. 2021, 37680 en Stcrt. 2022, 14536). Onderhavige wijziging heeft geen gevolgen voor de regeldruk.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang 1 juli 2022, met uitzondering van artikel I, onderdeel D, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten voor regelgeving, die inhoudt dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding. Via deze regeling wordt namelijk de horizonbepaling van de regeling aangepast. Omdat zonder deze aanpassing de subsidie op grond van hoofdstuk 2a, van de regeling niet meer verleend zou kunnen worden na 1 juli 2022, is afwijking van de systematiek van de vaste verandermomenten gewenst.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

De hoofdstukken 2 en 3 zijn door de Europese Commissie goedgekeurd onder de Tijdelijke kaderregeling. Omdat de Tijdelijke kaderregeling niet meer wordt toegepast door de Europese Commissie na 30 juni 2022, vervallen deze hoofdstukken op 1 juli 2022. Overigens blijven de hoofdstukken 2 en 3 wel van toepassing op subsidies die voor 1 juli 2022 zijn aangevraagd of verleend. Zie hiervoor artikel 4.3, derde lid, van de regeling.

Artikel I, onderdeel B

Dit onderdeel wijzigt artikel 4.2. Dit artikel bevat de rechtvaardiging voor staatssteun voor de verschillende artikelen op grond waarvan subsidie wordt verstrekt. Het eerste en derde lid vervallen, nu de hoofdstukken 2 en 3 per 1 juli 2022 vervallen.

Artikel I, onderdeel C

Onderdeel C wijzigt artikel 4.2a. Dit artikel ziet op de bekendmaking van gegevens voor subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt. Alle voor het vierde kwartaal van 2021 en eerste kwartaal 2022 verleende TVL-subsidies worden openbaar gemaakt (eerste lid (nieuw)). Daarnaast biedt de regeling de mogelijkheid om, in het geval dat openbaarmaking vanwege zwaarwegende persoonlijke omstandigheden niet kan worden gevergd, anders te beslissen (tweede lid (nieuw). Dit is geen verplichting vanuit de Europese staatssteunregelgeving maar een keuze vanuit het kabinet om alle TVL-subsidies openbaar te maken. Deze keuze is eerder nader toegelicht bij wijziging van de regeling (Stcrt. 2021, 50124).

Artikel I, onderdeel D

Met dit onderdeel wordt de vervaldatum gewijzigd van 1 juli 2022 naar 1 juli 2023. In paragraaf 1 van het algemeen deel van de toelichting is dit nader toegelicht.

Artikel II

Met dit onderdeel wordt de inwerkingtreding geregeld. In paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting is de inwerkingtreding nader toegelicht.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/2022, 35 420, nr. 479

Naar boven