34 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2015

Nr. 61 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2014

Voor u ligt de Mediabegroting 2015, met de concrete uitwerking van en aanvulling op artikel 15 (Media) uit de Rijksbegroting 2015 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW). Ik stuur u deze brief om het budget voor 2015 voor de media-instellingen en de taken die in de Mediawet 2008 zijn vastgelegd, vast te stellen.

Leeswijzer

De brief is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 bevat het financiële kader voor de periode 2015–2019. Ook bevat dit hoofdstuk enkele onderwerpen met een direct gevolg voor de begroting van 2015. In hoofdstuk 2 vindt u een terugblik op de resultaten van de landelijke publieke omroep in 2013 en een doorkijk naar de verwachtingen en doelstellingen voor 2015. Ook vindt u een toelichting op de volgende onderwerpen: regionale publieke omroep, het Mediafonds, wijzigingen van de Mediawet 2008 en de Wet Normering Topinkomens (WNT) en Beloningskader Presentatoren Publieke Omroep (BPPO). In hoofdstuk 3 geef ik tot slot een toelichting op enkele andere media-instellingen die rechtstreeks uit de mediabegroting worden bekostigd en geef ik de stand van zaken rond enkele moties.

Toelichting op de publieke omroep

Vorig jaar schreef ik in de mediabegrotingsbrief dat het kabinet via diverse stappen werkt aan de toekomst van het publieke mediabestel na 2016.

De eerste stap zette het kabinet per 1 januari 2014: de vermindering van het aantal omroeporganisaties. De tweede stap is eveneens afgerond. Deze stap betreft een financiële hervorming waarmee onder andere het budget van de regionale omroepen werd overgeheveld van het provinciefonds naar de rijksbegroting. De derde stap is de visie van het kabinet op de noodzakelijke verandering van het publieke mediabestel. Deze visie stelde het kabinet onder andere op basis van het advies «De Tijd Staat Open» op en is op 13 oktober jl. aan uw Kamer gestuurd.1

Inhoudsopgave

blz.

         

1.

Financieel kader

3

 

1.1

Mediabudget

3

 

1.2

Uitgaven

5

 

1.3

Meerjarenoverzicht van het beschikbaar budget en uitgaven

8

 

1.4

Algemene Mediareserve (AMR) en frictiekosten als gevolg van de bezuinigingen van het kabinet-Rutte I

9

 

1.5

Landelijke publieke omroep

10

 

1.6

Regionale publieke omroep

14

 

1.7

Overzicht financieringsstromen publieke omroep en aansluitingen jaarverslagen 2013

14

         

2.

Landelijke en regionale publieke omroep

15

 

2.1

Terugblik 2013 NPO

15

   

2.1.1

Naleving Prestatieovereenkomst 2010–2015

15

   

2.1.2

Programmatische terugblik

16

   

2.1.3

Onafhankelijke producties

17

 

2.2

Vooruitblik 2015

17

   

2.2.1

Visie toekomst van het publieke mediabestel

17

   

2.2.2

Erkenningsaanvragen 2016–2020

18

 

2.3

Regionale publieke omroep

18

 

2.4

Mediafonds

18

 

2.5

Wijzingen Mediawet 2008

18

 

2.6

Wet normering topinkomens (WNT) en Beloningskader Presentatoren Publieke Omroep (BPPO)

19

         

3

Overige media-instellingen en onderwerpen

19

 

3.1

Mediawijsheid

19

 

3.2

Lokale publieke omroep

20

 

3.3

Persbeleid en Journalistiek

20

 

3.4

Moties

21

         

Ter afsluiting

22

Onderliggende stukken2

  • Bijlage 1: bijlagen van hoofdstuk 1 van de mediabegrotingsbrief 2015:

    • a) de toelichting op de post Bijdragen mediabeleid («Bestedingsplan Bijdragen Mediabeleid 2015»);

    • b) frictiekosten;

    • c) aansluiting jaarverslagen 2013;

    • d) verdeling van € 7,6 miljoen over de regionale publieke omroepen.

  • Bijlage 2: de NPO heeft op 30 april 2014 de Terugblik 2013 (inclusief rapportage naleving Prestatieovereenkomst) toegezonden.

  • Bijlage 3: op 7 juli 2014 heeft het Commissariaat voor de Media (hierna: CvdM) de jaarlijkse verificatie van de naleving van de Prestatieovereenkomst toegestuurd.

  • Bijlage 4: op 30 oktober 2014 heeft de NPO de Financiële terugblik 2013 toegezonden.

  • Bijlage 5a: de NPO heeft op 15 september 2014 de Meerjarenbegroting 2015–2019 toegezonden.

  • Bijlage 5b: op 3 oktober 2014 heeft de NPO de herziene Meerjarenbegroting 2015–2019 toegezonden.

  • Bijlage 6: over de (herziene) Meerjarenbegroting 2015–2019 heeft het CvdM op 14 oktober 2014 zijn opmerkingen toegezonden.

  • Bijlage 7: op 28 oktober 2014 heeft het CvdM zijn opmerkingen over de aanvragen 2015 van de regionale publieke omroep toegezonden.

1 Financieel kader

1.1 Mediabudget

Het budget voor media wordt gevormd door de rijksbijdrage, de reclameopbrengsten (Ster-opbrengsten) en de rente op de Algemene Mediareserve (hierna: AMR).3 In tabel 1 treft u de bedragen aan zoals die zijn opgenomen in de Rijksbegroting 2015.4 Ook is het beschikbare budget voor media opgenomen op basis van de meest recente inzichten in de wettelijke consumentenprijs indexering (€ 10,1 miljoen) en de reclameontvangsten. De raming van de reclameontvangsten is € 1,0 miljoen hoger dan in de Rijksbegroting 2015.5 De bezuinigingen voor 2015 op de rijksbijdrage, zoals afgesproken en uitgewerkt in de vorige kabinetsperiode, zijn verwerkt.

Tabel 1: Meerjarenbeeld van het beschikbare budget voor media op basis van het kabinet-Rutte I, kabinet-Rutte II en op basis van de Begrotingsafspraken 2014

Bedragen in € 1.000

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand totale uitgaven van Artikel 15 (Media) van de Rijksbegroting 2015

1.006.647

996.406

1.002.191

953.108

963.817

960.960

uitgaven overige artikelen1

– 1.281

– 1.281

– 1.280

– 1.280

– 1.280

– 1.280

mutatie prijsindexen 2015 t/m 2019

 

10.058

18.178

25.011

33.034

41.237

mutatie raming Inkomsten van de Stichting Etherreclame (Ster)

 

1.000

       

mutatie raming Rente op algemene mediareserve

0

0

0

0

0

0

Totaal beschikbaar budget Media2

1.005.366

1.006.183

1.019.089

976.839

995.571

1.000.917

X Noot
1

De post «uitgaven overige artikelen» is de optelsom van de volgende posten die in tabel 15.2 van artikel 15 van de Rijksbegroting 2015 te vinden zijn: Basisinfrastructuur Cultuur 2013–2016 Vierjaarlijkse instellingen, Subsidies en Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties.

X Noot
2

Jaar 2014: inclusief correctie prijsindex 2014 van de regionale omroepen.

Toelichting

De rijksbijdrage

De rijksbijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de systematiek van de Mediawet. Dit betekent dat voor deze begroting wordt gerekend met de huishoudensprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) en met de consumentenprijsindex (hierna: prijsindex) voor 2015 van het Centraal Planbureau (hierna: CPB). Alvorens de prijsindex toe te passen, wordt eerst een eventuele taakstelling verwerkt. De prijsstijgingen zijn geraamd op basis van de prijsindex van 1,25% in 2015. Ik volg daarmee de ramingen van het CPB zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning 2015.6 Voor de jaren 2016 tot en met 2019 wordt voorzichtigheidshalve uitgegaan van een prijsindex van 1,0%.

In artikel 15 (Media) van de Rijksbegroting 2015 van OCW zijn de maatregelen van het kabinet-Rutte II en de Begrotingsafspraken 2014 als totaalreeks (– € 50,0 miljoen) onder de post «Bezuiniging Publieke Omroep» opgenomen.7 In tabel 2 vindt u de verdeling van deze maatregelen.

Tabel 2: Verdeling van het saldo effect van de maatregelen van het kabinet-Rutte II (exclusief ZBO-kortingen van kabinet-Rutte II) en de intensivering van de Begrotingsafspraken 2014

Bedragen in € 1.000

Structurele bezuinigingen vanaf 2017

Efficiencykorting op de regionale publieke omroep

17.000

Stopzetting financiering van de

 

2.42-omroepen

14.000

Landelijke publieke omroep

3.000

Stopzetting financiering van het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

16.000

Totaal

50.000

De verdeling per instelling van de ZBO-kortingen van het kabinet-Rutte II zoals gepresenteerd in tabel 3b van de Mediabegrotingsbrief 2014 is definitief geworden.8 9

Inkomsten van de Stichting Etherreclame (Ster)

De werkelijke ontvangsten van de Stichting Etherreclame (hierna: Ster) over 2013 bedragen € 193,9 miljoen.10 Daarmee vallen deze € 3,9 miljoen hoger uit dan de € 190,0 miljoen die in de Rijksbegroting 2013 geraamd was.

– Raming 2015 van de Ster

De Ster geeft een prognose af voor een netto afdracht van € 191,0 miljoen in 2015. Dit bedrag is € 1 miljoen hoger dan aanvankelijk in de Rijksbegroting 2015 is geraamd.

De Ster heeft op grond van het regeerakkoord kabinet-Rutte I geen rechtstreekse korting op de organisatie opgelegd gekregen. Gezien de omvang van de bezuinigingen op het mediabudget en het streven om dit met verhoging van eigen inkomsten en verlaging van organisatiekosten (deels) te compenseren, kan en wil ik geen enkele instelling ontzien. Daarom leg ik de Ster in 2015 een solidariteitskorting op van 5% (€ 0,7 miljoen) op de kostenbegroting van de Ster.11 Deze besparing op de organisatie komt ten goede aan de rijksmiddelen via de afdracht van de netto inkomsten van de Ster aan de algemene mediareserve.

– Meerjarenraming (2016 en 2017) van de Ster

Ik verzocht in mijn brief van 24 september 2014 aan de Tweede Kamer de Ster om voortaan voor de jaarlijkse mediabegrotingsbrief een meerjarenraming van de reclame-inkomsten te presenteren en inzicht te geven in de ontwikkelingen in de reclame-inkomsten op langere termijn.12 Uw Kamer drong daar in het debat van 25 november 2013 over de mediabegroting op aan.13 Ik heb inmiddels een meerjarenraming van de Ster tot en met het jaar 2017 ontvangen. De Ster raamt een verwachte afdracht van € 220,0 miljoen voor het evenementenjaar 2016 en € 212,0 miljoen voor het niet-evenementenjaar 2017.14 15 In deze raming is de implementatie van de verhoging van de eigen inkomsten als gevolg van het BCG-rapport meegenomen. Volgens de Ster zijn de verwachte inkomsten mogelijk ook hoger dan afgelopen jaren als gevolg van het aantrekken van de advertentiemarkt en de televisiemarkt. Ook lijkt er op korte termijn nog geen definitieve omslag plaats te vinden van lineair kijken naar on-demand kijken. Bepaalde leeftijdsgroepen (met name jongeren) kijken wel steeds meer on-demand. Maar het overgrote deel van de bevolking kijkt nog veel en vaak lineair. De verwachte inkomsten dalen tegelijkertijd mogelijkerwijs als gevolg van de bezuinigingen op het mediabudget, aanscherping van de taak van de publieke omroep en toenemende concurrentie op de markt (zowel RTL als SBS starten op korte termijn een extra zender). Tot slot gaan de ontwikkelingen in de mediamarkt zo snel dat het niet goed mogelijk is om voor de komende jaren exact te voorspellen wat de inkomsten zijn.

De verwachte rentebaten op de AMR

Voor het jaar 2015 worden de rentebaten op de AMR geraamd op € 0,5 miljoen. De rentebaten blijven gelijk met de raming van de Rijksbegroting 2015. Omdat er nu nog geen duidelijkheid kan worden gegeven over de ontwikkeling van de AMR en de renteontwikkeling vanaf 2015, wordt voorlopig aangenomen dat de renteopbrengst de komende jaren circa € 0,5 miljoen is. Voor meer informatie over de AMR, zie paragraaf 1.4.

1.2 Uitgaven

De totale uitgaven uit het mediabudget 2015 namen per saldo licht toe ten opzichte van 2014. Zie tabel 3 voor de uitgaven in 2014 en 2015.

Tabel 3: Uitgaven media 2014 en 2015

Bedragen in € 1.000

2014

2015

Uitgaven

   

Landelijke omroep

   

– Budget landelijke publieke omroep1 excl. index

706.448

658.966

– Filmfonds van de omroep en Telefilm (CoBO) excl. index

7.568

7.870

– Stichting BVN excl. index

1.429

1.458

– Mediavoorziening Antillen (Caribische mediavoorziening) excl. index

300

306

– Deel doorwerking printprijsregeling excl. index2

N.v.t.

86.500

– Index

14.606

9.439

Regionale publieke omroep

   

– Budget Regionale publieke omroep

146.370

148.200

– Deel doorwerking printprijsregeling

N.v.t.

7.594

Minderhedenprogrammering

799

0

Stichting Omroep Muziek (SOM)3

14.885

15.571

Uitzenden en uitzendgereedmaken (oud NOB)

24.962

25.274

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)

21.351

20.538

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele

   

Mediaproducties (Mediafonds)

18.653

17.202

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (voorheen: Stimuleringsfonds voor de Pers)

2.300

2.185

Mediawijsheid-expertise centrum (Bewust mediagebruik)

2.000

1.498

Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON)

516

1.520

Bijdragen mediabeleid (Overige bekostiging media (uit rente AMR))

500

500

Commissariaat voor de Media (CvdM)

4.072

4.573

Subtotaal uitgaven

966.758

1.009.192

     

Mutatie algemene mediareserve (AMR)4

38.608

-3.009

     

Totaal

1.005.366

1.006.183

X Noot
1

2014: inclusief naburige rechten en NIS-budget (NPO). 2015: incl. NIS-budget (NPO) en excl. naburige rechten.

X Noot
2

Voor een nadere onderbouwing wordt verwezen naar het vastgestelde verslag van een schriftelijk overleg met de vaste commissie voor Financiën van 17 september 2014. Kamerstuk 34 002, nr. 6.

X Noot
3

2014: exclusief naburige rechten. 2015: incl. naburige rechten.

X Noot
4

2014: inclusief correctie prijsindex 2014 van de regionale omroepen.

Toelichting

Net zoals in voorgaande jaren (het jaar 2012 uitgezonderd) nam ik de prijsindex in de uitgaven aan de instellingen op. Voor de landelijke publieke omroep, het CvdM, de OLON, het Mediafonds en voor het Nederlands Instituut Beeld en Geluid (hierna: NIBG) is een correctie toegepast op het beschikbare budget 2015. Over 2014 hebben de hierboven genoemde media-instellingen een index ontvangen waarvoor geen volledige dekking bestond. De oorzaak hiervan ligt in de verwerkingswijze van de index op de bezuinigingsbedragen. Het gevolg hiervan is dat het Ministerie van OCW in 2014 een hoger budget heeft toegekend aan deze instellingen. Daarom was het nodig om het beschikbare budget vanaf 2015 te corrigeren.

De uitgaven aan de bijdragen mediabeleid blijven gelijk ten opzichte van het jaar 2014. Er zijn verder enkele wijzigingen die ik hieronder zal toelichten.

Landelijke en regionale publieke omroep

In paragraaf 1.5 en 1.6 behandel ik respectievelijk de landelijke publieke omroep en de regionale publieke omroep.

Minderhedenprogrammering

Het budget voor de minderhedenprogrammering, waaronder de Stichting Centrale Programma Organisatie (hierna: CPO), komt te vervallen vanaf het jaar 2015.16

Stichting Omroep Muziek (voorheen: Muziekcentrum van de Omroep)

Het budget voor de Stichting Omroep Muziek (hierna: SOM) is € 15,6 miljoen. In dit bedrag zijn de prijsindex 2015 (circa € 0,2 miljoen) en vanaf 2015 de naburige rechten (€ 0,5 miljoen) opgenomen.17

Uitzenden en uitzendgereedmaken (voorheen: NOB)

Het budget voor Uitzenden en uitzendgereed maken in 2015 bedraagt € 25,3 miljoen. In dit bedrag is de prijsindex 2015 (circa € 0,3 miljoen) opgenomen.

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)

Het budget voor het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (hierna: NIBG) daalt per saldo naar € 20,5 miljoen in 2015. Hierin zijn de correctie op het beschikbare budget 2015, de bezuiniging van het kabinet-Rutte I van circa € 1,0 miljoen en de prijsindex 2015 (circa € 0,3 miljoen) meegenomen. Als uitvloeisel van het digitaliseringsproject «Beelden voor de Toekomst» is bij het NIBG een grote hoeveelheid werk ontstaan voor het beheer en opslag van het gedigitaliseerd audiovisueel erfgoed.18 19 Hiervoor heeft het NIBG geen structurele bekostiging ontvangen. Dit leidt tot een structureel tekort van € 1,0 miljoen op hun budget. Voor 2015 zal dit tekort door de instelling incidenteel zelf opgelost moeten worden. Op basis van de evaluatie en afronding van het project «Beelden voor de Toekomst» in 2015 zal samen met het NIBG en de NPO naar een structurele oplossing gezocht worden voor de periode na 2015.

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

Het budget voor het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (hierna: Mediafonds) daalt per saldo naar € 17,2 miljoen in 2015. Hierin zijn de correctie op het beschikbare budget 2015, de bezuiniging van het kabinet-Rutte I van circa € 1,6 miljoen en de prijsindex 2015 (circa € 0,2 miljoen) meegenomen.

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SvdJ)

Het budget van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (hierna: SvdJ) daalt naar € 2,2 miljoen in 2015.20 De daling betreft een bezuiniging van het kabinet-Rutte I van circa € 0,1 miljoen.

Mediawijsheid-expertise centrum (Bewust mediagebruik)

Het budget van het Mediawijsheid Expertisecentrum daalt naar € 1,5 miljoen in 2015. De daling betreft een bezuiniging van het kabinet-Rutte I van € 0,1 miljoen. Verder betreft de daling een additionele korting van circa € 0,4 miljoen, vanwege een meer gerichte inzet van taken en middelen naar aanleiding van de evaluatie van het programma Mediawijsheid in 2014. Voor een verdere toelichting op het Mediawijsheid Expertisecentrum verwijs ik u naar paragraaf 3.1 van deze brief.

Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON)

Het budget voor de Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (hierna: OLON) stijgt per saldo naar circa € 1,5 miljoen in 2015. Hierin zijn onder andere de correctie op het beschikbare budget 2015, de bezuiniging van het kabinet-Rutte I en de prijsindex 2015 meegenomen.

Bijdragen mediabeleid (Overige bekostiging media (uit rente AMR))

De renteopbrengst op de AMR is bestemd voor bijdragen aan tijdelijke projecten en incidentele activiteiten die ten goede komen aan de doelstellingen van het mediabeleid. Deze projecten beoordeel ik jaarlijks per aanvraag (zie bijlage 1a van deze brief). De beschikbare rentebaten zijn naar verwachting € 0,5 miljoen (zie paragraaf 1.1, onder de verwachte rentebaten op de AMR).

Commissariaat voor de Media (CvdM)

Het budget voor het CvdM stijgt per saldo naar circa € 4,6 miljoen in 2015. Hierin zijn de correctie op het beschikbare budget 2015, de ZBO-korting van het kabinet-Rutte I van circa € 0,2 miljoen, de prijsindex 2015 en een incidenteel bedrag van € 0,619 miljoen voor extra taken (die voortvloeien uit wijzigingen van de Mediawet 2008) meegenomen. Die extra taken zijn onder meer: financieel toezicht op de regionale media-instellingen, onderzoek naar diversiteit van en consumententevredenheid over het aanbod van de TV-pakketten en toetsing op de naleving van de beleidslijn governance.21 Voor 2016 is een ZBO-korting van het kabinet-Rutte II opgelegd, die oploopt naar structureel € 0,559 miljoen in 2018. Met het oog daarop ga ik een onafhankelijk bureau in 2015 onderzoek laten doen naar de omvang van de wettelijke taken van het CvdM en daarbij passende bekostiging.

Mutatie algemene mediareserve (AMR)

Voor een toelichting op de (mutatie) AMR verwijs ik u naar paragraaf 1.4 van deze brief.

1.3 Meerjarenoverzicht van het beschikbaar budget en uitgaven

In tabel 4 vindt u het meerjarenbeeld van het budget, de uitgaven en de mutatie van de AMR.

Tabel 4: Meerjarenbeeld mediabudget, uitgaven en mutatie AMR

Bedragen in € 1.000

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Totaal beschikbaar mediabudget1

1.005.366

1.006.183

1.019.089

976.839

995.571

1.000.917

Totale uitgaven mediabudget

966.758

1.009.192

1.018.166

974.372

983.810

993.602

Exploitatiesaldo (mutatie AMR)2

38.608

-3.009

923

2.467

11.761

7.315

X Noot
1

De wettelijk verplichte prijsbijstelling tranche 2013 en 2014 zijn toegevoegd aan de rijksbijdrage.

X Noot
2

Exclusief de uitgaven aan frictiekosten.

1.4 Algemene Mediareserve (AMR) en frictiekosten als gevolg van de bezuinigingen van het kabinet-Rutte I

Een positief saldo van de ontvangsten en uitgaven op de mediabegroting wordt toegevoegd aan de AMR. Een negatief saldo wordt ten laste gebracht van de AMR. Bijdragen uit de AMR worden jaarlijks beoordeeld bij de budgetvaststelling. Conform de reguliere jaarlijkse financiering van de publieke omroep, zullen de beschikbare middelen vanuit de AMR betrokken worden bij de toekenning van het jaarbudget 2015.

Voor de AMR ga ik uit van het gewenste minimumniveau van € 90,8 miljoen als ondergrens, zoals in 1992 is bepaald door de Commissie-Van der Zwan.22 Dit bedrag is sinds 1992 nooit geïndexeerd geweest. Gelet op de bezuinigingsopgave op het mediabudget van het kabinet-Rutte I voor de media-instellingen en de frictiekosten die daar mee gemoeid zijn, is een tijdelijke stijging van de AMR noodzakelijk, zoals in de voorgaande mediabegrotingsbrieven toegelicht is. Vanaf 2012 tot en met 2014 zijn daarom middelen vrijgemaakt voor het ophogen van de AMR zodat de frictiekosten gefinancierd kunnen worden en het gewenste minimumniveau van € 90,8 miljoen kan worden behouden. Jaarlijks kunnen de media-instellingen een bijdrage voor frictiekosten aanvragen. Voor de uitputting van de gespaarde bedragen voor de frictiekosten verwijs ik u naar bijlage 1b van deze brief.

In 2014 zijn er meerdere mutaties ten laste of ten gunste van de AMR geweest (tabel 5):

Tabel 5: Mutaties AMR 2014 en 2015

Bedragen in € 1.000

2014

2015

Beginstand

154.462

214.672

Verwacht exploitatiesaldo lopende jaar

38.608

 

Correctie exploitatiesaldo 2013

7

 

Meevaller Ster 2013

3.857

 

Eindafrekening Wereldomroep

3.086

 

Terugvordering reserves landelijke publieke omroep boven de 10%-norm

22.804

 

Frictiekosten 20111

   

(mutaties t.o.v. de Mediabegrotingsbrief 2014)

0

P.M.

Frictiekosten 20121

   

(mutaties t.o.v. de Mediabegrotingsbrief 2014)

5.990

P.M.

Frictiekosten 20131

   

(mutaties t.o.v. de Mediabegrotingsbrief 2014)

– 8.965

P.M.

Frictiekosten 20141

– 5.177

P.M.

Frictiekosten 20151

 

P.M.

Toevoeging verwacht exploitatiesaldo

 

– 3.009

Eindstand (prognose)

214.672

P.M.

X Noot
1

Het gaat om uitgekeerde bedragen. Er zijn verder een aantal aanvragen van de landelijke publieke omroep met betrekking tot de frictiekosten 2013 en 2014 die op dit moment nog door mij worden beoordeeld (P.M.).

2014

Het verwachte exploitatiesaldo voor 2014 kan worden beïnvloed door hogere of lagere reclame-inkomsten (zie paragraaf 1.1 onder Inkomsten van de Stichting Etherreclame). Dit wordt duidelijk in het voorjaar van 2015 bij de jaarrekening van de Ster. De meevaller van de Ster in 2013 (€ 3,9 miljoen) is verwerkt in de prognose van de eindstand van 2014. In de AMR is verder de bijdrage van € 3,1 miljoen verwerkt. Dit is het resultaat van de eindafrekening van de Wereldomroep. Op grond van de Mediawet 2008 dienen de reserves van de publieke omroep boven de zogenaamde 10%-norm terug te vloeien naar de AMR. Daarom is er een vordering van € 22,8 miljoen op de landelijke publieke omroep.23 De media-instellingen hebben frictiekosten gemaakt die betrekking hebben op de jaren 2012, 2013 en 2014. In bijlage 1b van deze brief staan de totaal uitgekeerde bedragen voor 2011, 2012, 2013 en 2014.

2015

Er vindt in 2015 een onttrekking uit de AMR plaats van circa € 3,0 miljoen, vanwege de reguliere onttrekking AMR in 2015 (€ 4,0 miljoen negatief) en een hogere raming van de Ster ten opzichte van de Rijksbegroting 2015 voor het jaar 2015 (€ 1,0 miljoen).24 Voor een verdere toelichting op de Ster-inkomsten verwijs ik u naar paragraaf 1.1 van deze brief. De post uit te keren frictiekosten is nog niet ingevuld (P.M. post). Dit komt omdat de aanvragen naar aanleiding van de frictiekostenregeling van de media-instellingen die betrekking hebben op de jaren 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015, maar uitgekeerd zullen worden in het jaar 2015, nog niet bekend zijn. De stand van de AMR zal in de komende jaren naar verwachting richting het gewenste minimumniveau bewegen. Dit is het gevolg van de uitkering van de gereserveerde bedragen voor bekostiging van super-evenementen zoals het WK/EK voetbal en de Olympische Spelen en van het uitkeren van de verwachte toekomstige frictiekosten die voortkomen uit de maatregelen van het kabinet-Rutte I.25

1.5 Landelijke publieke omroep

De NPO vraagt in de herziene aanvraag 2015 voor de landelijke publieke omroep een budget aan van € 805,4 miljoen.26 In deze aanvraag is € 25,3 miljoen opgenomen voor de kosten van de beheertaak «uitzendgereed maken en uitzenden» (oud NOB), € 8,0 miljoen voor de dotatie aan het CoBO, € 15,6 miljoen ten behoeve van de Stichting Omroep Muziek, € 1,5 miljoen voor de Stichting BVN en € 0,3 miljoen ten behoeve van Mediavoorziening Antillen (Caribische mediavoorziening).27 In de herziene budgetaanvraag 2015 van de landelijke publieke omroep zijn onder andere de correctie op het beschikbare budget 2015, de bezuinigingen van het kabinet-Rutte I inclusief de ZBO-korting van het kabinet-Rutte I van circa € 57,9 miljoen en de prijsindex 2015 (circa € 9,9 miljoen) meegenomen. Hieronder in tabel 6 vindt u de specificatie van het totaalbudget van de landelijke publieke omroep. Het CvdM adviseert het aangevraagde budget van € 805,4 miljoen toe te kennen. Op grond van het bovenstaande stel ik het budget voor de landelijke publieke omroep vast op € 805,4 miljoen.

Tabel 6: Specificatie van het totaalbudget van de landelijke publieke omroep

Bedragen in € 1.000

2015

Budget landelijke publieke omroep

754.784

Filmfonds van de omroep en Telefilm (CoBO)

7.969

Stichting BVN

1.476

Mediavoorziening Antillen (Caribische mediavoorziening)

310

Stichting Omroep Muziek (SOM)

15.571

Uitzenden en uitzendgereedmaken (oud NOB)

25.274

Totaal

805.383

Besparingen landelijke publieke omroep (kabinet-Rutte I)

De verdeling van de structurele taakstelling van € 127,3 miljoen met ingang van 2015 over de verschillende onderdelen van de landelijke omroep is mede gebaseerd op het onderzoek van BCG van 16 september 2011.28 Voor de periode 2011 – 2015 zijn de frictiekosten volgens de NPO naar verwachting € 73,8 miljoen. Een deel van deze frictiekosten wordt gefinancierd uit het eigen vermogen van de omroepen. Het totale bedrag dat uiteindelijk aangevraagd zal worden, is naar verwachting € 46,6 miljoen. Voor 2014 en 2015 verwacht de landelijke publieke omroep een aanvraag in te dienen voor respectievelijk € 9,0 miljoen en € 12,5 miljoen.

Korting NPO (kabinet-Rutte I)

De bezuinigingstaakstelling van de NPO loopt op tot € 25,9 miljoen structureel in 2015.29 Daarnaast krijgt de NPO als deeltijd-ZBO vanaf 2012 een ZBO-korting (kabinet-Rutte I) opgelegd, oplopend tot circa € 0,5 miljoen structureel vanaf 2018.30 In 2015 krijgt de NPO te maken met een bezuiniging van € 3,2 miljoen.31 Deze bezuiniging wordt opgevangen door efficiencymaatregelen.

Stichting Het Beste van Vlaanderen en Nederland (BVN) en Mediavoorziening Antillen (Caribische mediavoorziening)

Stichting het Beste van Vlaanderen en Nederland (hierna: BVN) is sinds 2013 een samenwerkingsverband tussen de NPO en de Vlaamse publieke omroep (VRT). De totale begroting van Stichting BVN bedraagt € 4,6 miljoen. De bijdrage van de NPO is voor 2015 € 1,8 miljoen en de Vlaamse Gemeenschap zal naar verwachting circa € 1,3 miljoen euro bijdragen. Verder is er een bedrag van € 1,5 miljoen afkomstig van de mediabegroting.

Sinds 2013 is aan de taken van de NPO een mediavoorziening van beperkte omvang toegevoegd voor de Caribische eilanden van het Koninkrijk. Volgens de Meerjarenbegroting 2015–2019 van de NPO verzorgt de Stichting NTR (hierna: NTR) vooralsnog deze activiteit voor een bedrag van € 0,3 miljoen.32

Financiële Terugblik landelijke publieke omroep 2013

De NPO heeft een financieel overzicht van de landelijke publieke omroep samengesteld. In dit document zijn de baten en lasten uit de individuele jaarrekeningen van de omroepinstellingen bij elkaar samengevoegd. Het financiële overzicht is opgenomen in de Financiële Terugblik 2013 van de NPO.33

Uit het exploitatieoverzicht blijkt dat de landelijke publieke omroep als geheel in 2013 een positief exploitatiesaldo uit gewone bedrijfsvoering behaalde van € 4,0 miljoen (2012: positief € 6,7 miljoen).34 Dit resultaat bestaat uit het positieve resultaat van de NPO van € 3,9 miljoen en een positief resultaat bij de omroepen van € 0,1 miljoen. De resultaten zijn verwerkt in het eigen vermogen. Het positieve exploitatiesaldo in 2013 is ontstaan door een incidenteel verkoopresultaat van effecten. Hier tegenover staan hogere rentelasten bij de NOS, een daling van de overige opbrengsten en een daling in de opbrengsten uit programmabladen.35 Als gevolg van de over te dragen reserve voor media-aanbod, die in 2013 € 11,8 miljoen bedraagt. Het exploitatieresultaat na overdracht is hierdoor € 7,8 miljoen negatief voor het jaar 2013 geworden. In de volgende paragraaf wordt de systematiek rond de over te dragen reserve voor media-aanbod verder toegelicht.

Maximering reservevorming landelijke publieke omroep totaal

De reservevorming van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) als geheel is aan een maximum gebonden. Het betreft een maximum van 10% van de totale uitgaven van de NPO. Hierbij gaat het om de uitgaven van de gehele NPO, met uitzondering van de uitgaven aan verenigingsactiviteiten. Deze wettelijke normering heeft alleen betrekking op het reserve media-aanbod bij de omroepen en de reserves van de NPO-organisatie.

Uit de Financiële Terugblik 2013 van de NPO-organisatie blijkt dat de NPO aan het eind van 2013 een overschrijding heeft van circa € 11,8 miljoen ten opzichte van de wettelijk toegestane norm. Daarom heeft de NPO dit als schuld opgenomen in de balans, als terug te betalen bedrag aan het CvdM ten gunste van de AMR. Verder is in het jaarverslag 2013 de reserve voor media-aanbod voor 2012 van € 43,6 miljoen die over wordt gedragen, gecorrigeerd naar € 54,6 miljoen. Dit heeft te maken met een waardevermindering van het pand van de NPO die in de beginbalans 2012 van de Financiële Terugblik 2013 is gecorrigeerd. Hierdoor is de schuld aan het CvdM 11,0 miljoen hoger uitgevallen. Daarmee is de totaal over te dragen reserve voor het media-aanbod € 22,8 miljoen ten opzichte van de Mediabegrotingsbrief 2014.

De reservepositie van de NPO heeft onder meer betrekking op bedragen die voor de programmering van de evenementenjaren zijn gereserveerd (zoals het WK/EK voetbal en de Olympische Spelen). De publieke omroep gaat hiervoor langlopende verplichtingen aan en reserveerde ieder jaar voldoende budget om de extra uitgaven in het jaar van super-evenementen op te vangen. Omdat de reserves nu moeten worden afgeroomd, zal de NPO waarschijnlijk ook voor de komende evenementenjaren additioneel budget moeten aanvragen om aan de meerjarig aangegane financiële verplichtingen voor super-evenementen te kunnen voldoen.

Op basis van de Meerjarenbegroting 2015–2019 van de NPO verwacht ik op dit moment in de jaren 2015 tot en met 2019 een additionele budgetaanvraag van circa € 37,0 miljoen (exclusief nog niet aangegane verplichtingen en onvoorziene programmatische wijzigingen) voor de super-evenementen. Aangezien er jaarlijks wel steeds afdoende wordt gereserveerd binnen de publieke omroep zelf en via het afgeroomde bedrag in de AMR gezamenlijk, levert dit geen budgettair probleem op.

Advies CvdM over de meerjarenbegroting NPO

Het CvdM vindt dat in de (herziene) Meerjarenbegroting 2015–2019 de beschikbare financiële middelen beter onderbouwd en gespecificeerd zijn. Daarmee is de transparantie van de meerjarenbegroting vergroot. Het CvdM constateert dat met de bezuinigingen in 2015 de totale structurele bezuiniging van € 127,8 miljoen van het kabinet-Rutte I op het budget van de landelijke publieke omroep wordt gerealiseerd.36

Ik constateer dat in het advies van het CvdM van de NPO verwacht wordt dat de NPO vanaf de volgende concessieperiode, startend in 2016, een nadere verbijzondering naar kostensoorten presenteert. Hiermee wordt de transparantie van de totale kosten vergroot. Ik ga ervan uit dat de NPO aan deze verwachting zal voldoen. Zoals ik ook schreef in de brief over mijn toekomstvisie op het publieke mediabestel van 13 oktober 2014 is geheimzinnigheid over bijvoorbeeld de kosten van voetbalrechten wat mij betreft niet langer aan de orde.37 Verantwoording kunnen afleggen is voor een publieke organisatie een belangrijk uitgangspunt. Het advies van het CvdM over transparantie zie ik dan ook als ondersteuning van dit uitgangspunt.

Daarnaast constateer ik dat het CvdM vooralsnog geen advies uit kan brengen over het aangevraagde aanbodkanaal NL Plus, vanwege het ontbreken van de benodigde informatie.38 Zodra het CvdM de benodigde informatie ontvangt van de NPO, kan een advies worden uitgebracht.

Ik neem het advies van het CvdM over om bij de concessieverlening 2016–2020 expliciete afspraken te maken over de rapportage van bereikcijfers, zodat inzicht wordt verkregen in het totale (lineaire en non-lineaire) bereik van de NPO.

Regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen en de Ster

Op grond van artikel 2.172 van de Mediawet 2008 heb ik bij ministeriële regeling nadere regels gesteld over de inhoud en de inrichting van de jaarrekening van de landelijke publieke media-instellingen en de Ster. Die zijn gevat in de Regeling Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen en de Ster.39

1.6 Regionale publieke omroep

Het budget voor de regionale publieke omroep stijgt naar € 155,8 miljoen in 2015 ten opzichte van het jaar 2014 (zie tabel 3). De stijging betreft onder andere de prijsindex 2015 (€ 1,9 miljoen).

De verdeling van het beschikbare budget voor de reguliere activiteiten (€ 148,2 miljoen) vindt plaats op basis van de percentages zoals vastgelegd in artikel 4a van het Mediabesluit 2008. De verdeling van de € 7,6 miljoen over de regionale publieke omroepen is gepresenteerd in bijlage 1d van deze brief.

Het CvdM adviseert de aangevraagde budgetten van € 148,2 miljoen en € 7,6 miljoen toe te kennen. Tevens adviseert het CvdM om achteraf wanneer de definitieve verdeling van € 7,6 miljoen bekend is, op basis van nacalculatie onderling de definitieve verdeling te bepalen.40 Ik neem dit advies over. Op grond van het bovenstaande stel ik de budgetten voor de regionale publieke omroep vast op respectievelijk € 148,2 miljoen en € 7,6 miljoen zoals uitgewerkt in de tabel 3 en in toegelicht in bijlage 1d van deze brief.

Advies CvdM over de aanvragen 2015 van de regionale publieke omroep

Het CvdM vindt dat de aanvragen 2015 voldoen aan de verplichtingen van de Mediaregeling 2008. Op basis van verklaringen van de regionale publieke omroep kan het CvdM niet vaststellen dat zij in 2015 niet aan hun financiële verplichting zal voldoen. De regionale publieke omroep heeft het CvdM (op hoofdlijnen) een beschrijving van de plannen met betrekking tot de samenwerking met de landelijke en lokale publieke omroepen verstrekt.

Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen

Op grond van artikel 2.172 van de Mediawet 2008 heb ik bij ministeriële regeling nadere regels gesteld over de inhoud en de inrichting van de jaarrekening van de regionale publieke omroep. Die zijn gevat in de Regeling Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instelling.41

1.7 Overzicht financieringsstromen publieke omroep en aansluitingen jaarverslagen 2013

Enige jaren geleden heeft de Algemene Rekenkamer (hierna: ARK) aanbevelingen gedaan op het gebied van financieringsstromen, kostentoerekening en reservevorming bij omroepverenigingen.42 De AR adviseerde jaarlijks een overzicht op te stellen van de financieringsstromen om de verschillen tussen de jaarverslagen van OCW, het CvdM en het jaarverslag van de landelijke publieke omroep door de NPO (hierna: jaarverslag LPO) toe te lichten. Het gewenste overzicht over het jaar 2013 vindt u in bijlage 1c van deze brief.

2 Landelijke en regionale publieke omroep

In het eerste hoofdstuk schetste ik het financiële kader van het mediabeleid voor het komende jaar. In het tweede en derde hoofdstuk vindt u een inhoudelijke toelichting op de cijfers uit de begroting.

In dit hoofdstuk staan de landelijke en regionale publieke omroep centraal. Er is onder andere aandacht voor de naleving van de Prestatieovereenkomst 2010–2015 (zie ook bijlage 2), de uitwerking van het regeerakkoord en de visiebrief over de toekomst van het publieke mediabestel.

2.1 Terugblik 2013 NPO

Ik ga in dit onderdeel in op drie zaken: de naleving in 2013 door NPO van de Prestatieovereenkomst 2010–2015, de programmatische terugblik en onafhankelijke producties.

2.1.1 Naleving Prestatieovereenkomst 2010-2015

In de Prestatieovereenkomst 2010–2015 staan 24 afspraken. De NPO realiseerde het merendeel van de afspraken. Net als vorig jaar vindt een groot deel van de Nederlandse bevolking de NPO in de domeinen nieuws en opinie goed presteren: 76,9% voor wat betreft video en 75,5% voor wat betreft audio. Ook bestond het aanbod in 2013 op de gezichtsbepalende televisienetten (NPO1, 2 en 3) voor 84,1% uit Nederlandstalige producties. Daarmee voldoet de NPO ruimschoots aan het afgesproken minimum van 70%.

In 2013 realiseerde de NPO twee afspraken niet en één deels. Het bereik van NPO3 onder de publieksgroep 20- tot 34-jarigen is wederom lager dan in 2009. Ook haalde de NPO de afspraak niet om wekelijks de helft van alle Nederlanders te bereiken met audioaanbod. Ten slotte realiseerde de NPO maar ten dele de prestatieafspraak om het bereik van toonaangevende radioprogrammakanalen onder jongere doelgroepen te vergroten.

Het bereik van de NPO onder jongeren blijft dus een aandachtspunt. Net als vorig jaar is het bereik van NPO3 onder de publieksgroep 20- tot 34-jarigen met 51,9% in 2013 lager dan het bereik van 56,3% in 2009. Voor het eind van de concessieperiode (31 december 2015) moet het bereik onder deze publieksgroep vergroot zijn.

De NPO geeft twee redenen voor het nog niet halen van deze afspraak. Ten eerste blijft de populariteit van non-lineair kijken (uitgesteld kijken) onder 20- tot 34 jarigen toenemen. Ook kijkt een toenemend deel van deze groep op andere apparaten (met name tablets, smartphones en laptops). Beide groepen kijkers vallen op dit moment buiten het kijkonderzoek, aldus de NPO.

De NPO schrijft wel dat ze, samen met de Stichting KijkOnderzoek (SKO, verantwoordelijk voor de genoemde bereikcijfers), maatregelen nemen om ook bereik onder bovengenoemde groepen kijkers te kunnen meten. In haar nieuwe strategie voor de periode 2013–2017 zal de SKO het meten van video-content uitbreiden naar alle soorten apparaten. Hoewel het CvdM erop aandringt de uitgebreide meting in de Terugblik van 2014 te betrekken, stelt de NPO dat deze nieuwe cijfers in 2014 nog niet beschikbaar zijn.43

Ten tweede noemt de NPO de stijgende populariteit van zogenaamde «overige zenders» als reden voor het nog niet halen van deze afspraak. Het gaat hier om zenders anders dan die van NPO, RTL of SBS.

De NPO realiseerde verder ten dele de prestatieafspraak om het bereik van toonaangevende radioprogrammakanalen onder jongere doelgroepen te vergroten. Dit is een prestatieafspraak die voor het einde van de concessieperiode (31 december 2015) behaald moet zijn.

Voor de jongste groepen (15–24 en 25 tot 34 jaar) was het bereik van de publieke radio in 2013 wederom groter dan in 2009. Dat gold niet voor de groep 35- tot 44-jarigen, waar het bereik ten opzichte van 2009 met 0,4% licht daalde. De ambitie was om de beluistering van Radio 2 in die doelgroep te verbeteren. Dit is onvoldoende gelukt.

Het weekbereik was gemiddeld 46,3%. De NPO realiseerde daarmee opnieuw de afspraak niet om wekelijks de helft van alle Nederlanders met het audioaanbod te bereiken. Dit is een jaarlijkse prestatieafspraak, die elk jaar gehaald dient te worden. De reden voor het niet halen van 50% weekbereik is volgens de NPO dezelfde als in 2012. Het luisteronderzoek dat in 2012 is aangepast kent een andere weging die een negatief effect heeft op het bereik en de luistertijd van alle zenders. Dus ook de NPO. Desalniettemin stelt de NPO in haar Meerjarenbegroting de ambitie te hebben het weekbereik van het audioaanbod te vergroten. Bijvoorbeeld door de behoeften van de verschillende doelgroepen per radiozender beter in kaart te krijgen.

Hoewel ik tevreden ben dat de NPO de meeste prestatieafspraken haalde, constateer ik tevens dat ze er twee niet haalde en een deels. Het einde van de huidige prestatieovereenkomst (31 december 2015) komt bovendien snel dichterbij. Voor deze prestatieafspraken geldt wel dat de NPO niet toerekenbaar tekortschoot in de nakoming. De NPO is bij deze specifieke afspraken namelijk niet enkel afhankelijk van haar eigen inzet, maar ook van externe factoren waar ze minder of geen invloed op heeft, zoals het veranderend mediagebruik onder jongeren.

Dat veranderende mediagebruik was één van de redenen om uw Kamer op 13 oktober 2014 mijn toekomstvisie op het publieke mediabestel te sturen. Ik ga in die brief ook in op het bereik onder jongeren (zie tevens paragraaf 2.2). Een van de maatregelen die ik voorstel is om in de verscherpte taakopdracht van de publieke omroep te benadrukken dat ze aanwezig moet zijn op alle platforms. Met name het jongere publiek begeeft zich namelijk op een grote verscheidenheid aan platforms. Ten slotte onderschrijf ik het belang van de maatregelen die SKO neemt om kijkonderzoek mogelijk te maken dat non-lineair kijkgedrag en kijken op andere apparaten in beeld brengt.

2.1.2 Programmatische terugblik

De waardering voor de NPO van Nederlanders is al jaren vrij hoog. In 2013 waardeerde Nederland de NPO met een 7. Nederlanders waarderen onder andere de betrouwbaarheid, onafhankelijkheid, maatschappelijke betrokkenheid en het informatieve karakter. Wel geven Nederlanders aan de NPO niet direct als jong, gedurfd en vernieuwend te zien.44

De NPO kent verder vier hoofdambities:

  • Een evenwichtig en onderscheidend aanbod

  • Het vergroten van het bereik

  • Het vergroten van de impact

  • Omgaan met veranderend mediagebruik

In de Terugblik 2013 (zie bijlage 2) kunt lezen hoe de NPO in 2013 deze ambities invulde.

2.1.3 Onafhankelijke producties

De landelijke publieke omroep investeerde wederom ruim voldoende in onafhankelijke producties. Van het programmabudget besteedde de landelijke publieke omroep in 2013 30,6% aan onafhankelijke producties. Dat is ruimschoots boven het wettelijk minimum van 16,5% uit de Mediawet.45

2.2 Vooruitblik 2015

Een belangrijk onderdeel van deze brief is de toekomst van het publieke mediabestel. Vorig jaar schreef ik in de mediabegrotingsbrief dat het kabinet via diverse stappen werkt aan de toekomst van het publieke mediabestel na 2016.

De eerste stap is per 1 januari 2014 gezet – de vermindering van het aantal omroeporganisaties. U vindt in dit hoofdstuk informatie over de erkenningsaanvragen van de nieuwe omroepen. De tweede stap is tevens afgerond – een financiële hervorming waarmee onder andere het budget van de regionale omroepen overgeheveld werd van het provinciefonds naar de rijksbegroting. De derde stap is de kabinetsvisie op de noodzakelijke verandering van het publieke mediabestel. Meer informatie hierover vindt u in dit hoofdstuk.

2.2.1 Visie toekomst van het publieke mediabestel

Op 13 oktober 2014 stuurde ik uw Kamer mijn visie op de toekomst van het publieke mediabestel.46

Om relevant te blijven en invloed te behouden is het voor publieke mediaorganisaties cruciaal om te veranderen. De urgentie is bovendien groot. Niet alleen vergrijst het publiek en is het bereik onder jongeren een probleem, ook het medialandschap verandert snel. De bestuurlijke verhoudingen en verdeeldheid in het bestel vragen ten slotte ook om aandacht.

In de genoemde brief zet ik de kabinetsvisie uiteen op de noodzakelijke veranderingen van het publieke mediabestel om bovenstaande uitdagingen succesvol aan te gaan. Deze visie is de derde stap van het kabinet om het publieke mediabestel gezond en slagvaardig voor de toekomst te maken.47

Op 24 november 2014 ga ik in overleg met uw Kamer over deze visie op de toekomst van het publieke mediabestel. De wetswijzigingen die ik noodzakelijk acht, leg ik in 2015 voor aan uw Kamer. Het streven is de inwerkingtreding van de wetswijzigingen op 1 januari 2016. Dit is het moment waarop de concessie- en erkenningsperiode 2016–2020 van de NPO en de landelijke omroeporganisaties van start gaat.

Het streven van het kabinet is een publieke omroep die creatiever en slagvaardiger is. Scherpere keuzes in de programmering, meer nadruk op innovatie en sterkere creatieve competitie zijn nodig om de publieke omroep toekomstbestendiger te maken. De programmering moet meer onderscheidend zijn en publieke meerwaarde hebben. Het kabinet vraagt om meer gezamenlijkheid in het uitvoeren van de publieke taak door de NPO en omroeporganisaties, maar ook om samenwerking met en tussen de regionale omroepen.

2.2.2 Erkenningsaanvragen 2016–2020

Elke vijf jaar verleent de Minister omroeporganisaties (voorlopige) erkenningen voor het verzorgen van landelijk publiek media-aanbod. Eind 2015 lopen de huidige (voorlopige) erkenningen af. Tot eind januari 2014 hadden omroeporganisaties de mogelijkheid een aanvraag in te dienen bij het CvdM. Op de ontvangen aanvragen hebben het CvdM, de NPO en de RvC een advies uitgebracht. Uiterlijk 30 juni 2015 moet op de aanvragen worden besloten.

2.3 Regionale publieke omroep

De regionale omroepen worden vanaf 2014 op grond van artikel 2.170 van de Mediawet 2008 gefinancierd door het Rijk en worden op aanvraag voor een bijdrage bekostigd door het CvdM. De Mediaregeling 2008 is op dit onderdeel gewijzigd. Bij de verdeling van de bedragen over de verschillende regionale publieke omroepen is rekening gehouden met minimale herverdeeleffecten. Deze procentuele verdelingen legde ik vast in het Mediabesluit 2008.

Op grond van artikel 2.172 van de Mediawet 2008 zijn bij ministeriële regeling nadere regels gesteld over de inhoud en inrichting van de jaarrekening. Om recht te doen aan de reeds gevormde eigen vermogens is als overgangsmaatregel bepaald dat de ultimo 2013 aanwezige reserves als uitgangspunt worden genomen bij de toepassing van de categorieën reserves ultimo 2014 zoals in artikel 2.175 van de Mediawet 2008 genoemd staat.

2.4 Mediafonds

Het Mediafonds zal de komende jaren maatregelen treffen om de (voorgenomen) beëindiging van de bekostigingsrelatie per 1 januari 2017 te realiseren. In deze periode zal de huidige werkwijze en bedrijfsvoering worden gecontinueerd. Het jaar voorafgaand aan de beëindiging van de bekostiging zal worden besteed aan de afbouw van de organisatie.

2.5 Wijzingen Mediawet 2008

De uitvoering van de regeerakkoorden kabinet-Rutte I en kabinet-Rutte II verloopt voorspoedig. De daarvoor benodigde wetgeving tot wijziging van de Mediawet 2008 is eind 2013 tot stand gekomen en per 1 januari 2014 in werking getreden. Het betreft de volgende wijzigingen:

  • de wet van 6 november 2013 (Stb. 454) tot wijziging van de Mediawet 2008 om het stelsel van de landelijke publieke omroep te moderniseren. Vooral door fusies van omroepen moet de uitvoering van de media-opdracht efficiënter verlopen, waardoor de bezuinigingen gerealiseerd worden zonder de kwaliteit en pluriformiteit van het publieke media-aanbod aan te tasten.

  • de wet van 18 december 2013 (Stb. 454) tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting.

In 2015 volgt een derde wetswijziging. Die wetswijziging heeft tot doel om te komen tot een innovatief, slagvaardig en toekomstbestendig publiek mediabestel. De wetswijziging zal gebaseerd zijn op de brief over de toekomstvisie op het publiek mediabestel die ik uw Kamer op 13 oktober 2014 stuurde.

Verder is op 1 januari 2014 de wet van 6 november 2013 (Stb. 451) tot wijziging van de Mediawet 2008 in werking getreden. Deze wet regelt onder meer dat het digitale standaardpakket niet kleiner mag zijn dan 30 televisiezenders. Ook zijn de lokale programmaraden afgeschaft.

Distributie van (interactieve) televisiediensten

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel omroepdistributie is uitgebreid met uw Kamer gesproken over de distributie van interactieve televisiediensten. Ik heb aan het amendement en de motie Van Dam/Huizing over dit onderwerp uitvoering gegeven door een nadere uitwerking daarvan in een ministeriële regeling.48 49

2.6 Wet normering topinkomens (WNT) en Beloningskader Presentatoren Publieke Omroep (BPPO)

Per 1 januari 2013 is de Wet normering topinkomens (hierna: WNT) in werking getreden. In 2014 is de rapportage over de naleving van de WNT in 2013 uitgebracht. Hieruit blijkt dat bij de publieke media-instellingen vijf topfunctionarissen (bestuurders) werkzaam waren die boven het maximum bezoldigingsbedrag 2013 (€ 228.559) van de WNT uitkomen. Het betreft hier functionarissen die werkzaam waren op basis van overeenkomsten afgesloten voor 1 januari 2013. Zij doen dan ook een beroep op het overgangsrecht. Een aantal topfunctionarissen houdt zich vrijwillig aan de norm. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal uw Kamer eind dit jaar nader informeren over de uitkomsten van de rapportages over het eerste WNT-jaar.

Recent is het wetsvoorstel verlaging bezoldigingsmaximum WNT door uw Kamer aangenomen.50 Door de verdere verlaging van het normbedrag in deze wet, verwacht ik dat het aantal topfunctionarissen dat deze nieuwe norm overschrijdt gaat toenemen.

Naast de WNT die geldt voor topfunctionarissen, is er een Beloningskader Presentatoren Publieke Omroep (hierna: BPPO). Het BPPO zal, zoals toegezegd, worden aangepast in lijn met de wetgeving in het kader van de WNT.

3 Overige media-instellingen en onderwerpen

3.1 Mediawijsheid

Het Mediawijsheid Expertisecentrum, Mediawijzer.net is in 2009 opgericht om een bewuste, kritische en actieve omgang met media te bevorderen. Het expertisecentrum opereert als netwerkorganisatie met een stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken, ECP, de publieke omroep (NTR), Kennisnet en het NIBG. Daarnaast hebben ruim 1.000 netwerkpartijen zich bij dit centrum aangesloten. Dit zijn diverse organisaties uit het media-, onderwijs- en cultuurveld.51

Het programma Mediawijsheid is in 2014 geëvalueerd. De voornaamste conclusie is dat Mediawijzer.net er in is geslaagd het thema op de kaart te zetten en een netwerk te vormen van partijen die zich met mediawijsheid bezig houden. In de toekomst blijft aandacht nodig voor de agenderende functie van Mediawijzer en is het relevant dat de onderlinge samenwerking tussen verschillende initiatieven wordt bevorderd. De taken en activiteiten van Mediawijzer.net kunnen gerichter worden ingezet en het advies is om minder middelen te besteden aan eenmalige projecten. Om die reden kies ik niet voor een radicale koerswijziging, maar voor een gerichte inzet van taken en middelen. Dit sluit aan op de doelen en aanpak van Mediawijzer uit haar meerjarenplan 2015–2018.

In 2015 wordt het expertisecentrum Mediawijzer.net ondersteund met € 1,5 miljoen.

3.2 Lokale publieke omroep

Op 15 november 2013 stuurde ik uw Kamer een brief die ingaat op de aanpak van de lokale publieke omroepen voor meer professionalisering en schaalvergroting.52 Een onderdeel hiervan is de vorming van streekomroepen.53 Ook in de visie op de toekomst van het publieke mediabestel die ik uw Kamer op 13 oktober 2014 stuurde ga ik kort in op de toekomst van de lokale publieke omroep.

De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de lokale publieke omroepen. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het mediabestel als geheel ondersteun ik wel de professionalisering van lokale omroepen. Ik doe dat door een eenmalige bijdrage van € 1,8 miljoen voor de ontwikkeling, implementatie en exploitatie (tot en met 31 december 2015) van de centrale distributievoorziening mediahub.54

3.3 Persbeleid en Journalistiek

In het voorjaar van 2015 stuur ik uw Kamer een brief over de journalistiek, waarin ik zal ingaan op de onderwerpen en toezeggingen waarover ik u in mijn brief van 21 maart 2014 heb geïnformeerd.55

Ik heb de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) gevraagd om een analyse van de journalistieke en maatschappelijke informatievoorziening. Van het SvdJ verwacht ik de resultaten van een drietal onderzoeken: een internationaal overzicht van maatregelen op terrein van journalistieke innovatie, een overzicht van de internationale beleidspraktijk op gebied van media-eigendom en een onderzoek naar toekomstscenario’s op journalistiek gebied. Het fonds is bezig met de ontwikkeling van een regeling ter stimulering van de journalistieke nieuwsvoorziening op regionaal en lokaal niveau.

Over de voortgang van al deze onderwerpen zal ik uw Kamer komend voorjaar berichten.

3.4 Moties

1. Motie van het lid Segers c.s. over de uitkomsten van rechtszaken en beroepsprocedures tussen provincie en regionale omroep in relatie tot de hoogte van het budget van uitname bij overheveling van het provinciefonds naar de mediabegroting.56

De Raad van State heeft op 24 september 2014 in de zaak tussen de provincie Noord-Holland en de regionale omroep RTV Noord-Holland over de provinciale Bekostiging 2012 geoordeeld dat de zorgplicht van de provincie enkel betrekking heeft op het handhaven van het bestaande niveau van activiteiten in 2004 en niet op het budget.57 De rechter heeft wel geoordeeld dat de provincie moet onderbouwen dat een hoogwaardig media-aanbod gerealiseerd kan blijven worden. Ook in het geval van Zuid-Holland is de Raad van State in het voordeel van de provincie uitgevallen. Daarmee zijn de procedures over het bekostigingsjaar 2012 afgerond. Voor de bekostiging 2013 lopen de beroepsprocedures nog in de beide provincies.

2. Motie van het lid Van Dijk waarin de regering wordt verzocht in overleg te treden met werkgevers bij de omroep met als inzet het aantal tijdelijke contracten bij de publieke omroep te verminderen.58

Naar aanleiding van de motie van het lid Van Dijk heb ik overleg gevoerd met de Centrale Ondernemingsraad en met de NPO.

Eind 2013 hebben de bonden en de NPO (als vertegenwoordiger van de publieke omroep), een principeakkoord bereikt over de cao omroeppersoneel. In het akkoord is afgesproken dat er nadere afspraken worden gemaakt over het thema flexibiliteit en zekerheid. Er is een sectorplan vastgesteld waarin afspraken zijn gemaakt over permanente educatie en van-werk-naar-werk begeleiding voor alle werknemers, ongeacht de status van de arbeidsovereenkomst. Het is aan partijen om dit nader uit te werken. De motie is hiermee afgedaan.

3. Motie van het lid Van Dijk waarin de regering wordt verzocht af te zien van programmaonderbrekende reclame op de publieke omroep.59

Met mijn brief van 24 september 2014 ben ik ingegaan op de motie.60 In de artikelen 2.94 tot en met 2.97 van de Mediawet 2008 staan specifieke reclameregels. Deze regels betreffen onder meer de herkenbaarheid, de maximale hoeveelheid, de plaatsing in blokken, het verbod van programmaonderbreking en de uitzonderingen daarop. Ik ben niet van plan om de Mediawet 2008 op dit punt aan te passen, zoals ook blijkt uit mijn uitspraken in het debat van 8 oktober 2013 en mijn brief van 24 september 2014.61 Met mijn brief van 24 september 2014 en met deze nadere toelichting is de motie afgedaan.

Ter afsluiting

Komend jaar zal in het teken staan van de derde stap richting een toekomstbestendig publiek mediabestel op basis van de kabinetsvisie en bijbehorende maatregelen. Zo werken we samen aan een publieke omroep die ertoe blijft doen. Ik heb er vertrouwen in dat de publieke omroep deze maatregelen met overtuiging zal uitvoeren.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Het advies «De Tijd Staat Open» van de Raad voor Cultuur (hierna: RvC) is aan het kabinet op 27 maart 2014 overhandigd (Kamerstuk 32 827, nr. 62).

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

De niet geïndexeerde rijksbijdrage wordt gevormd door de post «Totale uitgaven» van artikel 15 (Media) de Rijksbegroting 2015, te verminderen met de post «Ontvangsten» en met de uitgaven overige artikel (deze bevat de volgende posten: «Bekostiging Basisinfrastructuur Cultuur 2013–2016 Vierjaarlijkse instellingen», «Subsidies» en «Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties»).

X Noot
4

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 2.

X Noot
5

Zie paragraaf «Inkomsten van de Stichting Etherreclame (Ster)» van deze brief voor nadere toelichting.

X Noot
7

Zie tabel 15.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 15 van de Rijksbegroting 2015 van OCW.

X Noot
8

Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 61.

X Noot
9

De verdeling van tabel 3b van de Mediabegrotingsbrief 2014 komt overeen met de verdeling zoals die in tabel 95.5 van de Rijksbegroting 2015 van OCW staat.

X Noot
10

Jaarrekening Ster, 2013.

X Noot
11

De solidariteitskorting van 5% komt overeen met circa € 0,7 miljoen gebaseerd op de werkelijke kosten 2013 van de Ster.

X Noot
12

Kamerstuk 32 827, nr. 65.

X Noot
13

Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 87.

X Noot
14

In deze raming is nog geen rekening gehouden met de solidariteitskorting van 5%.

X Noot
15

Een evenementjaar is een jaar waarin een of meerdere van de volgende evenementen plaatsvindt: Olympische (Winter)spelen, het EK Voetbal en het WK Voetbal.

X Noot
16

Kamerstuk 32 827, nr. 1.

X Noot
17

Naburige rechten zijn als vergoeding bedoeld voor uitvoerende musici, koorleden en solisten bovenop hun salaris. Tot op heden heeft de SOM het budget van de naburige rechten bij de NPO-organisatie in rekening gebracht. Om de administratieve lasten te verminderen, is besloten om dit bedrag rechtstreeks onder het budget van de SOM te brengen. Zie de Meerjarenbegroting 2015–2019 van de NPO voor meer informatie hierover.

X Noot
18

Het digitaliseringsproject «Beelden voor de Toekomst» met een projectbudget van € 115 miljoen is gestart in 2007 en loopt tot en met 2014.

X Noot
19

Kamerstuk 25 434, nr. 46.

X Noot
20

Het Stimuleringsfonds voor de Pers heet vanaf 1 juli 2014 Stimuleringsfonds voor de Journalistiek.

X Noot
21

Voor de extra taken van het CvdM wordt een incidenteel budget van € 0,619 miljoen voor het jaar 2015 beschikbaar gesteld uit het mediabudget.

X Noot
22

«Onderzoek vermogenspositie omroepen», Commissie van der Zwan, 1992.

X Noot
23

Zie de onderdelen «Financiële Terugblik landelijke publieke omroep 2013» en «Maximering reservevorming landelijke publieke omroep totaal» van paragraaf 1.5 van deze brief voor een nadere toelichting.

X Noot
24

De reguliere onttrekking van de AMR voor het jaar 2015 is het verschil tussen de posten «Totaal beschikbaar mediabudget» en «Totale uitgaven mediabudget» exclusief de geactualiseerde Ster-raming ten opzichte van de Rijksbegroting 2015.

X Noot
25

Zie voor de toelichting op super-evenementen onderdeel «Maximering reservevorming landelijke publieke omroep totaal» van paragraaf 1.5 van deze brief.

X Noot
26

Zie bijlage 5b van deze brief voor de herziene Meerjarenbegroting 2015–2019 van de NPO. Zie bijlage 5a van deze brief voor de onderdelen «Programmatische speerpunten», «Video», «Audio», «Programmatische bijdragen omroepen», «NPO-organisatie» en voor de overige onderdelen van de Meerjarenbegroting 2015–2019.

X Noot
27

In het budget van SOM is een bedrag van € 0,5 miljoen opgenomen voor de naburige rechten.

X Noot
28

Kamerstuk 32 033, nr. 8 (bijlage).

X Noot
29

Kamerstuk 32 827, nr. 1.

X Noot
30

Kamerstuk 32 827, nr. 1 (bijlage).

X Noot
31

In de mediabegrotingsbrief 2014 (Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 61) is per abuis een bedrag van € 12,3 miljoen in plaats van € 16,5 miljoen opgenomen voor het jaar 2014.

X Noot
33

Zie bijlage 4 van deze brief voor het Financiële Terugblik 2013 van de NPO.

X Noot
34

Het verschil tussen het positief exploitatiesaldo uit gewone bedrijfsvoering van € 6,7 miljoen zoals vermeld in deze brief voor het jaar 2012 en het negatief exploitatiesaldo uit gewone bedrijfsvoering van € 3,4 miljoen zoals vermeld in de mediabegrotingsbrief 2014 voor het jaar 2012 heeft te maken met de herziening van de cijfers 2012. De reden hiervoor is op pagina 82 van het Jaarverslag 2013 van de NPO toegelicht.

X Noot
35

Zie pagina 6 van het Financiële Terugblik 2013 van de NPO voor meer informatie hierover.

X Noot
36

Zie bijlage 6 van deze brief voor het advies van het CvdM over de (herziene) Meerjarenbegroting 2015–2019.

X Noot
37

Kamerstuk 32 827, nr. 67.

X Noot
38

Zie bijlage 1b van de Meerjarenbegroting 2015–2019 van de NPO voor meer informatie over het aanbodkanaal NL Plus.

X Noot
40

Zie bijlage 7 van deze brief voor een nadere toelichting.

X Noot
42

Zie het rapport «Publieke Omroep in beeld. Financiering, bedrijfsvoering en toezicht». Kamerstuk 31 557, nrs. 1–2.

X Noot
43

Zie bijlage 3 van deze brief voor een nadere toelichting.

X Noot
44

Zie ook de Terugblik 2013 in bijlage 2 van deze brief.

X Noot
45

Artikel 2.116 Mediawet 2008 jo. Artikel 14b Mediabesluit 2008

X Noot
46

Kamerstuk 32 827, nr. 67.

X Noot
47

Kamerstuk 33 400, nr. 29.

X Noot
48

Kamerstuk 33 426, nrs. 36 en 40.

X Noot
49

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 april 2014, nr. WJZ-611827 (10427), houdende wijziging van de Mediaregeling 2008 in verband met de aanwijzing van enkele diensten als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, derde volzin, van de Mediawet 2008 (Stcrt. 2014, nr. 10633).

X Noot
50

Kamerstuk 33 978.

X Noot
52

Kamerstuk 32 827, nr. 60.

X Noot
54

Voor meer informatie over de mediahub, zie: Kamerstuk 32 827, nr. 60.

X Noot
55

Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 104.

X Noot
56

kamerstuk 33 664, nr. 25.

X Noot
57

RVS 24 september 2014, 201310391/1/A2, ECLI:NL:RVS:2014:3472.

X Noot
58

kamerstuk 33 541, nr. 25.

X Noot
59

Kamerstuk 33 664, nr. 16.

X Noot
60

Kamerstuk 32 827, nr. 65.

X Noot
61

Handelingen II 2013/14, nr. 12, items 4 en 7.

Naar boven