Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2013, 451 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2013, 451 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe voorschriften te geven over de verspreiding van de televisie- en radioprogrammakanalen van de landelijke, regionale en lokale publieke mediadiensten en van de Nederlandstalige landelijke Belgische openbare mediadienst;
dat het verder wenselijk is voorschriften te geven over de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen en dat het in verband daarmee wenselijk is de voorschriften over de instelling van programmaraden te laten vervallen;
dat daartoe wijzigingen in de Mediawet 2008 worden aangebracht;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In de Mediawet 2008 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A
Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De omschrijving van «omroepnet» vervalt.
2. In de omschrijving van «open televisieprogrammakanaal» komt het bepaalde onder ten 1° te luiden:
1°. het tarief dat een pakketaanbieder als bedoeld in artikel 6.9a aan zijn abonnees in rekening brengt voor de ontvangst van het programma-aanbod van een door die aanbieder met inachtneming van de artikelen 6.13 tot en met 6.14c vast te stellen aantal programmakanalen; of.
B
Artikel 2.146 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel m wordt aan het slot de puntkomma vervangen door een punt.
2. Onderdeel n vervalt.
C
In afdeling 6.3.1 wordt voorafgaand aan paragraaf 6.3.1.1 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
In deze afdeling wordt verstaan onder:
natuurlijke persoon of rechtspersoon die partij is bij een overeenkomst met een pakketaanbieder met betrekking tot de ontvangst van een of meer programmapakketten;
een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een of meer programmapakketten tegen betaling verspreidt of laat verspreiden door middel van een omroepnetwerk of een omroepzender;
een door een natuurlijk persoon of rechtspersoon samengesteld geheel van televisie- en radioprogrammakanalen die hoofdzakelijk door derden zijn geproduceerd;
een programmapakket als bedoeld in artikel 6.13 of in artikel 6.14.
D
In de artikelen 6.10 en 6.11 wordt aan het eerste lid telkens een volzin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op een pakketaanbieder.
E
Het opschrift van paragraaf 6.3.1.2 komt te luiden: Verspreiding van pakketten televisie- en radioprogrammakanalen.
F
De artikelen 6.12, 6.13 en 6.14 worden vervangen door drie nieuwe artikelen, luidende:
1. Deze paragraaf is van toepassing op pakketaanbieders die een of meer programmapakketten naar ten minste 100.000 abonnees in Nederland verspreiden of laten verspreiden.
2. Als een pakketaanbieder programma-aanbod door middel van twee of meer omroepnetwerken of omroepzenders verspreidt of laat verspreiden, worden voor de toepassing van het eerste lid de desbetreffende aantallen abonnees samengevoegd.
3. Als een pakketaanbieder een rechtspersoon is, worden voor de toepassing van dit artikel samengevoegd het aantal abonnees van die pakketaanbieder en de aantallen abonnees van de dochtermaatschappijen die de pakketaanbieder in stand houdt. Als de pakketaanbieder een rechtspersoon is en een dochtermaatschappij die door een andere pakketaanbieder in stand wordt gehouden, worden voor de toepassing van dit artikel samengevoegd het aantal abonnees van die dochtermaatschappij, het aantal abonnees van de pakketaanbieder die deze dochtermaatschappij in stand houdt, en de aantallen abonnees van de andere dochtermaatschappijen die deze pakketaanbieder in stand houdt.
1. Als een pakketaanbieder een of meer digitale programmapakketten verspreidt of laat verspreiden, ontvangen alle abonnees die met hem een overeenkomst met betrekking tot de ontvangst van een of meer digitale programmapakketten hebben gesloten, in elk geval een digitaal standaardprogrammapakket.
2. Het standaardprogrammapakket bestaat uit ten minste dertig televisieprogrammakanalen en een door de pakketaanbieder met inachtneming van het vierde lid te bepalen aantal radioprogrammakanalen. De programmakanalen worden ongewijzigd verspreid. Bij ministeriële regeling kunnen diensten worden aangewezen waarvan het signaal als integraal onderdeel van de programmakanalen moet worden doorgegeven en kunnen nadere regels worden gesteld voor de doorgifte van deze diensten.
3. Voor zover het betreft televisieprogrammakanalen, bevat het standaardprogrammapakket in elk geval:
a. drie algemene televisieprogrammakanalen van de landelijke publieke mediadienst;
b. één televisieprogrammakanaal van de regionale publieke mediadienst met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de provincie of het deel van de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig zijn;
c. de televisieprogrammakanalen van de regionale publieke mediadienst met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de provincies aangrenzend aan de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig zijn;
d. één televisieprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn;
e. ten hoogste twee televisieprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst met ander programma-aanbod dan bedoeld in onderdeel d, dat een lokale publieke media-instelling verzorgt en dat is gericht op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden; en
f. drie televisieprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische openbare omroepdienst.
4. Voor zover het betreft radioprogrammakanalen, bevat het standaardprogrammapakket in elk geval:
a. vijf algemene radioprogrammakanalen van de landelijke publieke mediadienst;
b. één radioprogrammakanaal van de regionale publieke mediadienst met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de provincie of het deel van de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig zijn;
c. één radioprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn;
d. ten hoogste vijf radioprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst met ander programma-aanbod dan bedoeld in onderdeel c, dat een lokale publieke media-instelling verzorgt en dat is gericht op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden; en
e. vijf radioprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische openbare omroepdienst.
5. Bij de vaststelling of een pakketaanbieder heeft voldaan aan het vereiste, bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid, worden de volgende regels in acht genomen:
a. ten minste dertig unieke televisieprogrammakanalen worden aangeboden in een door de pakketaanbieder te bepalen uitzendkwaliteit;
b. als televisieprogrammakanalen in verschillende uitzendkwaliteit worden aangeboden, worden programmakanalen met dezelfde naam en ordening van het programma-aanbod als één programmakanaal aangemerkt;
c. als televisieprogrammakanalen in verschillende uitzendkwaliteit worden aangeboden, worden programmakanalen met dezelfde naam maar met een verschillende ordening van het programma-aanbod als afzonderlijke programmakanalen aangemerkt; en
d. als televisieprogrammakanalen via omroepzenders worden verspreid zonder dat voor de ontvangst andere kosten moeten worden betaald dan de kosten van aanschaf en gebruik van technische voorzieningen die de ontvangst mogelijk maken, en deze programmakanalen zijn opgenomen in de elektronische programmagids die onderdeel van de technische voorzieningen is, worden deze programmakanalen aangemerkt als televisieprogrammakanalen als bedoeld in onderdeel a.
1. Als een pakketaanbieder een of meer analoge programmapakketten verspreidt of laat verspreiden, ontvangen alle abonnees die met hem een overeenkomst met betrekking tot de ontvangst van een of meer analoge programmapakketten hebben gesloten, in elk geval een analoog standaardprogrammapakket.
2. Het standaardprogrammapakket bestaat uit ten minste vijftien televisieprogrammakanalen en een door de pakketaanbieder met inachtneming van het vierde lid te bepalen aantal radioprogrammakanalen. De programmakanalen worden ongewijzigd verspreid.
3. Artikel 6.13, derde lid, aanhef en onderdelen a, b, d en e, is van toepassing. Artikel 6.13, derde lid, aanhef en onderdeel f, is van toepassing met dien verstande dat het aantal televisieprogrammakanalen twee bedraagt.
4. Artikel 6.13, vierde lid, aanhef en onderdelen a, b, c en d, is van toepassing. Artikel 6.13, vierde lid, aanhef en onderdeel e, is van toepassing met dien verstande dat het aantal radioprogrammakanalen twee bedraagt.
G
Artikel 6.14a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «, bedoeld in artikel 6.13, eerste lid» vervangen door: die analoog programma-aanbod verspreidt.
2. In het tweede lid wordt «artikel 6.13, eerste lid» vervangen door: het eerste lid.
H
Na artikel 6.14a worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Het digitale standaardprogrammapakket dat een pakketaanbieder door middel van een satelliet verspreidt of laat verspreiden, bevat in afwijking van artikel 6.13, derde en vierde lid, niet het programma-aanbod op programmakanalen als bedoeld in de onderdelen b, c, d en e van artikel 6.13, derde lid, onderscheidenlijk de onderdelen b, c en d van artikel 6.13, vierde lid.
1. In afwijking van artikel 6.13, tweede lid, bestaat het digitale standaardprogrammapakket dat de pakketaanbieder, genoemd in de beschikking van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 31 januari 2002, nr. IVWT/691776, verspreidt, tot 1 februari 2017 uit ten minste vijfentwintig televisieprogrammakanalen.
2. Artikel 6.13, derde lid, onderdelen c, d en e, en vierde lid, onderdelen c en d, is niet van toepassing op het programma-aanbod, bedoeld in het eerste lid.
Het Commissariaat kan geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 6.13, 6.14, 6.14b en 6.14c, als het onverkort nakomen daarvan leidt tot disproportionele kosten, tot een belemmering van innovatie of tot anderszins onredelijke uitkomsten. Het Commissariaat kan aan een ontheffing voorschriften verbinden.
I
Paragraaf 6.3.1.3 komt te luiden:
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een pakketaanbieder voorziet in de instelling van een geschillencommissie voor de behandeling van klachten van abonnees over de samenstelling van het digitale standaardprogrammapakket.
2. Als het eerste lid toepassing heeft gevonden, kunnen twee of meer pakketaanbieders besluiten gezamenlijk een geschillencommissie als bedoeld in het eerste lid in te stellen.
3. Als het eerste lid toepassing heeft gevonden, worden bij ministeriële regeling tevens voorschriften gegeven over de wijze van behandeling van de klachten, de samenstelling van de geschillencommissie en over de gevolgen van de beslissing van de geschillencommissie in geval van gegrondheid van een klacht.
J
In artikel 7.12, derde lid, wordt «, 6.10 tot en met 6.14 en 6.20» vervangen door:, 6.10 tot en met 6.14d, 6.15 en 6.16.
In de Mediawet 2008 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A
In artikel 1.1, eerste lid, in de omschrijving van «open televisieprogrammakanaal» wordt «de artikelen 6.13 tot en met 6.14c» vervangen door: de artikelen 6.13 tot en met 6.14b.
B
Artikel 6.14c vervalt.
C
In artikel 6.14d wordt «de artikelen 6.13, 6.14, 6.14b en 6.14c» vervangen door: de artikelen 6.13, 6.14 en 6.14b.
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 april 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Kamerstukken I 2010–2011, 31 412, A) tot wet wordt verheven en die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:
Artikel III, onderdeel B, vervalt.
1. Het is een pakketaanbieder als bedoeld in artikel 6.9a van de Mediawet 2008 die programma-aanbod door middel van een omroepnetwerk of een omroepzender verspreidt of laat verspreiden, tot 5 oktober 2017 toegestaan naar personen die voor 5 oktober 2012 met die pakketaanbieder een overeenkomst met betrekking tot de ontvangst van minder programma-aanbod dan bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, van de Mediawet 2008 hebben gesloten, dat programma-aanbod te verspreiden of te laten verspreiden. De omvang van het geringere programma-aanbod, bedoeld in de eerste volzin, is gelijk aan de omvang van het programma-aanbod dat voor 5 oktober 2012 werd verspreid
2. Artikel 6.13, derde en vierde lid, van de Mediawet 2008 is niet van toepassing op het programma-aanbod, bedoeld in het eerste lid.
Bezwaar en beroep tegen besluiten van het Commissariaat voor de Media naar aanleiding van overtreding van het bepaalde in paragraaf 6.3.1.3 van de Mediawet 2008, zoals die paragraaf voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet luidde, worden voor zover tijdig ingesteld afgehandeld overeenkomstig het bepaalde in de Mediawet 2008, zoals die wet voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet luidde.
Als een natuurlijke persoon of rechtspersoon na de inwerkingtreding van deze wet een aanvang maakt met activiteiten als pakketaanbieder als bedoeld in artikel 6.9a van de Mediawet 2008 en met minder dan 250.000 abonnees een overeenkomst met betrekking tot de ontvangst van een of meer programmapakketten heeft gesloten, is in afwijking van artikel 6.12 van de Mediawet 2008 paragraaf 6.3.1.2 van die wet gedurende drie jaar na de aanvang van de activiteiten niet van toepassing. Artikel 6.12, tweede en derde lid, van de Mediawet 2008 is gedurende de drie jaar, bedoeld in de eerste volzin, van overeenkomstige toepassing. Van de aanvang van de activiteiten, bedoeld in de eerste volzin, wordt mededeling gedaan aan het Commissariaat voor de Media.
1. Deze wet treedt met uitzondering van artikel II in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 februari 2017.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te Wassenaar, 6 november 2013
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Uitgegeven de veertiende november 2013
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2013-451.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.