33 426 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen

Nr. 36 MOTIE VAN DE LEDEN VAN DAM EN HUIZING

Voorgesteld 25 juni 2013

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het geamendeerde artikel 6.13, tweede lid, de mogelijkheid creëert om bij ministeriële regeling pakketaanbieders te verplichten extra faciliteiten door te geven;

overwegende dat de staatssecretaris voor Media heeft aangegeven dat hij over de interactieve diensten die door omroepen worden toegevoegd aan het hoofdsignaal, bijvoorbeeld middels de HbbTV-standaard, overleg voert en wil voortzetten met omroepen en pakketaanbieders om te zorgen dat die diensten ook door consumenten kunnen worden ontvangen;

van mening dat dergelijke interactieve diensten de kijker moeten kunnen bereiken en dat pakketaanbieders dat niet in de weg behoren te staan;

van mening dat diensten voor kijkers met een visuele of auditieve beperking hoe dan ook de betreffende kijkers moeten kunnen bereiken;

verzoekt de regering:

  • bij het overleg met omroepen en pakketaanbieders over de doorgifte van interactieve diensten ernaar te streven dat door de omroep aangeboden interactieve diensten de kijkers gaan bereiken, en voor het eind van het jaar aan deze Kamer te rapporteren of dit overleg heeft geleid tot overeenstemming;

  • per 1 januari 2014 de ministeriële regeling behorende bij artikel 6.13, tweede lid, van de Mediawet in werking te laten treden met daarin opgenomen in elk geval de faciliteiten voor mensen met een beperking zoals ondertiteling of gesproken ondertiteling;

  • indien geen overeenstemming over doorgifte van interactieve diensten wordt bereikt en het Europees recht zich niet nadrukkelijk hiertegen verzet, deze diensten per ministeriële regeling van doorgifte te verzekeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Dam

Huizing

Naar boven