BIJLAGE BEHORENDE BIJ DE REGELING FINANCIËLE VERANTWOORDING REGIONALE PUBLIEKE MEDIA-INSTELLINGEN
Tot stand gebracht i.s.m. het Commissariaat voor de Media en Stichting Regionale Omroep
Overleg en Samenwerking
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenshap
Den Haag, juni 2014
Inhoudsopgave
Inhoud
1.
|
Inleiding
|
3
|
|
1.1 Wettelijk kader voor het opstellen van de verslaggeving
|
3
|
|
1.2 Wettelijk kader voor het toezicht van het Commissariaat
|
4
|
|
1.3 Informatieverstrekking
|
4
|
2.
|
Jaarrekening
|
6
|
|
2.1 Waarderingsgrondslagen
|
6
|
|
2.2 Balans met toelichting
|
6
|
|
2.2.1 Vaste activa
|
6
|
|
2.2.2 Voorraden
|
6
|
|
2.2.3 Eigen Vermogen
|
6
|
|
2.2.4 Voorzieningen
|
7
|
|
2.3 Exploitatieoverzicht volgens de categoriale indeling met toelichting.
|
7
|
|
2.3.1 Baten
|
8
|
|
2.3.2 Bijzonderheden
|
8
|
|
2.3.3 Overige baten
|
8
|
|
2.4 Bezoldiging bestuurders, directie en toezichthouders
|
8
|
|
2.5 Kasstroomoverzicht
|
9
|
|
2.6 Overige gegevens
|
9
|
3.
|
Overige informatie in het kader van het toezicht van het Commissariaat voor de Media
|
9
|
4.
|
Overige informatie in het kader van het toezicht
|
9
|
|
4.1 Kengetallen doelmatigheid en doeltreffendheid
|
9
|
|
4.1.1 Rechtmatigheid
|
9
|
Bijlagen en Modellen
|
11
|
1. Inleiding
De regionale publieke media-instellingen ontvangen vanaf 1 januari 2014 op aanvraag
een bijdrage in de kosten die rechtstreeks verband houden met het verzorgen van regionale
publieke mediadiensten. Dit betekent dat de financiering via het provinciefonds is
beëindigd en het Commissariaat voor de Media (hierna Commissariaat) op grond van artikel
2.170 van de Mediawet 2008 (hierna MW 2008) de bekostiging aan de regionale publieke
media-instellingen verstrekt.
Op grond van artikel 2.172, derde lid van de MW 2008, dat bepaalt dat bij ministeriële
regeling nadere regels kunnen worden gesteld over de inhoud en inrichting van de jaarrekening,
is dit Handboek Financiële Verantwoording regionale publieke media-instellingen 2014
(hierna Handboek) vastgesteld. Mede als gevolg van de overheveling van het budget
van de bekostiging is dit Handboek uitgebracht, welke de vorige versie1 van het Handboek vervangt. Het Handboek is van toepassing vanaf het boekjaar 2014.
1.1 Wettelijk kader voor het opstellen van de verslaggeving
Op grond van artikel 2.172, eerste lid MW 2008 is Titel 9 van het Tweede Boek van
het Burgerlijk Wetboek (hierna BW 2 Titel 9) van toepassing op de regionale publieke
media-instellingen met dien verstande dat zij de winst- en verliesrekening vervangen
door een exploitatierekening. Op de exploitatierekening zijn de bepalingen omtrent
de winst- en verliesrekening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Bij toepassing
van de omvangscriteria volgens de artikel 396 en 397 Boek 2 BW dient het begrip netto-omzet
te worden geïnterpreteerd als de totale baten (inclusief subsidies en bijdragen van
derden) van de regionale publieke media-instelling.
Ongeacht de omvang van de regionale publieke media-instellingen is de controleplicht
volgens artikel 393 BW 2 voor alle regionale publieke media-instellingen van toepassing.
Verder is het bestuur verantwoordelijk om te voldoen aan de deponeringsplicht volgens
artikel 394 Boek 2 BW.
Doel van de hierbij nader te bepalen voorschriften en modellen met betrekking tot
de presentatie van de financiële verantwoording is het bereiken van een uniforme en
vergelijkbare jaarverslaggeving inzake de financiële gegevens door de jaren heen,
alsmede tussen de verschillende regionale publieke media-instellingen. Daarbij zijn
de regels van het jaarrekeningenrecht, zoals deze zijn opgenomen in BW 2 Titel 9,
de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving waaronder ook de RJ 640 (richtlijn
voor de organisaties zonder winststreven) en jurisprudentie van toepassing. Voorts
is van toepassing de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector (WNT). Wanneer hetgeen in dit Handboek vermeld afwijkt van hiervoor genoemde
regels, dan prevaleert het Handboek.
1.2 Wettelijk kader voor het toezicht van het Commissariaat
De reikwijdte van het financiële toezicht van het Commissariaat is met name vastgelegd
in de volgende artikelen in de Mediawet:
-
– Artikel 2.93 MW 2008, samen met artikel 6 Mediabesluit en artikelen 10 en 11 Mediaregeling
2008; opstellen en inzenden jaarrekening;
-
– Artikel 2.135 lid 12: alle inkomsten worden gebruikt voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht;
-
– Artikel 2.141: niet dienstbaar maken aan het maken van winst door derden;
-
– Artikel 2.142 lid 1: integriteit van de media-instelling;
-
– Artikel 2.132 en 2.134: nevenactiviteiten;
-
– Artikel 2.113 en 2.114 lid 2: sponsoring en bijdragen van derden;
-
– Artikel 2.170: bekostiging regionale publieke media-instellingen;
-
– Artikel 2.173a: het Commissariaat is belast met de rechtmatigheidstoetsing.
-
– Artikel 2.175, 2.176, 2.177, 2.178: regels inzake reservering en terugvordering.
De beleidsregels inzake nevenactiviteiten, bartering en samenwerking met (commerciële)
derden staan vermeld op de website www.cvdm.nl.
1.3 Informatieverstrekking
In het kader van het financiële toezicht dient de regionale publieke media-instelling
het jaarverslag en additionele informatie aan het Commissariaat te verstrekken. De
regionale publieke media-instelling stuurt de benodigde gegevens over het voorafgaande
boekjaar vóór boekjaar vóór 1 mei aan het Commissariaat toe (artikel 2.173a MW 2008).
Daarbij is bepaald dat het boekjaar gelijk is aan een kalenderjaar.
De volgende informatie wordt toegezonden aan bij het Commissariaat:
-
• Financieel jaarverslag voorzien van controle verklaring
-
• Additionele informatie voorzien van controle verklaring
-
• Accountantsverslag
-
• Notulen van de vergaderingen en eventuele jaarverslag van PBO
-
• Verklaring integriteit van bestuurders en werknemers
-
• Indien gewijzigd: integriteitsregeling.
Het financieel jaarverslag bevat minimaal de volgende onderdelen:
Het directieverslag beschrijft de belangrijkste gebeurtenissen en ontwikkelingen bij de regionale media-instelling.
Tevens omvat dit verslag relevante analyses over ontwikkelingen.
Aspecten die in elk geval in het directieverslag aan de orde dienen te komen zijn:
-
– continuïteitsproblemen;
-
– reorganisaties;
-
– nieuwe activiteiten, innovaties;
-
– samenwerkingsverbanden (nieuw/beëindigd);
-
– kengetallen (zie model VIII).
-
– financiering.
De jaarrekening bevat minimaal de volgende onderdelen:
-
1. Balans met toelichting (model I)
-
2. Exploitatierekening volgens de categoriale indeling met toelichting (model II)
-
3. Kasstroom overzicht
-
4. Toelichting op waarderingsgrondslagen en grondslagen voor resultaatbepaling.
Daarnaast voegt het bestuur de overige gegevens zoals genoemd in artikel 392 BW 2,
met inachtneming van hetgeen is bepaald in het vijfde lid van genoemd artikel, toe
aan de jaarrekening.
De overige gegevens bevatten tenminste:
Zo nodig wordt eveneens een geconsolideerde jaarrekening opgesteld en toegevoegd.
In de bijlage is het controleprotocol en het model controleverklaring (Model A) opgenomen.
Naast de jaarrekening dient, onder meer op grond van de Mediawet, het Mediabesluit
en
de Beleidsregels van het Commissariaat, additionele informatie volgens de verplichte
modellen te
worden verstrekt.
De additionele informatie bestaat uit:
-
– Specificatie van de bijdragen van derden, inclusief sponsorbijdragen die zijn ontvangen
door de media-instelling (Model III a);
-
– Specificatie van de bijdragen van derden, inclusief sponsorbijdragen die zijn ontvangen
door
-
– externe producenten (Model III b);
-
– Specificatie van de nevenactiviteiten (Model IV);
-
– Specificatie van bartering contracten (Model V).
De additionele informatie wordt separaat verstrekt. De bedragen in de additionele
informatie in de modellen III a, IV en V sluiten zichtbaar aan op de jaarrekening.
Er wordt een controleverklaring bij de additionele informatie verstrekt. In de bijlage
is het controleprotocol en het model controleverklaring (Model B) opgenomen.
Modellen III a en III b worden verstrekt ten behoeve van het toezicht op sponsorbijdragen
en bijdragen van derden. Deze bijdragen dienen verplicht altijd via de regionale publieke
media-instelling te lopen, maar kunnen zowel door de regionale publieke media-instelling
als door de producent worden ontvangen. De specificaties geven zowel inzicht in de
ontvangen bijdragen op programma’s die van invloed zijn op de hoogte van de directe
programmakosten als in welke programma’s gesponsord zijn.
Management letter en accountantsverslag
De regionale publieke media-instelling stuurt jaarlijks een kopie mee van de management
letter en het accountantsverslag die door de accountant zijn opgesteld ten behoeve
van het bestuur (c.q. directie) en toezichthoudend orgaan. In de management letter
informeert de accountant het bestuur/toezichthoudend orgaan over de bijzonderheden
en risico’s die in het boekjaar zijn geconstateerd. Indien de onderwerpen van de managementletter
zijn opgenomen in het accountantsverslag, dan vervalt de verplichting om een separate
managementletter op te stellen. Voor wat betreft de minimale eisen met betrekking
tot de inhoud van het accountsverslag wordt verwezen naar bijlage VIII (het controle
protocol).
Gelieerde rechtspersonen
Regionale publieke media-instellingen kunnen betrokken zijn bij andere rechtspersonen.
Dit betreft rechtspersonen waarin een regionale publieke media-instelling een aanmerkelijk
(financieel) belang heeft of waarop de regionale publieke media-instelling een overwegende
invloed uitoefent. Een regionale publieke media-instelling is betrokken bij een rechtspersoon
als bijvoorbeeld één of meer van de volgende aspecten, eventueel in onderling verband
en samenhang bezien, van toepassing zijn. De opsomming van de aspecten is niet limitatief.
-
• De regionale publieke media-instelling heeft een belang verworven in een rechtspersoon
om andere redenen dan het beleggen van overtollig vermogen;
-
• De regionale publieke media-instelling heeft op enigerlei wijze aanspraak op de door
een rechtspersoon gegenereerde winst;
-
• De regionale publieke media-instelling is betrokken bij het ontstaan van een rechtspersoon;
-
• In de doelomschrijving van een rechtspersoon wordt verwezen naar de behartiging van
één of meer belangen van de publieke media-instelling;
-
• Een rechtspersoon voert een taak uit die voorheen door de regionale publieke media-instelling
aan zich was getrokken of door de regionale publieke media-instelling als één van
haar taken wordt gezien;
-
• De regionale publieke media-instelling heeft statutair of feitelijk invloed op de
bestuurssamenstelling van een rechtspersoon of op de beslissingen van het bestuur
van een rechtspersoon;
-
• De regionale publieke media-instelling draagt op enigerlei wijze (al dan niet financieel)
bij in de financiering van de bedrijfsvoering middelen van een rechtspersoon. De financiële
bescheiden c.q. de jaarrekening van de bedoelde rechtspersonen, waarover de desbetreffende
regionale publieke media-instelling uit hoofde van de betrokkenheid kan beschikken,
worden gelijktijdig met de toezending van de jaarrekening van de betrokken publieke
media-instelling meegezonden naar het Commissariaat4.
Indien sprake is van duurzame kapitaaldeelname in een afzonderlijke rechtspersoon
ten dienste van de eigen werkzaamheid van de regionale publieke media-instelling zijn
de desbetreffende bepalingen inzake de zogenaamde deelneming in een rechtspersoon
(artikel 24c BW2) van toepassing.
2. Jaarrekening
2.1 Waarderingsgrondslagen
De te hanteren grondslagen worden uit voornoemde regelgeving (BW en RJ) afgeleid.
De regionale media-instelling hanteert de waarderingsgrondslagen zoals in hoofdstuk
2.2 en 2.3 is toegelicht en vermeldt de gehanteerde waarderingsgrondslagen.
Alle vermogensmutaties dienen in de exploitatierekening te worden verantwoord. Eventuele
aanwending van reserves dan wel voorzieningen, dienen overeenkomstig via de exploitatierekening
te worden geboekt.
De jaarrekening van een regionale media-instelling wordt opgesteld in euro’s. Naast
de cijfers van het betreffende jaar worden ook vergelijkende cijfers van het vorig
boekjaar gepresenteerd.
2.2 Balans met toelichting
Voor het opstellen van de balans wordt Model I gevolgd. Boven de balans dient te worden
aangegeven of deze is opgesteld vòòr danwel ná verwerking (voorstel) resultaatbestemming.
De specificatie van de balansposten wordt in de toelichting opgenomen. Hierbij worden
belangrijke ontwikkelingen5 in balansposten toegelicht. De regionale media-instelling neemt alleen die posten
in de balans op, die van toepassing zijn.
Met betrekking tot de waarderingsgrondslagen zijn in aanvulling op de bepalingen in
BW 2 Titel 9 en de RJ de volgende regels van toepassing:
2.2.1 Vaste activa
Materiële vaste activa: Niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar
Vaste activa die niet dienstbaar zijn aan de regionale media-instelling worden afzonderlijk
onder ‘Materiële vaste activa’ op de balans verantwoord. Waardering geschiedt op basis
van historische kosten, naar beneden te corrigeren indien de marktwaarde lager is
dan de historische kosten.
2.2.2 Voorraden
Voorraad betreft gemaakte kosten voor onderhanden werken en gereed product van nog
uit te zenden programma’s.
Waardering van een eigen productie geschiedt tegen de directe historische kosten.
Gereed voor uitzending maar nog niet uitgezonden programma’s worden op balansdatum
individueel beoordeeld. Een programma wordt afgewaardeerd indien door de media-instelling
besloten is het programma niet uit te gaan zenden. Indien twee jaar na de eerste voorraadwaardering
nog steeds geen beslissing is genomen ten aanzien van het uitzenden van een programma,
zal het programma volledig worden afgewaardeerd.
De waardering van een programma wordt verminderd met de voor dit programma ontvangen
bijdragen van derden. In de toelichting op de voorraadpost worden de in mindering
gebrachte bijdragen van derden en de eventuele afwaarderingen zichtbaar gemaakt.
2.2.3 Eigen Vermogen
In de Mediawet is opgenomen dat alleen gelden voor het verzorgen van het media-aanbod
gereserveerd kunnen worden met toestemming van het Commissariaat (artikel 2.175, eerste
lid, MW). Verder zijn voor de vorming en de hoogte van reserves van belang de artikelen
2.135, eerste lid MW en artikel 2.175, eerste lid MW.
Reserve voor media-aanbod
De reserve voor media-aanbod kan incidenteel een negatief saldo vertonen. In het volgende
boekjaar dient de negatieve reserve voor media-aanbod verrekend te worden met het
dan vast te stellen exploitatieresultaat. Indien dit exploitatieresultaat onvoldoende
is voor volledige verrekening dient het resterende negatieve saldo van de reserve
voor media-aanbod te worden afgeboekt van de Algemene reserve.
Overige wettelijke reserves
Overige wettelijke reserves dienen in de toelichting nader te worden gespecificeerd.
Categorieën van het eigen vermogen
Als overgangsmaatregel geldt dat de ultimo 2013 aanwezige reserves als uitgangspunt
worden genomen bij de toepassing van de categorieën reserves ultimo 2014. Alle reserves
welke ultimo 2013 betrekking hebben op het media-aanbod zoals bedoeld in artikel 1.1.,
lid 1 Mediawet 2008 dienen verwerkt te worden als Reserve voor media-aanbod. Het gedeelte
van het eigen vermogen dat geen Reserve voor media-aanbod is, wordt geclassificeerd
naar de aard van de reserve.
Het toepassen van categorieën van het eigen vermogen welke aansluiten bij de mediawet
2008 is een stelselwijziging. Dat betekent dat de stelselwijziging doorgevoerd en
toegelicht dient te worden conform de Richtlijnen voor de Jaarverslaglegging. Voor
de betekenis van de stelselwijziging voor de individuele posten van het eigen vermogen
dient de onderstaande cijfermatige opstelling – met toelichting – gebuikt te worden:
Stelselwijziging
Eigen vermogen
|
2013
|
WORDT
|
Eigen vermogen
|
2014
|
Risico reserve
|
|
Algemene reserve
|
|
Herwaarderingsreserve
|
|
Herwaarderingsreserve
|
|
Bestemmingsreserve
|
|
Reserve voor media-aanbod
|
|
|
|
Overige wettelijke reserves
|
|
Verloopoverzicht
Een verloopoverzicht van iedere individuele reserve geeft inzicht in de mutaties.
Dit overzicht is opgenomen in de toelichting op de balans.
2.2.4 Voorzieningen
Voorzieningen mogen alleen gevormd worden voor zover in overeenstemming met Boek 2
BW, artikel 374 en de Richtlijnen voor de jaarverslaglegging.
Verloopoverzicht
Een verloopoverzicht van iedere individuele voorziening geeft inzicht in de dotaties,
onttrekkingen en overige mutaties. Dit overzicht is vermeld in de toelichting op de
balans.
2.3 Exploitatieoverzicht volgens de categoriale indeling met toelichting.
Het exploitatieoverzicht wordt volgens de categoriale indeling opgesteld. Hierbij
wordt Model II gevolgd. In de toelichting op de exploitatierekening worden voor wat
betreft de hoofdcategorieën personeelslasten, directe productielasten, PR en Promotie,
facilitaire lasten, huisvestingslasten, afschrijvingslasten en algemene lasten de
doorbelastingen van/naar samenwerkingsverbanden apart vermeld.
Het betreft hier zowel publiek private samenwerkingsverbanden als samenwerkingsverbanden
met overige publieke (media) instellingen.
Ontvangsten en uitgaven worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
Alle baten en lasten worden verantwoord in de exploitatierekening.
2.3.1 Baten
In de toelichting op het exploitatieoverzicht wordt een specificatie gegeven van de
stromen en andere opbrengsten naar categorie.
In de toelichting op het exploitatieoverzicht kunnen voorts exploitatieoverzichten
van de onderscheiden media afzonderlijk worden opgenomen.
2.3.1.1 Reclamebaten
De baten uit reclame worden verantwoord onder aftrek van de eventuele verkoopkosten
en fee. In de toelichting op de exploitatierekening worden reclamebaten gespecificeerd
naar de omzet reclamebaten, eventuele verkoopkosten en eventuele fee.
2.3.1.2 Bijdragen van derden/ sponsorbijdragen
Hieronder worden de ontvangen bijdragen van derden en sponsoring verantwoord. Voor
de specificatie van deze baten wordt Model III a gebruikt.
Niet-programmagebonden sponsoring/ bijdragen van derden voor de regionale media-instelling
in de vorm van giften en donaties van bedrijven en particulieren worden verantwoord
onder de Overige baten.
2.3.1.3 Nevenactiviteiten
De toerekening van de resultaten van nevenactiviteiten naar het media-aanbod (artikel
2.135, eerste lid MW 2008), wordt gespecificeerd in Model IV.
2.3.2 Bijzonderheden
De bijzonderheden die zich in het boekjaar hebben voorgedaan worden tekstueel toegelicht.
Dit betreft onder meer:
-
• toelichting6 op een aanzienlijke stijging of daling (meer dan 10%) van balansposten, baten en
lasten ten opzichte van vorig jaar.
-
• toelichting op bijzondere waardeverminderingen.
-
• De buitengewone baten en lasten dienen, ongeacht hun omvang en/of afwijking ten opzichte
van voorgaand jaar dan wel begroting, te worden toegelicht. De omvang van de toelichting
mag hierbij wel worden afgestemd op de omvang van de betreffende lasten.
2.3.3 Overige baten
Niet-programmagebonden sponsoring/ bijdragen van derden voor de regionale media-instelling
in de vorm van giften en donaties van bedrijven en particulieren worden verantwoord
onder de Overige baten.
2.4 Bezoldiging bestuurders, directie en toezichthouders
In de toelichting wordt overeenkomstig artikel 383 BW 2 opgave gedaan van de bezoldiging
van de gezamenlijke bestuurders en gewezen bestuurders en, afzonderlijk, voor de gezamenlijke
toezichthouders en gewezen toezichthouders. De bedragen dienen in het boekjaar ten
laste van de publieke media-instelling te zijn verantwoord. Op overeenkomstige wijze
wordt afzonderlijk opgave gedaan van de bezoldiging van de gezamenlijke directieleden
en gewezen directieleden.
De wijze waarop de bezoldiging wordt berekend is overeenkomstig de berekeningswijze,
zoals deze is bepaald in Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en
semipublieke sector (WNT) die op 1 januari 2013 in werking is getreden. Volgens artikel
1.3 eerste lid onderdeel d vallen de regionale publieke media-instellingen onder het
bezoldigingsmaximum en het openbaarmakingsregime. De WNT geldt voor topfunctionarissen
die werken bij instellingen die onder de WNT vallen. Topfunctionarissen zijn conform
artikel 1.1 lid b:
-
1. de leden van de hoogste uitvoerende en toezichthoudende organen;
-
2. hoogste ondergeschikte of leden van de groep hoogste ondergeschikten;
-
3. degene(n) belast met de dagelijkse leiding.
Voor nadere bepalingen omtrent de hoogte van het bezoldigingsmaximum en de berekening
wordt verwezen naar de WNT paragraaf 2.
In de financiële verantwoording dient van iedere (gewezen) bestuurder de bezoldiging
openbaar te worden gemaakt conform de bepalingen in paragraaf 4 van de WNT. Indien
een bestuurder naast zijn besturende functie eveneens presentator is bij de media
instelling dient de verdeling in de financiële verantwoording inzichtelijk te worden
gemaakt.
Indien een (gewezen) bestuurder meer bezoldiging heeft ontvangen dan het bezoldigingsmaximum
zoals bepaald in de WNT, is het meerdere een onverschuldigde betaling conform artikel
1.6 WNT.
Voor leden van Raden van Commissarissen en leden van Raden van Toezicht zijn specifieke
bepalingen opgenomen in de WNT in artikel 3.2. Voor deze leden geldt eveneens het
openbaarmakingsregime.
Jaarlijks dienen de bezoldigingen voor 1 juli van het jaar volgend op het boekjaar
te worden gemeld.
Let op: twee soorten meldingen:
-
1: reguliere WNT meldingen van bezoldigingen (gewezen) topfunctionarissen;
-
2: Melding van een onverschuldigde betaling door controlerend accountant of andere belanghebbende.
Hierbij wordt het CvdM als handhavende instantie ingeschakeld.
2.5 Kasstroomoverzicht
Een kasstroomoverzicht is een overzicht van geldmiddelen die in de verslagperiode
beschikbaar zijn gekomen en van het gebruik dat van deze geldmiddelen is gemaakt.
De kasstromen worden hierbij ingedeeld naar herkomst uit operationele activiteiten,
investeringsactiviteiten en financieringsactiviteiten. Vermeld dient te worden of
het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe of indirecte methode.
2.6 Overige gegevens
De overige gegevens bevatten tenminste de controleverklaring, voorstel resultaatverwerking
en gebeurtenissen na balansdatum.
3. Overige informatie in het kader van het toezicht van het Commissariaat voor de
Media
In verband met het financiële toezicht van het Commissariaat verstrekt de regionale
media-instelling de hieronder vermelde informatie:
-
– Een verklaring van de directie van de regionale media-instelling inzake de integriteit
van bestuurders en werknemers; onder andere gebaseerd op artikel 2.142 lid 1 van de
Mediawet (voorbeeldverklaring opgenomen onder Model VI);
-
– De integriteitregeling van de regionale media-instelling. Deze regeling heeft betrekking
op zowel medewerkers als directie en bestuur en omvat tenminste de hierna genoemde
onderwerpen:
-
– Eventuele afspraken over integriteit dienen schriftelijk aan het Commissariaat te
worden meegedeeld.
Voor het jaarlijkse toezicht op het media-aanbodbeleid verstrekt de regionale media-instelling
aan het Commissariaat de volgende informatie:
-
– Het op schrift gestelde, door het programmabeleidbepalende orgaan (PBO) vastgestelde,
dan wel goedgekeurde, media-aanbodbeleid;
-
– De notulen van de vergaderingen en het eventuele inhoudelijke jaarverslag van het
PBO;
-
– Een overzicht van de samenstelling van het PBO in het boekjaar.
4. Overige informatie in het kader van het toezicht
4.1 Kengetallen doelmatigheid en doeltreffendheid
In het kader van doelmatigheid- en doeltreffendheidcontrole – is het wenselijk aanvullende
rapportages te ontvangen in de vorm van kengetallen. De betreffende afspraken zijn
vastgelegd in het Handboek in Model VIII. De rapportage van de kengetallen wordt opgenomen
als onderdeel van het directieverslag (zie hoofdstuk 1.3).
4.1.1 Rechtmatigheid
De jaarrekening van de regionale media-instelling wordt gecontroleerd door een registeraccountant
conform het bijgevoegde controleprotocol.
Toepassing
Het Commissariaat kan in de beschikking tot bekostiging bepalingen opnemen met betrekking
tot de door mediainstellingen in acht te nemen rechtmatigheidaspecten. Deze bepalingen
vallen alleen onder de accountantscontrole voor zover zij financiële gevolgen hebben
voor de jaarrekening van de media- instelling.
Verplichte bepalingen
Naleving van relevante financiële bepalingen uit de Mediawet. De betreffende bepalingen
zijn opgesomd in hoofdstuk 1.2 van dit Handboek.
Overige bepalingen
Deze kunnen betrekking hebben op specifieke onderwerpen, zoals:
-
– tijdige aanlevering van in het Handboek en/ of protocol bedoelde informatie;
-
– naleving van Europese Richtlijnen voor aanbestedingen;
-
– eisen aan governance;
-
– vaststelling dat verantwoorde kosten daadwerkelijk betrekking hebben op, i.c. passen
binnen de desbetreffende begrotingsposten (begrotingsrechtmatigheid).
Bijlagen en Modellen
Model I – Balans
ACTIVA
|
Boekjaar
|
Voorgaand boekjaar
|
PASSIVA
|
Boekjaar
|
Voorgaand boekjaar
|
VASTE ACTIVA
|
|
|
EIGEN VERMOGEN
|
|
|
Materiële vaste activa
|
|
|
Algemene reserve
|
|
|
Bedrijfsgebouwen en -terreinen
|
|
|
Herwaarderingsreserve
|
|
|
Inventaris en inrichting
|
|
|
Reserve voor media-aanbod
|
|
|
Vaste bedrijfsmiddelen
|
|
|
Overige wettelijke reserves
|
|
|
Niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar
|
|
|
|
|
|
|
|
|
VOORZIENINGEN
|
|
|
Financiële vaste activa
|
|
|
|
|
|
Deelnemingen
|
|
|
|
|
|
Vorderingen op deelnemingen
|
|
|
LANGLOPENDE SCHULDEN
|
|
|
Overige effecten
|
|
|
Schulden aan deelnemingen
|
|
|
|
|
|
Schulden aan kredietinstellingen
|
|
|
|
|
|
Schulden inzake pensioenen
|
|
|
VLOTTENDE ACTIVA
|
|
|
Belastingen en premies sociale verzekeringen
|
|
|
Voorraden
|
|
|
|
|
|
Vorderingen en overlopende activa
|
|
|
|
|
|
Handelsdebiteuren
|
|
|
KORTLOPENDE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA
|
|
|
Belastingen en premies sociale verzekeringen
|
|
|
Schulden aan deelnemingen
|
|
|
Overige vorderingen
|
|
|
Schulden aan kredietinstellingen
|
|
|
Overlopende activa
|
|
|
Schulden aan leveranciers
|
|
|
Liquide middelen
|
|
|
Belastingen en premies sociale verzekeringen
|
|
|
|
|
|
Overlopende passiva
|
|
|
|
|
|
Overige schulden
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL ACTIVA
|
|
|
TOTAAL PASSIVA
|
|
|
Model II – Exploitatierekening (categoriale indeling)
|
Boekjaar
|
Voorgaand boekjaar
|
BATEN
|
|
|
– bekostiging
– subsidies
|
|
|
Reclamebaten
|
|
|
Overige baten:
– Bijdragen van derden/ sponsorbijdragen
– Barteringbaten
– Baten uit nevenactiviteiten
– Overige
|
|
|
Som der baten
|
|
|
|
|
|
LASTEN
|
|
|
Personeelslasten
– Lonen en salarissen
– Sociale lasten
– Pensioenlasten
– Overige personeelslasten
|
|
|
Directe productielasten (programmalasten)
|
|
|
PR en Promotie
|
|
|
Facilitaire lasten (distributie- en uitzendlasten)
|
|
|
Huisvestingslasten
|
|
|
Afschrijvingslasten op materiële vaste activa
|
|
|
Algemene lasten
|
|
|
Som der bedrijfslasten
|
|
|
|
|
|
Financiële baten en lasten
|
|
|
Rentebaten en soortgelijke baten
|
|
|
Rentelasten en soortgelijke lasten
|
|
|
Financieel resultaat
|
|
|
|
|
|
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen (*)
|
|
|
Belastingen resultaat gewone bedrijfsuitoefening (*)
|
|
|
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening na Belastingen (*)
|
|
|
|
|
|
Buitengewone baten
|
|
|
Buitengewone lasten
|
|
|
Belastingen buitengewoon resultaat
|
|
|
|
|
|
Resultaat na belastingen
|
|
|
Model III a – Bijdragen van derden inclusiefsponsorbijdragen ontvangen door media-instelling
Betreft media-instelling:
Statutaire vestigingsplaats:
Bijlage bij jaarrekening:
Nr
|
Programma
|
Totale bijdrage
|
Naam verstrekker
|
Betreft:
Sponsorbijdrage
|
Betreft:
Bijdrage Cobo/Stifo
|
Betreft:
Overige derden
|
01
|
|
€
|
|
€
|
€
|
€
|
02
|
|
|
|
|
|
|
03
|
|
|
|
|
|
|
04
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
€
|
|
€
|
€
|
€
|
Toelichting:
Per programma worden de ontvangen bijdragen van derden en sponsoring weergegeven.
Niet-programmagebonden sponsoring/ bijdragen van derden voor de regionale media-instelling
in de vorm van giften en donaties van bedrijven en particulieren hoeven niet in de
specificatie te worden opgenomen.
Het totaal van de specificatie sluit aan op de verantwoorde baten in de exploitatierekening.
Model III b – Bijdragen van derden inclusiefsponsorbijdragen ontvangen door externe
producenten
Betreft media-instelling:
Statutaire vestigingsplaats:
Bijlage bij jaarrekening:
Nr
|
Programma
|
(externe) producent
|
Totale bijdrage
|
Naam verstrekker
|
Betreft:
Sponsorbijdrage
|
Betreft:
Bijdrage Cobo/ Stifo
|
Betreft:
Overige derden
|
01
|
|
|
€
|
|
€
|
€
|
€
|
02
|
|
|
|
|
|
|
|
03
|
|
|
|
|
|
|
|
04
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
|
€
|
|
€
|
€
|
€
|
Toelichting:
Indien programma’s van de regionale media-instelling worden geproduceerd door een
externe producent en deze direct bijdragen van derden/sponsorbijdragen inzake het
programma van de regionale media-instelling heeft ontvangen, worden de bijdragen weergegeven
per programma.
N.B. In dit overzicht dienen ook dergelijke bijdragen te worden meegenomen die zijn
ontvangen bij reguliere en incidentele aankoop van programma’s of producties.
Model IV – Nevenactiviteiten
Betreft media-instelling:
Statutaire vestigingsplaats:
Bijlage bij jaarrekening:
Is gecheckt, blijft ongewijzigd
Nr
|
Omschrijving nevenactiviteit
|
Baten
|
Lasten
|
Resultaat
|
01
|
|
€
|
€
|
€
|
02
|
|
|
|
|
03
|
|
|
|
|
04
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal nevenactiviteiten
|
€
|
€
|
€
|
Toelichting:
Het totaal van de kolom baten van de specificatie sluit aan op de verantwoorde baten
in de exploitatierekening.
Model V – Bartering contracten
Betreft media-instelling:
Statutaire vestigingsplaats:
Bijlage bij jaarrekening:
Nr
|
Participant barterovereenkomst
|
Aanvang
|
Einde
|
Prestatie aan de media-instelling
|
Prestatie door de media-instelling
|
Factuur bedrag
|
01
|
|
|
|
|
|
€
|
02
|
|
|
|
|
|
|
03
|
|
|
|
|
|
|
04
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
€
|
Toelichting:
Het totaal van de specificatie sluit aan op de verantwoorde baten in de exploitatierekening
Model VI – Voorbeeldverklaring integriteit van bestuurders en werknemers
Betreft media-instelling:
Statutaire vestigingsplaats:
Bijlage bij jaarrekening:
Aan het Commissariaat voor de Media,
Hierbij verklaart het bestuur dat regionale media-instelling X in 200Y, in overeenstemming
met artikel
2.142 lid 1 van de Mediawet, er voor heeft gezorgd dat noch de leden van het bestuur,
noch werknemers of andere personen of rechtspersonen waarmee regionale media-instelling
X een overeenkomst met het oog op de verzorging van haar programma’s heeft gesloten,
voor zichzelf, voor andere personen of rechtspersonen een op geld waardeerbaar voordeel
van derden hebben bedongen of aanvaard, dat direct of indirect verband houdt met werkzaamheden
van de betrokkene voor regionale media-instelling X.
Daarnaast verklaart het bestuur dat bestuurders, medewerkers of hun partners geen
financiële of andere belangen hebben in ondernemingen, organisaties e.d. die een directe
dan wel indirecte relatie met regionale media-instelling X hebben.
Ondertekening door /namens bestuur met vermelding van naam en functie
Model VII – Kengetallen
Op te nemen als onderdeel van het directieverslag
|
Kengetal
|
Berekening
|
A
|
Bedrijfseconomisch
|
|
|
Eigen vermogen
|
|
|
Totaal vermogen
|
|
|
Solvabiliteitsratio
|
Eigen vermogen / Totaal vermogen
|
|
Netto werkkapitaal
|
Vlottende activa minus kort vreemd vermogen
|
|
Current Ratio
|
(Debiteuren + kas + voorraad) / (crediteuren + bankkrediet + aflossingen < 1 jaar)
|
|
Vastgelegd vermogen (VA) / Eigen vermogen
|
|
|
Resultaat
|
|
|
Cashflow
|
|
B
|
Afhankelijkheid subsidieverstrekker
|
|
|
Bekostiging
|
Structureel, niet incidenteel
|
|
Reclame-inkomsten
|
|
|
In % inkomsten uit reclame en basissubsidie
|
|
|
Overige inkomsten
|
Specificeren per rubriek
|
C
|
Personeel
|
|
|
Leeftijdsopbouw
|
Zie indeling
|
|
Schaalindeling
|
Zie indeling
|
|
Bezetting in FTE
|
Vast / Variabel
|
|
|
|
|
Personeelskosten
|
Vast / Variabel
|
|
|
|
|
Freelancerkosten
|
|
|
|
|
|
Verhouding indirect / totaal in procenten
|
|
|
Gemiddelde personeelskosten in euro’s
|
|
|
Percentage ziekteverzuim
|
|
D
|
Programma’s
|
|
D1
|
Televisie
|
|
|
Aantal uitzenduren televisie
|
Niet: herhalingen. Onderverdeling per seizoen facultatief
|
D2
|
Radio
|
|
|
Aantal uitzenduren radio
|
Niet: NOS (met het oog op morgen) Radio 1
|
|
Waarvan: gepresenteerd in %
|
|
|
Waarvan: niet gepresenteerd in %
|
|
E
|
Algemeen
|
|
|
Pand in eigendom
|
Ja / Nee, namelijk huur
|
|
Wagenpark in eigendom
|
Ja / Nee, namelijk operational of financial lease
|
|
SNG wagen in eigendom
|
Ja / Nee, namelijk huur / Nee, geen SNG wagen
|
|
Afschrijvingspercentages per rubriek Drempelbedrag investering (in €)
|
|
Bijlage VIII – Controleprotocol
Regionale Publieke Media-instelling ten behoeve van controleverklaring bij de jaarrekening
en additionele informatie
A. Inleiding
Voor welke instellingen geldt dit controleprotocol?
Dit controleprotocol is van toepassing op de jaarrekeningen van de regionale publieke
media- instellingen. Het is bestemd voor de accountant (hierna: instellingsaccountant)
die belast is met de controle van de jaarrekening van de regionale media-instelling.
Doel
Het controleprotocol is bedoeld om de verwachtingen van het Commissariaat vast te
leggen ten aanzien van de verklaring van de instellingsaccountant bij de jaarrekening.
Dit in het kader van de rechtmatigheidstoetsing waar het Commissariaat volgens artikel
2.173a Mw 2008 mee is belast.
Kader
De regionale media-instelling brengt jaarlijks een financieel verslag (jaarrekening
en directieverslag) uit, dat vergezeld gaat van een controleverklaring omtrent getrouwheid
aan het Commissariaat.
Nadere regels met betrekking tot de inrichting van de jaarrekening en het directieverslag
zijn te vinden in het Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instelling.
Het object van controle is de verantwoording van de regionale media-instelling. De
verantwoording bestaat uit het (financieel) jaarverslag en de additionele informatie.
De te controleren additionele informatie bestaat uit de volgende overzichten:
-
– Specificatie van de bijdragen van derden, inclusief sponsorbijdragen;
-
– Specificatie van de bijdragen van derden, inclusief sponsorbijdragen externe producenten;
-
– Specificatie van de nevenactiviteiten;
-
– Specificatie van bartering contracten.
De accountantscontrole omvat:
-
• de controle van de jaarrekening;
-
• de controle van de additionele informatie;
-
• het vaststellen dat het directieverslag geen materiële tegenstrijdigheden met (financieel)
jaarverslag bevat en/of een materieel onjuiste voorstelling van zaken bevat.
Bij de controle van de jaarrekening en de additionele informatie stelt de instellingsaccountant
van de regionale media-instelling respectievelijk de getrouwheid vast van de in de
balans en de exploitatierekening gepresenteerde cijfers en de juistheid en volledigheid
van de additionele informatie in overeenstemming met de eisen zoals gesteld in het
Handboek. De controle van de jaarrekening is tevens gericht op de naleving van de
in de beschikking tot bekostiging gestelde specifieke verplichtingen, i.c. rechtmatigheidsbepalingen.
Op grond van zijn controlewerkzaamheden dient de instellingsaccountant een getrouwheids-
en rechtmatigheidsoordeel, zoals opgenomen in de controleverklaring (Model IX) af
te geven bij de jaarrekening en een getrouwheidsoordeel bij de additionele informatie
(Model X). De controle dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met de Nadere
Voorschriften Controle en Overige Standaarden (NV COS) zoals uitgegeven door het Koninklijke
NBA en de aanwijzingen zoals opgenomen in dit controleprotocol.
De controle van de additionele informatie dient het mogelijk te maken een accountantsoordeel
af te geven op de volgende specifieke onderdelen:
Procedure
De regionale media-instellingen dienen op grond van de Mediawet jaarlijks vóór 1 mei
na afloop van het voorgaande boekjaar hun jaarrekening en additionele informatie in
bij het Commissariaat.
Naast de regelgeving uit de Mediawet, het Mediabesluit en de Mediaregeling 2008 inzake
de jaarrekening gelden voor de regionale media-instelling ook de beleidsregels van
het Commissariaat, onder andere inzake nevenactiviteiten, bartering en samenwerking
met (commerciële) derden. Voor een overzicht van de beleidsregels verwijzen wij naar
de website www.cvdm.nl.>regelgeving > beleidsregels.
Om zijn financieel toezicht te kunnen uitoefenen dient de regionale media-instelling
zijn (financieel) jaarverslag en additionele informatie aan het Commissariaat te verstrekken.
B. Reikwijdte accountantsonderzoek
Onderzoeksaanpak
De instellingsaccountant neemt in zijn controledossier een risicoanalyse op, waarin
expliciet rekening wordt gehouden met de aandachtspunten van dit controleprotocol.
In het controledossier geeft de instellingsaccountant aan of en zo ja waarom onderwerpen
uit dit controleprotocol niet zijn gecontroleerd. Dit controledossier vormt de basis
voor een review die het Commissariaat kan (laten) uitvoeren. De instellingsaccountant
controleert de financiële rechtmatigheid van de besteding van de mediagelden. De accountant
van de regionale media-instelling neemt in zijn controleaanpak tevens de in de beschikking
tot bekostiging vermelde specifieke verplichtingen, i.c. rechtmatigheidbepalingen
mee. De op de financiële rechtmatigheid van toepassing zijnde wettelijke bepalingen
uit de MW 2008 zijn aangegeven in de artikelen 2.135, 2.170, lid 7, 2.170, lid 9 en
2.175. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij over de naleving van de
bepalingen, zoals hieronder opgenomen onder financiële beheershandelingen, rapporteert
in het verslag van bevindingen.
In bepaalde gevallen is een bekostigde instelling in de zin van de Europese regelgeving
een aanbestedende dienst. De accountant controleert in dat geval of de instelling
de richtlijnen voor Europese aanbesteding naleeft. De accountant gaat na of bij in
het controlejaar aangegane verplichtingen de Europese aanbestedingsregels zijn nageleefd.
De accountant weegt zijn bevindingen mee in zijn oordeel. Indien de accountantscontrole
fouten aan het licht brengt die de instelling niet herstelt, vermeldt de accountant
deze in het verslag van bevindingen. Hiervoor geldt een rapportagetolerantie van 0%.
Bij de jaarlijkse toetsing van de financiële rechtmatigheid van alle bestedingen en
inkomsten kunnen door het Commissariaat aanwijzingen zijn gegeven. De instellingsaccountant
betrekt de naleving van de aanwijzingen in zijn controle. Voor zover deze niet zijn
nageleefd maakt de instellingsaccountant daarvan melding in het verslag van bevindingen.
Tevens weegt de instellingsaccountant eventuele fouten en onzekerheden die hieruit
voortvloeien, bij de strekking van het getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel.
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid
De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij met een betrouwbaarheid
van 95% de uitspraak kan doen dat in de verantwoording geen onjuistheden voorkomen
met een belang groter dan de voorgeschreven toleranties. Voor de strekking van de
controleverklaring gelden de volgende toleranties:
|
Onjuistheden
(in de verantwoording)
|
Onzekerheden (in de controle)
|
Beperking
|
Afkeuring
|
Beperking
|
Oordeelsonthouding
|
Rechtmatigheid
a.Instellingen (% van de totale lasten)
|
>1 en <3
|
=>3
|
>3 en <10
|
=>10
|
Getrouwheid van de jaarrekening
b. Balans (% van de balanstelling)
c. Exploitatierekening (% van de baten)
|
>5 en <10
>2 en <5
|
=> 10
=> 5
|
>5 en <10
>5 en <10
|
=> 10
=> 10
|
Getrouwheid van de Additionele informatie (uitsluitend deel 1)
d. Exploitatierekening (% baten per onderscheiden categorie)
|
>2 en <5
|
=> 5
|
>5 en <10
|
=> 10
|
Voor het omgaan met geconstateerde fouten geldt de volgende gedragslijn. Er wordt
onderscheid gemaakt tussen fouten die wel en fouten die geen invloed kunnen hebben
op de financiële rechtmatigheid van de bestedingen en inkomsten. Geconstateerde fouten
die wel invloed kunnen hebben, moeten voor zover mogelijk door de instelling worden
gecorrigeerd. Hierbij is het niet van belang of de tolerantiegrenzen worden overschreden.
Voor het omgaan met geconstateerde fouten die geen invloed hebben op de financiële
rechtmatigheid van bestedingen en inkomsten gelden de toleranties die in het schema
staan. De instelling corrigeert deze fouten als de tolerantiegrens wordt overschreden.
De accountant vermeldt alle fouten groter dan 0,1% van de lasten die niet zijn gecorrigeerd
in het verslag van bevindingen.
Normenkader
De publieke media-instelling stelt de jaarrekening op in overeenstemming met de richtlijnen
die zijn opgenomen in het Handboek. In de jaarrekening is tevens een aantal modellen
opgenomen dat behoort tot de categorie Additionele informatie.
De instellingsaccountant controleert de jaarrekening van de regionale publieke media-instellingen.
De controle is gericht op het vaststellen van de getrouwheid van de jaarrekening en
op de toetsing van de financiële rechtmatigheid van alle bestedingen en inkomsten.
Onder financiële rechtmatigheid wordt verstaan dat alle financiële transacties van
de regionale publieke media-instelling hebben plaatsgevonden binnen de bepalingen
die bij het wettelijk kader zijn weergegeven. Als een financiële transactie in strijd
met het wettelijk kader heeft plaatsgevonden, dan dient de instellingsaccountant het
totale bedrag van de financiële transactie als een fout in de verantwoording aan te
merken. Het totaal aan financiële rechtmatigheidsfouten dient de instellingsaccountant
te betrekken bij het rechtmatigheidsoordeel.
De instellingsaccountant stelt vast dat de opgave van het bedrag van de bezoldiging
voor de bestuurders juist en volledig is. De verplichtingen, bedoeld in artikel 383
c van Titel 9 Boek 2 BW zijn van toepassing. Dit betekent voor publieke media-instellingen
dat zij een opgave op naamsniveau moet doen van alle bestuurders en gewezen bestuurders.
De accountant stelt aan de hand van de administratie van de publieke media-instelling
integraal vast of de gegevens in de jaarrekening van de publieke media-instelling
op grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector (WNT) juist en volledig is. Indien dit niet het geval is, geeft de accountant
een ander dan goedkeurend getrouwheidsoordeel af en vermeldt hij de ontbrekende informatie
alsnog in zijn verklaring. Voor deze post geldt een controletolerantie van 0%.
In dit kader wordt verwezen naar NBA Praktijkhandreiking 1115 Aanpassing van het oordeel
in de controleverklaring bij materiële tekortkomingen in de toelichting op de jaarrekening.
De accountant stelt, aan de hand van de administratie van de instelling integraal
vast of de opgave aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op
grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector (WNT) juist en volledig is. Indien dit niet het geval is dan neemt de accountant
dit op in een verslag van bevindingen zoals vermeld in het accountantsverslag.
Rapportages accountantsonderzoek
Controleverklaring
De departementale accountant en het Commissariaat moeten beschikken over een rechtmatigheidsoordeel
inzake de bestedingen van de mediagelden zoals verantwoord in de jaarrekening, en
een getrouwheidsoordeel inzake de jaarrekening en de Additionele informatie. De instellingsaccountant
van de regionale publieke media-instelling verstrekt daartoe een controleverklaring
inzake getrouwheid en financiële rechtmatigheid bij de jaarrekening en een controleverklaring
inzake getrouwheid bij de Additionele informatie. De instellingsaccountant hanteert
bij het opstellen van de goedkeurende controle verklaring de voorgeschreven modellen
die bij dit controleprotocol zijn gevoegd (Model A voor de verklaring bij de jaarrekening
en Model B voor de verklaring bij de Additionele informatie). Bij een niet-goedkeurende
controleverklaring past de accountant de Modellen A en B aan overeenkomstig de betreffende
voorbeeldteksten van de Koninklijke NBA. De instellingsaccountant waarmerkt7 de jaarrekening en additionele informatie.
Accountantsverslag
De accountant stelt een accountantsverslag op en besteedt in zijn verslag ten minste
aandacht aan de planning, uitvoering en bevindingen ten aanzien van zijn controle
op de rechtmatigheid van de verantwoording en de rechtmatigheid van de transacties
tussen verbonden partijen waaronder samenwerkingsverbanden met publieke en private
partijen. Onderdeel van de transacties tussen verbonden partijen betreft de controle
op de aanwezigheid van schriftelijke ondertekende contracten waarin is geregeld dat
doorbelasting tussen partijen op ‘at arms length’ basis plaatsvindt.
NB: De directie, respectievelijk het bestuur van de regionale publieke media-instelling
verstrekt een afschrift van het accountantsverslag aan het Commissariaat.
Management letter
De instellingsaccountant stelt naast een controleverklaring een management letter
op ten behoeve van de leiding en het toezichthoudend orgaan van de regionale media-instelling.
In de managementletter rapporteert de instellingsaccountant over zijn controlebevindingen.
NB: De directie, respectievelijk het bestuur van de regionale publieke media-instelling
verstrekt een afschrift van deze management letter aan het Commissariaat.
Bijlagen:
Model IX – Controleverklaring bij de jaarrekening
Model X – Controleverklaring bij de additionele informatie
Model IX – Controleverklaring bij de jaarrekening
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit (financieel) jaarverslag opgenomen) jaarrekening 20.. van .....
. (naam instelling) te ..... (statutair vestigingsplaats) bestaande uit de balans
per .... 2... en de exploitatierekening over 2... met de toelichting gecontroleerd.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening
die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen
van het bestuurs- en jaarverslag, beide in overeenstemming met het Handboek Financiële
Verantwoording Regionale Publieke Media-instelling 2014 en de beschikking tot bekostiging
van het Commissariaat.
Deze verantwoordelijkheden omvatten onder meer het ontwerpen, invoeren en in stand
houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw
weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat en voor de naleving van
de relevante wet- en regelgeving, het kiezen en toepassen van aanvaardbare waarderingsgrondslagen
voor de financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven
omstandigheden redelijk zijn.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis
van onze controle, als bedoeld in artikel 11, tweede lid van de Mediaregeling 2008.
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
het controleprotocol Regionale Publieke Media-instelling. Dienovereenkomstig zijn
wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden
onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid
wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie
over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren
werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant,
waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel
belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in
aanmerking het voor het opmaken van een getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen
en resultaat alsmede het voor de naleving van de betreffende wet en regelgeving interne
beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden
die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een
oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de instelling.
Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de
toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en de redelijkheid van de schattingen
die het bestuur van de instelling heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele
beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt
is als basis voor ons oordeel.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de
samenstelling van het vermogen van ..... (naam instelling) per.... 20.. en van het
resultaat over 20.. in overeenstemming met de bepalingen inzake de jaarrekening zoals
opgenomen in het Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instelling
2014.
Voorts zijn wij van oordeel dat is voldaan aan de geldende verplichtingen zoals opgenomen
in de beschikking tot bekostiging van het Commissariaat.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten
en balansmutaties over 20.. voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit
houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en
regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in het Controleprotocol Regionale
Publieke Media-instellingen van het Handboek Financiële Verantwoording regionale publieke
media-instellingen 2014.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen
zijn gebleken naar aanleiding van het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen,
overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder
b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het
jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening
zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Plaats, datum
Naam accountantskantoor
Naam externe accountant en ondertekening met die naam
Model X – Controleverklaring bij de additionele informatie
Afgegeven ten behoeve van het Commissariaat voor de Media
Wij hebben de Additionele informatie bij de jaarrekening 20.. van ..... (naam instelling)
te ..... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd, bestaande uit de volgende financiële
overzichten:
-
– Specificatie van de bijdragen van derden, inclusief sponsorbijdragen;
-
– Specificatie van de bijdragen van derden, inclusief sponsorbijdragen externe producenten;
-
– Specificatie van de nevenactiviteiten;
-
– Specificatie van bartering contracten;
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opmaken van de Additionele
informatie bij de jaarrekening die de daarin opgenomen informatie volledig en juist
dient weer te geven, in overeenstemming met het Handboek Financiële Verantwoording
Regionale Publieke Media-instelling 2014.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de Additionele informatie
bij de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht
in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het controleprotocol Regionale
Publieke Media-instelling van het Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke
Media-instelling. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons
geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit
te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de Additionele
informatie bij jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie
over de bedragen en de toelichtingen in de Additionele informatie bij de jaarrekening.
De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming
van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de
accountant in aanmerking het voor het opmaken van en volledig en juist weergeven de
Additionele informatie bij de jaarrekening alsmede het voor de naleving van de betreffende
wet en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde
keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden
adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit
van het interne beheersingssysteem van de instelling.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt
is als basis voor ons oordeel.
Oordeel
Naar ons oordeel is de financiële informatie in de Additionele informatie bij de jaarrekening
20.van .... Te ... ten behoeve van het Commissariaat voor de Media in alle van materieel
belang zijnde aspecten juist en volledig en in overeenstemming met de bepalingen in
het Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instelling 2014.
Voorts zijn wij van oordeel dat de Additionele informatie ten behoeve van het Commissariaat
voor de Media in overeenstemming is met de informatie die in de (gepubliceerde) jaarrekening
van ... te ...is opgenomen.
Plaats, datum
Naam accountantskantoor
Naam externe accountant en ondertekening met die naam
Aantal bijlagen: ....
Bijlage XI – Checklist
Jaarlijkse aanlevering van informatie aan het Commissariaat
De regionale media-instelling is verplicht de volgende gegevens jaarlijks uiterlijk vòòr 1 mei te verstrekken.
JAARREKENING
|
Jaarlijks aanleveren
Directieverslag (Inclusief kengetallen model VII)
|
Check
|
Model I
Model II
|
Balans
Exploitatierekening
Toelichting op balans en exploitatierekening
Overige gegevens
Jaarrekeningen gelieerde rechtspersonen
Management letter
|
|
Model IX
Model X
|
Controleverklaring jaarrekening
Controleverklaring additionele informatie
|
|
Model III a
Model III b
Model IV
Model V
|
Indien van toepassing *
Bijdragen/ sponsoring bij media-instelling
Bijdragen/ sponsoring bij producenten
Nevenactiviteiten
Bartering contracten
|
|
OVERIGE INFORMATIE
Model VI
Model VII
|
Jaarlijks aanleveren
Verklaring integriteit
Kengetallen (in het directieverslag)
|
|
|
Indien gewijzigd
Integriteitregeling van de media-instelling
|
|
MEDIA-AANBOD BELEID
|
Jaarlijks aanleveren
Vastgestelde / goedgekeurde media-aanbodbeleid over het boekjaar
Notulen van de vergaderingen en eventuele jaarverslag van PBO
Overzicht van de samenstelling van het PBO in het boekjaar
|
|
* De modellen dienen alleen aangeleverd te worden indien er sprake is van bijdragen
van derden/sponsoring van programma-aanbod, nevenactiviteiten of bartering.
Naast bovengenoemde informatie wordt door het Commissariaat separaat informatie opgevraagd
inzake de programmering.
TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
Met ingang van 1 januari 2014 vindt de bekostiging van de regionale publieke media-instellingen
plaats via de budgetten van de rijksoverheid. Met deze regeling worden zowel regels
gesteld voor de verkrijging van die middelen en de verantwoording daarvan. Omdat de
wijziging van deze bekostiging per 1 januari 2014 in werking trad, is voor de verstrekking
van de middelen voor 2014 eenmalig een afwijkende procedure gevolgd. Voor de verantwoording
van die middelen in 2015 is het Handboek financiële verantwoording dat bij deze regeling
wordt vastgesteld van toepassing.
2. Regels rond de aanvraag en verstrekking
Artikel 4b van het Mediabesluit 2008 bepaalt dat bij ministeriële regeling regels
worden gesteld over de inhoud, de inrichting en het tijdstip van indiening van een
aanvraag voor een bijdrage als bedoeld in artikel 2.170, tweede lid, van de Mediawet
2008 (de bekostiging) en over de inhoud en inrichting van de begroting van een regionale
publieke media-instelling. Met onderhavige wijziging van de Mediaregeling 2008 wordt
hierin voorzien.
Met deze regeling worden voorschriften gesteld voor het indienen van een aanvraag
voor een financiële bijdrage, de eisen aan een begroting en de wijze waarop voorschotten
worden verstrekt. Deze regels sluiten allen aan op de wijze waarop dit is geregeld
voor de landelijke publieke media-instellingen. Voor een toelichting op de afzonderlijke
onderdelen wordt verwezen naar het artikelsgewijs deel van deze toelichting.
3. Regels rond de verantwoording van de middelen
In artikel 2.172, derde lid, van de Mediawet 2008 is bepaald dat bij ministeriële
regeling modellen en voorschriften kunnen worden vastgesteld over de inhoud en inrichting
van de jaarrekening. Via artikel 2.173a, derde lid, van de Mediawet 2008 is deze bepaling
ook van toepassing op de regionale publieke media-instellingen. Met deze regeling
wordt voor de verantwoording een handboek vastgesteld.
Voor de verantwoording door de regionale publieke media-instellingen aan de provincies
bestond al een handboek.8 Dat handboek vormt de basis voor het hierbij gevoegde handboek en is aangepast naar
aanleiding van een aantal wetswijzigingen. Ten eerste is vanaf 1 januari 2014 het
rijk verantwoordelijk voor de bekostiging van de regionale publieke media-instellingen.
De regels voor de verantwoording aan de provincies komen hiermee te vervallen. Verder
is in het handboek het nieuwe wettelijk kader opgenomen, waaronder de regels voor
het vormen van reserves. Het format voor de verantwoording is hierop aangepast. Tenslotte
is op 1 januari 2013 de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector (WNT) in werking getreden. In de financiële verantwoording dient van iedere
(gewezen) bestuurder de bezoldiging openbaar te worden gemaakt conform de bepalingen
van de WNT.
Het controleprotocol voor de accountant is naar aanleiding van de wijzigingen op onderdelen
geactualiseerd.
4. Uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en administratieve lasten
Bij de totstandkoming van deze regeling zijn het handboek verantwoording en de wijzigingen
van de Mediaregeling 2008 voorgelegd aan de regionale publieke media-instellingen
en het Commissariaat voor de Media. Over de inhoud van de regeling is overeenstemming
bereikt. Op deze wijze heeft de toets op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid vorm
gekregen.
Bij de voorbereiding van deze regeling is nagegaan of er sprake is van administratieve
lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. Voor deze regeling wordt geen
verhoging van structurele of eenmalige administratieve lasten voorzien, omdat de bestaande
informatieverplichtingen voor de regionale omroepen niet wijzigen door de overheveling
van de financiering van de provincie naar het Rijk. De aanvraagprocedure wijzigt,
maar dat heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
Met dit artikel wordt het bijgevoegde handboek voorgeschreven bij de verantwoording
door de regionale publieke media-instellingen.
Artikel 2, onderdeel A (opschriften artikelen 5, 7 en 9)
Zowel in de huidige paragraaf 2.2.1 over de aanwijzing van regionale en lokale publieke
mediadiensten als in paragraaf 2.2.1a (nieuw) over de bekostiging van regionale publieke
mediadiensten wordt het begrip ‘aanvraag’ gebruikt. In het eerste geval gaat het om
een aanvraag voor een aanwijzing en in het tweede geval om een aanvraag voor bekostiging.
Zonder een nadere aanduiding zou dat bij vluchtige lezing tot verwarring kunnen leiden.
Deze wijziging beoogt dat te voorkomen door in de opschriften van de artikelen 5,
7 en 9 van de Mediaregeling 2008 tot uitdrukking te brengen dat het in deze artikelen
gaat om een aanvraag voor een aanwijzing.
Artikel 2, onderdeel B (wijziging artikel 6)
Artikel 6, derde lid, van de Mediaregeling 2008 ging nog uit van bekostiging van de
regionale publieke mediadiensten door de provincies. Aangezien het budget voor de
bekostiging van de regionale publieke mediadiensten met ingang van 1 januari 2014
van het provinciefonds naar de landelijke mediabegroting is overgeheveld, is deze
bepaling achterhaald en dient deze daarom te vervallen.
Artikel 2, onderdeel C (artikelen 9a en 9b nieuw)
Artikel 9a
Dit artikel bepaalt dat een regionale publieke media-instelling jaarlijks vóór 15 september
de aanvraag voor bekostiging bij het Commissariaat voor de Media moet indienen, waarbij
de aanvraag vergezeld moet gaan van een begroting en een activiteitenplan. Deze indieningstermijn
is gekozen met het oog op de termijnen die gelden voor het vervolgtraject van de aanvraag.
Op grond van artikel 2.170, zesde lid, van de Mediawet 2008 heeft het Commissariaat
vervolgens een maand de tijd (jaarlijks vóór 15 oktober) om zijn opmerkingen over
de begrotingen van de regionale publieke media-instellingen aan de Minister van OCW
toe te zenden. Daarna stelt de Minister van OCW jaarlijks vóór 1 december het totaalbudget
vast dat voor het daarop volgende jaar beschikbaar is voor de bekostiging van de regionale
publieke media-instellingen (zie artikel 2.170, eerste lid, van de Mediawet 2008).
Het Commissariaat beslist vervolgens jaarlijks vóór 1 januari op een aanvraag voor
bekostiging van een regionale publieke media-instelling (zie artikel 2.170, tweede
lid, van de Mediawet 2008). Deze termijnen sluiten ook naadloos aan bij de termijnen
die gelden voor de landelijke publieke mediadienst.
Artikel 9b
De bekostiging van de regionale publieke media-instelling wordt gebaseerd op een jaarlijks
door de regionale publieke media-instelling in te dienen voortschrijdende meerjarenbegroting.
Deze meerjarenbegroting bevat in hoofdlijnen de wijze waarop de doelstellingen in
de komende periode zullen worden gerealiseerd en met welke onzekerheden daarbij rekening
gehouden moet worden. De meerjarenbegroting is ook de plaats om eventuele voorstellen
te doen voor wenselijk geachte wijzigingen in het beleid van de regionale publieke
media-instelling.
Verder geeft de begroting een financieel overzicht overeenkomstig het Model zoals
met onderdeel F opgenomen als bijlage bij de Mediaregeling 2008. Uit de toelichting
op het financieel overzicht moet blijken wat de aard van begrotingsposten is.
In de begroting geeft de regionale publieke media-instelling aan op welke wijze de
samenwerking met de landelijke publieke en lokale mediadiensten, alsmede met anderen
vorm krijgt. Ten aanzien van de samenwerkingsverbanden licht de regionale publieke
media-instelling toe op welke manier die bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen
van de regionale publieke media-instelling.
Artikel 2, onderdeel D (wijziging artikel 11)
Door de wijziging van de financieringsstroom is artikel 11 van de Mediaregeling 2008
op een paar punten aangepast. Toezending van de verantwoording aan het Commissariaat
geschiedt hiermee immers structureel en hier hoeven geen aparte regels meer voor opgesteld
te worden.
Artikel 2, onderdeel E (nieuw artikel 12a)
Met artikel 12a worden regels rond de bevoorschotting gesteld van de regionale publieke
media-instellingen. Deze regels volgen de regels in artikel 12 voor de bevoorschotting
van de landelijke publieke media-instellingen.
Artikel 2, onderdeel F (model voor begroting)
Met dit onderdeel wordt een bijlage aan de Mediaregeling 2008 toegevoegd met daarin
het model voor het indienen van de begroting door de regionale publieke media-instellingen.
Artikel 3
Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014. Daarbij wordt
afgeweken van de termijn van twee maanden tussen de publicatiedatum en de datum van
inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling. In dit geval is dat niet bezwaarlijk,
omdat een afvaardiging van de regionale publieke media-instellingen en de ROOS (de
koepelorganisatie van deze instellingen) al in een vroegtijdig stadium nauw bij de
totstandkoming van deze wijzigingsregeling zijn betrokken. Bovendien zijn de bepalingen
voor de media-instellingen pas relevant voor het indienen van de begroting in september
en de verantwoording in 2015.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker