7 Mediawet 2008

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting (33664).

De voorzitter:

Ik geef, met goedkeuring van de collega's, als eerste het woord aan de heer Heerma omdat hij straks verplichtingen elders heeft.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter, dank u en dank aan de collega's. Het is goed om te zien dat de staatssecretaris vandaag nog maar een mitella om heeft. Gisteren waren dat er nog twee. Goed dat een positieve lijn is ingezet. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording in eerste termijn. Op veel punten heeft hij puntig en duidelijk antwoord gegeven op inhoudelijke vragen die in de Kamer leefden. Naar mijn mening heeft hij zeer duidelijk gemaakt wat zijn intentie is wat betreft het creëren van mogelijkheden voor extra inkomsten. Hij heeft in eerste termijn duidelijk gemaakt dat hij daaraan een bijdrage wil leveren.

Toch blijft bij mij het gevoel hangen dat het proces verkeerd om plaatsvindt. Hierover ging ook een interruptiedebatje. Er zijn veel intenties en er is veel vertrouwen bij de staatssecretaris, maar tegelijkertijd wordt een wetsvoorstel aangenomen terwijl er nog veel vraagtekens zijn. Bovendien gaat de nieuwe wet pas over een paar jaar in. Mijn fractie vindt dat eerst die vraagtekens zouden moeten worden weggenomen. Dan is er ook meer kans op een breed draagvlak voor een voorstel. Ik heb daarover een amendement ingediend dat meeondertekend is door de fractie van de SP. Ik dien nog een tweede amendement in over de positie van de regionale omroepen. Ik dien verder nog twee moties in. De eerste motie heeft betrekking op de tv-taks waarover wij in eerste termijn met elkaar spraken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de discussie over de financiering van de Nederlandse Publieke Omroep met regelmaat wordt gesproken over een tv-taks;

overwegende dat er sinds de fiscalisering van de omroepbijdrage al sprake is van een tv-taks, te weten 1,1% verhoging van de eerste schijf van de inkomstenbelasting;

overwegende dat door de jaren heen een steeds groter verschil is ontstaan tussen de opbrengst van deze verhoging van de inkomstenbelasting en de daadwerkelijke uitgaven aan de publieke omroep;

verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze dit verschil kan worden verkleind,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (33664).

De heer Verhoeven (D66):

Ik raak een beetje in verwarring door deze motie. De heer Heerma heeft steeds gezegd dat hij helemaal niet zo bang is voor een tv-taks, maar nu dient hij daarover zelf een motie in. Kan de heer Heerma duidelijk maken wat hij verstaat onder "tv-taks"?

De heer Heerma (CDA):

Volgens mij heb ik net geprobeerd om dat te doen, maar kennelijk was ik niet duidelijk genoeg dus ik zal het opnieuw doen. De heer Verhoeven heeft in zijn termijn in het kader van de onderhandelingen met distributeurs over de doorgifte van het signaal steeds gesproken over een tv-taks. De staatssecretaris heeft in zijn eerste termijn heel duidelijk aangegeven dat hij streeft naar marktconforme tarieven. Hij heeft bovendien aangegeven dat er mogelijkheden zijn dat die tarieven niet doorberekend worden en er dus geen sprake zou moeten zijn van het doorberekenen aan de consument van een tv-taks. De discussie over de fiscalisering van de omroepbijdrage aan het begin van deze eeuw is een andere. Toen is de belasting verhoogd, waarmee sprake is van een "tv-taks", om de term van de heer Verhoeven te gebruiken. Ik constateer dat met de vele bezuinigingen maar ook kijkend naar de opbrengst van de verhoging van inkomstenbelasting, een steeds groter gat is ontstaan. De laatste cijfers waren volgens mij 1,2 tot 1,3 miljard euro aan opbrengsten. De staatssecretaris heeft aangegeven dat het niet helemaal een-op-een vertaald kan worden, maar dat is wel de opbrengst. Ongeveer de helft daarvan wordt nog aan media bijgedragen. Ik constateer daartussen een discrepantie. De motie is erop gericht om het kabinet daarvoor voorstellen te laten ontwikkelen.

De voorzitter:

Mijnheer Heerma, gaat u verder.

De heer Verhoeven (D66):

Mag ik maar één vraag stellen?

De voorzitter:

Ja, over een motie mag maar één vraag worden gesteld.

De heer Verhoeven (D66):

Had u dat van tevoren gezegd?

De voorzitter:

Ik zeg het bij dezen.

De heer Verhoeven (D66):

Dus tijdens het spel verandert u de regels?

De voorzitter:

Voor alle duidelijkheid: er is rekening gehouden met één uur voor de tweede termijn. Daarop is de planning voor de rest van de dag gebaseerd. Ik zal dus heel streng zijn. Gaat u verder, mijnheer Heerma.

De heer Heerma (CDA):

De minister heeft heel duidelijk gemaakt dat hij de positie van de regionale omroepen bij de toekomstverkenning wil betrekken en dat hij niet vooruit wil lopen op mogelijke uitkomsten ervan. Dat waardeer ik in zijn beantwoording.

Ik wil wel iets meegeven van onze overwegingen over de positie van de regionale omroepen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de overheveling van de financiering van de regionale omroep naar de rijksmediabegroting een opmaat is voor integratie van de landelijke en regionale omroepen;

van mening dat regionale omroepen hun verankering moeten behouden in het eigen verzorgingsgebied;

van mening dat regionale omroepen autonoom hun taak moeten kunnen uitvoeren, eigenstandig samenwerkingsverbanden moeten kunnen aangaan, hun huidige aanbodkanalen moeten kunnen behouden en deze zelf moeten kunnen programmeren;

verzoekt de regering, bij de uitwerking van haar voornemens te overleggen met regionale gesprekspartners en rekening te houden met bovenstaande voorwaarden die van belang zijn voor het behoud van de bijzondere positie van de regionale omroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (33664).

De heer Van Dam (PvdA):

In de motie wordt gesproken over de regionale omroepen. We hebben eerder in het debat gesproken over het verschil tussen de redacties en het inhoudelijke werk dat die doen, en de regionale omroep als bestuurlijke entiteit. Biedt deze motie ruimte voor dat onderscheid? Of zegt de heer Heerma dat het dertien afzonderlijke organisaties moeten blijven, ook bestuurlijk?

De voorzitter:

Een kort antwoord, mijnheer Heerma.

De heer Heerma (CDA):

Ik heb in eerste termijn gezegd dat ik veel zie in de gedachtegang die binnen de ROOS ontwikkeld wordt. Daar wordt ook nagedacht over samenwerking en integratie tussen de dertien organisaties. Dus ja, er is ruimte. Het moge duidelijk zijn dat de voorkeur van mijn fractie is om meer te behouden dan alleen redacties. De motie biedt strikt genomen daartoe ruimte. Dat is in lijn met wat ik in eerste termijn heb gezegd.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ondanks een mooie demonstratie gisteren op het Malieveld waar velen van ons bij aanwezig waren, weigert de staatssecretaris om te luisteren naar de roep van de demonstranten. Dat is zeer teleurstellend.

Het antwoord van de staatssecretaris is bovendien een vat vol tegenstrijdigheden. Hij bepleit een brede omroep, maar bezuinigt zo veel dat een smalle omroep onvermijdelijk wordt. Hij bepleit een onderscheidende omroep, maar tegelijkertijd wil hij meer reclame. Dan gaat de publieke omroep juist meer op commerciële zenders lijken en wordt hij dus minder onderscheidend. De staatssecretaris bepleit scherpere keuzes, maar hij kort ook fors op het budget. Dat gaat natuurlijk ten koste van scherpere programmering. Er zullen meer herhalingen komen. Er is minder geld voor kwaliteit. Het zijn dus mooie woorden tegenover lelijke daden. Ik kan het niet anders zeggen. Een brede omroep kan niet meer waargemaakt worden.

De staatssecretaris wil de bezuiniging compenseren door middel van meer reclame. Ik vind dat een armoedige oplossing. Er moet juist minder reclame komen bij de publieke omroep.

Bovendien is er voor de voorgestelde oplossingen van de staatssecretaris geen draagvlak bij de omroepen zelf. Hij zegt tegelijkertijd: zonder overeenstemming geen deal. Leg mij uit, staatssecretaris, hoe gaat u dit aanpakken? De VVD zegt: als de omroepen niet mee willen werken, moeten we maar nog meer gaan bezuinigen. Het moet niet gekker worden. De compensatievoorstellen zijn dus flinterdun.

Ook de oplossing van hogere tarieven voor de kabelaars zit vol met risico's. Ik noem het gevaar dat kijkers de rekening mogen betalen, of dat de publieke omroep niet meer wordt doorgegeven. Dat zijn grote bezwaren. Ik zie dat dus niet snel gebeuren.

Ook de regionale omroepen staan onder grote druk, qua ontwikkeling — ze worden misschien opgeslokt door de Nederlandse Publieke Omroep — en qua budget. Ik hoop echt dat er voor de jaren erna een mooi vervolg aan wordt gegeven als die rechtszaken positief uitpakken voor de regionale omroepen.

Ik heb nagedacht over wat je kunt doen tegen met name het plan rond de bezuiniging. Ten eerste is er het amendement van de heer Heerma en ondergetekende dat de bezuiniging uit het wetsvoorstel haalt. Dat is natuurlijk het allermooiste. Als dat wordt aangenomen, zijn wij het heel snel eens. Een ander voorstel is dat je je afvraagt waarom je vandaag zou besluiten tot een bezuiniging van 100 miljoen op de omroep die misschien in 2016 en daarna gaat werken. Van Dam zinspeelde hier ook al op. Bovendien is het natuurlijk vreemd om eerst te bezuinigen en daarna een toekomstverkenning uit te voeren. Dat is een heel rare volgorde. Ik zeg dus met de volgende motie: stel het besluit om te bezuinigen uit. Het mag duidelijk zijn dat ik tegen de bezuiniging ben. Met deze motie wil ik ook nog zeggen dat er vandaag niet toe hoeft te worden besloten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de bezuiniging van 100 miljoen euro op de mediabegrotingschade toebrengt aan de programmering van de publieke omroep;

constaterende dat de bezuiniging betrekking heeft op 2016 en verder, zodat er nu geen aanleiding is om daarover te besluiten;

verzoekt de regering, de bezuiniging van 100 miljoen euro op de mediabegroting voor onbepaalde tijd uit te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (33664).

De voorzitter:

Bent u klaar, mijnheer Van Dijk?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb nog een motie, maar ik zie dat er een vraag is.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik kan mijn vraag ook aan het einde stellen, maar het gaat om het punt van de heer Van Dijk over het amendement dat hij samen met de heer Heerma heeft ingediend. Hij zegt dat hij helemaal tegen de bezuiniging is. Nu kunnen wij altijd met elkaar in gesprek als de heer Van Dijk zegt hoe hij dat betaalt. Ik wil dat wel even weten. Waar komt de 100 miljoen vandaan die hij gebruikt om deze bezuiniging van tafel te halen?

De heer Jasper van Dijk (SP):

De staatssecretaris gaf ook voorbeelden van waar we het geld konden weghalen. Hij had het over onderwijs. Dat gaat de SP niet steunen. Hij zei: we kunnen het weghalen bij de zorg. Dat gaat de SP ook niet steunen. Verder zei hij dat we het konden weghalen bij Defensie. Daarover valt met de SP te praten. Maar de grote vraag is natuurlijk: waarom zou je die 100 miljoen vandaag moeten dekken? Die vraag heeft te maken met de grote discussie over het commitment van dit kabinet aan de bezuinigingen van 6 miljard en aan allerlei andere regels die Brussel heeft gesteld, maar waarmee mijn fractie het niet eens is. Mijn fractie heeft een ander voorstel voor financiering van de Nederlandse rijksuitgaven. Dat weet u heel goed. De Partij van de Arbeid was het daar voor de verkiezingen ook altijd mee eens. We moesten ons niet onderwerpen aan die totempaal uit Brussel. Kortom: er zijn meerdere mogelijkheden om dit probleem op te lossen. Dat wil ik maar zeggen tegen de heer Van Dam.

De heer Van Dam (PvdA):

Wij zijn het nooit eens geweest met het Griekse recept van de SP om geld te drukken om zo alles te financieren.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Grappig.

De voorzitter:

U hebt nog een tweede termijn. Gaat u over op de tweede motie, mijnheer Van Dijk?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dit was natuurlijk wel een vorm van uitlokking. In ieder geval vraag ik de heer Van Dam, nog eens goed te kijken naar de campagnetoespraken die hij zelf en zijn fractievoorzitter voor 12 september vorig jaar hielden. Toen wilde hij nog helemaal niet zo rigide vasthouden aan alle bezuinigingen. Ik hoop op zijn steun. Tot slot, kom ik op programmaonderbrekende reclame. Het is toch te zot voor woorden als de publieke omroep daarin mee zou gaan? Gelukkig zei de staatssecretaris al iets in de trant van: dat zie ik ook niet zo zitten. Maar dat was nog niet waterdicht. Met deze motie wil ik programmaonderbrekende reclame echt van tafel hebben. Die hoort niet bij Hilversum.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat programmaonderbrekende reclame wordt overwogen als middel om bezuinigingen op de publieke omroep te compenseren;

van mening dat de publieke omroep zich verre moet houden van programmaonderbrekende reclame;

verzoekt de regering, af te zien van programmaonderbrekende reclame op de publieke omroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (33664).

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Het is vandaag de dag van de duurzaamheid. Dat is ook goed voor de PVV en het CDA, aandacht heren! Het is een belangrijke dag. Ik hoop ook dat het een belangrijke dag wordt voor de publieke omroep. Wij hebben gisteren een manifestatie gehad en gezien en gehoord hoeveel mensen het aangaat en raakt. En dan heb ik het niet eens over die programma's.

Wij hebben het vandaag en afgelopen dinsdag gehad over de bezuiniging van 100 miljoen, die de publieke omroep in het hart snijdt. Wij vinden dat het kabinet hierin snijdt zonder visie. Het Mediafonds, dat nou juist publiek onderscheidend is, gaat verdwijnen. Regionale omroepen, het fundament van de regionale democratie, worden ook gekort. En de landelijke publieke zenders krijgen waarschijnlijk meer reclame ten koste van de programma's. Wij kunnen dan ook niet anders dan concluderen dat er geen inhoudelijke keuzes worden gemaakt maar wel keuzes om geld te besparen. Dat is een te beperkte opvatting wat ons betreft.

De heer Bosma (PVV):

U spreekt altijd heel trouw over de "publieke omroep". U hebt het over de grootscheepse demonstratie van gisteren. Tientallen miljoenen euro's is geïnvesteerd in al die spotjes, althans die mediawaarde hadden ze. Wij zijn gebombardeerd met spotjes. Iedereen moest naar het Malieveld komen, maar er waren slechts 3.000 mensen. Waar duidt dat op en hoe publiek is die publieke omroep van u nog?

De heer Verhoeven (D66):

Ik weet niet waar dat op duidt, maar er zijn onlangs ook bijeenkomsten geweest waar nog veel minder dan 3.000 mensen waren, ongeveer drie keer zo weinig mensen. Waar duidt dat dan op? Maar ik mag helaas geen wedervraag stellen. Ik heb eergisteren al met de heer Bosma gesproken over de waarde van de opkomst. Nu gaat het om de waarde van het besluit dat de Tweede Kamer neemt. Als de PVV verstandig is, gaat zij niet aan de kant van het kabinet staan maar aan de kant van de publieke omroep en zorgt zij ervoor dat de bezuiniging van 100 miljoen niet doorgaat.

De voorzitter:

U mag een korte reactie geven, mijnheer Bosma.

De heer Bosma (PVV):

U bent een goed mens, voorzitter.

Ik vroeg aan de heer Verhoeven om in zijn antwoord de mediawaarde mee te nemen van al die spotjes, die volgens mij tientallen miljoenen euro's bedraagt. Al die spotjes op al die zenders en al die websites en dan komen er maar 3.000 mensen! Wat zegt dat over het draagvlak van de publieke omroep?

De heer Verhoeven (D66):

Dat is nog een keer dezelfde vraag. Het lijkt mij onzinnig om daar nog een keer hetzelfde antwoord op te geven. Wij hebben het daar al heel vaak over gehad. Volgens mij wil de heer Bosma graag zijn vraag stellen en interesseert het antwoord hem geen zier.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, mijnheer Verhoeven. Ik hoorde de heer Bosma zeggen dat ik een goed mens ben. Wordt dat ook in de Handelingen opgenomen? Dank u wel.

De heer Verhoeven (D66):

Dat zou terecht zijn.

Voorzitter. Vervolgens hebben wij het in dit debat gehad over het compenseren. Mijn fractie is er zeer bezorgd over dat dit een schijnoplossing is, een lapmiddel, een bezweringsformule, een schaamlap voor het snoeien. Wij vrezen namelijk dat de keuze om te compenseren de publieke omroep heel erg zal beperken in zijn taak, doordat wordt gekozen voor de weg van een tv-taks met als gevolg hogere kosten voor de burger, of voor de weg van meer reclame. Gelukkig heeft de staatssecretaris gezegd: geen programmaonderbrekende reclame. Met die uitspraak ben ik blij. Hij is daar heel duidelijk over geweest, maar dat gaat dan wel weer ten koste van de programmering.

Als je dan terugkijkt op dit debat, dan zie je dat ik vaak heb gezegd dat deze staatssecretaris een gebrek aan visie heeft en wel snijdt. Daar ben ik nog steeds kritisch over, maar ik wil hem ook een compliment geven. In dit debat heeft hij het namelijk wel aangedurfd om op de punten waarover we het hadden, de contouren van het bezuinigen/compenseren, helder te zijn. Dat waardeer ik. Het BCG-rapport heeft ons inzicht opgeleverd, maar de staatssecretaris heeft ook gezegd: wat mij betreft geen programmaonderbrekende reclame. Dus blijft de reclame-inkomstenpot kleiner en gaan we ook naar andere dingen kijken. Dat is distributie via de kabelaars, waarvan mijn fractie vreest dat het ten koste gaat van de kijker. De staatssecretaris heeft daarop gezegd dat het wat hem betreft op de langere termijn een gezonde televisiecontentmarkt moet worden. Daar kan mijn fractie niet tegen zijn, mits we geen rare trucs gaan uithalen — die neiging heb ik in de Kamer wel gevoeld — om een groep bedrijven dan maar te laten opdraaien voor de bezuiniging. Daar werkt mijn fractie niet aan mee.

Verder heb ik gezien dat in dit debat een aantal termen voortdurend wordt gebezigd: "staatsomroep" door de PVV, "efficiency" door de VVD en "draagvlak" door de PvdA. Het enige draagvlak dat van de PvdA lijkt te komen, is steun voor de plannen van de VVD en de PVV om de publieke omroep een kopje kleiner te maken. Als dat is wat de heer Van Dam verstaat onder "draagvlak" denk ik dat hij toch nog even uit moet leggen wat hij vandaag wil bereiken.

Ook het gedraai van de PvdA en de VVD op het gebied van de reclame wil ik nog even noemen. In 2004, 2005 of 2006 waren PvdA en VVD heel stellig: minder reclame op de publieke omroep. Nu gaan ze bezuinigen, en nu moet er ineens meer reclame komen op de publieke omroep. Het is niet te volgen. Ik hoop dat de heren daar straks nog even op willen ingaan.

Ik heb in het debat de visie van D66 geschetst, en die visie zal ik hier niet herhalen. Ik heb gezegd dat wij de regionale omroep en het Mediafonds zeer belangrijke schakels vinden, die juist bijdragen aan wat de publieke omroep zou moeten doen. Verder heb ik aangegeven, hoe wij aankijken tegen het compenseren van de bezuinigingen. Dan rest mij het indienen van twee moties, die aansluiten bij mijn betoog en die proberen de Kamer tot een uitspraak te verleiden om deze staatssecretaris alsnog op het goede pad te krijgen. De eerste motie gaat over de regionale omroep en het woord "efficiency".

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering verwacht dat er door middel van integratie van de regionale omroepen 25 miljoen euro is te bezuinigen op het budget van deze regionale omroepen door middel van een efficiencykorting;

constaterende dat er geen berekening ten grondslag ligt aan dit verwachte efficiencyvoordeel;

verzoekt de regering, met een cijfermatige onderbouwing te komen van het verwachte efficiencyvoordeel van 25 miljoen euro door integratie van de regionale omroepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (33664).

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. De tweede motie gaat over de televisietaks. Mijn fractie is wel blij met de reactie van de staatssecretaris, maar zij wil via deze motie toch nog een extra laag duidelijkheid inbouwen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het onderzoek van de Boston Consultancy Group blijkt dat het risico reëel is dat hogere kosten voor het doorgeven van de programma's van de publieke omroep zal leiden tot hogere kosten voor de tv-kijker;

overwegende dat de voorgenomen extra bezuiniging op de publieke omroep zo leidt tot een verkapte lastenverzwaring in de vorm van een tv-taks;

overwegende dat de bezuiniging op de publieke omroep niet mag leiden tot een lastenverzwaring voor bedrijven of mensen;

verzoekt de regering, te voorkomen dat het vergroten van de inkomsten voor de publieke omroep zal leiden tot een lastenverzwaring,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (33664).

De voorzitter:

Korte vraag, mijnheer Heerma.

De heer Heerma (CDA):

In het eerste deel van de motie staat dat er een risico van een verkapte lastenverzwaring bestaat. In het dictum van de motie staat dat er geen lastenverzwaring mag plaatsvinden. Geeft de D66-fractie met deze motie aan dat elke vorm van kosten die de consument moet maken een lastenverzwaring is, of heeft zij het echt over datgene wat wij normaal lastenverzwaring noemen?

De heer Verhoeven (D66):

Ik zal hier geen uitgebreide discussie over het begrip "lastenverzwaring" gaan voeren. Daar ben ik in een eerder debat al op ingegaan. Als de kabelbedrijven een eenzijdige kostenverzwaring krijgen die ze niet kunnen doorrekenen, is dat een lastenverzwaring voor die bedrijven. Als je het zo organiseert dat je er via een bepaalde regulering of combinatie van onderhandelen en regulering voor zorgt dat de kijker extra lasten krijgt, is dat ook een lastenverzwaring. Dat willen we ook niet. Die twee wegen dekt mijn motie af. Daar zal het CDA volgens mij wel steun aan geven.

Tot slot. We zullen met de staatssecretaris verder praten op basis van onder andere de toekomstvisie. Hij heeft het afgelopen jaar aan heel veel knoppen gedraaid. Hij heeft gedraaid aan de knop van het aantal omroepen en de fusies. Hij heeft gedraaid aan de knop van de zenderpakketten en de manier waarop de hele keten in de distributie en de doorgifte met elkaar omgaat. Vandaag draait hij aan de knop van het geld. Hij gaat nog draaien aan de knop van de keuzes en de kerntaken. Ik zou zeggen: laat zo veel mogelijk ruimte over, om ook op een goede en duidelijke manier in overleg met de Kamer aan die knop te kunnen draaien en over de toekomst van de publieke omroep te kunnen praten. Daar gaat het namelijk om.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Bosma van de PVV-fractie.

De heer Bosma (PVV):

Ik zie af van mijn spreektijd, maar niet zonder u te hebben gefeliciteerd met uw verjaardag.

De voorzitter:

Ah, wat bent u vandaag aardig voor mij. Dank u wel.

Dan is het woord aan de heer Klein van 50PLUS.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen die in eerste termijn zijn gesteld. Door onverwachte omstandigheden heb ik een deel van de beantwoording via de tv gevolgd. Dat heeft het voordeel dat je de beantwoording op een afstand kunt waarderen. De conclusie is dan ook dat veel in de lucht blijft hangen. Veel wordt doorgeschoven naar de toekomstverkenning. Eigenlijk is dat de omgekeerde weg. Eerst moet je duidelijkheid hebben over wat je bezuinigingsdoelstellingen zijn. Die zijn nou wel geformuleerd, maar vervolgens moet je bepalen op welke wijze je die zou willen invullen. Dat blijft echter allemaal in de lucht hangen en wordt vooruitgeschoven. We kennen het hoe en het wat niet. We weten niet hoe andere financieringsmogelijkheden daadwerkelijk ingevuld gaan worden. Ook weten we niet welke keuzes op basis van het BCG-rapport daadwerkelijk ingevuld gaan worden.

Het is goed om de staatssecretaris te horen zeggen dat hij geen reclameonderbrekingen in programma's wil. 50PLUS steunt die uitspraak en denkt dat het verstandig is om dat niet te gaan doen. Wat ik wel mis, is het volgende. Als je dan toch iets meer reclame hebt, betekent dat per definitie dat je minder tijd kunt besteden aan programma's, waardoor de kosten voor programma's minder zijn. Dat zou je dus ook moeten laten meewegen in het financiële totaalplaatje.

De staatssecretaris heeft regelmatig opmerkingen gemaakt over het scherpere profiel voor de publieke omroep. Daar ben ik erg bezorgd over. De staatssecretaris geeft aan dat de Raad voor Cultuur maar eens goed moet bekijken welke programma's er thuishoren. Daar zijn wij dus heel huiverig voor. Bij genres kan ik mij nog iets voorstellen, maar je moet je verre houden van de inhoud, van inmenging in de vraag welke programma's je wel en welke je niet zou moeten aanbieden. Laat dat aan de omroepverenigingen en de NPO in zijn algemeenheid. Dat betekent dat wij niet de onzalige discussie moeten voeren of Lingo of welk ander programma dan ook wel of niet bij de publieke omroep hoort. Die discussie moet je niet voeren.

De voorzitter:

Gaat u nog moties indienen?

De heer Klein (50PLUS):

Eentje maar.

De heer Huizing (VVD):

Ik heb een vraag voor de heer Klein. Vindt hij dan wel dat de publieke omroep zich per programma zou moeten kunnen verantwoorden voor zijn keuze en moet kunnen aangeven waarom een specifiek programma bij de publieke omroep thuishoort?

De heer Klein (50PLUS):

Het is helder dat iedere omroepvereniging bij de concessieaanvraag zal moeten aangeven welk aanbod zij wil gaan bieden en op welke wijze zij het wil gaan invullen. Daarnaast zal dat ook in de visitaties naar voren komen; die worden nu overgeslagen maar in de toekomst zullen zij weer plaatsvinden. Ook heeft natuurlijk het Commissariaat voor de Media een belangrijke rol om te bepalen of het goed is of niet.

De heer Huizing (VVD):

Voorzitter …

De voorzitter:

Nee, mijnheer Huizing, het was echt beperkt tot een vraag. U mag eventueel een vraag stellen over de motie, maar ik wil niet dat het debat opnieuw wordt gevoerd.

De heer Huizing (VVD):

Nee, dat begrijp ik, maar dit was geen antwoord.

De voorzitter:

U hebt nog een tweede termijn. Misschien kunt u er dan nog iets over zeggen.

De heer Klein (50PLUS):

Mijn duidelijke antwoord aan de heer Huizing over de verantwoording laat juist duidelijk zien dat er een hoop aannames zullen zijn en weinig garanties aan de publieke omroep. Dat geeft wat ons betreft geen rust en duidelijkheid, terwijl die operatie in juni nog in de volle omvang moet worden uitgevoerd en voor de nieuwe concessieperiode nog heel veel werk zal moeten worden verricht voor de aanvragen. Het is duidelijk dat wij daarop wachten.

Het is onduidelijk wat de opzet is voor de regionale omroepen. De ingediende motie hierover is heel helder. Die zullen wij steunen.

Tot slot kom ik op het Mediafonds. Er zijn natuurlijk geen concrete garanties te geven voor de besteding van het geld in het Mediafonds, de 14 miljoen die nu overblijft voor de ondersteuning van culturele programma's. Prestatiecontractafspraken met de NPO kunnen een mooie oplossing zijn, maar het blijven afspraken en geen garanties. Daarom dienen wij graag een motie in, zodat die garanties wel worden gegeven. Dat moet uiteraard budgettair neutraal, anders hebben wij een groot probleem in dit huis.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (het Mediafonds) programma's voor televisie, radio en internet ondersteunt, die te zien en te horen zijn op de landelijke en regionale publieke zenders, en nieuw publiek vinden via andere platforms en digitale kanalen;

overwegende dat het Mediafonds als stimuleringsfonds bruggen slaat tussen de cultuursector en de publieke omroep, dat in de afgelopen twee jaar Mediafondsproducties meer dan 200 nationale en internationale prijzen wonnen, en dat het fonds daarmee zijn meerwaarde ruimschoots bewezen heeft;

constaterende dat het voornemen van het kabinet is, de taken van het Mediafonds over te dragen aan de NPO, en dat de NPO voornemens is een budget van 14 miljoen euro te bestemmen voor uitvoering van die taken, wat neerkomt op een bezuiniging van het voor het Mediafonds beschikbare budget met ongeveer 4 miljoen euro;

verzoekt de regering, het budget van het fonds niet te beëindigen en niet over te gaan tot opheffing per 1 januari 2017, maar het Mediafonds zelfstandig voort te laten bestaan met een uit het NPO-budget te lichten aangepast budget van 14 miljoen euro,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (33664).

De heer Huizing (VVD):

Voorzitter. Zeer veel dank aan de staatssecretaris voor de heldere en vooral concrete beantwoording van onze vragen. Zoals gezegd in de eerste termijn moet ook de publieke omroep zijn bijdrage leveren aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Dat is niet leuk, maar het is voor heel veel mensen in ons land niet leuk. Daarbij kan de publieke omroep die bijdrage ook leveren. Ook na de fusies kunnen er nog efficiencyslagen gemaakt worden en zijn er ruim voldoende mogelijkheden om meer eigen inkomsten te genereren.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter.

De heer Huizing (VVD):

Komt de heer Verhoeven mij vertellen dat hij alweer het woord "efficiency" heeft gehoord en dat dit erbij opgeteld kan worden?

De heer Verhoeven (D66):

Kan de heer Huizing een andere sector, branche of deel van onze samenleving noemen dat ongeveer 30% van zijn totale overheidsbijdrage wegbezuinigd heeft zien worden het afgelopen jaar? Ik hoef maar één sector, één voorbeeld, te horen.

De heer Huizing (VVD):

Nee, de publieke omroep wordt inderdaad relatief hard getroffen, maar de vraag is wat voor effect het op mensen heeft.

Zoals gezegd kunnen er nog verdere efficiencyslagen gemaakt worden. Ook zijn er ruim voldoende mogelijkheden om eigen inkomsten te genereren. Ster-inkomsten en distributievergoedingen zijn daarvan de twee belangrijkste. Vooral over die laatste is veel discussie geweest, vooral over de vraag hoe sterk de onderhandelingspositie van de NPO is ten opzichte van die van de kabelaars. Ik vergelijk hun relatie met die tussen Schiphol en de KLM. Heel vaak vechten zij elkaar de tent uit, maar uiteindelijk kunnen zij niet zonder elkaar en hebben zij elkaar nodig om succesvol te zijn. Ik ben er dan ook van overtuigd dat met de juiste wil beide partijen eruit zullen komen. Ik ga ervan uit dat de publieke omroep morgen echt aan de slag gaat met de eigen inkomsten, die de publieke omroep de afgelopen jaren gewoon heeft laten liggen. De staatssecretaris bevestigde dat ook al in de beantwoording. De publieke omroep moet morgen aan de slag. Dat is de publieke omroep verplicht aan zichzelf, de medewerkers, de kijkers, maar ook de belastingbetaler.

Tot slot: de heer Klein beantwoordde mijn vraag niet helemaal. Natuurlijk heeft de publieke omroep het recht om programmering in te vullen. Daar is de publieke omroep ook voor ingehuurd. Maar mag ik als volksvertegenwoordiger, die hier ook zit namens de kiezers en de belastingbetaler, de publieke omroep vragen om zich te verantwoorden over zijn keuzes om bepaalde programma's wel op de publieke omroep en keuzes om bepaalde programma's niet via de publieke omroep uit te zenden? Dat moet de publieke omroep uitleggen. Daar valt nog heel veel te verbeteren.

De heer Bosma (PVV):

Nee, dat mag u niet, dat moet u, want het is uw plicht als volksvertegenwoordiger om te bekijken of de Mediawet wordt uitgevoerd. Dat doen wij namelijk hier in de Tweede Kamer.

De heer Huizing (VVD):

Ik deel de opmerking van de heer Bosma dat ik dat moet. "Mag ik alsjeblieft" was meer als retorische vraag aan de heer Klein bedoeld. Wij bedoelen hetzelfde.

De heer Klein (50PLUS):

Nou nee, want de verantwoording vindt plaats via het Commissariaat voor de Media. Dat hebben wij een opdracht gegeven om dat te doen. Alleen vraag ik u — want het gaat nu over de vraag uiteraard — wat u vervolgens wilt met een keuze. Wilt u dan hier als Tweede Kamer naar aanleiding van deze verantwoording zeggen dat u dit programma eigenlijk anders vindt dan dat programma en dat we dat programma maar moeten schrappen of zo?

De heer Huizing (VVD):

Nee, dat wil ik niet. Het grappige is dat volgens mij de heer Klein deels uit de omroepwereld komt. Het Commissariaat voor de Media kijkt of de wet goed toegepast wordt. Wij kunnen in de concessieovereenkomst omschrijven — de staatssecretaris heeft dat gedaan met de NPO — dat er bijvoorbeeld ruimte moet zijn voor entertainmentprogramma's. "Entertainmentprogramma's" is een containerbegrip. Er zijn programma's waarvan je duidelijk kunt zeggen dat die prima binnen dat begrip passen bij de publieke omroep en andere programma's weer niet. Daar is nu de discussie over. Ik heb het recht als volksvertegenwoordiger om daar met de publieke omroep over te praten en te horen waarom juist de publieke omroep vindt dat dat kan. Ik wil daar ook een oordeel over hebben, want ik zit hier namens de belastingbetaler.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Volgens mij pleit de heer Huizing nu voor de tweede keer in korte tijd voor censuur. Dat is niet zo verstandig, los van het feit dat het helemaal niet bij zijn partij past. Wat kan anders het doel zijn van dit ballonnetje dat hij hier even oplaat? Moet de publieke omroep voortaan per programma gaan verantwoorden waarom hij dat programma maakt en die verantwoording naar de Tweede Kamer sturen, zodat de VVD kan zeggen welk programma eruit kan en welk programma mag blijven? Ik ben ervan overtuigd dat de heer Huizing bijvoorbeeld Boer zoekt Vrouw niet bij de publieke omroep vindt passen, terwijl we allemaal weten dat het er bij SBS6 heel anders uit zou zien. Maar dit is zijn agenda, hij gaat weer voor censuur.

De heer Huizing (VVD):

Het is altijd buitengewoon gevaarlijk om allerlei aannames te doen over wat ik vind. De heer Van Dijk maakt zich daar vaak schuldig aan. Ik heb het niet over Boer zoekt Vrouw. Ik heb daar misschien een totaal andere mening over dan de heer Van Dijk denkt. Ik ga het hier nu niet hebben over specifieke programma's. Het gaat mij om het algemene punt. Als een organisatie met publiek geld een publieke opdracht uitvoert ten behoeve van het publiek, heeft zij ook de plicht om zich daarover te verantwoorden jegens het publiek. Daar gaat het mij om. Ik vind dat het op dat punt oorverdovend stil blijft. Sterker nog, er is een soort arrogantie bij de publieke omroep, in de zin van: laat dat maar aan ons over en niemand moet zich daarmee bemoeien, want wij weten allemaal wel wat goed is voor de ander.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik wil een voorstel zien van de VVD. De heer Huizing zegt allerlei dingen, maar waar is de motie? Wat wil hij nou veranderen? Wat is zijn voorstel?

De heer Huizing (VVD):

Dat is misschien het verschil tussen mij en de heer Van Dijk, die alles maar weer in parlementaire moties wil opnemen. Ik vraag de publieke omroep vanaf dit platform om morgen aan het werk te gaan met het genereren van eigen inkomsten en om morgen ook te beginnen met verantwoording: wat doe je en waarom doe je dat? Daar heb ik geen motie voor nodig.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Ik wil de heer Van Dijk even bijvallen. In twee weken heeft de heer Huizing zich nu twee maal op heel glad ijs begeven op het punt van de onafhankelijke programma- en uitzendingskeuze van de publieke omroep en de invloed die hij daar als politicus op wil uitoefenen. Elke keer zijn het luchtballonnetjes waarvan de staatssecretaris zegt dat wij daar niet aan gaan beginnen. Ik wil van de heer Huizing ook weleens een stevig voorstel zien in plaats van elke keer die proefballonnetjes, want op deze manier kunnen we natuurlijk beter niet over de publieke omroep praten: geld eraf en ook nog alle inhoudelijke onafhankelijkheid proberen weg te halen.

De heer Huizing (VVD):

Ik begrijp niet zo goed waarom ik hier niet mag vertellen hoe wij over dit punt denken. Ik verwoord hier ons standpunt. Ik vind dat de publieke omroep zich hierover moet verantwoorden. Daar heb ik op dit moment helemaal geen wet voor nodig. Dit heeft niets met vrijheid van meningsuiting te maken. Ik vraag de publieke omroep juist om zich in alle vrijheid aan ons te verantwoorden. De publieke omroep kan dan dus zijn eigen mening geven, maar ik vind wel dat de publieke omroep dat moet doen en zich niet in stilzwijgen moet hullen over waarom de publieke omroep bepaalde dingen doet. Dat doe je niet als je met publiek geld omgaat.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Huizing.

De heer Huizing (VVD):

Tenzij er nog een vraag is.

De voorzitter:

Ik zie de heer Heerma. Ik dacht dat hij weg was.

De heer Heerma (CDA):

Dat was omdat mijn vraag over een ander onderwerp gaat, hoewel ik de conclusie deel dat de heer Huizing zich op glad ijs bevindt. In antwoord op de vraag van de heer Verhoeven gaf de heer Huizing aan dat hij erkent dat de publieke omroep met deze bezuiniging zwaarder en harder wordt getroffen dan andere organisaties. Juist omdat hij dat erkent, is het toch niet gek om eerst met elkaar te bezien of de in het regeerakkoord afgesproken mogelijkheden voor extra inkomsten iets opleveren vóór dit besluit erdoorheen te jassen?

De heer Huizing (VVD):

Ik zal maar niet meer ingaan op dat gladde ijs. Blijkbaar is het niet toegestaan om een standpunt over dingen te hebben. Dat wordt meteen in het kader van de beperking van de vrijheid van meningsuiting getrokken. Ik begin daar eigenlijk een beetje genoeg van te krijgen.

Op de concrete vraag van de heer Heerma zeg ik het volgende. Om te beginnen is er altijd iemand die het zwaarst wordt getroffen als je lijstjes maakt. De heer Heerma begon de vorige keer in eerste termijn ook met allerlei lijstjes. Daar begint het mee. Verder is de publieke omroep in alle jaren waarin alle sectoren ook werden getroffen — ik heb het dan alleen nog maar over deze eeuw — totaal buiten schot gebleven. In die zin is er gewoon ook sprake van een inhaalslag.

Voorzitter, mij rest verder niets anders dan te zeggen dat ik het fantastisch vond om onze verjaardag hier samen te vieren.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Huizing (VVD):

We zijn in hetzelfde jaar geboren en ik mag gelukkig constateren dat u de tand des tijds beter hebt doorstaan dan ik.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Huizing. Ook van mijn kant: van harte gefeliciteerd met uw verjaardag!

De heer Van Dam (PvdA):

Laat ik me bij het verjaardagspartijtje aansluiten met de felicitaties voor de voorzitter en de heer Huizing, die zo te zien vandaag beiden hun 43ste verjaardag vieren. Proficiat!

Voorzitter. Het wetsvoorstel waarover we vandaag spreken, gaat over twee hoofdpunten: de regionale omroepen en de landelijke publieke omroep. Ik begin weer bij de regionale omroepen. Ik ben blij dat de staatssecretaris in het debat een aantal punten heeft opgehelderd dan wel heeft toegezegd. Hij heeft gezegd dat het budget voor de regionale omroepen per 1 januari 2014 gewoon wordt geïndexeerd. Het wordt volgend jaar dus niet 143,5 miljoen maar 146,4 miljoen. Hij heeft gezegd dat de frictiekosten die voortvloeien uit bezuinigingen die provincies hebben doorgevoerd, bij de provincies "op de lat" staan, zoals hij het volgens mij formuleerde. Dat betekent dat de provincies die frictiekosten betalen. Die komen dus niet ten laste van dit budget. De staatssecretaris heeft ook gezegd dat als uit rechtszaken nog volgt dat provincies ten onrechte de budgetten hebben gekort, dit zal worden verrekend met de overheveling vanuit het Provinciefonds naar de mediabegroting. Dat vind ik een heel betekenisvolle toezegging. Ik neem overigens aan dat rechters dan niet alleen toetsen of provincies zich aan de wet hebben gehouden — dat zal zo zijn — maar ook of op basis van afspraken tussen het IPO en ROOS de regionale omroepen hadden mogen rekenen op een hogere bijdrage. Die afspraken stonden namelijk. Een aantal provincies heeft zich niet aan die afspraken gehouden. Daar ging het conflict steeds over. Tot slot heeft de staatssecretaris ook aangegeven dat hij wat betreft de toekomstige structuur van de regionale omroepen ook openstaat voor plannen van onderop, mits die leiden tot een bezuiniging van 25 miljoen. Die plannen kunnen anders zijn dan een volledige bestuurlijke integratie in het landelijk bestel.

Ik dank de staatssecretaris voor al deze verhelderingen en toezeggingen. Dat maakt ook dat we volmondig akkoord kunnen gaan met de overheveling van het budget van het Provinciefonds naar de mediabegroting.

Ik kom op de landelijke publieke omroep. In eerste termijn heb ik al gezegd dat de Kamer eind 2015 de beslissing neemt over de eerste tranche van de bezuinigingen uit het regeerakkoord en eind 2016 de beslissing over de tweede tranche. Elk van deze tranches staat voor 50 miljoen. Het is evident dat de bezuinigingen plus de terugloop in de eigen inkomsten van de publieke omroep en de omroepverenigingen een risico vormen voor de programmering van de publieke omroep. We zijn altijd voor een sterke publieke omroep geweest. We willen dus ook dat de publieke omroep kwalitatief goede programma's kan maken en die kan programmeren voor een breed publiek. Daar kwam ook altijd de wens, ook van de publieke omroep, vandaan om drie zenders te hebben. We hebben dus nog twee à drie jaar om te bezien of dat risico kan worden geminimaliseerd door enerzijds besparingen die de programma's niet raken en anderzijds extra inkomsten bij de publieke omroep.

Er is echter nog een risico: de onzekerheid van de Ster. Die onzekerheid wordt door de NPO en BCG gesignaleerd, maar tot op heden nog niet door de Ster zelf. Ik zou het wel prettig vinden als de Ster ook eens een raming maakt voor de komende jaren, waaruit we dan kunnen zien wat de Ster zelf verwacht van de ontwikkeling van de eigen inkomsten. Het is namelijk wel een risico voor de rijksbegroting, een risico voor de begroting van OCW, zo zei ik al. Het BCG-rapport laat zien dat er ook voor de Ster mogelijkheden zijn om de inkomsten te verruimen en dat die mogelijkheden zelfs de te verwachten daling zouden kunnen overstijgen, zonder dat er gegrepen hoeft te worden naar zaken die echt niet bij de publieke omroep passen zoals programmaonderbrekende reclame, het commercieel programmeren van de zenders of te veel reclame op de publieke omroep.

Het lijkt me goed om de komende twee jaar te bezien of we die beide risico's, namelijk die voor de publieke omroep en die bij de Ster, kunnen minimaliseren. Ik zou dat willen markeren met een motie die ik mede namens de heer Huizing indien. Zo hebben we de komende twee à drie jaar om te zien of de inspanningen die we met de motie overeen hopen te komen met de staatssecretaris, voldoende gaan opleveren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is om vanaf 2016 50 miljoen euro structureel te bezuinigen op de mediabegroting en vanaf 2017 daar bovenop nog eens 50 miljoen euro;

overwegende dat de Ster geld verdient voor de rijksbegroting op basis van het uitgangspunt dat de inhoudelijke opdracht van de publieke omroep leidend is bij het maken van programma's en de programmering en dat het publieke karakter van de publieke omroep onderscheidend moet zijn ten opzichte van commerciële omroepen;

spreekt uit dat uitgangspunt is dat de bezuinigingen op de landelijke publieke omroep en de autonome terugloop van de eigen inkomsten van de landelijke publieke omroep deels worden gerealiseerd met bezuinigingen die niet de programmering raken en verder worden gecompenseerd door de publieke omroep in staat te stellen, extra eigen inkomsten te realiseren en eventuele extra inkomsten die voortkomen uit de exploitatie van de Ster;

verzoekt de regering, in elk geval de volgende zaken uit te werken:

  • -bezuinigingsmogelijkheden op distributie zoals de "free to air"-distributie door de ether en de "free to view"-distributie via de satelliet;

  • -besparingsmogelijkheden op de auteursrechtelijke vergoedingen die de publieke omroep moet afdragen gelet op de dalende programmabudgetten;

  • -verschillende varianten voor het verhogen van de distributievergoeding die de publieke omroep ontvangt van pakketaanbieders, waaronder het zo veel als mogelijk versterken van de onderhandelingspositie van de publieke omroep;

  • -een plan om eventuele wettelijke en organisatorische belemmeringen weg te nemen voor de exploitatie van Video-On-Demand en abonnementsdiensten, sponsoring voor zover die past bij het publieke karakter van de publieke omroep, merchandise, de verkoop van content en formats en alle andere nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten uit het rapport van BCG;

  • -mogelijkheden om de verdiencapaciteit van de Ster te vergroten, waarbij gekeken kan worden naar onder meer opties uit het BCG-rapport met uitzondering van de opties "commercieel programmeren" en "programmaonderbrekende reclame op TV" zodanig dat de hoeveelheid reclame blijft passen bij het publieke karakter van de publieke omroep en het uitgangspunt blijft dat de inhoudelijke opdracht van de publieke omroep leidend is en de Ster-inkomsten daaruit volgend;

verzoekt de regering tevens om ervoor zorg te dragen dat deze opties waar mogelijk al in 2014 worden geïmplementeerd en de Kamer in elk geval voor de behandeling van de mediabegrotingen voor 2016 en 2017 een evaluatie te doen toekomen van het resultaat van deze inspanningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Huizing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (33664).

De heer Klein (50PLUS):

Ik heb een actieplan gevraagd aan de staatssecretaris en dat kwam maar niet, maar nu komt de heer Van Dam met een actieplan. Hij gaat het gewoon keurig invullen. Is het niet verstandig om even de resultaten op dit lijstje af te wachten en dan te stemmen over de bezuinigingsvoorstellen? Dan kunnen we eerst die uitwerking goed bekijken. Stelt de heer Van Dam voor om dit eerst in stemming te brengen en het daarna rustig uit te stellen in lijn met de motie van de heer Van Dijk?

De heer Van Dam (PvdA):

Wat de heer Klein vraagt, is precies de manier waarop het gaat. Ik dien geen actieplan in. Ik heb een motie ingediend die de staatssecretaris verzoekt om op vijf punten het een en ander nader uit te werken. Ik heb namelijk de overtuiging dat dit de bezuinigingen en de terugloop van autonome inkomsten zou moeten kunnen compenseren. We vragen de staatssecretaris in de motie tevens om in elk geval bij de behandeling van de mediabegrotingen voor 2016 en 2017 te evalueren wat dit heeft opgeleverd. Dat is ook het moment dat deze Kamer gaat besluiten over de bezuinigingen. De wet die wij vandaag behandelen maakt die besluitvorming alleen mogelijk, maar dit is geen besluitvorming over de bezuinigingen. Die volgt eind 2015 voor de eerste tranche en is in 2016 voor de tweede tranche. Bij die besluitvorming kunnen wij als Kamer de resultaten van al deze inspanningen betrekken.

De heer Verhoeven (D66):

Ik vind het een rare motie. Ik vind het ook raar dat de heer Van Dam in zijn inbreng steeds zei dat deze wet zo onbelangrijk is. Dat is namelijk niet waar; het gaat gewoon om een wet die bepaalt dat we 100 miljoen gaan bezuinigen op de publieke omroep. Ik heb twee korte vragen aan de heer Van Dam. Allereerst: wat is er gebeurd met het PvdA-standpunt over een reclamearme of -vrije publieke omroep? De Partij van de Arbeid staat hier nu namelijk te trompetteren dat wat meer reclame wel kan. Mijn tweede vraag gaat over draagvlak. De heer Van Dam heeft het in het afgelopen jaar voortdurend gehad over draagvlak voor dit besluit. Het enige draagvlak dat hij nu heeft, is van de PVV en de VVD. Is dat het draagvlak waar de heer Van Dam vandaag gelukkig van wordt?

De heer Van Dam (PvdA):

Dit zijn drie dingen. De heer Verhoeven vindt heel veel raar. Wat ik ook raar vind, is dat hij dinsdag in het debat hier een grote mond opentrok, maar die grote mond niet waarmaakte op de plekken waar het er echt toe deed. Zelf weet hij precies waar ik het over heb. En die reclamearme publieke omroep, minder gestoeld op financiering uit reclame, is een langetermijnambitie die ik graag zou hebben op het moment dat wij met elkaar tot overeenstemming zouden kunnen komen over de financiering die daarvoor nodig is. Wij weten allemaal dat op dit moment ongeveer 200 miljoen van de financiering uit Ster-inkomsten komt. Als we dat willen verminderen en we willen een publieke omroep die nog net zo sterk is, zal dat dus meer belastinggeld kosten. Ik wil dat debat in het kader van de toekomstverkenning best aangaan, wat dit gaat over een langetermijnstrategie en het zou weleens goed zijn als wij als politiek gingen werken met wat meer langetermijnstrategieën voor de publieke omroep. Zoals bekend heb ik bij de vorige wetsbehandeling een amendement ingediend, dat ook is aangenomen, over de financiering van de publieke omroep. Dat maakt het mogelijk om meer na te denken over de publieke omroep op de lange termijn. Ik ben het derde punt vergeten, maar ik weet niet of dat er erg toe deed.

De heer Verhoeven (D66):

Dat ging over het draagvlak.

De heer Van Dam (PvdA):

O ja, ik weet het weer.

De heer Verhoeven (D66):

Ik had gevraagd of het draagvlak van PVV en VVD, dus van die twee partijen, datgene is wat de heer Van Dam in het afgelopen halfjaar heeft gezocht.

De heer Van Dam (PvdA):

Nee. Het lijkt me voor de besluitvorming over deze bezuinigingen met betrekking tot eind 2015 en eind 2016 ook een buitengewoon beperkt draagvlak. Ik zei in eerste termijn al dat ik hoop dat de PVV na 2015 in de Eerste Kamer geen rol van betekenis meer speelt en dat de coalitie dan in ieder geval niet de PVV-stemmen in de Eerste Kamer nodig heeft. Ik denk en hoop dat dat er dan sowieso weinig zullen zijn. Maar ik hoop dus dat er een breder draagvlak kan ontstaan. De agenda die ik net, met deze motie, op tafel heb gelegd, zou dat mogelijk moeten maken, omdat eind 2015 duidelijk wordt hoeveel de compensatie die de coalitie voor ogen had bij deze bezuinigingen, heeft opgeleverd.

De voorzitter:

Ook voor u een korte vraag, meneer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zo kent u mij, voorzitter. Volgens mij zijn de heer Van Dam en ikzelf niet gelukkig met deze bezuiniging. Hij vroeg net aan mij of ik een alternatieve dekking heb. Dat was een terechte vraag. Ik heb wat opties genoemd: je kunt een politieke discussie voeren, je kunt naar andere ministeries kijken, bijvoorbeeld Defensie. Ik neem die vraag echter heel serieus. Als hij mij dat vraagt, opent hij dus de mogelijkheid om daar serieus naar te kijken. Dit is ook de wedervraag die ik hem stel: zullen we dat doen? En als hij dit met me eens is — hij vroeg het niet voor niets aan mij — erkent hij dan dat het overhaast is om vandaag te moeten besluiten om via deze wet vast te leggen dat we 100 miljoen gaan bezuinigen?

De heer Van Dam (PvdA):

De heer Van Dijk volhardt in een misvatting, namelijk dat je met deze wet een bezuiniging doorvoert. Ik snap dat hij dat doet, ik snap ook dat hij dat heel bewust doet. Maar dat is niet zo. Het klopt dat er een wettelijke barrière is voor het realiseren van de bezuinigingen. Die wettelijke barrière wordt hiermee weggenomen. Dat betekent nog steeds dat de Kamer eind 2015 en eind 2016 moet besluiten over deze bezuiniging. Dat is het moment waarop de besluitvorming hier plaatsvindt, namelijk als het kabinet de mediabegroting voor 2016 en daarna die voor 2017 voorlegt aan deze Kamer. Dat is het moment van besluitvorming. De heer Van Dijk heeft dus nog twee à drie jaar de tijd om met serieuze dekkingen te komen en eens met een serieus financieel beleid te komen. Als de SP daarin slaagt, dan geldt voor de SP hetzelfde als voor alle andere oppositiepartijen, namelijk dat deze coalitie steeds heeft gezegd: wij zijn bereid om serieus te kijken naar alternatieven vanuit de oppositie, mits die ook op een fatsoenlijke wijze worden gedekt. En laten wij eerlijk zijn, in dat laatste is de SP nooit heel goed geweest.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Dam. Dan zijn wij hiermee aan het eind gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer. De staatssecretaris heeft om een korte schorsing gevraagd.

De vergadering wordt van 14.10 uur tot 14.15 uur geschorst.

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Dank aan de leden van de Kamer voor dit constructieve debat. Wij zijn elkaar niet op alle punten genaderd en het wetsvoorstel zal waarschijnlijk niet op unanimiteit kunnen rekenen. Ik zie echter ook dat een aantal partijen, bijvoorbeeld D66 en het CDA — de ChristenUnie deed niet mee in het debat, maar stelde zich in eerste termijn wel constructief op — door een uitwisseling van argumenten op een aantal punten elkaar ook wel weer genaderd zijn. Dat betreft bijvoorbeeld zaken die wij in de toekomst willen, zoals de voorstellen die worden geïnventariseerd in het BCG-rapport. Dit laat maar zien dat een goed debat ergens goed voor is.

Ik ga eerst in op de gestelde vragen, alvorens ik de moties bespreek. Er is gesproken over draagvlak, ook draagvlak bij de Nederlandse Publieke Omroep. Zodra de contouren van deze wet die door beide Kamers heen gaat, helder zijn, moeten wij echt snel om de tafel gaan zitten. Ik geloof ook dat het helpt als we duidelijk zijn over het perspectief voor 2015 en 2016 en dat dan ook de NPO zich constructief zal opstellen.

De heer Verhoeven riep op om in de aanloop naar de discussie in het voorjaar over de toekomstverkenning niet alles vast te leggen. Ik neem dit mee. Ik wil echt in het voorjaar een serieus en constructief debat voeren over de contouren van het toekomstige bestel en de inhoud van de programmering. Het is dus een goede suggestie, die ik graag omarm.

De heer Van Dam stelde een aantal vragen en vatte een aantal toezeggingen samen die ik gedaan zou hebben over de regionale omroep. Op één of twee punten wil ik een korte kanttekening maken. Voor de rest moeten dan de Handelingen van de eerste termijn er maar bij worden gehaald. Ik heb het gezegd zoals ik het heb gezegd. Het moet om verhaalbare frictiekosten gaan. Elke organisatie heeft wel eens frictiekosten maar kan niet altijd automatisch naar haar subsidiegever voor een vergoeding. Daar zijn altijd regels en afspraken over en desnoods bepaalt de rechter het. Als het wel zou kunnen, moet helder zijn dat frictiekosten als gevolg van bezuinigingen door de provincies ook door de provincies moeten worden vergoed. In verband met de budgetten waarop men had kunnen rekenen, noemde de heer Van Dam het convenant van het IPO en de uitspraak van de rechter. Ik houd aan dat laatste vast. Wat de rechter daarover zegt, vind ik heel belangrijk. Er schijnt inderdaad nog licht tussen, maar de uitspraak van de rechter is uiteindelijk het belangrijkste ijkmoment.

Ik ga nu in op de moties, want dan kom ik er ook over te spreken. Ik begin met de motie-Heerma op stuk nr. 12 over onderzoek naar de tv-taks en de manier waarop het verschil tussen de 1,1% in de eerste schijf inkomstenbelasting en de reële uitgaven kan worden verkleind. Ik wil de motie om een aantal redenen ontraden. Om te beginnen is er geen tv-taks. Het is geen doelheffing. Verder heeft zo'n onderzoek weinig zin, want de uitkomst staat bij voorbaat vast. Het verschil kan verkleind worden door de belastingen te verlagen dan wel de uitgaven voor de publieke omroep te verhogen. Het heeft weinig zin om daarnaar onderzoek te doen.

De voorzitter:

De heer Heerma is helaas niet aanwezig in verband met een verplichting elders. Hij heeft een ander debat.

Staatssecretaris Dekker:

Ik weet het, maar dan kan hij in de Handelingen nalezen wat mijn antwoord is.

Voor mijn reactie op zijn tweede motie is het wel lastig dat hij er niet is, omdat ik een aantal punten zou willen verifiëren. De heer Van Dam heeft dat gedeeltelijk al gedaan in zijn interruptie. De vraag is of wat de onafhankelijkheid van de regionale omroepen betreft een heldere knip gemaakt kan worden tussen de bestuurlijke organisatie en de redactionele organisatie. Als het alleen betrekking heeft op dat laatste — ik proefde dat in de woorden van de heer Heerma — kan ik er al een stuk verder in meegaan. Ik wil hem dan wel het volgende meegeven. In de considerans staat "van mening dat regionale omroepen autonoom (…)". Ik vind het belangrijk om daar wel enige ruimte in te hebben. Als hij stelt dat alles nu moet blijven zoals het is, kan ik er niet mee akkoord gaan. Als hij het belangrijk vindt dat redacties straks autonoom zijn en een bepaalde ruimte hebben om samenwerkingen aan te gaan, alsmede dat er een heldere programmering en een helder aanbod moet overblijven, maar dat er wel wat mag veranderen, sta ik al een stuk sympathieker tegenover deze motie. Aangezien de heer Heerma constructief was in het debat, probeer ik ook constructief ten opzichte van hem te zijn. Voor het gemak ga ik er maar even van uit dat de interpretatie die ik eraan geef ook de zijne is. In dat geval laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.

De motie van de heer Van Dijk op stuk nr. 15 moet ik echt ontraden, want hij verzoekt de regering daarin om de bezuinigingen op de lange baan te schuiven zonder daarbij een dekking aan te geven. Financieel-technisch kan dat niet.

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijk, u mag een korte opmerking of reactie plaatsen, maar de discussie niet opnieuw beginnen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nee. Ik heb gezegd dat het helemaal mijn voorkeur niet heeft om 100 miljoen te bezuinigen. Dat staat ook in het amendement waar de staatssecretaris straks op komt. Met deze motie wordt slechts voorgesteld om het besluit om 100 miljoen te bezuinigen, uit te stellen. Als ik inga op de enigszins technocratische redenering van de heer Van Dam, gebeurt dit nu in feite. We maken de weg nu vrij om 100 miljoen te bezuinigen, maar we kunnen de komende twee jaar bekijken hoe we dat gaan doen. Als we daarin meegaan, zou de staatssecretaris deze motie eigenlijk als "praktijk" moeten bestempelen en het oordeel erover aan de Kamer moeten laten. Is dat juist?

Staatssecretaris Dekker:

Dat betreft mijn laatste opmerking, waarover ik twijfelde of ik hem in mijn intro zou gebruiken of bij de motie van de heer Van Dam. Het parlement stelt natuurlijk ieder jaar opnieuw de begroting vast. Dat doen we nu voor 2014 en straks voor 2015. We doen het ook voor de begrotingen voor 2016 en 2017. Met vaststelling van deze wet en met vaststelling van de meerjarenbegroting is de 100 miljoen voor de Mediabegroting er in 2017 gewoon niet meer. In '16 of '17 kun je dus wel anders besluiten, maar dan zul je toch dekking moeten vinden. Het is niet zo dat er straks met het aannemen van de wet en straks met het aannemen van de begroting nog steeds ergens een potje is met 100 miljoen waarover we pas over twee jaar beslissen. Dat is gewoon weg. Dat laat onverlet dat er altijd sprake kan zijn van voortschrijdend inzicht, dat we ieder jaar opnieuw de begroting vaststellen en dat daarin van alles kan wijzigen. De contouren zijn echter wel dat het vanaf '16/'17 met 100 miljoen minder moet. Ik wil daaraan vasthouden en ten opzichte van de publieke omroep eerlijk zijn over de toekomst.

Het onderwerp van de motie op stuk nr. 16 zit ook in de motie op stuk nr. 20. De Kamer heeft gehoord wat ik daarover heb gezegd. Ik heb de Kamer gehoord. Ook daarom is dit debat heel goed geweest. Ik laat het oordeel over de motie op stuk nr. 16 aan de Kamer, want ook ik zie weinig in programmaonderbrekende reclame.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 17. Ik kan een heel eind meegaan met de oproep van de heer Verhoeven om straks bij de regionale omroep zo veel mogelijk efficiency te vinden. Ik heb dat in eerste termijn ook gezegd. Ik vind dat wij dan, net zoals bij de landelijke publieke omroep, moeten kijken naar efficiency in termen van organisatie, maar wellicht ook naar programmaefficiency, dus hoe je je programmering dusdanig kunt invullen dat dit een bijdrage levert aan deze slag. Ik ben bereid om met plannen daarvoor te komen, maar dan wel zonder op voorhand de garantie te geven dat het allemaal daarin te vinden zal zijn. Het kan een combinatie worden van organisatie en integratie aan de ene kant en programmaefficiency aan de andere kant. Wellicht kan het ook voor een klein deel in de programma's zelf landen, ook al wil ik dat zo veel mogelijk vermijden. De opdracht die mij in de motie wordt gegeven, namelijk om het maar bij één onderwerp te halen, is wat mij betreft te beperkend. Ik ontraad de motie dan ook.

De heer Verhoeven (D66):

Ik begrijp het niet helemaal, want ik vraag alleen maar om een cijfermatige onderbouwing. Ik zeg dus niet dat het op een bepaalde manier moet, maar dat de manier waarop het zal worden gedaan, onderbouwd moet worden. Ik doe dat om die 25 miljoen aan efficiency wat tastbaarder te maken. Ik vind het prima dat de staatssecretaris de motie ontraadt, maar dan niet op basis van de uitleg die hij zojuist gaf, want dan begrijpt hij mijn motie anders dan ik haar heb bedoeld.

Staatssecretaris Dekker:

Misschien kan ik de heer Verhoeven tegemoetkomen. Een nadere uitwerking en een berekening van de manier waarop de efficiencytaakstelling wordt uitgevoerd — dat is dus een onderzoek à la het eerste rapport van de Boston Consultancy Group over die 127 miljoen landelijk — zal ik de Kamer doen toekomen. Dat plan zal overigens wel in samenwerking met de regionale omroep worden opgesteld. Als u mij dat vraagt, heb ik geen probleem met de motie. Ik wil echter niet de verwachting wekken dat die 25 miljoen volledig gevonden kan worden in efficiencymaatregelen.

De voorzitter:

Mijnheer Verhoeven, ik geef u het woord, maar alleen om te bevestigen dat dit de juiste uitleg is.

De heer Verhoeven (D66):

Deze uitleg is prima. Als de staatssecretaris dit al van plan was, dan is de motie natuurlijk overbodig en trek ik haar in. Als hij het oordeel over de motie aan de Kamer laat omdat hij het op die manier gaat doen als de motie wordt aangenomen, dan heeft de motie natuurlijk wel waarde. Maar als het toch al gebeurt zoals ik in de motie vraag, dan …

Staatssecretaris Dekker:

Ik denk dat de motie overbodig is als u bedoelt dat u straks een nadere uitwerking wilt zien van hoe de efficiency precies landt en wordt ingevuld. Dat komt aan de orde in het plan.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter, dan trek ik de motie op stuk nr. 17 in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Verhoeven (33664, nr. 17) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik ontraad de motie op stuk nr. 18, ook omdat we een eerlijk verhaal moeten vertellen. De heer Verhoeven zegt dat eventuele andere afspraken over de distributie niet mogen leiden tot kosten voor bedrijven en consumenten. De rekening moet natuurlijk wel een keer worden betaald! Als de uitkomst van de onderhandelingen is dat er meer betaald moet worden voor de doorgifte van de programmering, dan moeten die bedrijven dus meer gaan betalen. Ik vind dat overigens geen lastenverzwaring, want volgens mij is er dan alleen maar sprake van een marktconformere prijs. Verder wil ik voorkomen dat het een-op-een aan de consument wordt doorberekend. Ik heb daar namelijk in eerste termijn een toezegging over gedaan. De motie gaat nog een tandje verder en doet daarmee geen recht aan de realiteit.

De motie op stuk nr. 19 ontraad ik, omdat die motie haaks staat op mijn streven naar een compacter bestel. Ik vind het belangrijk dat we Nederlands drama overeind houden, maar over de vraag of we aparte organisaties moeten behouden om daarin te voorzien, verschil ik van mening met de heer Klein.

Tot slot mijn oordeel over de motie van de heren Van Dam en Huizing op stuk nr. 20. Deze motie verwoordt in mijn ogen op een goede manier de lijnen die in dit debat in het zand zijn getrokken. Ik kan goed uit de voeten met de motie en ik hoop dat zij niet alleen op steun kan rekenen van de twee regeringspartijen, maar, gezien het debat en de opmerkingen die hierover zijn gemaakt, wellicht ook breder.

De voorzitter:

Volgens mij moet u ook nog een aantal amendementen van een oordeel voorzien. Is dat juist of is dat al schriftelijk gedaan?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter, ik heb nog een korte vraag over de motie op stuk nr. 20. Geldt daarvoor niet hetzelfde als voor de motie van de heer Verhoeven? Staat er met andere woorden iets in wat u niet zou doen als die motie niet was ingediend?

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijk, het is gebruikelijk dat alleen de indiener vragen stelt over het oordeel over een motie, maar goed … Een korte reactie van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Dekker:

De motie bevat de opdracht om een aantal dingen uit te zoeken. Ze bevat verder ook de opdracht aan de Ster en de publieke omroep om zich maximaal in te spannen. Een uitspraak van het parlement en dan het liefst een zo breed mogelijk gedragen uitspraak is heel erg goed als een steun in de rug voor zowel het kabinet als de partijen die nodig zijn voor het draagvlak om het uiteindelijk te kunnen realiseren. Met "partijen" bedoel ik natuurlijk de partijen buiten de Kamer, de NPO en de Ster. Wij gaan namelijk niet die eigen inkomsten genereren; dat moeten ze echt zelf doen. Ik denk dat een brede oproep aan alle betrokkenen heel erg goed zou zijn als een steun in de rug bij het verdere proces. Ik denk dat een brede oproep aan alle betrokkenen heel goed zou zijn. Dat zou een steun in de rug zijn in het verdere verloop van het proces.

De voorzitter:

Heeft de staatssecretaris het amendement-Heerma/Van Dijk op stuk nr. 14 al van een reactie voorzien? Volgens mij is dat niet het geval.

Staatssecretaris Dekker:

Ik heb de tekst van het amendement op stuk nr. 14 hier voor me. Misschien kan het amendement op stuk nr. 10 mij even worden aangereikt. Ik moet het amendement op stuk nr. 14 ontraden, met dezelfde argumentatie waarmee ik ook een motie heb ontraden. Het komt namelijk neer op het terugdraaien van de bezuiniging van 100 miljoen en daar wordt ook geen dekkingsvoorstel voor gegeven.

Ik heb de tekst van het amendement op stuk nr. 10 nu ook in handen. Dat amendement heeft betrekking op de hoogte van het bedrag dat uit het Provinciefonds wordt gehaald. Ik ontraad ook dat amendement. Ik heb in eerste én tweede termijn aangegeven dat ik wil vasthouden aan de afspraken met het IPO over de vaststelling van dat bedrag. Het is bekend hoe het gaat: in het overleg over de financiële verhoudingen gelden allerlei spelregels. Als wij dit zouden doorvoeren, moeten de provincies bezuinigen op de aanleg van wegen of op het beheer van natuur. Dat zou ik onwenselijk vinden. Ik vind het bedrag van 143,5 miljoen alleszins redelijk.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen volgende week dinsdag over de ingediende moties, amendementen en het wetsvoorstel stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven