33 426 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radioprogrammakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen

Nr. 40 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN DAM EN HUIZING TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 381

Ontvangen 2 juli 2013

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel F, wordt aan artikel 6.13, tweede lid, een volzin toegevoegd, luidende: Bij ministeriële regeling kunnen diensten worden aangewezen waarvan het signaal als integraal onderdeel van de programmakanalen moet worden doorgegeven en kunnen nadere regels worden gesteld voor de doorgifte van deze diensten.

Toelichting

In de vorig jaar door het parlement aanvaarde wijziging van de Telecommunicatiewet is op basis van het amendement Verhoeven c.s. (32 549, nr. 29) artikel 7.4a opgenomen. Dat artikel legde de zogeheten netneutraliteit vast. Daarmee is gegarandeerd dat een internetaanbieder zijn positie als schakel tussen consument en internet niet mag gebruiken om diensten van derden te belemmeren of te vertragen. Dat voorkomt onder meer oneerlijke concurrentie tussen de aanbieder van internettoegang die vaak zelf ook diensten aanbiedt enerzijds en concurrerende dienstenaanbieders anderzijds. Omroepnetwerken en omroepsignalen hebben een specifieke positie die is vastgelegd in de Mediawet. Naar analogie van de netneutraliteit is ook hier het blokkeren, bewerken of vervangen van delen van het omroepsignaal niet wenselijk. De regering heeft dat onderkend met de vastlegging dat programmakanalen ongewijzigd dienen te worden verspreid. De voorliggende wetstekst maakt echter niet geheel duidelijk of die waarborg geldt voor het integrale signaal zoals dat door zenders wordt aangeboden. Concreet gaat het daarbij om faciliteiten die worden meegezonden met het hoofdsignaal. Te denken valt daarbij onder andere aan faciliteiten ten behoeve van ondertiteling, gesproken ondertiteling voor blinden en slechtzienden, het nog relatief onbekende HbbTV en de daarmee meegezonden digitale informatie, het RDS-signaal, of andere diensten die worden meegezonden via dezelfde transmissieruimte als die wordt gebruikt voor de verspreiding van radio of televisieprogramma’s. Met dit amendement wordt daartoe de mogelijkheid gecreëerd bij ministeriële regeling diensten aan te wijzen waarvan het signaal als integraal onderdeel van een programmakanaal moet worden doorgegeven. Ook kunnen nadere regels worden gesteld aan die doorgifte. Met behulp van deze bepaling kan bijvoorbeeld de doorgifte van gesproken ondertiteling worden zeker gesteld. Maar ook kan de doorgifte van HbbTV of andere interactieve diensten, de doorgifte van het RDS-signaal of de ongewijzigde doorgifte van het geluidssignaal middels de ministeriële regeling worden gegarandeerd indien marktpartijen onderling daarover geen overeenstemming kunnen bereiken. Indiener benadrukt dat het in het algemeen belang is dat dergelijke diensten van publieke en commerciële omroepen de kijker en luisteraar kunnen bereiken. Deze diensten zijn onderdeel van het programma-aanbod en het kunnen bereiken van kijkers en luisteraars is essentieel voor de ontwikkeling van deze diensten en voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de producenten en omroepen in Nederland. Door de doorgifteverplichting niet in de wet op te nemen maar een ministeriële regeling in het leven te roepen waarin die doorgifteverplichting kan worden geregeld, wordt het kabinet in staat gesteld eerst met betrokken partijen in overleg te treden om de onderlinge problemen zonder extra regelgeving op te lossen. Tevens kan het kabinet zekerstellen dat de betreffende doorgifteverplichtingen niet strijdig zijn met de Europese regels. Die bieden ruimte voor doorgifteverplichtingen mits die in het algemeen belang zijn en aan een beperkt aantal voorwaarden voldoen.

Van Dam Huizing


X Noot
1

Vervanging in verband met een wijziging in de toelichting.

Naar boven