29 VAO politie

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 3 april 2012 over de politie.

De voorzitter:

Ik heet de minister en zijn medewerkers van harte welkom in de plenaire zaal van de Tweede Kamer. Er hebben zich vijf sprekers aangemeld voor een inbreng. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Berndsen namens de D66-fractie.

Mevrouw Berndsen (D66):

Voorzitter. In elk algemeen overleg of wetgevingsoverleg dat wij hebben, komt de capaciteit van de politie aan de orde, of liever gezegd de te geringe capaciteit van de politie. Ik blijf toch proberen om de minister te verleiden, daar iets aan te doen op een bepaalde manier. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering 500 politieagenten voltijds wil inzetten als dierenpolitie;

overwegende dat de regering vele prioritaire taken heeft toegewezen aan de politie;

van mening dat voor de uitvoering van alle toegewezen politietaken de volle politiesterkte benodigd is;

roept de regering op, de functie van dierenpolitie voor de betreffende agenten in te vullen als taakaccent, zodat zij tevens behouden blijven voor het overige politiewerk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 301 (29628).

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. De dierenpolitie heeft in een paar maanden tijd ruim 40.000 meldingen afgehandeld. In ruim 10.000 gevallen heeft dat geleid tot een daadwerkelijke inzet geleid. Er zijn honderden dieren in beslag genomen. De dierenpolitie doet dus veel en goed werk. Mevrouw Berndsen moet als geen ander weten dat taakaccenthouderschap er in het verleden ook al was, maar dat de taak van de dierenpolitie daarmee dus niet van de grond kwam. Ik zou graag een reactie willen op mijn stelling dat wat mevrouw Berndsen nu doet, partijpolitiek bedrijven is, en dat zij daarmee willens en wetens de dierenpolitie de nek omdraait.

Mevrouw Berndsen (D66):

Volgens mij bedrijven we hier allemaal partijpolitiek. Daar zijn we voor ingehuurd. Om even serieus te reageren op wat de heer Bontes zegt: ik weet inderdaad uit eigen ervaring dat het via taakaccenten heel goed mogelijk is om als dierenpolitie op te treden. Dat is in mijn eigen regio veelvuldig voorgekomen, bijvoorbeeld in de roofvogelhandel. Daar waren die vrijgestelde dierenpolitieagenten niet voor nodig.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. Ik ben het daar niet mee eens. Het taakaccenthouderschap heeft geleid tot vele plankzaken, of tot zaken gerelateerd aan dieren die niet werden opgepakt. Wat mevrouw Berndsen hier nu doet, is willens en wetens de dierenpolitie de nek omdraaien. Ik vind dat niet kunnen.

Mevrouw Berndsen (D66):

Voorzitter. Ik draai niemand de nek om, ook dieren niet. Dat zou ik niet eens kunnen. Ik vind het wel een beetje hypocriet dat de heer Bontes hier zegt dat er sprake zou zijn van plankzaken in dierenaangelegenheden, terwijl er ik weet niet hoeveel plankzaken zijn inzake kinderporno. Daar hoor ik de heer Bontes niet over.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Hazekamp nog een vraag heeft.

Mevrouw Hazekamp (PvdD):

Mevrouw Berndsen heeft het over taakaccenten als het gaat om de dierenpolitie. Ik wil graag weten of dat ook geldt voor andere politieagenten die gespecialiseerd zijn en vrijgesteld, zoals bijvoorbeeld de zedenpolitie.

Mevrouw Berndsen (D66):

Nee, want om zedenrechercheur te kunnen zijn, heb je wel een wat langdurigere opleiding nodig. Dat is toch wel ietwat ingewikkelder dan de aanpak van dierenleed, om het zo maar te zeggen. Er wordt bij de politie veelvuldig gewerkt met taakaccenten.

Mevrouw Hazekamp (PvdD):

Ik ben benieuwd of mevrouw Berndsen op de hoogte is van de relatie die er is gevonden tussen bijvoorbeeld zedenzaken en dierenmisbruik. Vindt zij daarom niet ook dat de dierenpolitie ook met het oog op menselijk leed een heel belangrijke taak vervult, die door andere agenten niet vervuld kan worden?

Mevrouw Berndsen (D66):

Dit verhaal wordt ook altijd door de PVV gehouden. Dat weet de collega van de Partij voor de Dieren niet, want zij is nog niet zo veel bij overleggen over de politie geweest. Ik vind dat echt veel te ver gaan. Er is absoluut geen causaal verband aangetoond tussen dierenleed en seksueel misbruik van kinderen. Als er gewelddadigheden met dieren plaatsvinden in een gezin, is het mogelijk dat deze ook met kinderen plaatsvinden. Het gaat mij echter veel te ver om die twee zaken aan elkaar vast te knopen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Vandaag hebben de schoonmakers een heel groot succes geboekt. Zij hebben een principeakkoord gesloten in de cao-onderhandelingen. Ik hoop dat deze minister dat straks ook kan zeggen over de politie. Ik weet dat men is begonnen met de informele gesprekken. Ik hoop dat men snel overgaat op nieuwe onderhandelingen en dat de minister daar iets meer over kan zeggen.

Er zijn ontzettend veel zaken aan bod gekomen, maar niet verder afgehandeld. Daarom wil ik drie moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat bij de berekening van de politiesterkte aspiranten niet voor 100% mee worden geteld, maar voor dat deel dat zij daadwerkelijk bijdragen aan het uitvoeren van politietaken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 302 (29628).

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Is er een verschil tussen de wijze van berekenen van dit kabinet en die van het vorige?

Mevrouw Kooiman (SP):

Mijn partij heeft in beide kabinetten niet gezeten. Als het voorgaande kabinet inderdaad dezelfde berekening heeft gemaakt, ben ik blij dat ik dit vandaag weer aan de orde stel, samen met mevrouw Kuiken, wier partij wel in het vorige kabinet zat. Zij stelt het ook niet op prijs. Ik vind het geen juiste gang van zaken en daarom stel ik het aan de orde. We moeten dat veranderen.

Mijn volgende moties gaan over de nationale politie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat de invoering van de nationale politie niet leidt tot sluiting van politieposten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 303 (29628).

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Is mevrouw Kooiman het met mij eens dat het openhouden van politieposten geen doel op zichzelf is? Het gaat om een effectieve politiezorg.

Mevrouw Kooiman (SP):

Mijn doel is dat politiezorg altijd dicht in de buurt is. Als je politieposten schrapt, is de politie naar mijn mening niet dichtbij. Het lijkt me goed als we serieus blijven bekijken of we de posten open kunnen houden. Hierdoor kan de wijkagent in de buurt behouden blijven.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Het uitgangspunt dat mevrouw Kooiman nu verwoordt, is anders dan dat in de motie. In de motie staat in feite letterlijk dat het een doel op zichzelf is om politieposten open te houden.

Mevrouw Kooiman (SP):

Daarmee houden we de politiezorg dicht in de buurt. Zo hebben mensen altijd een plek waar ze kunnen aankloppen.

Mevrouw Berndsen (D66):

De stelling van mevrouw Kooiman in de motie is wel heel absoluut. Weet mevrouw Kooiman dat het door middel van moderne technieken, bijvoorbeeld een laptop, heel goed mogelijk is dat een wijkagent in een buurthuis gaat zitten? Hierdoor is de politie eigenlijk nog veel dichter in de buurt dan wanneer het politiebureau wordt opengehouden.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik vind het heel prettig dat wijkagenten inmiddels zo werken en steeds meer naar buurthuizen gaan. Dat juich ik alleen maar toe. Ik denk dat dit ook een primaire taak is van de politie. Daarnaast vind ik het ook belangrijk dat er een post is in de buurt waar agenten kunnen werken en waar mensen altijd terechtkunnen. Daarom heb ik deze motie ingediend.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik heb veel moeite met deze motie, onder andere omdat ik weet hoeveel capaciteit er nodig is om een politiepost überhaupt open te houden. Ik raad mevrouw Kooiman aan, daar nog eens goed naar te kijken.

Mevrouw Kooiman (SP):

Juist omdat ik er al goed naar heb gekeken, vind ik het zo jammer dat er op dit moment veel discussie wordt gevoerd over de mogelijke sluiting van meer posten bij de invoering van de wet rond de nationale politie. Juist daarom heb ik deze motie ingediend.

Ik wil nog een laatste motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat de invoering van de nationale politie onder geen beding ten koste mag gaan van de politiesterkte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 304 (29628).

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ook ik ben benieuwd hoe het staat met de onderhandelingen. Zijn ze weer gestart of zijn de informele gesprekken nog steeds gaande? Ik vind echter ook dat je je moet houden aan afspraken die in het verleden zijn gemaakt. Een man een man, een woord een woord. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat politieagenten in de frontlinie zwaar en uiterst belangrijk werk doen en dat ze daarvoor een passende waardering verdienen;

constaterende dat er in het verleden cao-afspraken zijn gemaakt die in deze onderhandelingen opnieuw ter discussie worden gesteld;

verzoekt de regering, reeds bij eerder afgesloten cao's gemaakte afspraken over de inrichting van het functiehuis te respecteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken, Slob, Hazekamp en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 305 (29628).

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik zei al dat het politiewerk zwaar en belangrijk is. Ook in het afgelopen weekend was weer sprake van vier incidenten met geweld tegen politieagenten. Helaas resulteert dat soms ook in een posttraumatisch stresssyndroom bij mensen. Mij bereiken steeds meer signalen die erop duiden dat deze mensen terechtkomen in een beroepscommissie en vervolgens worden ontslagen. Dat leidt tot heel veel onduidelijkheid. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog grote verschillen bestaan tussen de verschillende politiekorpsen in de omgang met PTSS;

constaterende dat hierdoor politieagenten, bij wie PTSS is vastgesteld, door hun werkgever soms slecht worden behandeld en geprobeerd wordt hun dienstverband te beëindigen;

verzoekt de regering, onafhankelijk onderzoek te laten doen naar het aantal agenten bij wie PTSS is vastgesteld, het aantal arbeidsconflicten dat deze agenten hebben en de uitkomst van de hieruit voortvloeiende beroepszaken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Berndsen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 306 (29628).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik memoreer eerst kort twee feestelijke aangelegenheden. Allereerst uw verjaardag. Van harte gefeliciteerd namens de fractie van de ChristenUnie met het bereiken van de eerbiedwaardige leeftijd. De tweede feestelijke aangelegenheid die ik wil noemen is het feit dat er weer wat beweging zit in de onderhandelingen tussen de minister en de politie. Ik hoop dat dit vrij snel tot resultaten zal leiden.

Ik wil twee moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er grote druk ligt op de politieorganisatie vanwege onder andere de stroef verlopende cao-onderhandelingen, de zeer complexe inrichting van het landelijk functiehuis en de vorming van de nationale politie;

overwegende dat de combinatie van deze ontwikkelingen niet zonder risico's is en negatieve gevolgen kan hebben/nu al heeft voor motivatie en slagkracht van de politie;

verzoekt de regering, tot een jaar na de uitrol van de nationale politie, elk kwartaal een risicoanalyse te maken van alle zaken die spelen rondom deze ontwikkelingen en de Kamer te informeren over de mitigerende maatregelen om deze risico's te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 307 (29628).

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Er moet dus elk kwartaal een risicoanalyse komen. Hoe ziet de heer Slob dat voor zich? Waarover moet precies worden gerapporteerd? Waarom moet dit ieder kwartaal gebeuren? Is er op zo'n termijn überhaupt wel sprake van voortgang of voldoende voortgang? Hoe zit het verder met de administratieve lasten?

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat zijn veel vragen tegelijk. Waarover moet worden gerapporteerd? Ik heb de motie net voorgelezen. Die sluit aan bij de zorgen die ik heb geuit in het AO. De ontwikkelingen die nu gaande zijn, de discussie rond de cao-onderhandelingen, maar ook de indeling van het functiehuis plus de vorming van de nationale politie, zouden wel eens een heel gevaarlijke cocktail kunnen vormen. Die heeft nu al een heel negatieve neerslag op de motivatie en de slagkracht van de politie. Ik vraag de minister of hij ons in de komende tijd op de hoogte wil houden van de ontwikkelingen en, als het nodig is, bij wil sturen. Als het elk kwartaal op een A4'tje kan, dan is het prima. Als er meer woorden nodig zijn, zal er waarschijnlijk ook wat meer aan de hand zijn. Dan zien wij dat wel. Het allermooiste zou zijn als de minister aangeeft dat alles op orde is en dat het allemaal prima gaat. Mevrouw Hennis kent onze zorg. Volgens mij wordt die breed gedeeld en niet alleen in de Kamer.

Dan mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de cao-onderhandelingen uiterst stroef verlopen;

constaterende dat de inzet van politie bij betaaldvoetbalwedstrijden circa 300.000 manuren per jaar kost, maar het voetbal niet valt onder de nieuwe evenementenheffing;

verzoekt de regering, de evenementenheffing ook te laten gelden voor het betaald voetbal en de opbrengst daarvan beschikbaar te stellen voor financiering van de politie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 308 (29628).

Mevrouw Hazekamp (PvdD):

Voorzitter. We hebben tijdens het debat al aangegeven hoe belangrijk het werk van de politie is. Dat geldt wat ons betreft ook voor de dierenpolitie. We zijn dan ook blij dat de minister heeft aangegeven dat er een professionaliseringsslag zal komen. In het debat is gesuggereerd dat er moet worden gekozen tussen de verschillende politietaken en het leed dat mensen en dieren wordt aangedaan. Wij zijn een groot voorstander van een verbetering van de arbeidsomstandigheden en vergroting van de capaciteit, zowel als het gaat om menselijk als om dierlijk leed.

Ik dien nu mijn eerste motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in de aangekondigde tussentijdse rapportage over de dierenpolitie een overzicht te geven van het aantal meldingen, de aard van de meldingen en de afhandeling daarvan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hazekamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 309 (29628).

Mevrouw Hazekamp (PvdD):

In de praktijk lopen politieagenten vaak tegen knelpunten op. Dat geldt ook voor de dierenpolitie. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat om dierenmishandeling en verwaarlozing effectief te kunnen bestrijden, de dierenpolitie over voldoende bevoegdheden en juridische mogelijkheden dient te beschikken;

verzoekt de regering, te inventariseren welke knelpunten door dierenpolitieagenten gesignaleerd worden die hen belemmeren of verhinderen om op te treden wanneer ze daar zelf wel de noodzaak toe zien, en de inventarisatie hiervan samen met verbetervoorstellen voor het einde van dit jaar aan de Kamer te presenteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hazekamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 310 (29628).

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de termijn van de Kamer. De minister heeft om een schorsing van een minuut verzocht.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng en hun moties.

Ik reageer eerst op de motie van mevrouw Berndsen op stuk nr. 301. We hebben in verschillende AO's heel uitgebreid gesproken over de zaken die zij ter sprake bracht. Ik verwijs naar mijn brief van 24 oktober 2011. Ik heb deze brief in het AO ook geciteerd. We zetten 500 dierenpolitiemensen in. Dit zijn algemene politiemensen met een specifieke opleiding, die voor 100% inzetbaar zijn voor de dierenpolitie. Ook is afgesproken dat als deze mensen tijdens hun werkzaamheden zaken tegenkomen die direct aanpak verdienen en geen uitstel kunnen lijden, zij daar direct op kunnen reageren. Ik moet deze motie daarom ontraden.

In reactie op de inbreng van mevrouw Kuiken zal ik dadelijk iets zeggen over de CAO-onderhandelingen.

Mevrouw Kooiman heeft de motie op stuk nr. 302 ingediend, over de aspiranten. Ook daarover hebben we heel vaak gesproken. Ik ben niet star in mijn redenering, maar wel consistent. Ik verwijs naar de brief van mijn voorgangster van 10 november 2009. Daarin is de definitie geformuleerd van de operationele sterkte. Daarin staat ook dat aspiranten voor 40% inzetbaar zijn. Dat wordt ook meegenomen in de sterkteberekening. Ik zal hieraan vasthouden. Ik ontraad daarom de motie op stuk nr. 302.

Ik kom te spreken over de motie op stuk nr. 303. Je kunt nooit onomkeerbare stappen zetten. Mevrouw Berndsen heeft daar wijze dingen over gezegd. We hebben afgesproken dat het lokale gezag wordt versterkt. De wijkagent krijgt een positie. We zorgen voor betere prestaties met schaarse middelen en zorgen voor een efficiëntere inzet. Je kunt niet uitsluiten dat dit betekent dat er misschien ergens een politiepost sluit. Je kunt ook niet uitsluiten dat er ergens één bijkomt. Ik wil wat dat betreft vasthouden aan de dynamiek van de organisatie. Ik moet de motie daarom ontraden.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 304 van mevrouw Kooiman. Ik heb de motie niet helemaal begrepen. Ik ben over de meeste dingen duidelijk en dat geldt ook voor de politiesterkte. Ik heb altijd gezegd waaruit deze de komende jaren zal bestaan. Mevrouw Kooiman zal zich het getal herinneren: 49.500 operationele politiemensen. Of het nou gaat over de nationale politie of over het huidige bestel, daar zal geen verandering in komen. Ik beschouw de motie als een ondersteuning van het beleid. Daar zijn we dankbaar voor. Daarom vind ik het verstandiger om de motie te ontraden. Zij is totaal niet nodig.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik snap het niet helemaal. De minister zegt dat de motie ondersteuning van zijn beleid is. Dan is hij er ook niet bang voor dat ik deze motie in stemming breng, lijkt mij. Ik denk dat de minister zou kunnen zeggen dat deze motie maar in stemming moet komen, omdat hij toch niet bang is dat deze motie wordt aangenomen.

Minister Opstelten:

Het maakt niets uit of de motie wordt aangenomen of verworpen. Ik ben duidelijk geweest en dat is de charme van de mores in dit huis. Als de motie overbodig is, al is het een ondersteuning van beleid, dan zeg ik dat ik de motie ontraad. Daar wil ik geen misverstand over laten bestaan. Dat is mijn advies en ik wacht rustig af.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik breng deze motie in stemming, omdat ik van veel agenten zelf hoor dat zij bang zijn dat hun baan op het spel komt te staan. Het lijkt mij logisch dat ik dan om een uitspraak van de Kamer vraag. Als de minister inderdaad niet bang is aangelegd, dan zegt hij: laat de motie maar in stemming komen.

Minister Opstelten:

Ik ben helemaal niet bang aangelegd. Of de motie nu wordt aangenomen of verworpen, het zal niets veranderen. De motie is dus overbodig. Daarnaast heb ik gezegd dat er geen gedwongen ontslagen zullen vallen. Ik ontraad de motie.

Ik kom op de motie-Kuiken c.s. op stuk nr. 305. Er vinden gesprekken plaats over de cao. Laat ik daarbij houden. Het is goed dat die gesprekken plaatsvinden. De onderlinge stemming is goed, zoals ik altijd heb gezegd. Laten wij het rustig afwachten. Dat lijkt mij verstandig. De gesprekken vinden niet met de Kamer plaats, maar tussen bondvoorzitters en mij of namens mij. Wij moeten de uitkomst van de gesprekken afwachten en ik zal de Kamer daarover natuurlijk informeren.

De heer Slob (ChristenUnie):

Uiteraard zullen wij dat respecteren. Ik ben blij dat er gesproken wordt, want er kunnen soms heel mooie dingen ontstaan als mensen in gesprek zijn. Betreft het nu formele onderhandelingen of zijn het omtrekkende bewegingen om tot formele onderhandelingen te komen? Wij hechten er natuurlijk veel belang aan dat het niet langer duurt dan strikt noodzakelijk is.

Minister Opstelten:

Dat laatste ben ik met de heer Slob eens, maar wel binnen de randvoorwaarden. Ook wat dat betreft is het goed om het proces rustig en goed te laten verlopen. Er vinden nu gesprekken plaats. Die gesprekken kunnen tot onderhandelingen leiden. Het is heel belangrijk dat je die volgorde altijd toepast. Daarom zeg ik ook dat er gesprekken plaatsvinden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb nog één belangstellende vraag, want het gaat ons allemaal aan het hart. Wij willen graag dat er snel resultaat komt. Heeft de minister vanuit bijvoorbeeld het ministerie van Financiën ook ruimte om in de gesprekken tot de resultaten te komen?

Minister Opstelten:

Een minister spreekt namens iedereen, of het nu de minister van Financiën, de premier of de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is. Wij zijn met z'n twaalven plus de staatssecretarissen. Door iedereen wordt namens mij gesproken. Ik heb een mandaat en ik blijf altijd binnen mijn mandaat. Het heeft weinig zin om in een kabinet als eenling te spreken. Eigenlijk voert het hele kabinet dus gesprekken met de politiebonden. Zo kan men het zeggen.

Ik kom terug op de motie-Kuiken c.s. op stuk nr. 305. Ik heb altijd gezegd dat ik bestaande afspraken respecteer. Ik wil daar geen misverstand over laten bestaan. Dat heb ik in het algemeen overleg ook gezegd. Ook het functiehuis voor de nationale politie zegt niets over de cao-onderhandelingen. Daarom moet ik ook deze motie ontraden.

De inhoud van de motie-Kuiken/Berndsen op stuk nr. 306 is sympathiek. Ik ben het ook eens met de strekking van de motie. Ik verwijs naar het actieprogramma voor weerbaarheid. Voor de zomer komt er een landelijke richtlijn. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dat is mooi, maar ik wil eigenlijk een toezegging. Collega Berndsen en ik krijgen heel veel berichten van individuele agenten met PTSS. Zij liggen in de clinch met het korps, zij moeten voor de beroepscommissie verschijnen of zijn daar al voor verschenen. Ons resten twee dingen. Wij kunnen over elke individuele zaak Kamervragen stellen, maar de minister kan ook bekijken hoeveel zaken het betreft en of ze op een goede wijze worden afgehandeld. Dat past binnen het actieprogramma, maar geeft ook wat houvast aan mensen die nu in zo'n vervelende situatie zitten.

Minister Opstelten:

Daarom zeg ik ook dat ik de motie sympathiek vind. Dat weet mevrouw Kuiken ook, want wij hebben er al veel over gesproken. Wij zitten op dezelfde lijn. Nogmaals, ik laat de motie over aan het oordeel van de Kamer. Ik vind het een onderwerp waarbij wij alles uit de kast halen om het voor elkaar te krijgen, ook richting korpsen waar dit moeilijk ligt. Wij spreken over individuele gevallen. Ik wil er voor het politieveld geen enkel misverstand over laten bestaan dat wij langs die lijnen opereren. Dat doen wij binnen het actieprogramma weerbaarheid. Voor de zomer komt er een landelijke richtlijn waar iedereen zich aan moet houden. Die zal natuurlijk gecontroleerd en getoetst worden.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De minister vindt de motie sympathiek. Die richtlijn komt er. Mooi, maar daar hebben de agenten die al ziek zijn geworden en die nu al worstelen met die beroepscommissies, niets aan. Als de minister de motie sympathiek vindt, kan hij toch gewoon toezeggen dat hij onafhankelijk zal kijken hoe het zit met de zaken die nu lopen? Dat is menselijkheid.

Minister Opstelten:

Dat is menselijkheid, dat doen wij natuurlijk al. Wat is mijn taak en wat is de taak van de korpsen? De korpsen zijn hiervoor verantwoordelijk. Dat pakken wij aan. Het is onze taak om een richtlijn op te stellen. Natuurlijk toetsen wij of die richtlijn wordt nageleefd. Dan kom je eruit. Wij staan niet stil. Het is heel goed om het oordeel over de motie aan de Kamer te laten.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik neem het stokje even over, want ik begrijp het niet helemaal goed. De minister schermt graag met de nationale politie. Dat is zo ongeveer het wondermiddel, maar dat wondermiddel geldt nu nog even niet. Er zijn 25 korpsen, die allemaal op hun eigen manier met deze problematiek omgaan en zijn omgegaan. Er zijn dus nogal wat mensen die in de problemen zijn geraakt. Er zijn korpsen die het niet goed hebben aangepakt. Daar spreken wij hier over. Die richtlijn is hartstikke mooi. Voor het programma geef ik de minister alle waardering, maar het is goed om de inspectie te vragen hier onderzoek naar te doen. De mensen die er nu mee te maken hebben, mogen niet tussen wal en schip raken. Het is mooi als de Kamer deze motie aanneemt, maar het is nog mooier als de minister zegt: ik ga de inspectie vragen om er onderzoek naar te doen.

Minister Opstelten:

Mevrouw Kuiken, mevrouw Berndsen en ik verschillen misschien wat van mening over de timing. Wij doen wat mevrouw Kuiken en mevrouw Berndsen willen. Wij kaarten dit nu al bij de korpsen aan. Wij wachten helemaal niet. Dat zit ook niet in mijn aard. Om het formeel goed in de structuur te krijgen binnen het huidige politiebestel komt er een richtlijn. Vervolgens moeten wij de inspectie of een andere instantie ertegenaan zetten om te controleren en te toetsen. Dat is de volgorde, die effectief en normaal is. Dan hebben de agenten om wie het gaat er het meeste aan. Wij wachten niet op een inspectierapport. We zijn er nu, morgen en overmorgen mee bezig.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik vind het toch jammer dat de minister hier zo star in blijft. Het gaat om mensen die er nu mee te maken hebben en die dus niet onder de richtlijn vallen en bij wie nu die arbeidsconflicten zijn ontstaan. Die mensen laat de minister nu toch in de kou staan als hij zegt: Kamer, kijk maar wat je met die motie doet.

Minister Opstelten:

Nee, juist niet. Ik hoop dat we een debat voeren waarin we elkaar ook even kunnen raken op dit punt, want dat is mijn bedoeling. Dit is niet een punt waar je politiek over moet bedrijven, ik wil dat in ieder geval niet. Niet alleen gisteren maar ook vandaag en morgen zitten wij er bovenop. De richtlijn komt er en daarna komt de inspectie. Wij wachten niet op een inspectierapport dat er over zes maanden zal zijn. Wij doen het nu. Ik denk dat die drie stappen van mij effectiever zijn dan de motie. Gelet op het onderwerp, laat ik het oordeel over de motie toch aan de Kamer.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Volgens mij ontstaat er door "het oordeel aan de Kamer overlaten" enige verwarring, Mijns inziens is die motie namelijk overbodig. Er is al eerder aangegeven dat in kaart gebracht wordt welke agenten op dit moment de huidige gevallen zijn die extra aandacht en zorg verdienen en die straks gewoon onder de nieuwe aanpak komen te vallen, zoals de minister zelf heeft gezegd. Is de minister dus met mij van mening dat de motie wellicht overbodig is, omdat het probleem al getackeld wordt en dat "het oordeel Kamer" vooral een sympathiek gebaar is van deze minister?

Minister Opstelten:

Nee, daar ben ik het niet mee eens, omdat hier wel het punt "onafhankelijke commissie" in zit. Dat is dus de inspectie. Alleen zeg ik dat niet nu de inspectie aan de orde is, maar dat ik het haar straks na de richtlijn laat checken. Ik laat het oordeel aan de Kamer over en daar houd ik het bij.

De heer Brinkman (Brinkman):

Nu snap ik er echt helemaal niets meer van. Ik vind het een belangrijk punt. Hier staat een minister die de handen van de hele Kamer op elkaar heeft gekregen om de nationale politie erdoor te krijgen. Dat is een heel grote prestatie. Dat geeft ook aan dat deze minister veel goodwill heeft bij de politie en in ieder geval bij de Tweede Kamer. Er zijn problemen met de diverse regio's die omgaan met PTSS en mensen bij wie PTSS is geconstateerd. Moeten wij hier nu eerst wachten totdat er daarover regelgeving komt voordat de arbeidsinspectie ernaar gaat kijken – dat is namelijk wat de minister nu zegt – of gaat de minister nu meteen initiëren dat er onderzoek gedaan wordt naar de huidige gevallen, waarbij we helderheid en duidelijkheid daarover kunnen verwachten op het moment dat die regelgeving er komt?

Minister Opstelten:

Nog een keer: wij doen het nu. Wij wachten dus niet met onderzoeken. In dit kleine land hebben wij er met de korpsen grip op. Wij vragen dat ook aan hen. Het gaat er om, de problematiek nu aan te pakken in die korpsen. Dat gebeurt. Daar is dit ook veel te serieus voor. Het tweede punt is dat er ook een richtlijn komt. Vervolgens kom je dan terecht in de methodiek die getoetst wordt door de inspectie. Dat gaat periodiek dan zo lopen. Maar gisteren en nu – en dat komt niet door dit debat – zitten we er bovenop. We kennen de problematiek en we ontkennen ook niet dat die er is.

De heer Brinkman (Brinkman):

Als u die problematiek al kent, dan kunt u volgens mij morgen al een brief naar de Kamer sturen met precies de gegevens die dit onderzoek vraagt. U maakt het een beetje diffuus door te stellen dat eerst de regelgeving er moet komen. Als u zegt dat u er nu al mee bezig bent, kunt u ook al met die gegevens komen.

Minister Opstelten:

Er staat een aantal dingen in het weerbaarheidsprogramma. Er komt een 24 uursloket voor agenten in nood. Er komt een uitvoeringsrichtlijn met betrekking tot PTSS en daar komt een juridische erkenning voor. Dat is de methodiek. We moeten er heel precies in zijn en niet even met een schatting komen, want daar is het veel te serieus voor. Ik zal de Kamer een brief sturen over wat de richtlijn wordt, wat de problematiek is en waar deze plaatsvindt, zodat de Kamer een overzicht heeft van wat er aan de orde is. Dat kan de Kamer voor het zomerreces krijgen. Daarmee laat ik het oordeel over de motie over aan de Kamer.

Dan kom ik bij de motie-Slob/Kuiken op stuk nr. 307. We hebben er in het AO goed over gesproken. Ik vond de interventie van de heer Slob ook interessant, maar ik denk dat we niet ongerust moeten zijn over de appreciatie dat een aantal processen naast elkaar lopen en tegelijkertijd moeten lopen. Het gaat dan om de nationale politie en de cao-onderhandelingen. Een ander punt is hoe het nationaal functiehuis wordt toegepast. Dat speelt altijd een rol bij de cao-onderhandelingen en bij de inrichting van de nationale politie. De heer Slob heeft ook het weerbaarheidsprogramma genoemd. Ik ben daar minder ongerust over, want wij willen ook dat dit samenloopt met elkaar. Ik denk niet dat het nodig is om per kwartaal risicoanalyses te geven. Dit komt in de normale voortgangsrapportages aan de orde, als daar aanleiding toe is, dus ik ontraad deze motie.

Dan kom bij de motie-Slob/Van der Staaij op stuk nr. 308. Deze moet ik ook ontraden, want het kabinet kijkt daar anders tegenaan. Bij de doorberekening van de politie hebben wij geformuleerd dat het gaat om incidentele, commerciële evenementen, en daar vallen de in de motie genoemde niet onder. Ik zeg erbij dat de praktijk van de laatste jaren is dat de politiekosten in de voetbalstadions niet groot zijn, omdat de clubs dat zelf doen. Dat is het beleid dat ik ook doorzet, omdat het succesvol is. Wat dat betreft zou de opbrengst niet heel groot zijn, als de heer Slob dat zou verwachten, maar ik ontraad dus deze motie.

Ik denk dat de motie-Hazekamp op stuk nr. 309 overbodig is. Ik heb in het AO gezegd dat er voor de zomer een brief komt over de dierenpolitie. Mevrouw Hazekamp heeft hierover nog vragen gesteld. De antwoorden daarop komen eraan. Ik denk dat we eraan moeten denken dat we geen verhoging van de administratieve lasten willen door extra cijfers en rapportages te vragen, dus ik ontraad deze motie.

Ik ontraad de motie-Hazekamp op stuk nr. 310 ook, omdat de uitvoering daarvan leidt tot grotere administratieve lasten en omdat ik denk dat in de normale voortgangsrapportage ook aandacht wordt besteed aan deze punten. Dat was mijn bijdrage, met adviezen aan de Kamer.

Mevrouw Hazekamp (PvdD):

Gelet op de toezegging van de minister wil ik mijn motie op stuk nr. 309 intrekken. De minister zegt dat aanneming van de motie op stuk nr. 310 zou leiden tot een lastenverzwaring. Ik ontvang signalen van politieagenten dat datgene wat in de motie wordt gevraagd, wellicht een bijdrage zou kunnen leveren aan hun werkplezier en aan de mogelijkheden die ze hebben om hun taak goed uit te oefenen.

Minister Opstelten:

Natuurlijk wordt er in de korpsen en straks in de nationale politie op gelet dat dit goed wordt gerund. Het leidt natuurlijk wel tot extra lasten als ik de knelpunten nu apart ga inventariseren en de Kamer daarover apart ga rapporteren. We zullen in de normale, afgesproken rapportages daarop terugkomen. Als er knelpunten zijn, zullen we die signaleren.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Hazekamp (29628, nr. 309) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week zal over de moties worden gestemd.

Naar boven