31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 205 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 september 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 2 juli 2015 overleg gevoerd met Minister Kamp van Economische Zaken over energie en SDE+.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Jan Vos

Griffier: Peen

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bosman, Dijkgraaf, Dik-Faber, Agnes Mulder, Ouwehand, Van Tongeren, Van Veldhoven en Jan Vos

en Minister Kamp van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 14.00 uur.

De voorzitter: Van harte welkom bij dit algemeen overleg over energie en SDE+. Dit is een voortzetting van een eerder overleg. Ik zal dan ook eerst het woord geven aan de Minister voor zijn eerste termijn. Daarin zal hij ingaan op de inbreng van de Kamer. Ik zie dat mevrouw van Veldhoven een punt van orde heeft.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Om half drie is er een VAO waar ik naartoe moet. Dan zal ik de zaal helaas moeten verlaten. Daarna kom ik weer terug.

De voorzitter: Dan bent u daarvoor geëxcuseerd. De heer Smaling laat weten dat hij vanwege persoonlijke omstandigheden helaas verhinderd is om deel te nemen aan dit overleg. Het woord is aan de Minister.

Minister Kamp: Voorzitter. Ik vind dit een geweldige formule. De vorige keer hadden we de eerste termijn van dit overleg. Toen kreeg ik de gelegenheid om er een paar krenten uit te pikken en de Kamer daarmee om de oren te slaan. Nu, in het vervolg van het AO, krijg ik gewoon de gelegenheid om weer te praten. Ik vind dat echt een geweldige formule!

De voorzitter: Ik verzoek de Minister wel om adequaat en ter zake doende te antwoorden. Anders zal ik moeten ingrijpen.

Minister Kamp: Voorzitter. Er zijn de vorige keer een heleboel vragen aan mij gesteld, genoeg om er zeer uitgebreid op in te gaan. Ik heb echter geprobeerd om de vragen zo veel mogelijk samen te voegen en er zo beknopt mogelijk op te antwoorden. Dat ga ik althans proberen. Voor zover onderwerpen in de ogen van de woordvoerders te weinig aandacht krijgen, zal ik dat in de tweede termijn wel te horen krijgen.

Ik stel me voor dat ik eerst een paar algemene opmerking vooraf maak om vervolgens op vier onderdelen wat dieper in te gaan. Het eerste onderdeel is SDE+ en wat daarmee samenhangt. Het tweede onderdeel betreft een aantal concrete duurzame-energieprojecten. In het derde onderdeel ga ik in op energie-innovatiebeleid, elektrisch vervoer en uitkoop en verkabeling. In het vierde onderdeel ga ik in op wat samenhangt met mijnbouw, in alle varianten die zich in ons land voordoen.

De vorige keer heb ik de vragen over Terschelling en over het sluiten van oude kolencentrales al kunnen beantwoorden. Over Terschelling heb ik gezegd dat ik de besluitvorming aanhoud tot over een jaar. Dan treedt de nieuwe Mijnbouwwet in werking en kan ik ook andere gronden bij mijn beoordeling betrekken. Over kolencentrales heb ik aangegeven dat de rendementseisen die we hebben ingevoerd als onderdeel van de uitwerking van het energieakkoord, gekoppeld zijn aan de herinvoering van een vrijstelling van de net ingevoerde kolenbelasting. Het bedrag dat daarmee was gemoeid, had mevrouw Van Veldhoven niet met veel moeite uit allerlei stukken naar voren hoeven te halen, want al in december 2013 hebben we dat voor het eerst aan de Kamer meegedeeld. De net ingevoerde belasting zou 189 miljoen per jaar opleveren. Dat is onderdeel van het energieakkoord. De oude vrijstelling die er altijd was voor de elektriciteitsproductie met kolen, is dus opnieuw ingevoerd. De rendementseisen die we op grond van de uitwerking van het energieakkoord hebben ingevoerd, hebben als consequentie dat de vijf oudste en meest vervuilende kolencentrales uit de jaren tachtig gesloten gaan worden. Ik denk dat dat voor het milieu een heel goede zaak is.

In algemene zin mag ik misschien nog zeggen dat de transitie naar een volledig duurzame energiehuishouding die we hebben ingezet, een huishouding die bovendien betrouwbaar en betaalbaar moet zijn, ingrijpend is. We hebben stappen gezet die onomkeerbaar zijn. We gaan oude productie en gebruik van energie beëindigen, afstoten, en we gaan nieuwe opbouwen. Dat is iets waar we nog tientallen jaren mee bezig zullen zijn en wat grote maatschappelijke impact heeft.

Over die transitie hebben we overeenstemming met het veld bereikt. Ik heb net nog even met vertegenwoordigers van de milieuorganisaties kunnen praten. Ik sprak ze erop aan dat ze overal nee tegen zeggen: tegen nucleaire energie, schaliegas, gas uit Groningen en gas uit kleine velden. Maar ze brachten daartegen in dat ze wel hebben ingestemd met het energieakkoord en dat daar een heel pakket maatregelen in zit – over een aantal zijn ze echt tevreden en over een aantal wat minder, maar het hele pakket vinden ze acceptabel – waar ze ook de verantwoordelijkheid voor hebben genomen. Ik denk dat dat juist is. Het is ook zeer te waarderen dat zij dat zeggen.

Ik begin met de SDE+. De Rekenkamer heeft gezegd dat de SDE+-regeling goed in elkaar zit. Het is fijn dat de Rekenkamer dat heeft gezegd. De Europese Commissie heeft dat ook al gezegd, net als het Internationaal Energieagentschap. We denken dat we inderdaad een heel goede regeling hebben waarmee we voor zo weinig mogelijk geld met zo veel mogelijk concurrentie zo veel mogelijk duurzame-energie-effecten bereiken. De Rekenkamer was kritisch over het halen van de doelstelling van 14% en 16%, met name die 14%-doelstelling voor 2020. De Rekenkamer heeft zich echter gebaseerd op een voorversie van de Nationale Energieverkenning voor het jaar 2014. Inmiddels hebben we al bijna de verkenning voor het jaar 2015, en dan de definitieve versie. Het zijn dus gegevens waarop men zich toen moest baseren, maar daarna is er heel veel gebeurd. Door concrete afspraken met alle provincies dan wel door beslissingen die ik zelf heb genomen, kan in alle provincies tijdig wind op land gerealiseerd worden. We hebben het hele traject doorlopen om ook wind op zee mogelijk te maken, met een nieuwe aanpak waarbij ik zelf de regie heb genomen. Ook de wet hiervoor is door zowel de Tweede als de Eerste Kamer al aangenomen. Dat is dus allemaal veel concreter geworden.

Bovendien hebben we ten aanzien van bij- en meestook van biomassa in kolencentrales gezien dat er overeenstemming is bereikt tussen de producenten van elektriciteit en de natuur- en milieubeweging over wat wel en wat niet mag worden verstookt en hoe dat gecontroleerd moet worden. We zijn dus veel verder dan in de tijd van de voorversie van de Nationale Energieverkenning 2014. Daarom denk ik dat het voorbarig is om te zeggen dat we die doelen en met name het doel van 14% voor 2020 niet zullen halen. Ik kan u zeggen dat we er alles aan doen om dat doel wel te halen.

De SDE+-regeling is, zoals ik al zei, zo ingericht dat je met zo weinig mogelijk geld zo veel mogelijk duurzame energie realiseert. Dat is ook de reden dat ik niet voor het voorstel van mevrouw Dik ben. Zij heeft gezegd dat ze schotten wil aanbrengen tussen zon-pv en zonthermisch. Ik denk dat dat niet goed is. Volgens mij is het ook niet nodig. In het jaar 2014 zijn er 4.000 aanvragen gekomen voor SDE+. Daar zaten veel zonaanvragen bij die ook konden worden gehonoreerd. Dit jaar zal het aantal aanvragen voor zonprojecten die worden gehonoreerd wat lager liggen, omdat die projecten toch wat duurder zijn dan andere projecten. Die andere projecten, zoals geothermie, wind op land en biomassa die aan de voorwaarden voldoet, zijn projecten die voor een lagere prijs ook duurzame energie kunnen leveren. Dat is ook precies wat we met SDE+ beogen. Alle mogelijke vormen van energie moeten in beeld worden gebracht, maar vervolgens moet je er wel voor zorgen dat je die projecten honoreert waarmee je de lasten voor de burgers niet onnodig hoog maakt.

Mevrouw Klever heeft aan de orde gesteld dat volgens de Rekenkamer boven op de opslag duurzame energie extra geld moet worden vrijgemaakt voor duurzame-energieprojecten. Ik ben niet van plan om boven op die opslag duurzame energie nog extra geld uit te trekken. Uit de Nationale Energieverkenning 2014 kwam ook naar voren dat eventuele knelpunten vooral liggen op het vlak van ruimtelijke inpassing, maatschappelijk draagvlak en beschikbare bouwcapaciteit. Het zit «m dus niet zozeer in de financiën. Extra geld eraan toevoegen is op dit moment dan ook niet nodig. Dat is niet aan de orde. Het kan misschien aan de orde komen bij de tussenevaluatie van het energieakkoord en de afspraken in het regeerakkoord die in 2016 zal plaatsvinden. Op die evaluatie wil ik niet vooruitlopen. Ik wil geen dingen uitsluiten, maar ook geen dingen alvast gaan toezeggen.

Mevrouw Van Tongeren heeft gesproken over het overboeken van geld, SDE+-middelen die beschikbaar zijn gekomen. Zij zegt: je moet voorkomen dat dit geld verloren gaat. Daarvoor hoeft niet te worden overgeboekt, want daarvoor heb ik al een tweetal regelingen getroffen. De ene houdt het volgende in. Stel dat producenten bij de aanvang van hun project waarvoor subsidie is toegezegd, worden geconfronteerd met aanloopproblemen waardoor ze dat project pas later kunnen laten draaien, dan krijgen ze op het eind weer terug wat ze in het begin verliezen. We noemen dat banking voor energieproducenten. Die regeling is dus al getroffen. De andere regeling betreft mijn begroting. We hebben de afspraak met Financiën dat er een begrotingsreserve is. Dat betekent dat iets wat in het ene jaar eventueel over is, mag worden doorgeboekt naar het volgende jaar en dan weer kan worden uitgegeven. Dat is precies de regeling die ik nodig heb. Met deze beide zaken is een en ander voldoende geregeld.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De Minister zegt: dat geld is veilig gesteld, want het zit in de begrotingsreserve, maar de vorige keer wisselden wij dat bij een kabinetswisseling zo'n begrotingsreserve vervalt. Ik dacht dat de Minister dat ook had bevestigd, dus dat dit inderdaad gebeurt en dat een nieuw kabinet moet besluiten hoeveel geld het beschikbaar stelt. GroenLinks wil graag dat dit geld, dat deels rechtstreeks via de energierekening van de burgers is opgebracht, ook na een kabinetswissel uitsluitend beschikbaar is voor schone energie, het doel waar het geld ook voor wordt opgehaald.

Minister Kamp: Met respect, dit is toch een non-probleem. Een nieuw kabinet kan alles doen. Het kan voorstellen om wetten in te trekken, het kan begrotingsartikelen veranderen, het kan begrotingsfondsen opheffen of een ander regime vaststellen voor een begrotingsreserve. In dit geval gaat het natuurlijk om politiek commitment. Of je nu voor een fonds kiest of een begrotingsreserve, dat maakt niet uit. Bijna iedereen heeft zich gecommitteerd aan de transitie naar duurzame energie. Het volgende kabinet zal dat ongetwijfeld ook doen. Als het dat niet wil, zal er wat nodig zijn in verband met de internationale afspraken die hierover zijn gemaakt. We kunnen het ons absoluut niet permitteren om beschikbaar geld niet te gebruiken. Of het nu via een begrotingsreserve of via een begrotingsfonds gaat, dit geld blijft sowieso beschikbaar. Ik zie hier absoluut geen probleem. Die begrotingsreserve functioneert heel goed en zal ook in de volgende kabinetsperiode goed functioneren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat vat ik dan maar op als een keiharde toezegging van de Minister dat er geen cent van dat geld naar een ander doel zal gaan.

Minister Kamp: Dank u wel.

De voorzitter: Ik deel de leden voor de duidelijkheid mee dat per lid twee interrupties zullen worden toegestaan.

Minister Kamp: Het probleem dat ik zonet schetste, namelijk dat er aan het begin van een traject vertraging ontstaat, waardoor een project een langere beginfase doorloopt dan gewenst, is volgens mij een reëel probleem. We hebben wel verschillende maatregelen genomen om dat op te lossen. Bovendien moeten we ons realiseren dat we alleen maar subsidie toekennen naar gelang er daadwerkelijk elektriciteit wordt geproduceerd. Als je subsidie krijgt voor een windmolen die pas na drie jaar begint te werken, krijg je ook pas drie jaar later subsidie. Als je subsidie krijgt toegewezen voor een windmolen die niet blijkt te werken, heb je pech gehad. Dan krijg je helemaal niets. Wat dat betreft hebben we het goed geregeld. Daarnaast toetsen we de projecten vooraf beter qua techniek en financiële haalbaarheid. Ook is de vergunningverlening meer gestroomlijnd doordat we de rijkscoördinatieregeling toepassen indien mogelijk. Verder houden we heel goed in de gaten wat er gebeurt met projecten die in de pijplijn zitten. Een van de soorten projecten waarmee regelmatig een probleem was, was geothermie. Daarvoor hebben we aparte eisen geformuleerd. Wat dat betreft denk ik dat de selectie van de projecten goed mogelijk is. Projecten waarvoor subsidie wordt toegezegd, zullen deze in de regel ook benutten, en wel tijdig.

Er is gesproken over de samenwerkingsmechanismen. Daarbij gaat het om het opzetten van duurzame-energieprojecten in het buitenland. Ik doe dat op dit moment niet. Ik probeer alles in Nederland te doen. Daar zijn een heleboel redenen voor. Ik vind dat je sowieso moet proberen om de opgave die je op de schouders hebt genomen in eigen land te realiseren. Ik denk ook dat het voor de innovatie en de werkgelegenheid belangrijk is dat je geld dat je als overheid uitgeeft zo veel mogelijk in je eigen land laat neerslaan. Hiervoor geldt hetzelfde als wat ik eerder heb opgemerkt over de evaluatie in 2016 van het energieakkoord en het regeerakkoord op het punt van energie: ik loop niet op de evaluatie vooruit door dingen toe te zeggen of uit te sluiten, ik ga er open in. Ook voor dit punt geldt: als wij doelen niet halen, moet er iets anders gebeuren. Dan zijn er verschillende manieren om iets voor elkaar te krijgen. Ik wil geen van die manieren bij voorbaat uitsluiten.

Mevrouw Klever heeft gezegd: je werkt in je berekeningen met elektriciteitsprijzen die te hoog en niet reëel zijn, want de elektriciteitsprijzen zijn op dit moment erg laag. Ik weet dat de elektriciteitsprijzen op dit moment erg laag zijn. Ik zit zelf nooit wijsheden te verkondigen over hoe die prijzen zich ontwikkelen. Ik laat me hierover altijd informeren en adviseren door het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Zij maken de berekeningen. Zij zeggen dat er nu een overcapaciteit is voor elektriciteitsproductie, maar dat dat in de komende jaren minder wordt. Als gevolg daarvan stijgen de prijzen weer. Daar hebben ze berekeningen voor gemaakt waarop ik mij baseer.

Ik vind dat het totaal aan informatie over de SDE+ dat de Kamer bereikt, niet op de meest gestructureerde en overzichtelijke manier wordt gebracht, waardoor het voor de Kamer lastig is om hierin goed inzicht te krijgen. Dat blijkt ook uit de vragen van de woordvoerders. Dat ligt dus niet aan de woordvoerders; het ligt aan mijn manier van presenteren. Ik moet die gaan verbeteren en daarmee ben ik ook aan de slag. Ik zal de Kamer nog dit jaar de resultaten daarvan laten zien.

Ik moet de Kamer ook waarschuwen. Naarmate de jaren 2020 en 2023 dichterbij komen, zal ik de bedragen verhogen die beschikbaar worden gesteld voor duurzame energie, voor de verplichtingen die ik aanga. Nu ga ik voor een bedrag van 3,5 miljard per jaar aan verplichtingen aan. Ik wil graag optimaal gebruikmaken van de voortschrijdende technologische ontwikkelingen en van de mogelijkheden om zaken betrouwbaarder te maken en kostenbesparingen te realiseren. Voor zover mogelijk heb ik een aantal dingen wat vooruitgeschoven. Bij bijvoorbeeld de zonnepanelen zie je dat het rendement van de panelen ieder jaar wordt verhoogd. Ook bij de windmolens zijn er ontwikkelingen. Dat geldt ook voor de geothermie. Ik wil dan ook graag op een zo laat mogelijk moment geld beschikbaar stellen, zij het dat de projecten nog wel moeten kunnen bijdragen aan 2020 en 2023. Dat zal ertoe leiden dat al vanaf het jaar 2016 fors hogere bedragen voor duurzame energie beschikbaar worden gesteld in de vorm van verplichtingen die ik aanga.

Ik kom nu bij het tweede deel van mijn beantwoording: de concrete hernieuwbare-energieprojecten en technologie. Ik ga er snel doorheen, te beginnen bij windenergie op land. De Kamer weet precies hoe het zit met Friesland en Drenthe. Ten aanzien van Drenthe is afgesproken dat daar 285,5 megawatt wind op land wordt gerealiseerd. Daarvan wordt 150 megawatt in de veenkoloniën gerealiseerd. Ik wens daaraan vast te houden, maar er loopt daar nog wel een inspraakprocedure. De zienswijzen moeten natuurlijk worden beoordeeld. Pas daarna kan ik definitieve conclusies trekken. Mijn uitgangspunt is echter dat ik de gemaakte afspraken wil nakomen. In Drenthe is ook gezegd dat je eigenlijk een alternatief moet vinden. In plaats van windmolens zou je zonnepanelen moeten installeren. Ik heb tijdens mijn bezoek aan Drenthe de mensen aldaar ook voorgerekend dat het met windmolens 8,6 cent subsidie kost per kilowattuur en met zonnepanelen 14,1 cent per kilowattuur. Het verschil tussen die twee is 250 miljoen euro, plus dat hiervoor 400 hectare landbouwgrond moet worden onttrokken aan gebruik. Windmolens hebben een kleine footprint; voor de rest is de grond te gebruiken voor landbouw. Als je echter 400 hectare bedekt met zonnepanelen, is die grond helemaal aan landbouw onttrokken.

We hebben wind op zee, wind op land en ook nog wind op het IJsselmeer. De heer De Liefde vroeg zich af hoe het kan dat er windmolens in het IJsselmeer worden gezet, gelet op het feit dat dit in vergelijking met plaatsing op land relatief kostbaar is. Dat is echter toch mogelijk. Op het IJsselmeer is er namelijk meer wind, waardoor je een hogere energieopbrengst hebt en het dus rendabeler is. Door de hogere rendabiliteit kun je de hogere kosten compenseren die moeten worden gemaakt. Daardoor is het mogelijk om de oorspronkelijke voorkeur van het Friese provinciebestuur om de molens in het IJsselmeer te zetten, ook te effectueren.

Ik denk dat we inmiddels een heel eind zijn gekomen met windenergie op zee. We maken daar ook een zeer betekenisvolle beweging. Over acht jaar, dus in 2023, als al die windmolens op zee staan, leveren die windmolens met elkaar de elektriciteit voor 5 miljoen huishoudens. Dus alles wat 5 miljoen Nederlandse huishoudens verbruiken, kan dan door de windmolens op zee geleverd worden. Om dat voor elkaar te krijgen heeft de overheid de regie genomen. We hebben TenneT aangewezen als netbeheerder. Dat heeft grote positieve financiële effecten gehad. Ik kan het nu voor elkaar krijgen, mede dankzij de Kamer die snel de Wet wind op zee heeft behandeld, net als de Eerste Kamer, om eind dit jaar de eerste tender te openen voor Borsele met 700 megawatt. Die molens zullen draaien in het jaar 2020. De tweede tender zal ik in oktober 2016 kunnen laten uitgaan. Ook die windmolens kunnen voor het jaar 2020 draaien. In het jaar 2020 zal wind op zee in totaal 1% realiseren van de doelstelling van 14%. Ik heb de Kamer gisteren al laten weten dat we inmiddels van 4,5% op 5,6% zijn gekomen.

Meer in het algemeen geldt dat we bezig zijn met wetgeving, met de subsidieregeling, met het maken van plannen en afspraken – het energieakkoord – met het creëren van draagvlak en met het doorhakken van knopen. Dat zijn allemaal lastige en moeilijke dingen, en wij worden nog niet met de beloning daarvan geconfronteerd. Maar die beloning komt over een paar jaar wel. Dan plukken we de vruchten van al het werk dat we nu doen. Dan kan de echte capaciteit aan duurzame energie worden benut en hoeven we voor een deel geen fossiele energie meer te gebruiken. We doen nu het voorwerk met elkaar voor iets waar we later van zullen kunnen profiteren.

De heer Smaling sprak over de windprojecten op zee en vroeg zich af of de eis van 10% eigen vermogen realistisch is. Ik denk dat dit een goede eis is. We hebben er geen belang bij dat bedrijven met onrealistische plannen mee gaan doen aan de tenders voor grote windprojecten op zee. We hebben er ook geen belang bij om bedrijven weg te houden die mogelijk iets te bieden hebben. Die 10% is dus net het goede percentage. Door ECN is ook vastgesteld dat uiteindelijk een eigen vermogen van 10% nodig zal zijn voor de inschrijvers op die projecten. Voor de eerste selectie die we nu maken, is de eis van 10% met de onderbouwing die ik net gegeven heb, in dit stadium het juiste percentage.

Bij een aanvraag van een bedrijf om mee te doen met de tender, zal niet alleen een prijs gegeven moeten worden, maar ook een financieringsplan en een economisch plan. Die beide plannen, het financieringsplan en het economische plan, zullen door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland worden getoetst.

Mevrouw Van Veldhoven stelde voor om alle deelnemers aan de tender vooraf een voorwaardelijke bankgarantie te laten geven. De AMvB voor de SDE laat dat niet toe. Ik heb formeel de mogelijkheid dus niet, maar ik zie ook geen meerwaarde. Immers, als er uiteindelijk een partij uitkomt, zal deze eerst een definitieve bankgarantie moeten overleggen voordat een en ander wordt toegezegd. Dan wordt maar één bedrijf daarmee belast, en niet diverse bedrijven in een vroeg stadium. Zo wordt het doel bereikt via een praktische werkwijze, ook voor de bedrijven.

Mevrouw Van Veldhoven en de heer Dijkgraaf hebben gesproken over het gebruik van de strook tussen 10 en 12 mijl voor de kust van Noord- en Zuid-Holland. Ik heb daarnaar in 2013 en 2014 een haalbaarheidsstudie laten uitvoeren. Onderdeel daarvan was een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Daaruit is naar voren gekomen dat er een positieve uitkomst was wat het benutten van die strook tussen 10 en 12 mijl betreft. Dat is dus al goed bekeken en onderbouwd. De keus voor tussen 10 en 12 mijl heb ik uiteindelijk gemaakt omdat dat de enige mogelijkheid was om voor de kust in aanvulling op Borsele nog eens 1.400 plus 700 megawatt te realiseren. Zou die strook er niet bij worden gepakt – aan de achterkant kun je het niet doen vanwege de scheepvaartroutes – dan kun je 700 megawatt of een veelvoud daarvan, zijnde 1.400, niet realiseren. Die omvang is wel nodig in verband met de standaardisatie en de installatie die TenneT gaat bouwen. Om die praktische reden – anders kun je de windmolens niet op een goede manier kwijt – is gekozen voor tussen 10 en 12 mijl. Verder hebben we ervoor gekozen om zo ver mogelijk uit de kust te blijven. Er zijn nu windmolens op 6 mijl van de kust gerealiseerd. We kunnen het in dit geval voor elkaar krijgen om ten minste 10 mijl van de kust vandaan te blijven. Dat is dus 18 kilometer. Ik kan u verzekeren, als je in Drenthe ziet dat op sommige plekken op honderden meters van woonhuizen zeer grote windmolens worden neergezet en je dat vergelijkt met wat hier op 18 kilometer de zee in gaat gebeuren, dan is dit toch van een andere orde. Een andere reden om te kiezen voor die 10 tot 12 mijlzone is het feit dat we daarmee een optimum hebben wat de kosten betreft. Je weet dat wind op zee duurder is. Heb je het wat dichterbij dan is het goedkoper. Op die manier halen we er het optimum uit.

Vorig jaar spraken we hierover met de Kamer. Toen kreeg ik van een ruime Kamermeerderheid steun voor de wind-op-zee-aanpak. De heer Leegte zei toen dat hij van mening was dat het verderop, IJmuiden Ver, voor minder geld dan ik dacht zou kunnen worden gedaan. Ik heb de gelegenheid gegeven om dat te onderbouwen, maar de industrie heeft mij laten weten dat zij dit niet kan onderbouwen. Die mogelijkheid is dus vervallen. Ik blijf dus op deze koers zitten.

Op dit punt rond ik af met de effecten op de werkgelegenheid en de economie. Daarnaar wordt gevraagd in de motie-Van Veldhoven/Mulder (34 058, nr. 30). Ik ben bezig met het uitzetten van onderzoek om deze effecten in kaart te brengen, aanvullend op de kosten-batenanalyse die al is gemaakt. Dat zal de Kamer nog bereiken.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Mijn vraag is bijna volledig beantwoord, want de Minister ging gelukkig nog even in op het laatste punt. Wanneer kan de Kamer de resultaten verwachten? Voor de behandeling van het Waterplan? Dat lijkt me wel zinvol.

Minister Kamp: Dat lijkt mij een redelijke vraag van mevrouw Mulder. Als u verder niets van mij hoort, is dat zo.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Dank voor deze toezegging. Ik hoop dat die wordt genoteerd.

Minister Kamp: Als u wel van mij hoort, is het niet zo.

(hilariteit)

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Maar wanneer hoor ik dat dan, Minister?

Minister Kamp: Zo gaat dat bij al dit soort dingen: ik doe een toezegging en mevrouw Mulder vraagt «wanneer precies?», maar ik kan niet voor alles precies zeggen wanneer. Ik heb aangegeven dat ik het doe voor het Waterplan en dat ik de Kamer informeer als het anders is.

Ik ga nu in op de bij- en meestook van biomassa in kolencentrales. Ik ben echt trots op de manier waarop we dat hebben aangepakt. Met «we» bedoel ik de producenten, de natuur- en milieuorganisaties en ook de medewerkers van EZ, die een goede rol hebben kunnen spelen. Wij zijn het enige land in de wereld dat duurzaamheidscriteria heeft voor de biomassa die je bij en mee kunt stoken. We hebben niet alleen criteria maar ook een controleregime. Ook daarover is overeenstemming bereikt. We hebben dat echt prima voor elkaar, denk ik. Bovendien is in het energieakkoord afgesproken dat er nog een cap zit op, een grens zit aan, het gebruik van biomassa. Mevrouw Dik-Faber zegt: de categorie industriële stoom uit houtpallets moet je gelijktrekken met wat je doet met bij- en meestook voor de elektriciteitsproductie. De duurzaamheidscriteria gelden voor allebei. Ik geloof dat mevrouw Dik-Faber dat ook wel weet. Het verschil is de snelheid waarmee die criteria ook op areaal niveau moeten worden aangetoond. Ik zei al, we hebben voor de controle van die duurzaamheidscriteria een regime afgesproken. Op areaal niveau, op het grotere niveau, bestaat op dit moment nog niet de mogelijkheid om te beschikken over alle gegevens die nodig zijn om te kunnen controleren. Dat kan wel per industriële eenheid waar hout wordt aangevoerd en verwerkt. Dat noemen we het regionale niveau. Op dat niveau gaan we voorlopig dus eerst controleren. Pas na een bepaalde overgangsperiode gaan we naar areaal niveau. Mevrouw Dik zegt dat je die periodes gelijk moet laten zijn, dat je voor beide soorten overgaat op areaal niveau, dus zowel voor de houtpallets die je gebruikt voor de industriële stoom als voor de biomassa die je bijstookt in kolencentrales. Dat kan niet goed, omdat voor de industriële stoom een afschrijvingsperiode van twaalf jaar geldt. Dat is een ander proces, daarvoor moeten andere investeringen worden gedaan en daarvoor is dus een andere afschrijvingsperiode nodig. Dat betekent ook dat je op een ander moment op areaal niveau gaat controleren.

Tijdens de looptijd van de subsidie wordt al wel bij allebei gecontroleerd op areaal niveau. Bovendien, de controle op regionaal niveau is een heel serieuze controle en ook in overeenstemming met de afspraken die we hierover hebben gemaakt. Trouwens, als we dat niet zouden doen ... Op dit moment is het helemaal niet mogelijk om voor twaalf jaar gecertificeerde biomassa op areaal niveau gecontroleerd te krijgen. Als we dat toch eisen, zou de industriële stoom uit houtpallets helemaal wegvallen. Dan kunnen we dat aspect van duurzaamheid niet realiseren, en dat zou jammer zijn.

De heer De Liefde is bezorgd over de snelheid van het implementatieproces van de duurzaamheidscriteria. Verschillende duurzaamheidscertificaten zoals FSC en PEFC kunnen allemaal worden gebruikt om duurzaamheid aan te tonen. Als bedrijven geen certificaat willen gebruiken, kunnen ze dat ook op een andere wijze doen. Ze kunnen ook gewoon laten controleren of wat zij gebruiken, aan de voorwaarden voldoet. Ik denk dat we hiermee een goed systeem hebben opgezet, in theorie. Nu moet het ook in de praktijk goed gaan werken. Aan die praktische uitwerking en vormgeving van dat hele systeem werken we nu, op basis van de gemaakte afspraken.

De heer De Liefde vroeg ook of ik bereid zou zijn om toe te staan dat voor meer dan 15% aan alternatieve brandstoffen wordt bij- en meegestookt in de kolencentrales. We hebben gecertificeerde biomassa. Daarnaast kun je bijvoorbeeld ook de schillen van pindanoten bij- en meestoken. Welk percentage mag dat zijn? We hebben nu een percentage van 15. De effecten daarvan op de hoogte van de subsidie blijven nog binnen de marges. Ik ben er niet bij voorbaat op tegen om dat percentage nog een keer te verhogen, maar het moet wel duidelijk zijn dat dit allemaal nog past binnen ons duurzaamheidsstreven. Bovendien, als we boven die 15% gaan zitten, moeten we nagaan of we niet te veel subsidie uitbetalen. Dat spul is immers mogelijk goedkoper dan de biomassa die we normaal gebruiken voor bij- en meestook. Onder die voorwaarden – geen oversubsidiëring en het moet wel duurzaam blijven – wil ik aan die 15% niet bij voorbaat hard vasthouden.

De heer Dijkgraaf begon over de geothermie en het Expertisecentrum Financiering Duurzame Energieprojecten. Dat heeft in het kader van een greendeal onderzoek gedaan naar de financieringsproblematiek rond geothermieprojecten. Ik neem dat heel serieus. Ik ben heel erg voor geothermie en ook voor tuinders. Ik vind het heel goed dat tuinders hierin veel investeren en dat ze er erg in geïnteresseerd zijn. Op dit moment bekijken we op het ministerie of we goed vervolg kunnen geven aan de conclusies en aanbevelingen van het expertisecentrum over die financieringsproblematiek. Ik merk wel op dat we al heel ondersteunend zijn bij geothermie. We hebben zowel de SDE+-regeling als de garantieregeling voor de boring, die nogal risicovol is. Je loopt namelijk het risico dat je een boring doet waar niets uitkomt. Daar hebben we een aparte garantieregeling voor gemaakt om dat weer te ondersteunen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Het is mooi dat de Minister nog eens goed bekijkt wat het ministerie zou kunnen doen. Het is waar, in die boorfase gebeurt veel. Daar zit het probleem ook niet, dat zit eigenlijk in de exploitatiefase. Zou daarvoor geen regeling kunnen komen? Mijn vraag is eigenlijk procedureel: wanneer denkt de Minister met iets naar de Kamer te kunnen komen?

Minister Kamp: Ik denk dat we dit in het derde kwartaal moeten doen. Mocht het anders zijn, dan zal ik dat de heer Dijkgraaf en de rest van de Kamer laten weten. Uitgangspunt is dat we in het derde kwartaal komen met de conclusies uit het overleg dat gaande is.

Mevrouw Dik en de heer Vos spraken over groen gas en de mogelijkheid om de export van groen gas te verbieden. Dat kan ik niet doen. In Nederland zetten we ons in, met grote overtuiging ook, voor een vrij verkeer van goederen en diensten. Dat proberen we te stimuleren door samenwerking met de landen in onze omgeving. Met name het energiebeleid proberen we af te stemmen met de landen in onze directe omgeving. Het verbieden van export valt daar niet goed in te passen.

Ik kom op het derde van de vier delen, namelijk het energie-innovatiebeleid. Mevrouw Van Tongeren sprak over het potentieel van nokturbines. Dat zijn stille microwindturbines die je op huizen zou kunnen zetten. Mevrouw Van Tongeren sprak ook over de flexibele inzet van gemalen, zodat je van waterkracht gebruik kunt maken. Dat is in Nederland niet zo gemakkelijk, vergeleken met andere landen. Maar er zijn wel degelijk mogelijkheden. Ik denk dat het heel goed is dat deze projecten de aandacht van mevrouw Van Tongeren krijgen. Ik deel haar aandacht hiervoor ook. In het najaar probeer ik met de waterschappen een greendeal af te sluiten over het halen van energie uit gemalen. Mevrouw Van Tongeren weet dat die greendeals er altijd op gericht zijn om dingen voor elkaar te krijgen. Die nokturbines vind ik een mooi voorbeeld van innovatie. Wij proberen met ons innovatiebeleid bedrijven met goede ideeën zo goed mogelijk te helpen om producten te ontwikkelen van idee naar marktrijpe producten. Ook in de verschillende stadia van ontwikkeling zijn we erbij en bekijken we of we als overheid als opdrachtgever kunnen functioneren. Succes kan ik niet garanderen, maar dit soort initiatieven moeten zeker de aandacht krijgen die ze verdienen. Daartoe ben ik ook bereid. Mevrouw Van Tongeren weet ook dat wij binnen het SDE+-budget een deel hebben afgezonderd dat we beschikbaar hebben gesteld aan de topsectoren om innovatie te steunen. Het is ook heel goed dat we dat hebben gedaan. Uiteindelijk levert dat immers weer geld op, omdat straks goedkopere, betere en meer rendement opleverende technieken beschikbaar zijn om duurzame energie te leveren.

Het Nederlandse innovatiebeleid hebben we nu zo vormgegeven dat we betrokken zijn in elk stadium van innovatie, ik zei het net al. We halen de startups uit de wereld naar Nederland toe, we helpen ze en als ze vervolgens iets hebben, helpen we ze met de eerste financiering. Als een en ander van de grond is getrokken, zijn we ook weer beschikbaar om betrokken te worden bij de doorgroei. Zeker op energiegebied zijn we zeer ondersteunend bij dit soort initiatieven.

Mevrouw Van Tongeren vroeg naar de stand van zaken van Fastned. Het loopt allemaal niet zo gemakkelijk. Het gaat erom, innovatie in te passen in een bestaande situatie, die ook helemaal wettelijk is geregeld en waar bedrijven hun bedrijfsvoering op hebben aangepast. Daar moet dan iets nieuws tussen gewerkt worden. Het is wel iets wat we voor elkaar moeten zien te krijgen. Bij I en M, Rijkswaterstaat en ook bij EZ is er bereidheid om het gesprek hierover aan te gaan en met de verschillende partijen te bekijken hoe we hier uit kunnen komen. We hadden een afspraak gemaakt, maar die is op verzoek van Fastned tot na de zomer verschoven. Na de zomer zullen we het overleg weer oppakken om te bekijken of we kunnen doen wat uiteindelijk in het algemeen belang is, namelijk je elektrische auto goed kunnen opladen. De elektrische auto is immers de auto van de toekomst.

Ik kom op de uitkoop en de verkabeling. Ik heb dit al enkele keren zeer in detail met de Kamer gewisseld. Op dit punt heb ik dan ook geen nieuws te melden. De Kamer realiseert zich hopelijk dat we, toen er grote bezuinigingen moesten worden doorgevoerd, als kabinet hiervoor geld ter beschikking hebben gesteld. Daardoor is het nu mogelijk om uitgekocht te worden als je onder een hoogspanningskabel woont. Bovendien hebben we geregeld dat waar dat technisch mogelijk is, kabels in plaats van bovengronds, ondergronds gaan. Tot nu toe moesten de gemeenten alle kosten zelf dragen als ze verkabeling wilden. Het was dus voor 100% voor rekening van de gemeenten. We hebben nu een regeling opgezet waarbij nog maar 25% voor rekening van de gemeenten komt. Natuurlijk lobbyen de gemeenten nu om die 25% tot nul terug te brengen, maar ik denk dat het verschil tussen 100% zelf betalen en 25% zelf betalen een enorme stap vooruit is. Dit is het maximale wat we redelijkerwijs kunnen doen. Over wat ik eerder in geuren en kleuren met de Kamer heb gewisseld over uitkoop en verkabeling: die afspraken ben ik nu aan het uitvoeren. Iedere situatie wordt vertaald in een concrete beslissing. Ik wil het nu laten bij het model zoals we dat destijds hebben neergezet en waarvoor we ook financiering hebben gevonden en steun van de Kamer hebben gekregen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik had de gemeente Molenwaard nog aangehaald. Die kwam bij ons met de mededeling dat de communicatie met het Rijk niet soepel verliep. Ik was benieuwd of de Minister dat herkent. Kan hier nog eens ingedoken worden? Zit daar echt een probleem? Soms zal het misschien geen probleem zijn, maar ik vraag even aandacht voor deze specifieke casus. Die gemeente heeft namelijk het idee dat het niet soepel verloopt.

Minister Kamp: Ik zal apart kijken naar de gemeente Molenwaard, op verzoek van de heer Dijkgraaf. We volgen de lijn dat we alle bewoners die het betreft persoonlijk informeren over bijeenkomsten waar ze informatie kunnen krijgen. We doen echt ons best om het in alle gevallen goed te doen, per geval. Als de Kamer het signaal heeft ontvangen dat het niet optimaal verloopt, zullen we proberen dat te verbeteren.

Het laatste onderdeel van mijn beantwoording betreft de Mijnbouwwet. Ik heb al gezegd dat de Kamer medio oktober een voorstel ontvangt tot wijziging van de Mijnbouwwet om de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid te implementeren. Ik wil proberen om die op 1 juli 2016 in werking te laten treden. Ik wil ook de beslissing over Terschelling koppelen aan de gewijzigde Mijnbouwwet. Het voorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet heb ik klaar liggen. Inmiddels is het ook al openbaar gemaakt voor internetconsultatie. Op 19 juni is het in internetconsultatie gegaan. Zodra de termijn voor reacties is verstreken, zal ik proberen de zaak zo snel mogelijk af te ronden om het bij de Kamer te krijgen.

Meer in algemene zin ben ik dankbaar voor de bereidheid van de Kamer om voor de dingen die ik nodig heb om mijn doelstelling van 14% te halen en ook voor de dingen die spelen met betrekking tot Groningen, een snelle behandeling te organiseren.

In dat wetsvoorstel is ook expliciet opgenomen dat de gemeenten, de waterschappen en de provincies erbij betrokken worden. Gisteren heb ik in een overleg over Groningen al met de Kamer kunnen wisselen op welke wijze dit dan gaat. Wanneer zijn de provincies erbij betrokken, wanneer de waterschappen en wanneer exclusief de gemeenten? Denk aan vergunningen in het kader van de Omgevingswet.

Mevrouw Van Tongeren vroeg of slachtoffers van mijnbouw – zij noemt ze slachtoffers en ik neem dat woord maar even over – op alle plekken in Nederland op dezelfde manier geholpen kunnen worden. Hun rechtspositie is in heel Nederland gelijk. Dus als hun schade wordt veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten, moet die schade worden vergoed door degene die deze schade veroorzaakt. Dat geldt voor iedereen in Nederland. U weet dat er een tijdelijke regeling is voor Groningen, waarbij er behalve een schadevergoeding ook nog wat extra wordt gedaan. Dat is een regeling waarvan al eerder is aangekondigd dat die wordt veranderd. We zullen bekijken hoe die veranderde regeling er uitziet en wie hiervoor in aanmerking komt. Dat doet echter niet af aan de hoofdlijn: als er schade is, moet die vergoed worden. Dat geldt voor iedereen in Nederland.

Over Groningen zal ik heel terughoudend zijn, omdat we hierover gisteren zeer uitgebreid hebben kunnen spreken met de Kamer. Ik heb gisteren al gesproken over de Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) en de NEN-commissie, dus dat laat ik even voor wat het is. Met mevrouw Van Tongeren heb ik gisteren al mogen spreken over EBN en zijn juridisch of economisch eigenaarschap van panden. Ik laat dat verder liggen.

Mevrouw Mulder heeft bij diverse gelegenheden gevraagd naar de risico-inventarisatie die wij maken voor alle kleine gasvelden in Nederland. Die wordt op dit moment door TNO uitgevoerd en zal voor het einde van het jaar gereed zijn. Dan zullen we ook met de Kamer erover kunnen spreken.

Ik kom op injectie van productiewater. We hebben in Nederland op grond van de MER's en ook ander onderzoek en praktijkervaring gekeken wat we het beste kunnen doen met productiewater dat naar boven komt bij het naar boven halen van olie en gas. Dat speelt met name in Schoonebeek bij de oliewinning aldaar. Maar het speelt breed in Nederland. We hebben productiewater en daar moeten we iets mee doen. Je kunt het lozen op het oppervlaktewater, je kunt het helemaal zuiveren, je kunt het ook terugbrengen in de bodemlagen waaruit het afkomstig is. Tot dat laatste is besloten. Ik denk dat dit een goede keuze is geweest. We doen het heel anders dan in bijvoorbeeld Amerika. Daar brengen ze het productiewater in de grond in, maar dan in waterhoudende lagen. Dan wordt het dus gewoon met ander water vermengd. Wij doen het anders. Wij kijken naar lege gasvelden, die per definitie niet lekken omdat op die gasvelden een druk zat van soms een paar honderd atmosfeer, een paar honderd bar. Als een gasveld een dergelijke druk kan houden, kan het zeker dat productiewater houden dat erin wordt geïnjecteerd. Dat is een heel veilige manier van werken; daar zijn ook nog geen problemen meer geweest en wij passen deze manier van werken al vele tientallen jaren toe. Er is wel een probleem met het transport van het productiewater van Schoonebeek naar Twente. Het gaat er dus niet wat er gebeurt als het is ingebracht in de bodem, maar om het transport. De buis die wordt gebruikt tussen Schoonebeek en Twente is een buis waar eerst het gas doorheen ging. Die wordt nu gebruikt voor het productiewater. Bacteriën in het productiewater hebben de buis aangetast, waardoor er een lekkage is. Als gevolg daarvan is het gebruik van die buis buiten werking gesteld. Bovendien is de hele oliewinning in Schoonebeek stilgelegd. Nu zoeken we uit wat er precies is gebeurd. We hebben de lekkage natuurlijk gesaneerd en we zoeken nu uit wat er precies is gebeurd. Daarna moet bekeken worden of dit op een andere manier toch verantwoord kan worden doorgezet. Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is hierbij uitgebreid betrokken. Er is een speciaal testprogramma. Vervolgens zal er een besluit worden genomen. Ik denk nog steeds dat dit op dit moment de beste weg is, als het op een goede manier wordt uitgevoerd.

Nadat u de gelegenheid hebt gegeven om te interrumperen, voorzitter, zal ik nog iets zeggen over de vervroegde evaluaties van dit proces.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De Minister en ik beschikken misschien over verschillende informatie. Volgens mijn informatie is door grondwaterinjectie een aardbeving veroorzaakt bij het Friese De Hoeve en zijn door lekkages van grondwater de putten TUB-1 en TUB-2 stilgelegd, de eerste door de NAM zelf en de tweede pas na grote druk van omstanders. Verder wordt bij Borgsweer wel degelijk geïnjecteerd in een waterhoudende laag. De NAM zegt daarover: wij vinden dat heel fijn, want dat geeft wat tegendruk. Dat komt niet helemaal overeen met de informatie van de Minister. Of ik zit fout, of de Minister heeft andere informatie dan ik heb. Het lijkt alsof er echt wel iets meer aan de hand is met die afvalwaterinjectie dan wij in 2006 wisten, toen de MER is gemaakt. Ik ben het met de Minister eens, je kunt pas reageren op kennis als je die ook hebt. De recentere kennis geeft echter aan dat er veel grote problemen zijn met afvalwaterinjectie dan destijds bekend was. GroenLinks zou heel graag willen ...

De voorzitter: En uw vraag?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): GroenLinks zou heel graag willen dat er op basis van de meest actuele kennis wordt gekeken naar de veiligheid van afvalwaterinjectie op de vijftien plekken in Nederland waar we dat nu doen.

Minister Kamp: Ik gaf net al aan dat ik nog iets zou zeggen over de evaluaties van de productiewaterinjectie in Twente. We hebben de zesjarige evaluatie, die volgend jaar zou plaatsvinden, naar voren gehaald. Die is in het eerste halfjaar van 2016 gereed. De punten die mevrouw Van Tongeren noemde, zal ik goed noteren en ook bij de evaluatie betrekken. Daar mag immers geen misverstand over blijven bestaan. We hebben in Nederland zeer veel activiteiten, zoals verkeer, allerlei industriële activiteiten en ook recreatieve activiteiten. In Nederland gebeuren allerlei dingen waaraan een zeker risico gebonden is. Dat geldt zeker ook voor de mijnbouwproductie in Nederland en voor de manier waarop we vervolgens omgaan met de stoffen die daarbij vrijkomen. Zonder risico zijn we nooit, maar we moeten steeds de verstandigste beslissingen nemen. Ik heb de overtuiging dat we dat ook doen. Ten aanzien van het probleem in Twente zal een en ander nader worden uitgewerkt bij de evaluatie. Zoals gezegd zal ik de punten die mevrouw Van Tongeren noemde, daarbij betrekken. In het kader van die evaluatie zullen we in principe ook helemaal opnieuw gaan bekijken of de manier waarop we het de afgelopen decennia hebben gedaan, wel verstandig is. Misschien moeten we toch naar bovengrondse verwerking toe. Ik wil niet suggereren dat we dat moeten gaan doen, maar ik wil het wel bekijken. Misschien beoordelen moeten we het nu anders beoordelen dan het in het verleden is beoordeeld. De NAM heeft ook aangegeven dat zij dit apart wil bekijken en dat zij de commissie voor de m.e.r. zal vragen om de evaluatie te beoordelen. Ik ben van plan om zelf op dit belangrijke punt, de evaluatie van de NAM, nog een second opinion vragen. Ik zal dit hele pakket van de punten van mevrouw Van Tongeren, de vervroegde evaluatie, het advies van de commissie voor de m.e.r. en ook de second opinion naar de Kamer sturen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik dank de Minister voor de toezegging om De Hoeve en Grijpskerk mee te nemen in de evaluatie. Is het mogelijk dat de Kamer meekijkt bij de opdracht voor die evaluatie? De MER stoelt meestal op wat je doet met je energiekosten. Als je energie opwekt met kolen, heeft dat een groot nadelig milieueffect. Dat is de reden dat de balans meestal uitslaat naar ondergrondse afvalwaterinjectie. Ik zou het enorm op prijs stellen als de Kamer mee kan kijken bij de opzet van die evaluatie.

Minister Kamp: Ik wil dat niet doen. Ik ben onderdeel van het dagelijks bestuur. Ik word gecontroleerd door de Kamer, maar het is niet goed dat de Kamer op mijn plek gaat zitten. Dan neemt de Kamer zelf de beslissingen en moet zij zichzelf vervolgens controleren. Het is veel beter om mij mijn werk te laten doen en dat vervolgens te beoordelen. Als mijn werk eerst op het bord van de Kamer komt en de Kamer daarover een opvatting geeft, halen we onze rollen door elkaar. Het antwoord op die suggestie van mevrouw Van Tongeren is wat mij betreft dus: nee.

Ik heb nog iets te melden over energiebesparing. Diverse woordvoerders zijn hierop ingegaan. Energiebesparing, energie-efficiency, is niet iets wat wij de bedrijven door de strot moeten duwen, vind ik. De bedrijven hebben er zelf belang bij, het is voor hun eigen duurzame concurrentiepositie gewoon goed als ze optimaal energie-efficiënt hun zaken organiseren. Het is ook goed voor de verduurzaming van de economie en daar hebben die bedrijven ook belang bij. Alleen in een duurzame economie heb je als bedrijf een goede toekomstverwachting. Op het punt van energie-efficiency hebben we al een paar grote mijlpalen bereikt. Ik heb de Kamer al kunnen melden dat er een raamwerk is gemaakt voor de een-op-eenafspraken met bedrijven. De sectororganisaties en ik hebben afspraken gemaakt over de wijze waarop we de een-op-eenafspraken per bedrijf gaan invullen. Dat is belangrijk, want op die manier kunnen we uiteindelijk wel 9 petajoule energiebesparing in de industrie bereiken. Daar kunnen we een flinke bijdrage aan leveren.

Deze zomer gaat het Expertisecentrum Energiebesparing van start. Dat begint met een aantal pilots die door verschillende partijen uit het veld worden getrokken. De maatregelen die ik net heb genoemd, die twee mijlpalen, komen boven op maatregelen die reeds in gang zijn gezet, namelijk het vereenvoudigen van de handhaving van de Wet milieubeheer – daarover hebben we het al vaak gehad in de Kamer – en de Energie Prestatie Keuring (EPK). Alle afspraken uit het energieakkoord over energiebesparing zijn op dit moment in volle gang wat de industrie betreft.

Er is ook gesproken over het project Stroomversnelling. Gisteren heb ik er in het bijzonder met de heer Vos over gesproken, toen ik hem zei dat het project nu ook wordt toegepast in Groningen en dit jaar mogelijk al 1.650 bijna nieuwe – het verschil tussen zo'n oude huurwoning en zo'n nul-op-de-meterwoning is echt spectaculair; degenen van u die het nog niet hebben gezien, kan ik het van harte aanbevelen – woningen oplevert. Als dat lukt, zou dat echt geweldig zijn. We zijn al heel ver om dit een goede push te geven in de Nederlandse huursector. Datzelfde proberen we nu ook in de koopsector voor elkaar te krijgen. Op 1 januari gaan we hiertoe met een aantal partijen beginnen met pilots. Met diezelfde partijen proberen we dat vervolgens op te schalen. We hebben de ambitie om vanaf het jaar 2020 jaarlijks 50.000 nul-op-de-meterwoningen te realiseren. Het mooie van dit hele project is dat je zo'n woning binnen tien dagen voor elkaar krijgt. Er zijn zelfs bedrijven die eraan werken om het binnen één dag voor elkaar te krijgen. Het is echt spectaculair wat daar gebeurt!

Ik kom op de handhaving van de besparingsverplichting uit de Wet milieubeheer. Hierover hebben we al vaak met de Kamer gesproken. Ik vind het belangrijk dat we deze bepaling in de Wet milieubeheer ook toepassen. Met maatregellijsten en dergelijke hebben we al het nodige voorwerk gedaan. Inmiddels hebben we ook met alle 28 regionale uitvoeringsdiensten afgesproken dat ze prioriteit gaan geven aan energiebesparing en dat ze nagaan hoe ze dit punt het beste in hun uitvoeringspraktijk kunnen laten landen, opdat de gewenste resultaten ook worden behaald.

Misschien moet ik ook iets zeggen over de Wet onafhankelijk netbeheer. Bij de totstandkoming ervan was het uitgangspunt dat de netwerken voor gas en elektriciteit losgekoppeld zijn van de leverings- en productiebedrijven. Ikzelf vind dit een goede wet. Het voordeel daarvan is immers dat risico's bij levering en productie – dat is zeker niet ondenkbaar als je ziet wat er op dit moment allemaal speelt – niet worden afgewenteld op het netwerk. Als er investeringen moeten worden gedaan in netwerken, mag binnen de grote holding niet worden gezegd «dat kan dan wel nodig zijn voor de energietransitie, maar wij hebben andere prioriteiten» of «wij hebben geen geld, dus doen wij het maar niet». We willen echt dat ook wordt gedaan wat nodig is voor de netwerken. Over het eigendom van de netwerken hebben we ook afspraken gemaakt. We hebben ervoor gezorgd dat de netwerken altijd beschikbaar zijn en dat er op het punt van productie en levering wordt geconcurreerd. Je ziet ook dat die concurrentie geweldig werkt in Nederland en ook een zeer prijsdrukkend effect heeft.

Dat is een wet die destijds tot stand is gekomen. Twee bedrijven die het niet eens waren met deze wet zijn doorgegaan met procederen, tot aan de Hoge Raad. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan, namelijk dat de wet niet in strijd is met Europees recht. Een bepaald onderdeel, namelijk of er sprake is van strijdigheid met het EVRM, is doorverwezen naar het gerechtshof in Amsterdam. Die moet hierover nog apart een uitspraak doen. Met de uitspraak van de Hoge Raad is de Wet onafhankelijk netbeheer gewoon van toepassing. Daar moet dus ook op worden toegezien door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Ik heb de ACM er wel op gewezen dat de procedures nog niet helemaal klaar zijn. Het Gerechtshof Amsterdam gaat zich er nog over buigen. Dat doet in laatste instantie uitspraak. Er is dus nog geen volledige duidelijkheid. De wet geldt echter wel. Hoe daarmee wordt omgegaan? Daar hebben we nu juist de slimme koppen bij de ACM voor. Zij zullen zich hierover buigen.

Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik de meeste punten heb gehad. Mochten de Kamerleden nog aandacht willen hebben voor andere punten, dan zal ik die graag geven in tweede termijn.

De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Ouwehand voor haar tweede termijn. Ik stel voor om in de tweede termijn een spreektijd van drie minuten te hanteren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Dank aan de Minister voor zijn beantwoording. Waardering voor het feit dat hij buiten heeft gesproken met de mensen van Terschelling en alle supporters. Een paar weken geleden hadden we op het Plein een prachtige demonstratie. Terschelling is ook vertegenwoordigd op de publieke tribune, zie ik, in best warme klederdracht.

Minister Kamp: Dat hebben ze aan voor het beachvolleybaltoernooi van straks!

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ah, dat denk ik!

Dank daarvoor, dat was sportief van de Minister. We blijven echter wel zitten met het feit dat de mogelijkheid dat er een vergunning wordt verleend nog steeds aanwezig is. Het liefst wil de Partij voor de Dieren dat niet. Ik kijk ook even naar de Partij van de Arbeid. Ik hoop dat zij in tweede termijn bevestigt wat zij in eerste termijn heeft gezegd, namelijk: geen nieuwe boringen in het waddengebied. Mooi dat de Minister de aangenomen motie uitvoert om in elk geval niet snel over te gaan tot vergunningverlening voor de voorgenomen boringen bij Terschelling. Hij doet dat pas als de nieuwe Mijnbouwwet van kracht is. Echter, als we nu al weten dat het bezwaar zo groot is en de exploitant zelf ook al heeft gezegd «niet ten koste van alles», is het dan niet verstandiger om vandaag al de klap te geven en dit niet boven de markt te laten hangen? Dat is het pleidooi van de Partij voor de Dieren.

De Minister heeft herhaaldelijk gezegd dat hij van plan is om in de geest van de nieuwe Mijnbouwwet te handelen. Hoe moeten we dat zien wat betreft het betrekken van lokale overheden, bijvoorbeeld bij Blijham en Saaksum? Er zijn oude vergunningen, maar de wereld is wel veranderd. Vindt de Minister ook dat dit in de geest van de nieuwe Mijnbouwwet zou moeten?

Ten aanzien van SDE+ heb ik in eerste termijn vragen gesteld over de mestregisters. In de tussentijd is het rapport uitgekomen waarnaar ook de Partij van de Dieren had gevraagd, getiteld Nut en risico's van covergisting. De conclusies zijn niet misselijk. Het draagt nauwelijks bij aan de productie van energie, maar heeft wel een heel hoge prijs. Financieel draagt de belastingbetaler meer dan de helft van de kosten, via een subsidie die nota bene bedoeld was om duurzame energie op te wekken. We kunnen dat geld beter besteden aan echt duurzame energie. Dan hebben we ook al die overlastsituaties niet waarover het rapport heel kritisch is. Mijn pleidooi is dan ook: Minister, houd hiermee op en steek dat geld in de energieverduurzaming, die we echt nodig hebben.

Ondertussen heeft de rechter uitspraak gedaan in de klimaatzaak tegen de Staat. Het kabinet heeft aangekondigd in de zomer een besluit te nemen om al dan niet een hoger beroep in te stellen. Dit is zo historisch, de hele wereld kijkt mee. Het is nog nooit gebeurd dat een rechter een staat heeft veroordeeld voor te weinig inspanningen op het vlak van klimaatmaatregelen. Ik vind dan ook dat de Kamer hier niet buiten gehouden mag worden. Kan de Minister toezeggen dat het kabinet geen beslissing neemt over een hoger beroep voordat het hierover met de Kamer heeft gesproken? Dat zou dan pas na het reces kunnen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. De Minister begon zijn betoog met de opmerking dat de informatievoorziening over de SDE+ beter kon. Daar zijn wij heel blij mee. De Rekenkamer is het met hem eens dat het beter kan en ik ben blij dat de Minister hieraan werkt.

Wat de kolencentrales betreft moet ik mijn hand misschien ook in eigen boezem steken, in die zin dat ik de vraag niet duidelijk genoeg heb geformuleerd. Ik heb de Minister nooit gevraagd naar het bedrag van de kolenbelasting die we mede zelf hebben ingesteld. Mijn vraag ging over het geld dat bedrijven kwijt zijn als we de centrales eerder sluiten. Welke kosten maken bedrijven voor het eerder sluiten van de kolencentrales? Dat was mijn vraag. Als de Minister kan aantonen dat ook dit al in stukken staat, dan zie ik die graag tegemoet.

Ik heb nog een aantal vragen. Wij waren geschokt door het bericht van gisteren dat Eneco van plan is om 400 miljoen aan investeringen in duurzame energie te schrappen. Ik vraag de Minister om te kijken naar de effecten hiervan op het energieakkoord. Een en ander benadrukt voor mij het belang om heel snel – ik zou bijna zeggen: per 1 januari – te starten met de evaluatie van het energieakkoord. Dan is het 2016 en kan de Minister ermee beginnen. Laten we dan als uitgangspunt de versterking en verlenging van het energieakkoord nemen.

De voorzitter: Mevrouw Van Tongeren wil interrumperen. Ik stel voor dat we het houden bij één interruptie per woordvoerder.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik meen mij te herinneren dat D66 voorstander was van splitsing. Klopt dat?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): De splitsingswet is destijds ingevoerd om een aantal redenen, namelijk om ervoor te zorgen dat er voldoende geld zou zijn om te investeren in infrastructuur en dat er concurrentie zou plaatsvinden, waardoor consumenten meer keuzemogelijkheden zouden hebben tussen verschillende energiemaatschappijen. Vroeger zat je bij Eneco als je in Rotterdam woonde; dat was je netwerkbeheerder en dat was ook de enige die je energie kon leveren. Bovendien was de veronderstelling toen dat alle bedrijven in heel Europa op dezelfde manier zouden gaan splitsen.

Nu zien we dat de ontwikkelingen in Europa anders zijn geweest en dat we andere modellen hebben bedacht om ervoor te zorgen dat consumenten keuzes krijgen. Dat hebben we met de kabel gedaan. Ook in Rotterdam kun je nu kiezen voor allerlei andere bedrijven dan Eneco.

Daarmee blijft nog wel het punt staan of je kunt verzekeren dat zo'n geïntegreerd bedrijf niet geld uit de investeringen in infrastructuur haalt dat eigenlijk zou moeten gaan naar de productie, of dat daartussen geen onterechte kruissubsidiering plaatsvindt. Dus wij vinden dat de redenen om destijds te splitsen nog steeds overeind staan. We zien ook dat de situatie in Europa inmiddels anders is en dat er andere mogelijkheden zijn, maar er blijven nog steeds haken en ogen. Dit is een wat lang antwoord, maar het was een ingewikkelde vraag.

De voorzitter: De vraag was niet ingewikkeld maar de materie is dat wel.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik hoorde het antwoord niet. Het klonk bijna als een antwoord dat we zo nu en dan van een bewindspersoon krijgen, in de trant van: vroeger was het zo, nu zit het zo. De vraag was: heeft D66 dat gesteund? Het antwoord is volgens mij: ja. Ik begrijp nu dat D66 daar misschien een beetje spijt van heeft omdat het leidt tot oneerlijke concurrentie. Buitenlandse bedrijven die in Nederland actief zijn, zijn niet gesplitst en Nederlandse bedrijven worden door die grote buitenlandse bedrijven overgenomen. Vindt D66 dat gewenst of niet?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik kan alleen maar concluderen dat mevrouw Van Tongeren niet goed geluisterd heeft naar wat ik gezegd heb. Ja, wij waren daar voorstander van, om een aantal redenen. Wij vinden die redenen nog steeds valide. Wij zien ook dat er nu andere manieren zijn om aan die redenen tegemoet te komen en we zien ook dat er nog steeds haken en ogen zijn waarover je moet nadenken voordat je hierover een besluit neemt. Dat is mijn antwoord aan GroenLinks.

Ik kom op de windmolens binnen de tienmijlszone. Voor een heel aantal gemeenten aan de kust zijn die een grote bron van zorg. Zij vragen dan ook om alternatieven goed te kunnen onderzoeken.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Toen mevrouw Van Veldhoven net weg was, hebben wij de toezegging van de Minister gekregen dat wij voordat het Waterplan er is een uitwerking krijgen van de gezamenlijke motie van D66 en CDA op dit punt, zodat wij daar ook nog iets mee kunnen.

Voorzitter: Ouwehand

De heer Jan Vos (PvdA): Het punt van mevrouw Van Tongeren is ook iets wat bij mij leeft. Ik begrijp het antwoord niet helemaal. Inderdaad heeft Minister Brinkhorst van D66 indertijd deze splitsingswet ingevoerd. Mevrouw Van Veldhoven zegt nu dat het allemaal niet goed is wat hier gebeurt en dat wij in duurzame energie moeten investeren. Dat ben ik met haar eens, maar het was haar eigen Minister die dat indertijd heeft opgezet. Dus als zij nu, in PvdA-taal, een draai maakt, dan lijkt mij dat heel legitiem, maar dan wil ik wel graag weten of dat inderdaad zo is en dan deel ik toch eigenlijk de opinie van mevrouw Van Tongeren dat het verdacht veel lijkt op zo'n draai.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Als iemand weet hoe draaien eruitziet, is het natuurlijk de Partij van de Arbeid, dus ik kan me voorstellen dat u daaraan denkt, maar het ligt toch iets genuanceerder en dat past dan weer heel goed bij mijn partij.

Je moet onderscheid maken tussen het doel en de middelen. Het doel was ervoor zorgen dat consumenten niet vastzitten aan één energieleverancier maar kunnen kiezen uit meerdere. Wij zien dat dat heel interessant wordt gevonden en dat heel veel mensen overstappen van de ene naar de andere energieleverancier. Dat is een gevolg van het splitsen van energieleveranciers en netwerkbedrijven. Dus ik ben heel blij dat dat gerealiseerd is en daar hebben wij absoluut geen spijt van. Ik weet niet of de Partij van de Arbeid daar spijt van heeft, maar wij vinden dat nog steeds heel goed.

Aan de andere kant wil je ook zorgen dat de investeringen in de netwerken, want die moeten in publieke handen blijven, dat was ook het idee achter die splitsing, op peil blijven omdat dat gewoon van belang is voor de basisinfrastructuur. Als je nu niet gaat splitsen, moet je er wel goed over nadenken hoe je dat soort dingen regelt en hoe je voorkomt dat er een ongelijk speelveld ontstaat. Maar de situatie in Europa heeft zich ook anders ontwikkeld dan destijds was voorzien. Dus dat de omstandigheden veranderd zijn, maakt ook dat je opnieuw gaat bekijken wat op dit moment het verstandigst is om te doen.

De voorzitter: Mevrouw Van Veldhoeven, ik wil voorkomen dat we hier de hele splitsingsdiscussie in de tweede termijn van het AO Energie voeren. De heer Vos voor een vervolgvraag?

De heer Jan Vos (PvdA): Als ik u goed begrijp, zegt u in VVD-jargon dat we niet de gekke Henkie van Europa moeten worden. Dan concludeer ik toch in PvdA-taal dat u een full one-eighty heeft gemaakt. Dat kan, je hoeft niet altijd te blijven bij wat je vond, maar betekent dat dan nu inhoudelijk dat u zegt: op groepsniveau hoeft zo’n splitsing niet, tenzij andere Europese landen daar ook toe overgaan? Is dat wat u, parafraserend, nu bedoelt?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): D66 staat nog steeds achter de doelen waartoe destijds gesplitst is, dus dat is echt helemaal niet veranderd. De vraag is, ook door het andere speelveld in Europa en door een aantal stappen die we inmiddels hebben genomen, of je nog steeds alleen dit ene middel moet inzetten om die doelen te bereiken. We hebben met elkaar afgesproken dat we een schriftelijk overleg hierover gaan voeren gedurende de zomer. Ik ben ook heel benieuwd naar de antwoorden van de Minister daarop. Dat is wat ik u nu kan zeggen. De doelen van die splitsing staan voor ons nog steeds recht overeind; daar staan we nog steeds achter.

De voorzitter: Mevrouw Van Veldhoven vervolgt haar betoog. Of was ze al klaar?

Voorzitter: Jan Vos

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Nee, voorzitter, ik was nog niet klaar, want er waren wat interrupties. Ik dank mevrouw Mulder voor het punt van orde dat we over de tienmijlszone een reactie op onze motie krijgen. Die wacht ik af. Ik neem aan dat daarmee al mijn zorgen zijn weggenomen. Maar in ieder geval is het belangrijk dat de zorgen van deze kustgemeenten de aandacht hebben gekregen.

Ik wil nog één punt aansnijden, dat te maken heeft met de certificering van biomassa. We hebben heel goede afspraken gemaakt over de bijstook van biomassa in de kolencentrales, maar we zien dat ook op allerlei andere plaatsen in Nederland afspraken over biomassa worden gemaakt. Denk aan duurzaam hout maar ook aan de chemische industrie die daar graag gebruik van wil maken. Hiervoor zat ik in het overleg MIRT. Daar denken we zelfs voor de elektrificatie van diesellijnen aan bioLNG. Het lijkt me belangrijk dat we niet tien sets met duurzaamheidsregels in Nederland krijgen voor biomassa en dat we ook een instantie hebben die de expertise heeft om daarop toe te zien. Ik stel de Minister voor om met zijn collega van I en M te komen tot één biomassacertificatieautoriteit in Nederland die op een eenduidige set van regels kan toezien.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Ik begin met Terschelling, met het mogelijk zoeken naar gas dicht in de buurt van kwetsbare natuur, als een icoon van onze Nederlandse recreatie. Dat geldt wat mij betreft ook op een aantal andere plekken in Nederland. Kortheidshalve sluit ik mij aan bij alle terechte opmerkingen van de Partij voor de Dieren. Welkom aan de mensen van Terschelling op de publieke tribune. Hartstikke goed dat jullie vandaag hiervoor helemaal naar Den Haag zijn gekomen.

Ik heb hierover twee vragen aan de Minister. Is hij bereid om nog eens te kijken naar het ABD-topadvies waarin staat dat we eigenlijk het kleineveldenbeleid zo maximaal mogelijk moeten gebruiken? Wordt die strategie bijgesteld of niet?

Wat de splitsing betreft, inhoudelijk hebben we het in de interrupties al gewisseld, kan de Minister ons een inschatting geven van wat de beslissing van Eneco betekent voor het energieakkoord, if anything? Is de Minister bereid om geen onomkeerbare stappen te zetten op het splitsingsdossier totdat de Kamer een mogelijkheid heeft gehad om over de consequenties met de Minister van gedachten te wisselen?

Dan de klimaatzaak. Het is goed gebruik om de uitspraak van een rechter uit te voeren totdat het hoger beroep er is, als dat al wordt ingesteld. Is de Minister van plan de uitspraak van deze rechter gewoon uit te voeren en, als het kabinet dan toch besluit om in hoger beroep te gaan, pas te stoppen met het uitvoeren van die uitspraak als er een andere uitspraak is? Is de Minister bereid om ook de Kamer te betrekken bij het al dan niet besluiten om hierover in beroep te gaan?

Over wind op zee hoor ik van NEWEA dat ...

De heer Bosman (VVD): Het werd zonet ook gezegd door mevrouw Ouwehand, «de Kamer te betrekken bij besluitvorming over mogelijk hoger beroep». Ik vind dat een heel bijzondere constructie. Kan mevrouw Van Tongeren uitleggen wat zij daarmee bedoelt?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Je bent waarschijnlijk maar eens in een mensenleven betrokken bij zo’n stevige, echt geschiedenis makende uitspraak van een Nederlandse rechter. Deze uitspraak is in alle bestuurskamers van iedereen die maar in de buurt van energie zit, alle verzekeraars en overal bekeken en grondig bestudeerd. Het is niet zomaar een Nederlands dingetje dat bijvoorbeeld alleen Amsterdam-Zuid betreft. Dus dit is een zo markante aardverschuiving dat ik – onze partijen verschillen misschien in onze inschatting van het belang van klimaatverandering – het heel fijn zou vinden als er een mogelijkheid is voor de Kamer om daarover met de regering van gedachten te wisselen voordat de regering een definitief besluit neemt.

De heer Bosman (VVD): Dat vind ik toch bijzonder, want rechtsgang is rechtsgang, waarvoor we volgens mij allerlei regels met elkaar hebben afgesproken. Zo werkt de rechtsstaat. Klaarblijkelijk wil GroenLinks, maar ook de Partij voor de Dieren, van de rechtsstaat een politiek spelletje maken. Dat lijkt me volstrekt onverstandig. Als we geïnformeerd willen worden over het besluit van het kabinet lijkt dat me een uitstekend middel, maar eerst nog van tevoren moeten spreken over de wens wat het kabinet gaat doen in de rechtsgang vind ik echt onverstandig.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik hoorde daar een duidelijke VVD-mening, terwijl de VVD toch ook met grote regelmaat direct reageert op een uitspraak van de rechter en dan het een ander wil van Ministers, al dan niet in hoger beroep, rond al dan niet zwaardere straffen voor bepaalde criminelen. Dus in mijn gevoel heeft de term «politieke spelletjes» niet op mij betrekking. Voor GroenLinks is klimaat, klimaatverandering en milieu al twintig jaar een kernwaarde waar wij heel hard voor strijden, dus dat is geen politiek spelletje maar ongeveer het grootste bestaansrecht van GroenLinks. Het lijkt mij dan ook terecht dat ik in dat licht een Minister vraag of er een mogelijkheid zou zijn daarover met hem van gedachten te wisselen. Ik hoor straks het antwoord van de Minister, maar ik begrijp al dat ik niet op de steun van de VVD hoef te rekenen als wij een algemeen overleg of een plenair debat voorstellen om dit te gaan doen.

Ik kom bij wind op zee. Het lijkt erop dat er is gekozen voor lagere eisen aan bankgaranties en aan de hoogte van eigen kapitaal en tijdsplanning. NEWEA, de koepelorganisatie, heeft daar zorgen over. Kan de Minister die zorgen wegnemen?

Over een aantal punten van de Minister ben ik heel blij. Ten eerste de micro nokgeneratoren. Daar hoeft geen geld bij. Het enige probleem zit bij de gemeentelijke bestemmingsplannen. Een overleg met de VNG of die gemeenten daarbij kan helpen zou het enige zijn wat deze Nederlandse fabriek in Castricum nodig heeft om echt voluit aan de slag te gaan.

Voor de waterschappen idem dito. Ik dank de Minister dat men daarmee bezig is. Het lijkt mij fantastisch als dat een green deal wordt. En ook wat Fastned betreft vind ik het fijn dat de Minister in gesprek is. Het probleem met innovatie is inderdaad altijd dat iets nieuws tussen iets bestaands moet en nooit past in de regels, dus heel fijn dat de Minister daarmee bezig is.

Ik krijg ook antwoorden over de afvalwaterinjecties, heb ik begrepen. Daar heb ik nog één vraag over, dat is mijn onbegrip, maar kan een gedeputeerde als die dat zouden willen, gewoon de Minister vragen om een afvalwatervergunning te vernietigen? Is er dan een mogelijkheid dat deze provincie te maken krijgt met enorme schadeclaims? Of is dat meer iets wat men in de provincie in kwestie verkeerd heeft begrepen?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Ik heb goed gehoord dat de Minister heeft gezegd dat hij de zienswijze uit Drenthe verder afwacht. Ik denk dat dat ook voor het Groninger gedeelte zou gelden met wind op land. Ik hoop natuurlijk dat hij alsnog ruimte geeft om ook te kijken naar alternatieven.

Dank ook voor de toezegging van de Minister over het Waterplan dat wij de resultaten van de MKBA zullen ontvangen voordat wij dat Waterplan gaan behandelen in de Tweede Kamer. Daarmee komt hij tegemoet aan de wensen zoals verwoord in de motie van het CDA en D66.

Een ander punt dat ik hier graag wil maken is dat het CDA het heel mooi vindt dat er nu een regeling is in Limburg voor de schrijnende gevallen. Echt hulde voor de nieuwe coalitie die in Limburg is gestart. Maar we waren wel wat verbaasd om te horen dat de rechtsopvolgers van voormalige kolenwinningsbedrijven toch weigeren mee te betalen. Dat heeft ons teleurgesteld omdat de Minister nog in 2014 schreef dat daar wel mogelijkheden voor zouden zijn. Wij zouden graag een reactie van de Minister op deze berichten ontvangen, ook voor onze mensen in Limburg.

Is de Minister bereid om de tussenevaluatie over het energieakkoord van medio 2016 zo veel mogelijk naar voren te halen? De Rekenkamer is namelijk nogal stellig dat we de doelen niet halen en dat er maatregelen moeten worden genomen. Als we daar heel lang op gaan wachten, zitten we ook meer achteraan om de doelen dan vervolgens weer te bereiken. Nu heeft de Rekenkamer twee scenario’s weergegeven. Het CDA zou graag zien dat daarbij het zonne-energie- en energiebesparingsscenario ook verder wordt uitgewerkt. Ik had hier in eerste termijn ook om gevraagd. Misschien wil de Minister daar nog specifiek op ingaan.

Wellicht is de Minister alsnog bereid om in de SDE+ specifiek voor energiecoöperaties toch nog een regeling op te zetten. Ik blijf daar gewoon keer op keer op aandringen. Ik vraag me ook af in hoeverre die SDE+-regeling uiteindelijk misschien ook voor groepen, inwoners, particulieren op deze manier toegankelijk zou kunnen worden.

We hebben vorige week bij het WGO EZ gesproken over de reserve die deels nu wordt ingezet voor Groningen. Ik zie dat mijn moties het niet hebben gehaald voor alternatieven voor financiering daarvan, maar wij zouden graag willen weten of de Minister alsnog bereid is om ook te kijken wat je nu nog met energiebesparing in Groningen kunt doen met het geld dat in die reserve zit. Dan hebben wij het over 595 miljoen euro. De Minister zegt dat hij daar 398 uithaalt. Er is dan een restant aan gelden dat, als ik het vorige week goed heb begrepen, nog niet is toegezegd. Zouden we dat kunnen inzetten voor energiebesparing in Groningen? Daarop zouden we graag nog een reactie van de Minister ontvangen.

De Minister heeft vorige week ook toegezegd dat hij nog extra duidelijk gaat maken wat de rijksdienst voor Groningen nu precies gaat doen en hoeveel geld die nu precies waarvoor nodig heeft. Hij zei dat hij, als dat onvoldoende duidelijk is, daarin wel inzicht verschaffen aan mevrouw Mulder en dat alsnog schriftelijk naar de Kamer zal sturen. Wanneer mogen we die informatie verwachten?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Gisteren hebben we met de Minister ook al gesproken over de gaswinning in kleine velden. De Minister heeft aangegeven dat hij wel wil handelen volgens de wijzigingen van de Mijnbouwwet en ook volgens de aanbevelingen uit het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Tegelijk zie ik dat er nu echt locaties aan de orde zijn waarbij nog niet gehandeld is conform die aanbevelingen. Wat mijn fractie betreft komt er dus echt een pas op de plaats en gaan we daar bekijken of we procedures opnieuw, maar daarmee ook beter kunnen doen omdat de gemeente en burgers daarbij betrokken worden.

Ik zie mensen van Terschelling hier in de zaal zitten. Het besluit over Terschelling is uitgesteld. Daar ben ik natuurlijk heel blij mee, maar klopt het dat binnenkort wel al wordt beslist over de opsporingsvergunning en de winningsvergunning? Mijn fractie vraagt nogmaals om een moratorium in te stellen op mijnbouwactiviteiten in het waddengebied.

Dan de SDE+-regeling met de vraag die ik al in eerste termijn aan de Minister wilde stellen. Zonne-energie zit pas na biomassabijstook in de SDE+-regeling maar zon-pv wordt steeds goedkoper, want de ontwikkelingen gaan heel snel. Maar biomassa wordt juist weer duurder in de toekomst. Is het nu niet mogelijk, zoals ook wordt gesuggereerd in de Monitor Duurzaam Nederland, om het potentieel voor de langere termijn als criterium op te nemen in de SDE+, of in ieder geval onderzoek daarnaar te doen? Ik hoor graag de reactie van de Minister. Ook mijn fractie pleit voor een schot in de SDE+ voor zon-pv en zonthermisch omdat we zien dat daar gewoon nog veel potentieel is dat niet wordt benut; dat is jammer.

Ik ben verbaasd over het feit dat er geen mogelijkheden zijn voor houtpallets voor stoomproductie om voor 2026 aan de duurzaamheidscriteria te voldoen. Ik wil de Minister best geloven, maar ik ga ook buiten dit huis nog eens mijn oor te luisteren leggen wat de mogelijkheden daarin zijn.

De splitsingswet mag dan niet in strijd zijn met het Europees recht, maar de vraag is of die wenselijk is. De ChristenUnie vindt van niet, maar daarover gaan we nog met elkaar debatteren.

Ik vind het opvallend dat de Hoge Raad verwijst naar het gerechtshof in Amsterdam over een uitspraak over inbreuk op het eigendomsrecht. Daar is dus geen duidelijkheid over. Als dat nog niet duidelijk is, mogen er toch geen onomkeerbare stappen worden gezet, ook niet door de ACM? Die vraag stel ik nog even over het briefje van de Minister hierover bij de stukken van vandaag.

De heer Bosman (VVD): Allereerst excuses voor de wat rommelige bijdrage van de VVD. De eerste termijn werd gedaan door mijn collega Bart de Liefde en ik was wat later door een ander AO; het is wat druk allemaal.

Dank voor de antwoorden van de Minister. Allereerst wil ik toch even ingaan op de rechtszaak en de betrokkenheid van de Kamer daarbij. Het staat de Kamer natuurlijk vrij om daarover te debatteren, maar laten we vooropstellen dat niemand het recht ontzegd kan worden om gebruik te maken van zijn of haar beroepsrecht. Dat heet de scheiding der machten. Dus laten we dat even heel duidelijk stellen. Het kan toch niet zo zijn dat de Kamer hier een oordeel gaat vellen om het beroepsrecht maar wat te verminderen?

De voorzitter: Mijnheer Bosman, ik zie drie interrupties naar aanleiding van uw interpretatie van de trias politica.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik stel voor dat de heer Bosman nog even wat studie doet. Het kabinet kan besluiten om wel of niet in hoger beroep te gaan. Dat is een politiek besluit en de Kamer kan vragen: het is zo historisch, betrek ons daarbij, wij willen graag met u meedenken over die afweging, gaat u wel of niet in beroep? Dat is het, verder is er geen verstoring van de trias politica wat mij betreft. Dit is geen vraag, maar ik zou zeggen: knoop het in uw oren en geef toe dat wij gelijk hebben, dat is altijd leuk!

De voorzitter: Mevrouw Van Veldhoven, u hebt reeds geïnterrumpeerd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Nee, u hebt mij allen geïnterrumpeerd, maar dat is een ander verhaal. Zo kom ik overigens natuurlijk wel hoog in de statistieklijstjes!

Laat ik het als vraag formuleren voor de heer Bosman. Zou hij zich kunnen voorstellen dat iemand tot een besluit zou kunnen komen om niet in hoger beroep te willen gaan? Want je hoeft natuurlijk niet in hoger beroep. Dus kan hij zich voorstellen dat iemand, zelfs een Minister, tot de conclusie zou kunnen komen: ik hoef niet in hoger beroep te gaan?

De heer Bosman (VVD): Dat kan zeker, alleen zou mijn appreciatie zijn dat je, als je zegt «het is zo historisch», toch wel alle rechtsgronden zou willen onderzoeken. Maar dat is dus de keus aan de Minister. Dus ik kan me niet voorstellen dat het niet gaat gebeuren, maar het is wel een keuze van de Minister.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Nu komen we al een stapje verder, want nu is het niet meer een verstoring van de trias politica maar nu is dus de keuze aan de Minister of hij in hoger beroep gaat, ja dan nee. Dat betekent dat de Minister die afweging kan maken op allerlei manieren, inclusief mogelijkerwijs een discussie met de heer Bosman, die zijn opvatting daarover heeft, of ook met andere leden van deze Kamer. Daarmee is dus een verzoek om met de Minister hierover van gedachten te kunnen wisselen natuurlijk op geen enkele wijze in strijd met de trias politica. De Minister maakt daarna uiteraard zijn eigen afweging om al dan niet in hoger beroep te gaan.

De heer Bosman (VVD): Ik vind het echt fantastisch. We zijn het allemaal eens! Ik zeg exact hetzelfde. Ik zeg: ik ga niet voor een debat liggen, gaat u vooral rustig debatteren, misschien doen we wel mee, maar dat wil niet zeggen dat dit automatisch wel of niet leidt tot een beroep.

Nogmaals dank voor alle goede antwoorden van de Minister, die aangeeft dat windturbines in het IJsselmeer, bij het zogenoemde wind-in-meerproject, meer wind leveren en dus minder subsidie nodig hebben. Maar hoe zit het met de verschillende windsnelheden op het IJsselmeer? Bij wind op land is er een variabele SDE+-subsidie, afhankelijk van de windsnelheid. Waarom heeft de Minister hier niet voor gekozen bij wind in meer?

De Minister heeft aangegeven dat hij het ook eens is dat er, indien er meer dan 15% mee- en bijstook komt bij biomassa, kritisch moet worden gekeken naar duurzaamheid en overheidssubsidiëring.

Voorzitter: Ouwehand

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Ik begin met Terschelling, mede naar aanleiding van wat mevrouw Ouwehand heeft gesteld. Nee, wij zijn niet van gedachten veranderd tussen de eerste en de tweede termijn van dit AO. Wij zijn tegen de gasboringen zoals zij zijn voorgenomen vlak boven Terschelling. Wij vinden de natuurwaarde daar heel belangrijk en wij hebben ook geconstateerd dat er geen draagvlak is. We denken dat er op andere, duurzamer manieren in de Nederlandse energievoorziening zou moeten worden voorzien. Dus wellicht kunnen we elkaar ook vinden in een gezamenlijke uitspraak die wij in ieder geval aan de Kamer zouden willen ontlokken op dit punt.

Van de evaluatie van het energieakkoord, die in het regeerakkoord is voorzien voor 2016, heeft de Minister als ik hem goed heb begrepen gezegd dat hij die in 2016 inderdaad aan de Kamer wil toezenden. Wij zouden graag zien dat dat dan ook begin 2016 is. Dat vind ik een belangrijk punt omdat dan in deze regeerperiode het energiebeleid ook nog zou kunnen worden bijgesteld. Als wij het aan het einde van het jaar doen, kijken we alweer naar de volgende regeerperiode, dus als eind 2015 de energieverkenning beschikbaar komt, moeten we daar toch heel snel gevolgen uit kunnen trekken. Ik zou graag zien dat het kabinet daartoe voorbereidingen treft. Mijn verzoek aan de Minister is of hij daarover een toezegging zou willen doen.

Voor de SDE+-subsidie kijken we uit naar de cijfers. Wij zijn van mening dat de beschikbare subsidie zo efficiënt mogelijk moet worden ingezet. Als de doelen niet gehaald worden en het geld niet volledig wordt ingezet, dan is er natuurlijk sprake van een discrepantie waar wij dan het kabinet op zullen aanspreken. Dus graag een efficiënte besteding van de SDE+-subsidies.

Ten aanzien van de uitspraak van de rechtbank inzake de klimaatzaak heeft mijn fractie al gesteld dat wij ons kunnen vinden in die uitspraak. Het is aan het kabinet om in hoger beroep te gaan, maar het verzoek van een aantal fracties hier aan het kabinet om met de Kamer te kunnen debatteren over dit onderwerp wil ik wel ondersteunen. Ik vind dat een uitspraak van groot belang. We hebben hier ook samen met de fractie van GroenLinks bepleit om in de Kamer een hoorzitting te organiseren en daarvoor partijen uit te nodigen zodat we de importantie van de uitspraak nader kunnen bestuderen en beter kunnen doorgronden. Het feit dat het kabinet niet in één keer een besluit heeft genomen, maakt het mogelijk om met elkaar te debatteren en als dat zou kunnen, zou dat ook door mijn fractie zeer op prijs gesteld worden.

Het is voor de Partij van de Arbeid belangrijk om banen in Nederland te creëren. De Minister heeft uitgelegd dat hij de mogelijkheid ziet dat SDE+-geld naar het buitenland gaat. Bereidt hij nu daadwerkelijk stappen voor of ziet hij slechts een mogelijkheid? Dat is toch een onderscheid dat mij nog niet helemaal duidelijk is en waar ik graag nog een nadere toelichting op zou krijgen.

Voorzitter: Jan Vos (PvdA):

De voorzitter: Deze Minister stelt er bijna een eer in om niet te schorsen en de Kamer meteen van repliek te dienen. Ik zie aan zijn lichaamshouding dat dat in dit geval ook weer zal gaan gebeuren.

Minister Kamp: Voorzitter. Ik ben al lang van stof. Als ik nu ook nog lange pauzes vraag, dan wordt het helemaal acceptabel voor de Kamer. Laten we eens kijken hoe ver ik kan komen.

Mevrouw Ouwehand en mevrouw Van Tongeren vragen om Terschelling af te blazen, en ook bij de heer Vos bespeurde ik iets dergelijks. Ik kan maar niet zo dingen afblazen, we hebben geen land van willekeur, we hebben een land van wetten en regels en zorgvuldige besluiten. Die zullen we ook met betrekking tot Terschelling moeten nemen. Ik heb wel gezegd dat, waar wij bezig zijn met een wijziging van de Mijnbouwwet, het dan van belang is om in zo'n lopende zaak in Terschelling dan ook te gaan beslissen, als dat mogelijk is, wanneer die nieuwe wet beschikbaar is. Ik denk dat dit redelijkerwijs kan als je kijkt naar het tijdsverloop dat normaal is bij dit soort vergunningen en beslissingen en naar waar we mee bezig zijn. Dan denk ik dat in dit geval dat wel de grens is die ik nog net kan pakken.

Daar overheen gaan en niet alleen de zaak een jaar aanhouden maar zelfs helemaal afblazen, lijkt mij niet mogelijk. Ik zeg dat dat niet kan. Dat is niet in overeenstemming met de regels en ik heb die ruimte niet om dat te doen, dus ik wil mij beperken tot wat ik nu heb gedaan, namelijk zo snel mogelijk die wet wijzigen en daarna op grond van die gewijzigde wet ook een zorgvuldig besluit met betrekking tot Terschelling nemen.

Mevrouw Ouwehand heeft ook gevraagd om reeds nu op grond van die gewijzigde Mijnbouwwet te handelen. Ik heb al eerder aan de Kamer gezegd, naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid, dat ik ook van plan ben om dat te doen, maar dan gaat het wel om de procedures waarin dat mogelijk is. Als je vergunningen hebt die al zijn verleend of een procedure die al te ver gevorderd is, dan is dat een feit. Nieuwe procedures lopen. Daarbij heb ik wel de mogelijkheid om zo veel mogelijk te handelen in de geest van de nieuwe wet en dan doe ik dat ook, maar ik kan niet verder gaan dan wat ik al eerder aan de Kamer heb toegelicht.

Dan de covergisters waaraan mevrouw Ouwehand een hekel heeft en waarvan zij zegt dat wij ermee moeten ophouden om die te gaan subsidiëren via de SDE+. Bij wat wel en niet duurzame energie is hebben wij ons te houden aan de afspraken die daar ook internationaal over gemaakt zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat nucleaire energie, al zou je daar best een verhaal voor kunnen houden dat die duurzaam is, niet duurzaam is, omdat wij dat in Europa zo hebben afgesproken. Vergisting en ook covergisting is wel duurzaam, dat voldoet wel aan de criteria. Ik denk dat we daar ook niet van af moeten gaan wijken. We hebben in dit land met een heleboel mest te maken omdat we een van de grootste exporteurs van agrarische producten van de wereld zijn. We hebben een heel grote bedrijfstak die zich met de productie van vlees en melk bezighoudt en we hebben dus ook met die mestproblematiek te maken en met verschillende manieren om daarmee om te gaan. Een van die manieren is de vergisting. Ik vind dat we dit ook normaal moeten laten meelopen, zoals nu gebeurt, in het SDE+-circuit. Dus ik wil daar geen verandering in doorvoeren op dat punt.

Dan met betrekking tot Urgenda. De uitspraak die gedaan is, is een opmerkelijke uitspraak omdat daarin niet alleen gezegd is dat de regering iets verkeerd zou doen, maar ook tegen de regering is gezegd: je koerst nu aan op 17%, maar je moet aankoersen op 25%. Dus er wordt een opdracht gegeven vanuit de rechterlijke macht aan de regering en dat is opmerkelijk. Ook woordvoerders zeiden al dat het een opmerkelijke uitspraak is. Wij hebben enige tijd om na te denken over de vraag wat we met die uitspraak gaan doen, omdat het besluit of we wel of niet in beroep gaan pas medio september hoeft te worden genomen. Om precies te zijn hebben we tot 24 september de tijd. Dan moeten we in dit geval ook even goed kijken wie nu precies degene is die dan moet beslissen over dat beroep. Dat is de Staat. Op grond van de Comptabiliteitswet, artikel 32, lid 1, is degene die op grond van dat artikel namens de Staat moet besluiten om wel of niet in beroep te gaan, de regering. Wij zijn van plan om dat besluit ook voordien aan de Kamer mee te delen, zodat de Kamer nog de gelegenheid heeft om daarover van gedachten te wisselen en wij dat ook bij onze uiteindelijke besluitvorming kunnen betrekken. Zo doen we dat wel vaker met dit soort zaken en zo gaan we dat ook in dit geval doen.

Bij de implicaties van deze uitspraak kun je je het nodig voorstellen. Je kunt je afvragen hoe het zit met de scheiding van de machten, zoals ook de heer Bosman deed, terecht naar mijn mening, want de ene macht geeft een opdracht aan de andere en daar kun je een opvatting over hebben. Je kunt je ook afvragen of het weer consequenties heeft voor andere dossiers waar we mee bezig zijn. Het lijkt me heel verstandig dat de regering al die dingen in het zomerreces van de Kamer gaat onderzoeken en op grond daarvan met een voorgenomen besluit komt en dat dan ook met de Kamer gaat wisselen. Dus de verantwoordelijkheid is duidelijk: het is de regering die dat besluit moet nemen. De regering wil dat zorgvuldig voorbereiden en we zullen dan ook nog de gelegenheid krijgen om daar met de Kamer over te spreken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dank voor die toezegging van de Minister. Ik wil het even scherp krijgen, want anders had ik hierover een motie willen indienen. Het kabinet heeft eerder aangekondigd in augustus te willen besluiten. We weten dat die beslissing over wel of niet in hoger beroep gaan voor 24 september moet worden genomen. Zegt de Minister hier toe dat dat besluit niet in de zomer zal vallen, maar pas nadat de Kamer erover heeft kunnen spreken? Dat moet dan voor de 24ste zijn.

Minister Kamp: Ja. De Kamer komt op 2 september weer terug. Dan heeft zij negen weken reces gehad. Ik stel mij voor dat kort daarna ook de Kamer kennis kan nemen van het voorgenomen besluit op dit punt van de regering, zodat de Kamer daar ook met de regering over kan spreken, en dat we na dat overleg het definitieve besluit nemen. Zo heb ik dat in gedachten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Hartelijk dank voor deze toezegging. Daar ben ik blij mee.

Minister Kamp: Mevrouw Van Veldhoven zei: wat de kolenbelasting opbrengt weet ik wel, maar het gaat mij om de kosten die bedrijven moeten maken om eerder die kolencentrales te sluiten. Ik ga op dat punt geen verdere kosten proberen in beeld te krijgen en daarmee naar de Kamer komen, omdat over sluiting van die kolencentrales en het herinvoeren van de vrijstelling van kolenbelasting voor elektriciteitsproductie in het energieakkoord afspraken zijn gemaakt. De regering heeft zich daaraan verbonden en de Kamer heeft uiteindelijk ook dat energieakkoord gesteund, dus dat is achter de rug, die afspraak ligt er. Ik zie er het nut niet van in om daar nog weer op onderdelen nieuwe cijfers uit te halen en dat dan hier te bespreken. Dit is een in mijn ogen verstandig onderdeel van een totaalpakket. Ik wil het erbij laten zoals het nu gegaan is. Dus ik ga op dit punt geen extra informatie proberen te verzamelen om die naar de Kamer te sturen.

Mevrouw Van Veldhoven heeft ook gesproken over Eneco, dat naar aanleiding van een uitspraak van de Hoge Raad over een bepaalde wet die tot stand is gekomen en die niet in strijd is met het Europees recht, heeft laten weten niet meer in duurzame energie te gaan investeren. Het energieakkoord is niet met Eneco afgesloten. Het is afgesloten met EnergieNed als partij in het energieakkoord. De energiebedrijven die in EnergieNed verenigd zijn, zijn in dat energieakkoord verplichtingen aangegaan en zullen die ook met elkaar moeten nakomen. Hoe ze dat dan onderling verdelen, zien wij dan weer. Ik neem nu maar even aan de uitspraak die is gedaan door Eneco vooral teleurstelling verwoordt. Eneco is een bedrijf dat goede dingen heeft gedaan en ook nog kan doen op het punt van de transitie naar duurzame energie. Ik heb waardering voor wat het in het verleden heeft gedaan en ik hoop dat we ook in de toekomst weer toch een constructieve opstelling naar elkaar toe kunnen hebben.

Van de certificering van biomassa vindt mevrouw Van Veldhoven dat je daarin eigenlijk wat zou moeten gaan stroomlijnen en dat er één autoriteit zou moeten worden aangewezen die die certificaten kan afgeven. Die gedachte van mevrouw Van Veldhoven moeten we eens even op ons laten inwerken en kijken hoe dat er dan in de praktijk uit zou kunnen zien en of dat voordelen heeft, dus ik neem die opmerking van haar serieus en ik kom daar bij gelegenheid op terug.

Mevrouw Van Tongeren vraagt of wij onze strategie voor de kleine velden zouden willen bijstellen. Dat ben ik niet van plan. Ik denk dat we een verstandige strategie hebben voor de kleine velden. Ook hier is weer de achtergrond dat mevrouw Van Tongeren vindt dat we minder gas uit die kleine velden moeten winnen. Dan krijg je hetzelfde als altijd. Geen schaliegas, minder gas uit de kleine velden en minder gas uit Groningen, over nucleaire energie praten we helemaal niet, schaliegas willen we ook niet, net zo min als gas uit Rusland of olie uit de Noordpool, en zo gaan we maar door. Maar zo kan ik niet het belang van de leveringszekerheid behartigen, dus met betrekking tot kleine velden is er sprake van andere risico's dan met betrekking tot Groningen. Groningen is een heel groot veld. Als je daar drukverschillen krijgt, heeft dat grote effecten, bij kleine velden heb je kleine effecten, maar dat wil niet zeggen dat we daar de risico's niet goed in beeld moeten hebben. Vandaar ook dat een risicoanalyse voor alle kleine velden voor het eind van dit jaar plaatsvindt.

Bij de kleine velden moeten we er dus voor zorgen dat we steeds verantwoorde besluiten nemen. Daarvoor hebben we regels opgesteld. Die regels neem ik zeer serieus, ook veranderende regels. Ik heb al gezegd dat ik met betrekking tot Terschelling een jaar wacht totdat de aangescherpte regels er zijn, maar om nu te zeggen dat we wat de kleine velden betreft op de terugweg gaan, wil ik niet doen. Ik wil alle mogelijkheden die er zijn om op een verantwoorde manier energie te verkrijgen, ofwel in eigen land, ofwel vanuit het buitenland, zakelijk beoordelen. Daar wil ik de regels op toepassen en daarbij de zorgvuldigheid betrachten die noodzakelijk is. Maar ik wil niet bij voorbaat van alles en nog wat gaan afsluiten en afsnijden.

Mevrouw Van Tongeren en anderen hebben nog gevraagd of ik met betrekking tot de Wet onafhankelijk netbeheer dit jaar geen onomkeerbare stappen wil zetten nadat de Hoge Raad hierover een uitspraak heeft gedaan. Ik was helemaal niet van plan om stappen te zetten. Er is een wet die is aangevochten en dat is vervolgens door de Hoge Raad afgewezen. De Hoge Raad zegt dat die wet van kracht is. Dan is die wet van kracht, daar hoef ik helemaal geen stappen voor te ondernemen. Voor het toezicht hebben wij de ACM. Ik kan de ACM geen opdrachten geven, dus dat ga ik ook niet doen. Wel kan ik de ACM voor de zekerheid nog even wijzen op alle aspecten van die uitspraak van de Hoge Raad. Eén aspect was de verwijzing naar het gerechtshof Amsterdam. Daar moet dan de ACM maar naar haar eigen verantwoordelijkheid handelen, maar nogmaals, ik kan niet tegen de ACM zeggen wat zij wel en niet moet doen. Er zijn helemaal geen stappen die ik zou kunnen ondernemen, de wet is van toepassing, dus op dat punt kan ik niet zeggen dat ik die stappen niet ga nemen, want ik ben dat helemaal niet van plan en het is ook helemaal niet aan de orde.

Van wind op zee heeft mevrouw Van Tongeren gezegd dat de brancheorganisatie eigenlijk wil dat we geen te lage eisen stellen voor bedrijven om mee te kunnen doen aan de tenders. Dat kan ik mij voorstellen, dat zijn natuurlijk bedrijven die in hun brancheorganisatie bepaalde belangen hebben. Wij proberen dat, helemaal los van belangen, objectief te beoordelen. Ik wil niet dat er cowboys gaan meedoen aan die tenders, maar ik wil ook niet dat reële bedrijven buitengesloten worden. Dus dat betekent dat wij daar maatregelen hebben genomen. Een daarvan is de 10%-regel waar wij het over hebben gehad. Het zijn logische bepalingen die we met het veld hebben gecommuniceerd en die we willen gaan toepassen. Daar zijn reacties op gekomen, die we hebben overwogen, maar we houden het zoals we het nu hebben uitgezet. Op die manier kunnen we ervoor zorgen dat reële bedrijven reële biedingen kunnen doen. Als een bedrijf een bieding wint voordat het een toezegging krijgt, zal er ook uiteindelijk eerst 25% eigen vermogen beschikbaar moeten zijn naar de berekeningen van ECN.

Mevrouw Van Tongeren vroeg of de provincie Overijssel met schadeclaims te maken zou kunnen krijgen als een vergunning vernietigd wordt. Mevrouw Van Tongeren houdt ondanks het feit dat ze zeer druk is ook nog Twitter in de gaten, begrijp ik, want het bericht is op Twitter geweest dat de NAM met een schadeclaim van een miljoen per dag zou komen. Ik heb naar aanleiding van die ongerustheid van mevrouw Van Tongeren ook al even navraag gedaan bij de NAM, die niet wist waar het over ging. Dus mevrouw Van Tongeren kan ook misschien de les meenemen dat niet alles wat op Twitter staat ook helemaal de waarheid is.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter, mag ik daar even op reageren?

De voorzitter: Omdat u het bent.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dank u voor de coulantie. Ik heb het niet van Twitter maar van het videoverslag dat op de officiële website van de provincie Overijssel staat en het is een uitspraak van de gedeputeerde daar. Dus wellicht kan de Minister dit in gesprek met de provincie Overijssel meenemen.

Minister Kamp: Die bron van mevrouw Van Tongeren neem ik net zo serieus als Twitter, maar ook voor die bron geldt dat niet alles wat daar gezegd wordt waar is, want de NAM weet gewoon niet waar het over gaat. Er is geen sprake van dat er overwogen wordt een claim van een miljoen per dag bij Overijssel in te dienen. Het is natuurlijk wel zo dat je op grond van verleende vergunningen rechten hebt en dat er bezwaar- en beroepsmogelijkheden zijn als er aan zo'n vergunning volgens de regels iets wordt veranderd of ingetrokken. Maar als dat op een manier gebeurt die niet correct is, dan loop je daar ook als vergunningverlenende instantie risico's mee. Dat is in algemene zin het geval, maar van die schadeclaim van een miljoen per dag weet de NAM dus niet waar het over gaat.

Mevrouw Mulder was teleurgesteld dat de rechtsopvolgers van de mijnbouwbedrijven niet willen meedoen aan het fonds dat ik heb opgericht van 2 miljoen voor schrijnende gevallen, althans, het initiatief daartoe heb ik genomen en ik heb daarvoor 1 miljoen bijgebracht, terwijl de provincie Limburg samen met de gemeenten zorgt voor het andere miljoen. Ik vond dat die rechtsopvolgers van de mijnbouwbedrijven daar wel aan mee moeten doen. We hebben daar geen afspraken over kunnen maken. Toen heb ik ook zelf met die mijnbouwbedrijven gesproken, die ik ook niet heb kunnen overhalen. Ze hebben het gewoon geweigerd. Twee ervan zeggen: ja, maar we hebben helemaal niks meer met mijnbouw te maken, we doen heel andere activiteiten, we zijn alleen toevallig nog de rechtspersoonlijkheid van vroeger maar daar hebben we verder niks mee te maken. Dat was hun verhaal. Het derde, DSM, zegt: ja, maar dat is allemaal al lang verjaard en we gaan ons echt niet opnieuw committeren aan dingen die verjaard zijn. Dus die drie bedrijven hebben gezegd dat ze het niet doen. Ik heb daarvan kennisgenomen en we zullen in de verdere gang van zaken in Limburg zien wat we daarmee moeten doen. Voorlopig zijn we nu bezig met technisch onderzoek om te bekijken wat daar precies de risico’s zijn, hoe we die moeten inschatten en wat daar eventueel mee moet gebeuren. In dat vervolg zullen we ook die rechtsopvolgers van mijnbouwbedrijven nog wel een keer in beeld krijgen.

Mevrouw Mulder vroeg om de tussenevaluatie van het energieakkoord en het regeerakkoord van 2016 naar voren te halen. Zij werd daarin ook gesteund door de heer Vos. Ik wil dat niet doen. Ik ben van plan om me te houden aan de afspraak in het regeerakkoord dat dat in 2016 gedaan moet worden. Ik vind het mooiste moment dat waarop we de Nationale Energieverkenning van dat jaar beschikbaar hebben. Dan hebben we precies in beeld hoe het er allemaal voor staat. Daaraan gekoppeld, dus in de loop van dit jaar, denk ik dat dit het beste kan gebeuren. Om die reden wil ik dat in het jaar 2016 doen, maar ik wil niet nu die afspraak in het regeerakkoord veranderen door ervan begin 2016 te maken. Ik wil mij aan de tekst van het regeerakkoord houden en de invulling die ik daaraan wil geven is het moment dat ik die evaluatie inhoudelijk het beste kan doen.

Voorzitter: Ouwehand

De heer Jan Vos (PvdA): Ik wil me weerhouden van een exegese van het regeerakkoord, maar daarin staat gewoon 2016 en dus niet januari of oktober of september, november of december. Het verzoek van mijn fractie is om begin van 2016 aan te houden. Er zijn ook andere partijen in deze Kamer die dat wenselijk zouden vinden. Dus als de Minister zegt: ik wil dat niet, ik wil dat pas aan het einde van het jaar, dan kan dat zo zijn, dan verschillen we daarover van inzicht. Maar om nu dan te zeggen dat wij een andere invulling zouden willen geven aan het regeerakkoord, lijkt me op het eerste gezicht verstrekkend.

Minister Kamp: Ik wijs erop dat over deze passage uit het regeerakkoord nogal wat te doen is geweest tussen de fracties van de VVD en de Partij van de Arbeid. De een geeft er de ene uitleg aan, de ander geeft er de andere uitleg aan. Ik heb steeds gezegd: ik wil in het jaar 2016 die evaluatie doen. Die evaluatie zal er wat mij betreft op gericht zijn om te kijken op welke manier we in ieder geval de doelstellingen voor het jaar 2020 en 2023 kunnen halen. Ik doe dus helemaal niets af aan die afspraak die destijds gemaakt is, maar als nu eenzijdig door de Partij van de Arbeid een bepaalde invulling van die afspraak wordt gegeven, zonder dat die daarover overeenstemming met de fractie van de VVD heeft bereikt, is dat denk ik complicerend. Dat maakt het niet helderder. Ik probeer mij precies te houden aan het regeerakkoord. Ik doe het in het jaar 2016 en ik kies het moment dat ik het beste kan doen. Ik begeef mij niet in de verschillen van inzicht die mogelijk tussen de beide fracties zouden kunnen bestaan, maar ik zeg wel tegen de heer Vos dat het tot complicaties zou kunnen leiden als hij daar eenzijdig een invulling aan geeft. Het is aan hem om dat verder af te wegen.

De heer Jan Vos (PvdA): Dit is een interessante ontwikkeling in het debat. Laat ik vooralsnog het volgende aan de Minister meegeven in vragende vorm. Ik neem zonder meer aan dat de doelstellingen die wij hebben afgesproken voor duurzame energie en reductie van CO2-uitstoot, nog voor de uitspraak van de rechter, bij de Minister nog steeds helder op het netvlies staan, zoals die altijd bij hem helder op het netvlies hebben gestaan, en dat wij die dus zullen moeten halen. Ik kan de Minister er op dit moment alleen maar van verzekeren dat ik hem en het kabinet daarin nauwlettend zal volgen en dat ik nog eens nader van gedachten ga wisselen met mijn collega's in de fractie en bij de VVD over het precieze tijdstip waarop we dan zullen evalueren en de consequenties die daar mogelijkerwijs aan verbonden zijn.

Minister Kamp: Als ik nog informatie kan aanleveren ten aanzien van de vraag hoe wij dat precies in de loop van het jaar willen invullen en waarom, zal ik dat zeker doen. Ik heb ook al tegen de Kamer gezegd dat ik ook het tijdsschema voor de evaluatie aan de Kamer kenbaar zal maken.

De voorzitter: Deze discussie heeft een nieuwe interruptie uitgelokt van mevrouw Mulder van het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Dat komt doordat ik in mijn tweede termijn net als in mijn eerste termijn eigenlijk dezelfde vraag had gesteld als collega Jan Vos en ik niet gebonden ben aan welke coalitie dan ook. Ik had die vraag gesteld vanwege alle rapporten die op ons af komen en de zaken die allemaal voorliggen. Ik verzoek toch of de Minister begin 2016 die evaluatie zou willen doen. Misschien wil de Minister dat ook wel heroverwegen als dat verzoek nog breder leeft in de Tweede Kamer, niet alleen bij de PvdA-fractie. Van wat PvdA en VVD hebben afgesproken, neem ik kennis maar ik doe bij dezen echt het verzoek aan de Minister om toch te kijken of hij begin 2016 de evaluatie met de Tweede Kamer zou willen doen.

Minister Kamp: Ik had daar al nee op geantwoord omdat ik van plan ben om de Nationale Energieverkenning van het jaar 2016 daarvoor te gebruiken. Bovendien, mij gaat het erom bij die evaluatie tot de conclusie te kunnen komen dat we de doelstelling voor 2020 om te beginnen gaan halen en als dat niet het geval is, dan onder ogen te zien welke consequenties we daaruit moeten trekken. Om die conclusie zo waardevol mogelijk te laten zijn, is het prettig om ook wat wij in het eerste halfjaar van 2016 presteren mee te kunnen nemen. We hebben nu het tweede halfjaar van 2015 nog en het eerste halfjaar van 2016. Daarin worden allerlei dingen gedaan. In het tweede halfjaar van 2016 weet je wat er allemaal gebeurd is en dan heb je de Nationale Energieverkenning. Ik denk dat je gekoppeld daaraan, wat ook nog moet worden afgerond in het jaar 2016, het beste die evaluatie kunt doen. Dat is het tijdsschema dat ik voor ogen heb. Als daarin veranderingen worden aangebracht, maakt dat die evaluatie voor mij minder waardevol. Ik zou dat betreuren.

Maar bovendien heb ik er ook op gewezen dat het een verbijzondering is van een afspraak in het regeerakkoord, die volgens mij niet eenzijdig kan worden gemaakt maar waarover overleg moet plaatsvinden. De heer Vos heeft gezegd hoe hij daarmee denkt om te gaan. Dat lijken mij verstandige woorden van hem, dus ik wacht gewoon af wat er gebeurt en ik heb nu inzicht gegeven aan de Kamer. Tot verder inzicht over de evaluatie ben ik ook steeds bereid om dat met de Kamer te delen en ook met fracties uit de Kamer.

De voorzitter: Ik bekijk even of mevrouw Mulder dat ook verstandige woorden vindt of nog behoefte heeft aan een tweede interruptie.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik neem daar kennis van en ik ga ermee aan de slag.

Voorzitter: Jan Vos

Minister Kamp: Mevrouw Mulder vroeg of wij voor zonne-energie en energiebesparing een apart scenario kunnen gaan uitwerken, ook in relatie tot de SDE+. Dat was ik niet van plan. Ik denk dat wij de zaak al heel ambitieus en ingewikkeld hebben opgezet. De regelingen die ik heb, wil ik toepassen. Die bieden niet alleen mij zekerheid maar ook de industrie en het veld. Men stelt zich daarop in. Ik begrijp natuurlijk altijd dat degenen die betrokken zijn bij zonne-energie graag een aparte, gunstige regeling voor zichzelf zouden willen hebben, maar ik denk dat de SDE+ juist een regeling is die techniekneutraal is, waarbij we de verschillende technieken allemaal de kans geven om zo goedkoop mogelijk bij te dragen aan duurzame energie. Ik wil die regeling graag zo houden. Het enige verschil dat we daarin nu hebben aangebracht, vanuit de gedachte dat er op het punt van wind op zee gepresteerd moet worden om die doelstelling voor 2020 te kunnen halen, is een aparte categorie voor wind op zee. Maar dat hebben we ook van begin af aan met elkaar gewisseld. De SDE+ is zo opgezet. We hebben daarnaast de ambitie voor 2020 en uiteindelijk werken we dat dan zo uit. Aan de afspraken die we daarover gemaakt hebben wil ik me vasthouden.

Van de begrotingsreserve van 595 miljoen zegt mevrouw Mulder dat we daar 398 miljoen uit kunnen halen voor het onderwerp waar we onlangs met elkaar over gesproken hebben. Ze zegt: dan blijft er dus nog geld over, dat je kunt gebruiken voor energiebesparing in Groningen. Dat kan niet, omdat voor dat geld toezeggingen zijn gedaan. Dat betekent dat dat geld op enig moment moet worden uitgekeerd. Alleen, het moment dat dat wordt uitgekeerd, ligt iets verder in de toekomst. Ik kan dat geld dus wel als overbrugging gebruiken maar ik kan dat geld niet gebruiken om het ergens anders voor te bestemmen, want het heeft al een bestemming en je kunt een euro niet twee bestemmingen geven, zelfs niet bij de rijksoverheid. Dus om die reden kan ik dat niet doen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Vorige week gaf de Minister aan dat niet alle geld al een bestemming had en dat er een bedrag overbleef. Dus ik dacht: als dat inderdaad zo is, zoals de Minister vorige week heeft gezegd, dan zouden we dat bedrag toch nog wel zinvol kunnen inzetten en dan laten we dat niet gewoon in een reserve staan.

Minister Kamp: Nee, wat ik heb gezegd, is dat alles een bestemming heeft. Het is namelijk allemaal al toegezegd voor energieprojecten. Dat zijn energieprojecten die vertraagd zijn en die dus pas over enige tijd de subsidietoezegging, het geld, uitgekeerd krijgen. In de tussentijd kan ik het geld wel als brug gebruiken, maar ik kan er geen andere bestemming aan geven. Van die 595 miljoen gebruik ik dus een gedeelte als brug en ik gebruik alleen dat gedeelte als brug – 398 miljoen, dat is bijna de 402 miljoen waar het in dit geval over gaat – dat niet afkomstig is uit de opslag duurzame energie maar dat afkomstig is uit begrotingsmiddelen. Dus ik geef én geen geld twee keer uit én ik gebruik niet iets als brug wat afkomstig is uit de opslag duurzame energie. Op die manier heb ik dat hier met de Kamer besproken.

Dan zei mevrouw Mulder ook nog dat zij precies wil weten hoe het geld voor de rijksdienst Groningen wordt uitgegeven. Ze wil die informatie schriftelijk hebben. Die krijgt zij schriftelijk als wij met de begroting voor 2016 komen, want daarin is ook de rijksdienst Groningen opgenomen en dan zal er ook een verbijzondering in de toelichting voor die rijksdienst Groningen worden gegeven.

Mevrouw Dik heeft gezegd dat wij de procedures op grond van Mijnbouwwet eigenlijk opnieuw moeten gaan doen op grond van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid en mijn voornemen om de Mijnbouwwet te wijzigen. Dat was ik niet van plan. Procedures die doorlopen zijn, zijn doorlopen. Met procedures die in het laatste stadium zitten, kan ik ook niets meer, maar bij procedures die nog wat eerder zitten, gebruik ik de mogelijkheden die zich kunnen voordoen. Een van die mogelijkheden zag ik met betrekking tot Terschelling. Daar zou ik een jaar kunnen wachten, net als voor andere lopende procedures. Als ik daarbij al in de geest van die gewijzigde wet kan handelen, dan doe ik dat. Dat heb ik bijvoorbeeld ook gedaan met betrekking tot het winningsplan Groningen, dat ik al voordat het kabinet een besluit nam, besproken heb met de provincie en de gemeente. Dus ik ga de gewijzigde wet als die er is toepassen en ik gebruik naar redelijkheid mijn mogelijkheden om voordat die gewijzigde wet er is al in de geest van die gewijzigde wet te handelen. Maar dat houdt niet in dat ik procedures opnieuw ga doen.

Verder heeft mevrouw Dik-Faber aangegeven dat zon-pv en biomassa goedkoper worden en dat ik dus als apart criterium ook de potentie voor lange termijn voor deze energievormen zou moeten opnemen. Dat wil ik niet gaan doen. Dat wordt mij te ingewikkeld. In de SDE+ hebben wij opgenomen dat men met elkaar moet concurreren. De industrie kan dus ook zelf de potentie inschatten voor de toekomst, de initiatiefnemers kunnen dat zelf inschatten, op grond daarvan kunnen zij inschrijven voor de SDE+ en dan kunnen zij genoegen nemen met lagere bedragen omdat zij denken dat ze als gevolg van het goedkoper worden in de toekomst aan een lagere subsidie toch genoeg kunnen hebben. Het is allemaal aan hen om dat te gaan doen. Ik wil daar niet nog verder in gaan verbijzonderen en dingen gaan wijzigen. Die SDE+ is er zoals die er is en die wil ik zo ook gaan toepassen.

Op de Wet onafhankelijk netbeheer ben ik ingegaan en over alle onomkeerbare stappen heb ik het gehad.

De heer Bosman vroeg waarom we niet met verschillende windsnelheden werken voor het IJsselmeer. We werken met verschillende windsnelheden voor de zee, maar bij het IJsselmeer zie ik daar eigenlijk het nut niet zo van in. Je kunt zeggen dat daar een hogere windsnelheid is en dat we daar dan een lagere subsidie voor gaan geven, maar dat zijn ook vaak plekken die wat verder op het meer liggen, dus op dit moment zie ik er de voordelen niet van om met verschillende windsnelheden te gaan werken. We zijn nog wel bezig om dat verder te bekijken. Als daar iets nieuws uit komt, zal ik de Kamer en daarmee ook de heer Bosman daar nog over informeren, maar op dit moment zit dat niet in de planning.

Op de opvatting van de heer Vos ben ik ingegaan, ook over de evaluatie, net als op de efficiënte besteding van SDE+ en de zaak-Urgenda.

De heer Vos vroeg zich af of er nu al voorbereidingen worden getroffen om SDE+-projecten in het buitenland op te gaan zetten. Het is wel zo dat wij om straks bij die evaluatie de juiste keuzes te kunnen maken ook moeten weten wat de mogelijkheden zijn voor de verschillende keuzes die dan te maken zijn. Daar hoort ook bij dat je die mogelijkheden in het buitenland in beeld brengt. Dat doen wij dus op dit moment ook, maar er wordt wat dat betreft geen enkel besluit genomen, ik loop daar op geen enkele manier op vooruit. Ik zorg er alleen voor dat als wij straks tot de conclusie zouden moeten komen dat er wat extra's moet gebeuren, dan alle potentiële mogelijkheden in beeld kunnen worden gebracht en dat wij ook het benodigde voorwerk voor die potentiële mogelijkheden gedaan hebben. Alleen met dat als achtergrond doe ik voorwerk op dit punt.

Ik hoop dat ik hiermee de verschillende onderdelen van de inbreng van de Kamer in tweede termijn gehad heb.

De voorzitter: Dank aan de Minister. Er zijn behoorlijk wat Kamerleden voortijdig vertrokken. Dat is niet uit gebrek aan respect voor het kabinet; de Minister weet als voormalig Kamerlid dat dit dagen zijn waarop een groot beroep wordt gedaan op hem maar ook op ons. Er zijn een aantal toezeggingen gedaan.

  • De Kamer ontvangt dit jaar het resultaat van de wijze waarop de Kamer voortaan geïnformeerd wordt over de SDE+-regeling.

  • De Kamer ontvangt in principe voor de behandeling van het Waterplan de uitkomsten naar aanleiding van de motie-Van Veldhoven/Mulder over windmolens binnen de tienmijlszone. Mocht deze informatie niet voor de behandeling van het Waterplan naar de Kamer komen, dan wordt de Kamer daarover tijdig geïnformeerd.

  • De conclusies uit het overleg betreffende geothermie worden in het derde kwartaal van 2015 naar de Kamer gestuurd.

  • De risico-inventarisatie kleine velden door TNO is eind 2015 gereed en zal dan ook naar de Kamer gestuurd worden.

  • De Kamer ontvangt de vervroegde evaluatie van de productiewaterinjecties in Twente inclusief de 15 andere putten, de MER en de second opinion over deze evaluatie.

Minister Kamp: Voorzitter, mag ik daar nog één opmerking over maken? Ik heb gezegd dat ook een vijftal punten die mevrouw Van Tongeren inbracht daarbij betrokken worden. Inmiddels hebben mijn medewerkers gezien dat we op twee van die punten al gereageerd hebben per brief van 23 maart 2015, dus de reactie op die punten is al bij de Kamer en met de andere drie punten zal ik handelen zoals ik net heb gezegd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De Minister zei zonet dat er in Nederland geen problemen geweest waren bij afvalwaterinjectie. Ik noemde die punten wel degelijk als problemen in Nederland en de Minister zou daarop reageren. Er zijn twee putten stilgelegd, er is al een aardbeving geweest en er is lekkage geweest, dus daar ging het over, niet dat de Minister daarover niet al eerder iets gezegd heeft. Ik stel al sinds 2010 vragen over Borgsweer, dus daarop heb ik al regelmatig antwoord gekregen. Ons verschil van inzicht zit erin of er in Nederland wel of niet al problemen zijn geweest met afvalwaterinjectie.

Minister Kamp: Ik heb gezegd dat een vijftal punten die mevrouw Van Tongeren naar voren bracht hierbij betrokken worden. Zij noemt ze nu even snel achter elkaar en ik kan daar niet meteen de reactie op geven, dus ik heb gezegd dit ik dit betrek bij die evaluatie, want die komt toch naar de Kamer en gaat over hetzelfde onderwerp. Alleen op twee van die punten had ik al gereageerd en ik moet zaken niet dubbel gaan doen. Daar verwijs ik even naar, dus de reactie zit voor een deel in mijn brief van 23 maart 2015 en voor het overige deel betrek ik het bij de evaluatie.

De voorzitter: Dan kom ik bij de zesde toezegging.

  • De Kamer zal geïnformeerd worden over de tentatieve beslissing die de regering zal nemen over het al dan niet in beroep gaan tegen het besluit van de Hoge Raad inzake het Nederlandse klimaatbeleid.

  • De Kamer ontvangt nadere informatie over de rijksdienst voor Groningen.

Minister Kamp: Dat laatste als onderdeel van de begroting voor 2016.

De voorzitter: Als onderdeel van de begroting voor 2016.

Dan kijk ik even naar de leden of er behoefte is aan een VAO, waarbij ik opmerk dat er al een vooraankondiging is gedaan door mevrouw Ouwehand in de plenaire zaal namens de Partij voor de Dieren. Handhaaft zij dat verzoek?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik was erg benieuwd naar de motie van de Partij van de Arbeid over Terschelling, dus ik handhaaf het verzoek.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): De vraag is natuurlijk wel of dat VAO vanavond nog moet plaatsvinden of over de zomer heen kan.

De voorzitter: Als ik u hier in het openbaar toezeg dat wij die motie na de zomer zullen indienen om de plenaire agenda vanavond te ontlasten, maar ook om daarmee het unieke moment nog beter te kunnen markeren, denkt u dan dat u daarmee kunt instemmen?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik twijfel, maar als we de motie alvast zien, als wij weten wat de uitspraak van de Partij van de Arbeid wordt ...

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dan kan die op Twitter!

Mevrouw Ouwehand (PvdD): ... dan zetten we die op Twitter en dan kan ik altijd het VAO nog afvoeren van de agenda.

De voorzitter: Dit is een nieuwe procedurele werkwijze, maar ik neem aan dat ik u de motie vandaag onderhands kan toezenden.

Dames en heren, ik dank u en de Minister hartelijk voor uw aanwezigheid bij deze bijeenkomst en ik wens u een fijne voortzetting van de dag, en de leden vooral ook veel uithoudingsvermogen.

Sluiting 16.10 uur.

Volledige agenda

1. Kabinetsreactie op de Monitor Duurzaam Nederland van CBS, CPB, PBL en SCP

Kamerstuk 31 239, nr. 186 – Brief regering d.d. 09-01-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

2. Reactie op de motie van de leden Dik-Faber en Van Tongeren over afzien van besteding van de SDE+-regeling in het buitenland

Kamerstuk 31 239, nr. 184 – Brief regering d.d. 09-01-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

3. Antwoorden op vragen uit het wetgevingsoverleg Energie van 17november 2014, over windenergie

Kamerstuk 31 239, nr. 185 – Brief regering d.d. 12-01-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

4. Reactie op de moties van de leden Jacobi en Aukje de Vries over gaswinning bij Terschelling (Kamerstuk 33 450, nr. 31 ) en van het lid Ouwehand c.s. over de opschorting van vergunningaanvragen in het Waddengebied (Kamerstuk 33 450, nr. 32 )

Kamerstuk 33 450, nr. 43 – Brief regering d.d. 17-03-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

5. Beantwoording vragen commissie over de Bij- en meestook van biomassa in kolencentrales

Kamerstuk 30 196, nr. 301 – Brief regering d.d. 18-03-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

6. Duurzaamheidscriteria vaste biomassa voor energietoepassingen

Kamerstuk 30 196, nr. 300 – Brief regering d.d. 18-03-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

7. Injectie van productiewater bij olie- en gaswinning

Kamerstuk 33 952, nr. 31 – Brief regering d.d. 23-03-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

8. Beantwoording vragen commissie over de beleidsdoorlichting van het energieartikel

Kamerstuk 30 991, nr. 20 – Brief regering d.d. 30-03-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

9. Stand van zaken mogelijke na-ijlende gevolgen van de voormalige steenkolenwinning

Kamerstuk 32 849, nr. 35 – Brief regering d.d. 27-03-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

10. Reactie op het verzoek van het lid Van Veldhoven, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 17 maart 2015, over de mislukte kolendeal die is gesloten door het kabinet met de energiebedrijven in het kader van het energieakkoord

Kamerstuk 30 196, nr. 304 – Brief regering d.d. 02-04-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

11. Reactie op het verzoek van het lid Van Tongeren, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 24 februari 2015, over de plannen van het bedrijf Tulip Oil voor gaswinning op of nabij Terschelling

Kamerstuk 29 684, nr. 122 – Brief regering d.d. 07-04-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

12. Aanbieding rapport Stimulering duurzame energieproductie (SDE+); Haalbaarheid en betaalbaarheid van beleidsdoelen

Kamerstuk 31 239, nr. 187 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 16-04-2015

President van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

13. Benutten gebied IJmuiden Ver voor windenergie op zee

Kamerstuk 33 561, nr. 18 – Brief regering d.d. 24-04-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

14. Aanbieding van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) ten behoeve van de Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee Aanvulling gebied Hollandse Kust

Kamerstuk 33 561, nr. 16 – Brief regering d.d. 23-04-2015

Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

15. Zoutwinning onder de Waddenzee

Kamerstuk 32 849, nr. 38 – Brief regering d.d. 12-05-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

16. SDE+ Wind op Zee 2015

Kamerstuk 33 561, nr. 19 – Brief regering d.d. 19-05-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

17. Beantwoording schriftelijke vragen over energie en SDE+

Kamerstuk 31 239, nr. 188 – Brief regering d.d. 25-05-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

18. Reactie op de brief over de gang van zaken rond de informatievoorziening over de zichtbaarheid van de voorgenomen windparken op zee

Kamerstuk 33 561, nr. 20 – Brief regering d.d. 27-05-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

19. Stand van zaken mogelijke na-ijlende gevolgen van de voormalige steenkolenwinning in Limburg

Kamerstuk 32 849, nr. 39 – Brief regering d.d. 18-06-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

20. Reactie verzoek commissie over het arrest van de Hoge Raad in de cassatieprocedure over de Wet onafhankelijk netbeheer

Kamerstuk 30 212, nr. 82 – Brief regering d.d. 01-07-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven