30 212 Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer

Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2015

Op 26 juni 2015 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in de cassatieprocedure over de Wet onafhankelijk netbeheer. De vaste commissie voor Economische Zaken heeft in de procedurevergadering van 30 juni jl. aangegeven na het reces met mij over het arrest van gedachten te willen wisselen. De commissie verzocht mij om in de tussentijd geen onomkeerbare stappen te zetten.

Zoals aangegeven in mijn brief van 29 juni jl. heeft de Hoge Raad de Staat in het gelijk gesteld door te bepalen dat de Wet onafhankelijk netbeheer niet in strijd is met het EU-recht (Kamerstuk 30 212, nr. 81). De arresten van het Gerechtshof Den Haag, waarbij het groepsverbod en het verbod op nevenactiviteiten onverbindend werden verklaard wegens strijd met het EU-recht, zijn vernietigd. Het gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad is dat de Wet onafhankelijk netbeheer moet worden geacht steeds verbindend te zijn geweest en dus geldt. Dit betekent dat Eneco en Delta, de bedrijven die nog niet voldoen aan de verplichte afsplitsing van hun netwerkbedrijven, eigenlijk al gesplitst hadden moeten zijn en dus hier alsnog toe moeten overgaan nu duidelijk is dat de wet geldt.

Het toezicht op de naleving van de Wet onafhankelijk netbeheer is de verantwoordelijkheid van de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Ik heb daarbij geen rol en kan dan ook niet toezeggen dat er geen onomkeerbare stappen worden gezet. In zijn algemeenheid geldt dat de ACM gehouden is aan de beginselen van behoorlijk bestuur en in het licht daarvan een zorgvuldig besluitvormingsproces zal moeten doorlopen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven