28 286 Dierenwelzijn

Nr. 536 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 november 2011

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 hebben enkele fracties de behoefte om enige vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie inzake Antibioticagebruik in de veehouderij en dierziekten.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben deze vragen beantwoord bij brief van 17 november 2011.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag)

De voorzitter van de commissie,

Van der Ham

Adjunct-griffier van de commissie,

Schüssel

Inhoudsopgave

   

Blz.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

7

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

8

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

9

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

11

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP

12

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

12

     

Reactie van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

17

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie zijn content met de inhoud van de brief over antibiotica in de veehouderij (Kamerstuk 29 683, nr. 105) en kunnen zich vinden in de voorgestelde maatregelen om het antibioticagebruik in de veehouderij aanzienlijk te verminderen. Bij een aantal specifieke onderdelen hebben de leden van de VVD-fractie nog vragen. Die hebben echter meer te maken met het punt van eenduidigheid en duidelijkheid dan met de intentie van de voorstellen.

In geval van onevenredig gebruik van antibiotica zullen de gegevens van de desbetreffende veehouder en dierenarts transparant moeten worden gemaakt door ze beschikbaar te stellen aan de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA). De leden van de VVD-fractie vragen in welk geval sprake is van een strafbaar feit en hoe sanctionering er in de praktijk gaat uitzien.

De leden van de VVD-fractie signaleren dat in de brief niet wordt ingegaan op het verschijnsel internethandel in medicijnen. De leden van de VVD-fractie zouden graag zien dat dit fenomeen wordt aangepakt. Internethandel in geneesmiddelen is een zorgwekkende tendens, zeker als dit ertoe leidt dat antibiotica zonder recept geleverd worden. De leden van de VVD-fractie willen graag een toelichting van het kabinet hoe het dit verschijnsel gaat aanpakken.

Tot slot willen de leden van de fractie van de VVD het belang van de onafhankelijkheid van de Stichting Diergeneeskunde autoriteit (SDa) benadrukken. De SDa moet volgens de leden van de VVD-fractie dan ook de status en bevoegdheden krijgen, zodat zij hun taken naar behoren kunnen uitvoeren. De leden van de VVD-fractie willen van het kabinet weten hoe de onafhankelijkheid van de SDa wordt vormgegeven en gewaarborgd door het kabinet.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben kennisgenomen van de verschillende brieven over antibioticagebruik in de veehouderij. Deze leden zijn verbaasd en verbijsterd over het gebrek aan ambitie om het antibioticagebruik in de veehouderij krachtig terug te dringen.

De volksgezondheid is in gevaar door de werkwijze in de intensieve veehouderij. Het buitensporige gebruik van antibiotica leidt tot antibioticaresistentie bij dieren en mensen. En dat betekent dus dat er mensen doodgaan omdat 30 000 kuikens in hun drinkwater antibiotica krijgen als er 10 ziek zijn.

Deskundigen zijn het er over eens dat een zeer restrictief antibiotica gebruik vereist is. Er ligt een dringend advies om antibioticagebruik bij dieren «drastisch en op korte termijn» terug te brengen. De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid vinden de doelstelling 20% minder in 2011 en 50% minder in 2013 op zich al weinig ambitieus, gezien de ernstige gevolgen voor de volksgezondheid.

Waarom volgt het kabinet het advies van de commissie van Doorn niet op om zo snel mogelijk te beginnen met een restrictie op preventief gebruik per 1 januari 2012 en het gebruik van antibiotica in de veehouderij drastisch terug te dringen?

Is het kabinet de leden van de PvdA-fractie van mening dat het gebruik van moderne antibiotica die ook in de humane gezondheidszorg worden toegepast per direct verboden moet worden? Zo neen, waarom niet?

Er wordt nu gezegd dat er 12% van het antibioticagebruik is teruggedrongen. Kan het kabinet dit onderbouwen, zeker in het licht van vondsten van illegale antibiotica die buiten het systeem van registratie van toepassing vallen? Hoe groot wordt het illegaal gebruik van antibiotica in de veehouderij ingeschat? Staatssecretaris Bleker heeft gezegd dat als 20% terugdringing niet wordt gehaald dat er strenge maatregelen volgen. Deze leden nemen aan dat die strenge maatregelen nu klaarliggen en toegepast gaan worden. Welke maatregelen liggen er klaar, wanneer gaan deze door welke instantie worden toegepast en welke sancties worden hierbij opgelegd?

Pas als de sector zich niet houdt aan verdergaande terugdringingmaatregelen, volgen «vergaande maatregelen» waaronder de ontkoppeling tussen het voorschrijven en het verkopen van diergeneesmiddelen door de dierenarts. Voorbereidingen daarvoor zijn in gang gezet. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het dierenartsen verboden moet worden zelf antibiotica te verstrekken.

Zorgvuldig en terughoudend gebruik is absoluut noodzakelijk. Het kabinet ziet dit als de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de dierenarts. Bureau Berenschot laat echter zien dat een dierenarts die verantwoordelijkheid niet kan waarmaken vanwege financiële afhankelijkheid van de opdrachtgever, ook na ontkoppeling. In de ogen van de leden van de PvdA-fractie is daarom veel meer nodig te weten: een verbod op, in eerste instantie preventief, gebruik van antibiotica en een totaalverbod op het gebruik van specifieke antibiotica, waarbij overtreding strafbaar wordt gesteld zowel bij de dierenarts als bij de opdrachtgever, de veehouder.

«De vermindering van antibioticaresistentie is een van de urgenste diergezondheids- en volksgezondheidsopgaven van deze tijd». Hoe is deze uitspraak te rijmen met een doel van 20% terugdringing van gebruik per 2011 en 50% per 2013, zo vragen deze leden.

Het advies van de Gezondheidsraad geeft aanleiding om het gebruik van diverse specifieke antibiotica in de veehouderij te stoppen. Uit overleg met experts is gebleken dat registratie en daardoor transparantie van het gebruik van antibiotica, naast toezicht en handhaving, van groot belang zijn. Kan van elk van de aanbevelingen van de Gezondheidsraad worden aangegeven of, hoe en per wanneer deze wordt geïmplementeerd? Zowel de Gezondheidsraad als de European Food Safety Authority (EFSA) concluderen dat resistentieontwikkeling vooral ontstaat door antibioticagebruik in de pluimveehouderij. Welke specifieke maatregelen worden genomen in de pluimveehouderij?

Ten aanzien van de aanbevelingen van de Gezondheidsraad merkt het kabinet het volgende op; «(...) wij zullen op nationaal niveau aanvullende maatregelen nemen om het gebruik van antibiotica drastisch te verminderen of te stoppen.» Wanneer verwacht het kabinet de wetswijziging voor de derde en vierde generatie cephalosporinen, de zogenoemde cascaderegeling, aan de Raad van State te sturen?

Er komt strenger toezicht op het gebruik van de derde en vierde generatie cephalosporinen bij pluimvee. Wat houdt dat strengere toezicht precies in? Hoe kan gecontroleerd worden of de verplichte gevoeligheidstest is uitgevoerd? Welke sancties zijn er? De varkenssector heeft aangekondigd alle gebruik van de derde en vierde generatie cephalosporinen te verbieden via de eigen kwaliteitsregelingen. Is dat nu al gebeurd? Zo nee, waarom niet en wanneer gebeurt het dan wel? Welke stappen moeten daar voor gezet worden? Hoe wordt naleving ervan gecontroleerd: door overheid of door sector zelf?

De kalversector gaat het antibioticagebruik «vergaand beperken». Wat betekent dat precies? Hoe dwingend is dat? Hoe wordt dat gecontroleerd?

De rundvleessector gaat het advies «in haar protocollen dwingend opleggen». Alle sectoren kondigen dus aan dat ze het advies van de Gezondheidsraad uit gaan voeren. Het blijft echter onduidelijk hoe streng de voorschriften zullen worden verwoord en vooral, hoe ze gehandhaafd worden. Het is toch veel simpeler, zo merken deze leden op, om als overheid de verantwoordelijkheid te nemen en gewoon het toepassen van derde en vierde generatie cephalosporinen te verbieden en vervolgens te controleren of men zich er aan houdt? In de ogen van de leden van de PvdA-fractie is de volksgezondheid te belangrijk om af te laten hangen van belangenorganisaties van veehouders.

De Gezondheidsraad adviseert «zo snel mogelijk» een alternatief voor colistine te zoeken en alle betalactam-antibiotica en een aantal andere middelen (fluoroquinolonn, aminoglycosiden en colistine) niet meer te gebruiken en te zijner tijd een algemeen verbod te overwegen als men zich onvoldoende aan de richtlijnen houdt. Het kabinet verzoekt de formularia aan te passen en verzoekt de Werkgroep Veterinair Antibioticabeleid (WVAB) een voorstel te doen om het gebruik terug te dringen. Dat lijkt de leden van de PvdA-fractie een inzet die onvoldoende tegemoet komt aan het dringende advies van de Gezondheidsraad. Wat komt er per wanneer precies in de richtlijnen te staan? Wanneer kan geconcludeerd worden dat men zich er onvoldoende aan houdt? En komt er dus een verbod? Hoe wordt er gecontroleerd? Natuurlijk dient er fasering te zijn om te voorkomen dat dieren niet meer behandeld kunnen worden, of dat er meer resistentie bij andere middelen optreedt; maar gezien de urgentie vinden de aan het woord zijnde leden het volstrekt onvoldoende om alleen te vertrouwen op aangepaste formularia en voorstellen. Deze leden zien graag een wat duidelijker en krachtiger plan van aanpak ten aanzien van cephalosporinen tegemoet.

De Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) heeft tot taak te zorgen voor transparante, betrouwbare en sluitende registratie zodat een basis ontstaat voor toezicht en handhaving door nVWA. De sector richtte zelf de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit op die toeziet op doelmatig gebruik. De voorzitter van het bestuur van deze Stichting is sinds 1994 tevens commissaris van Merck Sharp& Dohme, een grote antibioticafabrikant voor de veehouderij. De door dierenartsen en industrie opgerichte Stichting VETbase is vorig jaar begonnen met een database die het voorschrijven registreert. In de regels staat echter dat de stichting nooit inzicht zal verschaffen die herleidbaar zijn tot individuele dierenartsen of veehouders. De stichting belet dus overheidsingrijpen. De leden van de PvdA-fractie hebben al eerder aangegeven dat de overheid het antibioticagebruik zelf dient te registreren en hebben daarbij het kabinet gevraagd aan te geven hoe en per wanneer dit kan. LTO Nederland verzoekt de overheid om adequate en noodzakelijke controle uit te oefenen op de «freeriders» die geen deelnemer zijn in een kwaliteitssysteem. Betekent dit dat niet alle veehouders en dierenartsen zijn aangesloten? Hoe kan dan überhaupt gesuggereerd worden dat een totaaloverzicht geboden kan worden, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De huidige administratieve lasten bedragen € 11 miljoen. Het private registratiesysteem zou daarnaast komen te staan en zou zorgen voor een verdubbeling van die lasten. Voor naleving en toezicht worden € 5.3 miljoen eenmalig en € 1 miljoen per jaar genoemd. Gezien de gevolgen voor de volksgezondheid zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat een landelijk en door de overheid beheerd administratiesysteem noodzakelijk is. Bureau Berenschot geeft ook aan dat transparantie in voorschrijven en toedienen, ook zonder ontkoppeling kan bijdragen aan verminderen van antibioticagebruik. Immers, 80% van de antibiotica wordt door 5% van de dierenartsen voorgeschreven. Daar is dus ook al winst te behalen.

De leden van de PvdA-fractie willen nog steeds wat we al in het algemeen overleg in mei 2011 hebben aangegeven Krachtig terugdringen van het aantal voorschriften antibiotica en het antibioticagebruik in de veehouderij door middel van

  • Per 1 januari 2012 verbieden van preventief gebruik van antibiotica in de veehouderij;

  • Beperking van curatief te gebruiken antibiotica in de veehouderij tot middelen die niet strategisch van belang zijn voor de humane gezondheidszorg;

  • Beperkingen op de vermarkting voor humane consumptie van vlees van met antibiotica behandelde dieren tot alle sporen uit het vlees verdwenen zijn;

  • Loskoppelen voorschrijven en verkoop antibiotica door dierenartsen in combinatie met overheidscontrole op het voorschrijven van antibiotica en centrale registratie van het antibioticagebruik door de overheid, waarbij alle dierenartsen en veehouders verplicht zijn aangesloten.

Hierbij wensen de leden van de PvdA-fractie op te merken dat als de staatssecretaris meent dat preventief gebruik al verboden is, hij kennelijk het behandelen van tien zieke dieren in een koppel van 10 000 met koppelbehandeling met antibiotica rekent tot curatief gebruik. Deze leden vragen om een volledig verbod op behandeling van gezonde dieren als zij spreken van verbod op preventief gebruik. Dergelijk gebruik zou verder ontmoedigd kunnen worden door een streng toezicht op het voorkomen van antibiotica in vlees voor menselijke consumptie.

Voor korte termijn beogen de leden van de PvdA-fractie het volgende: gericht beleid op de 5% dierenartsen die 80% van de antibiotica voorschrijven, krachtigere uitvoering van de adviezen van de Gezondheidsraad en vooral controle en sancties op naleving. Voor zelfregulering is het nu te laat, de overheid heeft een verantwoordelijkheid inzake de volksgezondheid en moet die nu maar eens waar maken.

De leden van de PvdA-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de brief van het kabinet (Kamerstuk 28 973 nr 75) waarin de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aangeeft dat de exacte locaties waarop stikstof, fijnstof, endotoxinen en het voorkomen van DNA van bepaalde bacteriën zijn gemeten, niet openbaar gemaakt worden. Onderzoekers weigeren de gegevens ter beschikking te stellen in verband met overlast voor veehouders. De leden van de PvdA-fractie maken hier een andere afweging; de volksgezondheid van omwonenden en bezoekers achten zij in dit geval belangrijker dan het ongemak bij de betreffende veehouders. Bovendien kan en mag het niet zo zijn dat slechts op basis van vrijwilligheid van veehouders metingen kunnen worden verricht over hun uitstoot.

Er is een risicoanalysestructuur gemaakt, analoog aan die bij infectieziekten: signalering (SO-Z)-responsteam zoönosen (RT-Z), outbreak managementteam (OMT-Z) en deskundigenberaad (DB-Z), bestuurlijk afstemmingsoverleg (BAO-Z). «In de humane infectieziektebestrijding is gebleken dat door signaleringsoverleg, responsteam en outbreak managementteam, taken en verantwoordelijkheden helder verdeeld zijn waardoor het duidelijk is waar de regie ligt.» Bureau Berenschot evalueerde de Mexicaanse griep en constateert dat er «niet altijd consequent gebruik is gemaakt van de specifieke structuur voor advisering over infectieziektebestrijding». Het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO) werd onvoldoende geraadpleegd. Hier wordt bedoeld dat het OutbreakManagementTeam (OMT) dominant was en te veel ruimte heeft gekregen. Hoe wordt dat voortaan voorkomen, ook ten aanzien van zoönosen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Ook daar zijn de belangen groot.

Er is nog steeds sprake van een verantwoordelijkheidsverdeling tussen de ministeries van VWS en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), waarbij het ministerie van VWS «meebesluit»op het terrein van het ministerie van EL&I. Als beide ministeries er niet uit komen beslist de ministerraad. Dat betekent dat er dus nog steeds géén sprake is van bestuurlijke doorzettingsmacht voor het ministerie van VWS, zoals de commissie van Dijk dringend heeft geadviseerd. En juist bij een crisis is dat van het grootste belang. Waarom wordt dat nu niet zo georganiseerd? Het is toch duidelijk dat in de landbouw andere belangen zwaarder wegen dan die van de volksgezondheid? Voor de leden van de PvdA-fractie is het rapport over de aanpak van de Q-koorts daarbij illustratief; pas in een veel te laat stadium werd ingegrepen omdat het toenmalige ministerie van LNV leidend was. De leden van de PvdA-fractie dringen er met klem op aan dat de belangen van volksgezondheid moeten prevaleren en verzoeken het kabinet de minister van VWS leidend te laten zijn in uitbraken van dierziekten en zoönosen. Deze leden vragen het kabinet zich de aanbevelingen van het rapport van Dijk ter harte te nemen door, onder andere, de nVWA onafhankelijk te maken van de departementen zodat deze kan optreden als regisseur en crisismanager.

Ten aanzien van de bestrijdingsstrategieen zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat hiervoor zeker de regie bij de rijksoverheid moet liggen, maar de kosten moeten worden toegerekend aan de sector. Individuele veehouders die getroffen zijn door een crisis moeten kunnen blijven rekenen op een volledige schadevergoeding. Het is echter niet langer maatschappelijk houdbaar deze te verlangen van de belastingbetaler. Hoe denkt het kabinet dit op te lossen? Via het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB)? Kan het kabinet voor de volgende dierziektecrises aangeven hoeveel kosten hiervoor zijn gemaakt op lasten van de belastingbetaler en welk percentage is teruggevorderd van de veehouderijsectoren? De leden van de PvdA-fractie vragen het kabinet om de bijdrage van de sector aan het Dier Gezondheidsfonds (DGF) in stappen te verhogen zodat dit over tien jaar volledig kostendekkend is.

De Gemeentelijk Gezondheidsdienst (GGD) heeft recent een rapport uitgebracht waarin zij adviseren een afstand van minimaal 200 meter aan te houden voor het nog vergunnen van woningen in de omgeving van veehouderijen. In de ogen van de leden van de PvdA-fractie moet dit ook zeker andersom gelden: geen (mega-)veehouderijen in de nabijheid toelaten van woningen. In het blad Binnenlands Bestuur geeft de VNG aan dit graag te willen, maar middelen ontbeert om vergunningen af te kunnen wijzen op gezondheidsgronden. In hoeverre is het mogelijk om een Gezondheids Effect Rapportage (GER) te eisen en bij gebleken risico op basis daarvan een vergunning te weigeren? Zo dit onmogelijk is in de huidige wetgeving vragen de leden van de PvdA-fractie het kabinet om met een wetsvoorstel te komen om het criterium volksgezondheid op te nemen in het ruimtelijke afwegingskader, bijvoorbeeld in de nieuwe integrale omgevingswet.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben steun verleend aan het verzoek van de fractie van de PVV om een algemeen overleg over dierziekten en antibioticagebruik in de veehouderij uit te stellen tot 1 december a.s. omdat de komende weken enkele voor dit onderwerp belangrijke adviezen verwacht worden. Deze leden gaan er van uit dat het kabinet een reactie op bijvoorbeeld het rapport van Bureau Berenschot (II) en andere relevante adviezen uiterlijk 23 november 2011. naar de Kamer worden gezonden. Kan het kabinet dit toezeggen? Kan het kabinet aangeven of de visie van het kabinet op de integrale inrichting van de veterinaire gezondheidszorg ook vóór deze datum verwacht kan worden?

Naar aanleiding van de al toegezonden brieven hebben de leden van de CDA-fractie enkele vragen:

  • 1. Kan het kabinet precies aangeven voor welke antibiotica en chemotherapeutica een gevoeligheidsbepaling verplicht wordt gesteld? Geldt deze verplichting voor alle diersoorten?

  • 2. In de brief van 8 december 2010 geeft het kabinet aan dat preventieve behandelingen met antibiotica in beginsel niet meer zullen worden toegestaan. In de brief van 24 oktober 2011 verwijst het kabinet naar deze brief en geeft het kabinet aan dat preventief gebruik van antibiotica nu al niet meer is toegestaan. Kan het kabinet aangeven waar deze maatregel geëffectueerd is en welke behandelingen precies worden bedoeld? Is het kabinet zich er bijvoorbeeld van bewust dat het droogzetten van runderen met antibiotica in beginsel een preventieve behandeling is?

  • 3. Resistentieproblematiek is een mondiaal probleem. Maatregelen die wij nu in Nederland gaan doorvoeren, zouden op zijn minst in de gehele EU van toepassing moeten zijn. Hoe ziet het kabinet het Europese traject van reductie van antibioticumgebruik bij mens en dier?

  • 4. Heeft het kabinet al scenario's uitgewerkt hoe te handelen als een veestapel besmet is met een multiresistente en in potentie zoönotische bacterie, die gevoelig is voor een antibioticum dat niet meer bij dieren mag worden toegepast? Zijn er ook scenario's waarin het ruimen van dieren? Is toepassing van derde en vierde generatie antibiotica in alle gevallen verboden?

  • 5. De EFSA en de Gezondheidsraad wijzen terecht op de noodzaak van preventie. Wordt het dan geen tijd om het Europese non-vaccinatiebeleid fundamenteler te wijzigen dan thans het geval is?

  • 6. Voor de bestrijding van besmettelijke dierziekten is een goed functionerende veterinaire infrastructuur noodzakelijk. Kan het kabinet aangeven op welke wijze de bestendigheid van deze infrastructuur geborgd wordt?

  • 7. Bij de behandeling van de artikel 68 invulling bleek dat in overleg met de sector is besloten om een mogelijke verzekering voor de afdekking van extra kosten (onder meer kanalisatiekosten) bij de afzet van producten van tegen besmettelijke dierziekten gevaccineerde dieren niet door te zetten. De beoogde invulling van dit instrument bleek binnen de gestelde randvoorwaarden te weinig (kosten) efficiënt. Om een vergelijkbare reden is een mogelijke verzekering voor de afdekking van schade als gevolg van maatregelen tegen plantenziekten niet doorgegaan. Klopt het dat hiermee het bedrijfsleven/ ketenpartijen zelf voorzieningen dienen te creëren voor bijvoorbeeld de afzet van producten (vlees, zuivel) van dieren die tegen besmettelijke dierziekten zoals mond- en klauwzeer (MKZ) en klassieke varkenspost (KVP) zijn ingeënt? Deelt het kabinet de mening dat veehouders niet de dupe mogen worden van een noodvaccinatie? Is het kabinet bereid de ketenpartijen op hun verantwoordelijkheid te wijzen? Is het kabinet bereid om aan te geven dat «noodvaccinatie om te leven» in de nieuwe EU wet diergezondheid (Animal Health Law, het voorstel wordt verwacht in 2012) prioriteit dient te krijgen boven stamping out ofwel het ruimen van gezonde dieren. In Nederland zijn waakvlamcontracten opgesteld met vaccinfabrikanten omtrent vaccinproductie en beschikbaarheid; is deze systematiek ook niet op Europees niveau te realiseren?

Ten aanzien van de integratie Humaan- en veterinair risicoanalysestructuur merken de leden van de CDA-fractie het volgende op. Het onderzoeksprogramma omvatte drie onderdelen te weten 1. het in kaart brengen van de verschillende (veelal projectgebonden) early warning en surveillanceactiviteiten op het gebied van zoönosen in Nederland (en de witte vlekken daarin), 2. het opleveren van een geprioriteerd overzicht van zoönosen die mogelijk in de toekomst een probleem op zullen leveren in Nederland en 3. het opstellen van een advies over de structuur en werkwijze (blauwdruk) van de betrokken partijen voor de signalering van zoönotische risico’s, en het opzetten van een «pilot» voor deze structuur Wat is de stand van zaken, zo vragen deze leden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie maken zich ernstig zorgen over de groeiende antibioticaresistenties. Het beleid is niet ambitieus genoeg. Een groot deel van de inkomens van veel veeartsen bestaat uit winst uit de verkoop van antibiotica. Dat vinden de leden van de SP-fractie een kwalijke zaak. Daarom bepleiten de leden van de SP-fractie een scheiding tussen de verkoop van antibiotica en de dierenartsfunctie. Daarmee wordt de verdienprikkel voor het uitschrijven van antibiotica compleet weggenomen. De leden van de SP-fractie verzoeken om middels een onderzoek inzicht te krijgen in de actuele mate van geldelijk gewin bij antibioticaverkoop en de mate waarin de verdienprikkel op dit moment voorschrijfgedrag beïnvloed. Daarbij wordt antwoord gezocht op de vraag hoeveel meer antibioticareductie gerealiseerd kan worden als de functies gescheiden worden.

Verder zijn de leden van de SP-fractie ongerust over de opkomst van antibioticaresistente schimmels zoals aspergillus fumigatus. Graag vragen de leden van de SP-fractie een toelichting op de relatie tussen de opkomst van deze schimmel en het gebruik van bepaalde bestrijdingsmiddelen (azolen) in de landbouw. Hoe schat het kabinet de toekomstige verspreiding en het aantal slachtoffers van deze schimmel die ernstige longinfecties veroorzaakt, voor de toekomst in?

De leden van de SP-fractie zijn voorts ernstig bezorgd over de verspreiding van antibiotica in het milieu met name in slib en oppervlaktewater. Kan het kabinet een overzicht geven van de toename hiervan (in mate en zwaarte)? Kan het kabinet inzicht geven in de onderzoeken naar het voorkomen hiervan, wat zijn de meetlocaties geweest en hoe schat het kabinet de risico’s hieromtrent in?

De leden van de SP-fractie maken zich ernstig zorgen over het voorkomen van Extended Spectrum Beta-Lactamase (ESBL) in bijna al het bio-industrie kippenvlees. De leden van de SP-fractie willen graag exact weten welke hygiënevoorschriften worden geadviseerd bij de bereiding van kip. Op welke onderzoeken zijn deze voorschriften gebaseerd? Welk praktijkonderzoek is er geweest naar de werking van deze hygiënevoorschriften in de alledaagse keukenpraktijk? Is er hierbij rekening gehouden met speciale doelgroepen?

De leden van de SP-fractie willen graag weten welke reductie van antibioticagebruik het kabinet wenselijk acht vanuit het oogpunt van volksgezondheid en op welke onderzoeken, adviezen en aannamen is dit gebaseerd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de stukken die geagendeerd stonden voor het algemeen overleg antibiotica en dierziekten op 26 oktober jl. Naar mening van deze leden is een systeemverandering nodig die op dit moment nog onvoldoende op gang is gekomen met het staande nationale en internationale beleid. Met dit in gedachte benutten deze leden deze gelegenheid met name om vragen van feitelijke aard te stellen over de geagendeerde stukken, met het oog op de debatten die in het vervolg zullen worden gevoerd. De aan het woord zijnde leden merken wel met teleurstelling op dat door het vervallen van het algemeen overleg op het laatste moment, wederom de gelegenheid om van gedachten te wisselen over de inmiddels ingezette versoepeling van de maatregelen ten aanzien van de Q-koorts is komen te vervallen.

Brief regering vermindering antibiotica in de veehouderij d.d. 26 mei 2011

De leden van de D66-fractie constateren dat de uitwerking van de visie van het kabinet inzake de onafhankelijke positie van de dierenarts ten aanzien van zijn opdrachtgever nog niet bekend is. Ten aanzien van de benoemde vraag- en aandachtspunten zoals aspecten van marktordening en mededinging vragen deze leden het kabinet in te gaan op zowel de wijze waarop in Denemarken de ontkoppeling van verkoop en voorschrift van antibiotica is vormgegeven als in te gaan op de vergelijkbare ontkoppeling bij de verkoop van medicijnen door huisartsen in Nederland. Welke rol heeft de overheid bij de genoemde veranderingen gespeeld, zo vragen de leden van de D66-fractie en hoe is de bedrijfsvoering van de betrokken dierenartsen en huisartsen veranderd?

De leden van de D66-fractie constateren dat de in het algemeen overleg Dierziekten en antibioticagebruik in de veehouderij op 26 mei 2011 toegezegde uitwerking van de visie van het kabinet ten aanzien van de reductiedoelstellingen voor antibiotica nog niet bekend is. In algemene zin merken deze leden ten aanzien van de doelstelling op dat deze relatief lijkt te zijn geformuleerd ten aanzien van een referentiepunt. De aan het woord zijnde leden vragen het kabinet of een in absolute eenheden geformuleerde doelstelling zich niet beter leent voor vergelijkingen in internationaal verband en voor een motivatie vanuit een maatschappelijke kosten en baten analyse?

Brief regering stand van zaken rondom de aanpak van zoönosen (18 mei 2011)

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de wijzigingen in de risicoanalysestructuur zoönosen. Deze leden vragen het kabinet, met het oog op de opmerking dat deze structuur bedoeld is «voor zowel vredestijd als crisistijd», nader toe te lichten op welke wijze de deelnemers van de incidentele overlegstructuren in vredestijd al kunnen oefenen op hun rol in crisistijd. Zijn er bijvoorbeeld oefeningen waaraan ook GGD-directeurs of de lokale bestuurders deelnemen en waarbij de experts van zowel veterinaire als humane kant gezamenlijk deelnemen?

Brief regering over de Q- koorts stand van zaken (14 juli 2011)

De leden van de D66-fractie constateren dat de Q-koortsvaccinatie slechts op de valreep is afgerond. In algemene zin merken deze leden hierover op dat een dergelijke aanpak niet bijdraagt aan het herstel van vertrouwen waarmee de sector haar verantwoordelijkheid opvat. De aan het woord zijnde leden vragen het kabinet uiteen te zetten hoe de snelheid van handelen van de geitenhouders zich verhoudt tot andere vaccinatieprogramma’s binnen en buiten de sector en om aan te geven wat voor stappen er sinds 14 juli jl. nog genomen zijn om de trage geitenhouders aan te spreken.

Brief regering over de Q-koorts stand van zaken (15 september 2011)

De leden van de D66-fractie betreuren dat de maatregelen tegen de Q-koorts zoals het uitbreidingsverbod zijn versoepeld voordat er van gedachten gewisseld kon worden met de Kamer en zonder consensus binnen het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg Zoönosen (BAO-Z) hierover. Zij vragen het kabinet de Kamer nader te informeren over de wijze waarop het advies binnen de BAO-Z tot stand kwam. Kan het kabinet bijvoorbeeld aangeven hoeveel en welke van de aanwezigen zich tegen het uitbreidingsverbod uitspraken? De leden van de D66-fractie vragen het kabinet een overzicht te geven van dergelijke BAO-Z adviezen ten aanzien van de Q- koorts sinds 2007 en daarbij duidelijk te maken bij welke vergelijkbare adviezen gekozen is om op basis van een verdeeld advies het beleid te versoepelen. Is er vaker sprake geweest van het voorbijgaan aan het advies van de genoemde bestuurlijke partners en de patiëntenvereniging?

Reactie op Gezondheidsraad advies, antibiotica in de veeteelt en resistente bacteriën bij mensen (22 september 2011)

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van het kabinet op het advies van de Gezondheidsraad. Deze leden onderschrijven de noodzaak om een eventueel verbod op de genoemde antibiotica zo mogelijk Europees in te voeren. Zij vragen het kabinet aan te geven of er contacten hierover zijn geweest met andere landen met een aanzienlijke pluimveehouderij en de Eurocommissaris voor gezondheidszorg in de aanloop naar de presentatie van de Europese strategie. De aan het woord zijnde leden merken op dat een dergelijk verbod minder effectief kan blijken wanneer het in slechts een deel van de lidstaten wordt ingevoerd die vlees leveren aan de Nederlandse markt. Zij vragen het kabinet of uiteengezet kan worden wat de verdeling van de herkomst van in Nederland verkocht vlees is tussen binnen en buitenland zowel binnen als buiten de Europese Unie (EU). Voorts vragen deze leden wat de juridische mogelijkheden zijn om bij het uitblijven van een eventueel verbod op de inzet van specifieke antibiotica bij alle producerende landen, wel eisen te stellen in nationaal of Europees verband aan geïmporteerde vleesproducten op dit punt. Tot slot vragen de leden van de D66-fractie het kabinet wanneer het genoemde advies van ZonMW naar verwachting bekend zal worden en of het kabinet de Kamer voor het volgende algemeen overleg Antibioticagebruik in de veehouderij en dierziekten op 1 december 2011 nader kan informeren over de concrete stappen die in de Europese strategie worden aangekondigd en welke bijdrage deze kunnen leveren aan de nationale beleidsdoelstellingen.

Brief antibiotica veehouderij (24 oktober 2011)

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de nadere informatie ten aanzien van het beleid van het kabinet. Zij vragen het kabinet in algemene zin hoeverre het werk van de SDa en de sturingsfilosofie ook elders weerspiegeld worden in de aanpak van overmatig gebruik van azolen en de toenemende antibiotica resistentie bij schimmels die recent in de media gesignaleerd is? De aan het woord zijnde leden vragen voorts in welke mate de transparantie die beoogd wordt geldt voor alle partijen in de voedselkolom, gelet op de stellige conclusie in het rapport van de commissie Van Doorn dat deze integraal betrokken moet worden om tot een succesvolle aanpak van de verduurzaming te komen. Deze leden merken op dat spaarzaam antibioticagebruik een kwaliteitskenmerk is of zou kunnen worden, mits partijen zoals vleesinkopers vanuit de retail mede op basis hiervan hun aankoopbeleid zouden kunnen voeren. De aan het woord zijnde leden vragen het kabinet daarom aan te geven in hoeverre de in zijn aanpak omschreven informatie ten aanzien van antibiotica gebruik en benchmarking daarvan, al dan niet geanonimiseerd, beschikbaar is voor al de verschillende partijen in de voedselkolom.

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet tevens in te gaan op de kwalitatieve omschrijving van de eerste conclusies uit het KPMG-rapport. In welke verhoudingen is er grofweg sprake van wel of niet kwalitatief voldoende of betrouwbare gegevens?

De leden van de D66-fractie merken op dat de € 1 miljoen aan middelen voor toezicht in de begroting van 2012 niet onderbouwd wordt aan de hand van concrete beleidsresultaten die hiermee bereikt kunnen worden, bijvoorbeeld in de vorm van een toegenomen pakkans of aantal inspecties. De aan het woord zijnde leden kunnen daarmee niet beoordelen wat de effectiviteit van de inzet van deze middelen zal zijn, en vragen het kabinet alsnog te komen met een onderbouwing van de genoemde middelen.

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet de Kamer ruim vooraf te informeren over het werkprogramma van de Deense regering ten aanzien van de antibioticaresistentie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de stukken die voor het geannuleerde algemeen overleg over antibioticagebruik in de veehouderij waren geagendeerd. In dit schriftelijk overleg beperken de leden van de GroenLinks-fractie zich tot de brief d.d. 24 oktober 2011 waarin het kabinet ingaat op de aanbevelingen van de commissies Alders en Van Doorn met betrekking tot antibiotica in de veehouderij.

De commissie Van Doorn doet de aanbeveling om preventief gebruik van antibiotica te verbieden. Het kabinet zegt dat dit al verboden is. De leden van de GroenLinks-fractie delen de mening van de commissie Van Doorn dat de praktijk anders is. Deze leden willen graag van het kabinet horen wat het precies verstaat onder preventief gebruik. Wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft betekent een verbod op preventief gebruik van antibiotica dat gezonde dieren geen antibiotica toegediend krijgen. Deelt het kabinet deze definitie en is het kabinet bereid het toedienen van antibiotica aan gezonde dieren te verbieden? Zo nee, waarom niet?

De commissie Van Doorn doet de aanbeveling tot het opstellen van een zwarte lijst door de overheid. Het kabinet verwijst hiervoor naar een eerdere brief, maar daarin laat het kabinet dit expliciet aan de sector zelf. De leden van de GroenLinks-fractie delen de mening van de commissie dat dit te vrijblijvend is. Is het kabinet bereid deze taak alsnog zelf op te nemen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de rol van de nVWA inzake antibioticagebruik in de veehouderij wordt. Deelt het kabinet nu wel of niet het standpunt van de commissie Van Doorn voor wat betreft de corrigerende werking van het tuchtrecht? Indien het kabinet hier nu geen duidelijkheid over kan geven, kan er dan een onderzoek hiernaar komen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de nasleep van de Q-koortsuitbraak. Veel besmette bedrijven hebben het financieel moeilijk, niet alleen door de ruimingen en de formeel nog steeds niet versoepelde hygiënemaatregelen, maar ook door lage geitenmelkprijzen. Daartussen zitten ook enkele knelgevallen die tussen wal en schip zijn gevallen door weinig geruimde dieren, veel jaarlingen en het niet kunnen voldoen aan de strenge eisen van de herstructureringsregeling. De leden van de SGP-fractie hebben het signaal gekregen dat van de € 2,5 miljoen die het kabinet gereserveerd heeft voor de herstructurerings-regeling (€ 1 miljoen voor eerste openstelling en € 1,5 miljoen voor de verlengde openstelling), maar een bedrag tussen de € 0,5 en 1 miljoen is of zal worden toegewezen. Dat betekent dat nog ruim € 1,5 miljoen beschikbaar is. Klopt het genoemde signaal? Is de staatssecretaris bereid dit bedrag opnieuw in te zetten voor getroffen geitenhouders, bijvoorbeeld door een hogere vergoeding van vaccinatiekosten (zoals in België) of door versoepeling van de voorwaarden voor de herstructureringsregeling en nieuwe openstelling daarvan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

Antibioticagebruik in de veehouderij

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn zeer ontstemd over de gang van zaken rond het antibioticagebruik in de veehouderij. De vee-industrie gebruikt al jaren een gigantische en onverantwoorde hoeveelheid antibiotica, waardoor grote problemen met resistente bacteriën zijn ontstaan, die mensenlevens in groot gevaar brengen. Het kabinet beaamt dit eindelijk, na jaren van ontkenning. Dat is een eerste stap, maar het gevoel van urgentie dat het kabinet uitspreekt wordt onmiddellijk ontkracht door het maatregelenpakket dat wordt neergelegd. De oplossing van het probleem wordt daarin geheel overgelaten aan de sector. Dit is in de ogen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren onacceptabel. Er dienen per direct dwingende maatregelen genomen te worden om dit probleem in te dammen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen ook hier uitspreken dat zij het onbegrijpelijk vinden dat volgens de fracties van de PVV, SGP, CDA en VVD dit belangrijke onderwerp kan worden afgedaan in een schriftelijk overleg.

Tijdens het algemeen overleg over dierziekten en antibioticagebruik in mei 2011 hebben de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren, samen met andere partijen, aangedrongen op snelle actie van het kabinet om nu werkelijk met maatregelen te komen om het antibioticagebruik in de vee-industrie daadwerkelijk fors te verminderen. De twee magere brieven die de Kamer hierover sindsdien heeft ontvangen van het kabinet geven geen vertrouwen dat die adequate maatregelen genomen worden. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben een groot aantal vragen over het uitblijven van dwingende maatregelen en verwachten een gedegen antwoord op deze vragen en een wijziging van het beleid, voor het algemeen overleg over dit onderwerp, dat gepland staat voor 1 december 2011.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben er meerdere malen op aangedrongen dat de minister van VWS de regie neemt in het borgen van de volksgezondheid, en dus ook het drastisch terugdringen van het antibioticagebruik in de vee-industrie. De minister van VWS heeft de leden steeds verzekerd dat het niet nodig is om formeel de regie te nemen, omdat de samenwerking met het ministerie van EL&I vlekkeloos zou verlopen. Het oplossen van de resistentieproblematiek noopt tot daadkrachtig beleid. De grote hoeveelheid brieven die de Kamer worden toegezegd en de lange tijd die er voor nodig is om deze daadwerkelijk op te stellen, vaak in verband met interdepartementale afstemming, geven aan hoe bureaucratisch en stroperig het kabinet hier echter in de praktijk mee omgaat. Hoe kan het kabinet dan beweren dat doorzettingsmacht van het ministerie van VWS hierbij niet nodig is? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren dringen er nogmaals op aan dat het ministerie van VWS de regie neemt op dit dossier, zoals ook in de aangenomen motie van het lid Koffeman (PvdD) in de Eerste Kamer is verzocht (EK 32 500, P). Is het kabinet hiertoe bereid? Zo nee, waarom niet?

De brieven van het kabinet over antibioticagebruik in de vee-industrie van 22 september en 24 oktober schetsen naar mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren een zorgelijk beeld van een overheid die doet alsof zij controle voert op een proces wat zij in werkelijkheid helemaal uit handen heeft gegeven aan de sector en waar zij geen enkele sturing over heeft. Zo is er geen gehoor gegeven aan de oproep van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren tijdens het vorige algemeen overleg over dit onderwerp om de SDa te dwingen volledige inzage van het geregistreerde antibioticagebruik te geven aan de nVWA. Het kabinet schrijft nu dat de SDa zelf kan bepalen wat «overmatig voorschrijfgedrag» is, en wanneer zij hier melding van maakt bij de nVWA. De nVWA mag de gegevens in de database van het voorschrijfgedrag van dierenartsen niet inzien, maar is afhankelijk van een melding van de SDa, die zelf weer bestaat uit mensen uit de sector. Dit is uiteraard naar mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren onaanvaardbaar. De nVWA moet te allen tijde inzicht hebben in het voorschrijfgedrag van alle dierenartsen, en het gebruikgedrag van alle veehouders. Temeer daar het kabinet ook zelf aangeeft dat de registratie van de gegevens op dit moment zeker niet correct gebeurt, zoals bleek uit een onderzoek van KPMG. Als het kabinet zelf erkent dat de registratie niet goed wordt uitgevoerd, hoe kan het dan zijn hele beleid baseren op dit particuliere registratiesysteem? Graag een reactie.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen het kabinet om voor 1 december 2011 te komen tot een systeem waar registratie van al het antibioticagebruik in de vee-industrie op een correcte manier gebeurt, en waartoe de nVWA volledige toegang heeft. Als dit niet mogelijk is via het private VetCis-systeem, dan zal het kabinet zelf in korte tijd een systeem moeten opzetten waarin dit wel mogelijk is. Is het kabinet hiertoe bereid? Zo nee, waarom niet? Het kabinet heeft momenteel geen enkel inzicht in het werkelijke voorschrijfgedrag van dierenartsen, en weet dat het niet eens kan vertrouwen op de gegevens die het kabinet eventueel worden aangereikt door de sector. Hoe voorkomt het kabinet dat het onvolledige of onbetrouwbare gegevens krijgt? Welke garanties zijn er hiervoor?

De registratie van het antibioticagebruik is momenteel beperkt tot de deelnemers aan kwaliteitssystemen. Dit geeft ruim baan aan freeride-gedrag. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen het kabinet wanneer het dit gaat aanpakken. Wanneer kan de Kamer wetsvoorstellen verwachten die voor zowel alle veehouders als voor alle dierenartsen het onmogelijk maken nog antibiotica te gebruiken dan wel voor te schrijven zonder dat dit geregistreerd wordt bij een onafhankelijke overheidsinstantie?

Het kabinet noemt in zijn brief een rapport van de nVWA (Rapport Poortwachter) waaruit zou blijken dat dierenartsen regelmatig afwijken van de formularia bij het voorschrijven. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen weten of dat betekent dat er dus ondermeer veel meer derde en vierde generatie antibiotica voorgeschreven werden dan op grond van deze beroepsstandaarden zou mogen? Is het kabinet bereid om het rapport zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen? Zo ja, op welke termijn, zo nee, waarom niet?

Welke consequenties heeft dit onderzoek gehad voor de betreffende dierenartsen? Is hen sancties opgelegd, en zo ja, hoe hoog waren deze sancties? Deelt het kabinet de mening dat dit soort gedrag door dierenartsen onaanvaardbaar is, en wederom aantoont dat de verantwoordelijkheid voor het oplossen van de antibioticaproblematiek niet bij de sector zelf gelegd kan worden? Deelt het kabinet de mening dat dit onverantwoordelijke gedrag door dierenartsen tevens wederom aantoont dat er een ontkoppeling moet komen tussen de functies van dierenarts en apotheker? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is het kabinet bereid deze knip onmiddellijk te realiseren voor de veeartsen?

Het kabinet schrijft dat het aannemelijk is dat de eerste voorgeschreven reductiedoelstelling, – 20% in 2011, behaald zal worden. Tevens geeft het kabinet aan dat de exacte gegevens over het eerste halfjaar van 2011 pas eind dit jaar bekend worden. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen weten op basis van welke gegevens het kabinet het aannemelijk acht dat de reductiedoelstelling bereikt wordt. Als er nu al 80% van het gebruik geregistreerd wordt, moet het toch met een druk op de knop mogelijk zijn ook inzicht in deze gegevens te krijgen? Waarom is dat niet het geval, en welk nut heeft een registratiesysteem als er maanden gewacht moet worden op inzage in het voorschrijfgedrag? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen een tussenstand van deze gegevens ontvangen, is het kabinet hiertoe bereid? De 12% reductie over 2010 die het kabinet aanhaalt in zijn brief is afkomstig van cijfers van de brancheverenigingvoor Fabrikanten en Importeurs van Diergeneesmiddelen in Nederland (FIDIN), kan het kabinet dat bevestigen? Vindt het kabinet FIDIN een betrouwbare verstrekker van gegevens, gezien het belang dat zij vertegenwoordigen? Ook menen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren dat de momenteel behaalde reductie in het gebruik van antibiotica slechts een kwantitatieve reductie betreft, waarbij er een verschuiving is te zien van eerste en tweede generatiemiddelen naar derde en vierde generatie antibiotica, waardoor de resistentieproblematiek groter in plaats van kleiner wordt. Kan het kabinet inzicht verschaffen in de mate van verschuivingen van het gebruik van eerste en tweede naar derde en vierde generatie middelen? Hoe beoordeelt het kabinet deze verschuivingen?

Is het kabinet bereid zo snel mogelijk een verbod in te stellen voor het gebruik van derde en vierde generatie middelen in de vee-industrie? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen in de brief dat het kabinet slechts in Europees verband wil pleiten voor een (geleidelijk) verbod op de inzet van deze derde en vierde generatie middelen en tevens voor het verbod van het registreren van nieuwe soorten antibiotica voor gebruik in de vee-industrie. Naar mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren is dit onacceptabel. Nederland heeft de grootste veedichtheid ter wereld en in Europa het hoogste veterinaire antibioticagebruik. De verantwoordelijkheid voor het oplossen van dit probleem ligt dus bij Nederland zelf en kan niet afgeschoven worden op Europa. De Gezondheidsraad adviseert het kabinet om op korte termijn een verbod in te stellen. Waarom neemt het kabinet dit advies niet over? Het nemen van maatregelen in Europees verband neemt ook in urgente situaties te veel tijd in beslag, zoals ook nu met de eurocrisis weer blijkt. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen weten welke belangen er volgens het kabinet in het geding komen als overgegaan wordt op een nationaal verbod? Kan het kabinet de mogelijkheden aan geven om nationaal een verbod op registratie van nieuwe middelen voor gebruik in de vee-industrie af te kondigen en het gebruik van derde en vierde generatie antibiotica in de vee-industrie te verbieden, los van de vraag of het kabinet bereid is deze maatregelen te nemen?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen in de brief dat het kabinet «het preventief gebruik van antibiotica onmogelijk [heeft] gemaakt». Daarbij wijst het kabinet erop dat het dit al in december 2010 zou hebben geregeld. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren kunnen deze uitspraak niet goed rijmen.

In de eerste plaats zien de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren een verschuiving optreden. In de brief van december 2010 waarnaar het kabinet verwijst als het zegt dat het kabinet het gebruik van antibiotica onmogelijk heeft gemaakt, staat: «De toepassing van antibiotica in groepen dieren zonder dat sprake is van klinisch zieke dieren (zogenaamde preventieve behandelingen) zal in beginsel niet meer worden toegestaan.» Naar mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren betekent preventieve behandelingen «in beginsel niet meer toestaan» iets heel anders dan «het onmogelijk maken» ervan. Hoe ziet het kabinet dat? Kan het kabinet aangeven waar in de wet dit geregeld is en hoe hierop gehandhaafd wordt? In antwoorden op mondelinge vragen van leden van de fractie van de Partij voor de Dieren in september van dit jaar heeft de minister van VWS ook niet aangegeven dat preventieve behandeling door het kabinet onmogelijk is gemaakt. Waarom heeft de minister van VWS dat destijds niet gezegd en moet de Kamer dit voor het eerst lezen in een brief, 1 jaar nadat deze maatregel zou zijn genomen?

In de tweede plaats willen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren weten hoe het kabinet preventief gebruik van antibiotica onmogelijk heeft gemaakt gezien de uitspraken van de toenmalig minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit uit 2007 dat je niet kunt komen tot het onmogelijk maken van preventief antibioticagebruik, omdat dit feitelijk ook zou betekenen dat je geen koppelbehandelingen meer zou kunnen toestaan? Kan het kabinet aangeven of koppelbehandelingen niet meer toegestaan zijn? Kan het kabinet toelichten waar in de wet dit geregeld is en hoe hierop gehandhaafd wordt?

Graag krijgen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren inzicht in de toezichtrol van de nVWA op het gebruik van antibiotica in de vee-industrie. Op welke wijze wordt dit momenteel vormgegeven? Waar wordt de € 1 miljoen die hiervoor is uitgetrokken aan besteed, hoeveel personeel (in fte) is er beschikbaar voor handhaving en hoe worden deze mensen ingezet?

Ook willen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren graag weten wat de stand van zaken is met betrekking tot het uitbannen van gemedicineerd veevoeder. Blijft het overigens wel toegestaan om antibiotica toe te dienen via het drinkwater? Hoe verhoudt zich dit tot het onmogelijk maken van het preventief toedienen van antibiotica?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren krijgen graag een reactie op het onderzoek van Ine van der Fels-Klerx van het Rijksinstituur voor voedselveiligheid (RIKILT), waaruit blijkt dat varkenshouders met grote varkensbedrijven in een gebied met veel varkens meer antibiotica verbruiken dan gemiddeld. Ook bleek uit het onderzoek dat bedrijven met zowel varkens als andere dieren meer antibiotica gebruiken dan gespecialiseerde varkensbedrijven. Deze «gemengde bedrijven» vormen, naast het risico op resistente bacteriën, ook een groot risico op het ontstaan van nieuwe virussen. Dit heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) bevestigt. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen dan ook dat er een verbod op dit soort «gemengde bedrijven» komt en vragen het kabinet dit snel in wetgeving om te zetten, is het daartoe bereid? Zo nee, waarom niet en op welke manier acht het kabinet het grote risico van het ontstaan van een nieuwe virusvariant aanvaardbaar?

Tot slot willen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren opmerken dat de door het kabinet vastgestelde reductiedoelen met betrekking tot antibiotica volstrekt onvoldoende zijn om te komen tot een aanpak van het enorme probleem van de resistentieontwikkeling. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren bepleiten, samen met de GGD, voor een reductiedoelstelling van – 90% in plaats van – 50% in 2013. Is het kabinet bereid de doelstelling aan te scherpen? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot de enorme kosten die in de toekomst gemaakt zullen worden in de zorg als resultaat hiervan? Kan het kabinet aangeven hoeveel extra kosten er in de zorg zijn gemaakt sinds de veegerelateerde MRSA- en ESBL-bacteriën?

Naar mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren kan er alleen voor worden gezorgd dat de veehouderij in Nederland geen levensgroot risico meer vormt voor de volksgezondheid door haar drastisch te hervormen. Alle onderzoeksrapporten geven aan dat er een systeemverandering dient te komen in de intensieve veehouderij. Geen megastallen, geen snelgroeiende rassen die alleen met behulp van enorme hoeveelheden medicijnen op de been gehouden kunnen worden, maar robuuste dieren die in kleine aantallen bij elkaar gehouden worden, waardoor hun gezondheid en welzijn, en daarmee dat van de Nederlandse bevolking, kan worden gegarandeerd. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren krijgen graag een reactie van het kabinet op dit punt.

Q-koorts

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben geconstateerd dat het kabinet bijna alle maatregelen die zijn genomen heeft teruggedraaid en doet alsof de epidemie die duizenden mensen ziek heeft gemaakt en het leven heeft gekost aan ten miste 19 mensen al ver in het verleden ligt. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden dit beleid volstrekt onverantwoord. Het opheffen van de maatregelen die zijn genomen bij een epidemie kan naar mening van leden van de fractie van de Partij voor de Dieren alleen als er een structurele oplossing is gekomen voor het voorkomen van een epidemie. Welke structurele maatregel is er volgens het kabinet genomen?

Het opheffen van de bouwstop en het uitbreidingsverbod is ook zeer tegen de wens van de patiëntenvereniging, bestuurlijke partners, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de GGD. Vindt het kabinet dat er voldoende geluisterd is naar deze belangrijke partners? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat er blind tegemoet wordt gekomen aan de wensen van de sector. Zij hebben vernomen dat de provincie Noord-Brabant de bouwstop wel in stand houdt en hebben hier grote waardering voor en vragen het kabinet de afschaffing van het uitbreidingsverbod per direct weer terug te draaien. Ook krijgen deze leden graag inzicht in welke aanvragen er momenteel liggen voor nieuwe vestiging en uitbreiding van geitenstallen. Kan het kabinet daar inzicht in verschaffen? Zo nee, is het kabinet bereid dit te inventariseren bij de provincies en gemeenten en daar voor 1 december 2011 helderheid over te geven? Naar mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn de effecten van de vaccinatiecampagne onvoldoende duidelijk om nu al bijna alle afzonderingsverplichtingen af te schaffen en vragen het kabinet om een wetenschappelijke onderbouwing van de versoepeling van de maatregelen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat er een adequaat schadefonds in het leven geroepen moet worden om de slachtoffers van de Q-koorts te compenseren en gaan hier graag nader in debat over met de minister VWS, conform de toezegging hierover.

II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS EN DE MINISTER

Inleiding

Hierbij reageren wij op de inbreng de leden van uw Kamer in het schriftelijk overleg over antibioticagebruik in de veehouderij en dierziekten zoals vastgesteld op 27 oktober jongstleden. Voor onze algemene visie op antibioticaresistentie en veehouderij verwijzen wij u naar onze brief van 24 oktober jongstleden2 en de door ons toegezegde brief (novemberbrief) die later deze maand aan uw Kamer zal worden verzonden voor het AO over dit onderwerp van 1 december aanstaande. In die laatste brief zal ook de stand van zaken van relevante toezeggingen en moties worden besproken.

I. Antibioticaresistentie en veehouderij

Advies van de Gezondheidsraad

De leden van de fracties van de PvdA en PvdD vragen naar de implementatie van de aanbevelingen van de Gezondheidsraad. Hiervoor verwijzen wij naar onze reactie op het advies van de Gezondheidsraad van 22 september jongstleden3 en de brief van 24 oktober. Voor zover mogelijk is daarin een indicatie van het tijdpad gegeven. Op de adviezen over 3e en 4e generatie cefalosporinen komen wij hieronder terug bij de beantwoording van de vragen over een verbod op moderne antibiotica. Voor de overige middelen gelden de aanbevelingen voor de langere termijn, waarbij de Gezondheidsraad stelt dat een alternatief op korte termijn niet voorhanden is of therapeutisch gebruik bij individuele dieren ook op langere termijn mogelijk moet blijven.

Registratie van het antibioticumgebruik

PvdA vraagt of al het antibioticumgebruik via veehouders en dierenartsen geregistreerd wordt. De fracties van D66 en de PvdD vragen naar de betrouwbaarheid van het registratiesysteem, en de mogelijkheden die de nieuwe Voedsel en Waren autoriteit (nVWA) krijgt om inzage te krijgen in de geregistreerde gegevens. De fractie van de PvdD vraagt daarnaast of de overheid bereid is om zelf een centraal registratiesysteem op te zetten.

De centrale registratie van antibioticagebruik door veehouders is geregeld via de autonome verordeningen voor centrale registratie en verantwoording van antibioticagebruik van het productschap voor Vee en Vlees (PVV) en het productschap voor Pluimvee en Eieren (PPE). Deze verordeningen zijn in september 2011 vastgesteld. Op grond van deze productschapverordeningen zijn veehouders in de varkens-, kalver-, rundvee- en vleeskuikensector verplicht om hun antibioticagebruik centraal te registreren. De veehouder moet onder andere de volgende gegevens registreren: de adresgegevens van de veehouder, de naam en registratienummer van zijn dierenarts, het type en hoeveelheid van de geleverde antibiotica en de datum waarop de antibiotica zijn geleverd. Hiermee is de verplichting tot registratie voor alle veehouders in die sectoren publiekrechtelijk vastgelegd en geldt deze ook voor bedrijven die niet deelnemen aan de private kwaliteitssystemen. In de praktijk wordt deze registratie op verzoek van de veehouder uitgevoerd door de dierenarts van de betreffende veehouder. Mede gelet op overwegingen over de eigen verantwoordelijkheid van partijen, draagvlak en uitvoeringslasten overwegen wij daarom thans niet om als rijksoverheid een centraal registratiesysteem op te zetten.

Wij zijn het met genoemde fracties eens dat transparantie van het antibioticagebruik via een betrouwbaar registratiesysteem een essentieel uitgangspunt is voor de uitvoering van het beleid. Om nader inzicht te krijgen in de volledigheid en betrouwbaarheid van het systeem voert KPMG in opdracht van de SDa een audit uit. Deze audit bestaat uit drie fases. De SDa zal ons het rapport over de eerste inventariserende fase toesturen zodra het is afgerond. Wij zullen in de novemberbrief op basis van het rapport over de eerste fase nader ingaan op de vraag in welke mate het registratiesysteem al voldoende en betrouwbare gegevens levert, en hoe eventuele verbeterpunten moeten worden opgepakt.

De veehouderijsectoren en de KNMvD (Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde) hebben toegezegd dat zij de SDa in staat zullen stellen om veelvoorschrijvers en veelgebruikers te kunnen doorgeven aan de nVWA, als door de private kwaliteitssystemen ingezette verbetertrajecten onvoldoende resultaat hebben. De mogelijkheden om deze beschikbaarstelling juridisch vorm te geven worden thans door betrokken partijen uitgewerkt.

De leden van de D66-fractie vragen zich af of gegevens over antibioticumgebruik en benchmarking beschikbaar zijn voor alle partijen in de voedselkolom, zodat spaarzaam antibioticumgebruik een kwaliteitskenmerk zou kunnen zijn. Wij merken op dat gegevens op individueel niveau alleen kunnen worden gebruikt voor het doel waarvoor ze verzameld worden, namelijk benchmarking, zoals dat ook geldt bij bijvoorbeeld de Belastingdienst. Gebruik door niet in de verordening genoemde derden en of andere doelen zoals een kwaliteitskeurmerk past hier niet in. De productschappen zouden hun verordeningen aan kunnen passen zodat gegevens ook voor andere doelen beschikbaar komen, zoals zij dat nu ook doen ten behoeve van gebruik door SDa en nVWA.

Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit

De leden van VVD vragen naar de wijze waarop het kabinet de onafhankelijkheid van de SDa denkt te gaan vormgeven en waarborgen. Bij de beantwoording van deze vraag willen wij voorop stellen dat wij, zoals uiteengezet in onze brief van 24 oktober, ook grote waarde hechten aan de onafhankelijkheid van de SDa. Om reden van draagvlak en beperking van uitvoeringslasten hechten wij daarnaast aan de positie van de SDa als onafhankelijke, privaatrechtelijke stichting.

De stichting heeft zelf haar onafhankelijkheid statutair geborgd op twee niveaus: bestuur en expertcommissie. Aan bestuursleden wordt de voorwaarde gesteld dat zij zonder last of ruggespraak hun functie kunnen uitoefenen en dat zij geen belangen in de sectoren hebben. Het expertpanel bestaat uit onafhankelijke wetenschappers en functioneert onafhankelijk van het bestuur. Om toe te zien op de onafhankelijke positie van de SDa stellen we een commissie van toezicht in om de overheid extra inzicht te bieden in het functioneren van de SDa, de mate waarin doelstellingen worden gehaald en het maatschappelijk belang wordt gediend.

Doelstellingen en afname gebruik

De leden van de SP-fractie willen weten welke reductie van het antibioticagebruik het kabinet wenselijk acht vanuit het oogpunt van volksgezondheid. De Gezondheidsraad concludeert dat het gebruik van antibiotica in de veehouderij bijdraagt aan het resistentieprobleem bij de mens omdat resistente bacteriën van dier naar mens kunnen worden overgedragen. De bijdrage van resistentieontwikkeling in de veehouderij aan de gehele humane resistentieproblematiek is niet goed te bepalen. Naar oordeel van de Gezondheidsraad zijn er duidelijke aanwijzingen dat de kans op antibioticaresistentie in de veehouderij groeit met een toenemende omvang en frequentie van antibioticagebruik. Daarom vindt het kabinet dat het gebruik van antibiotica in de veehouderij drastisch teruggebracht moet worden.

De leden van de PvdA vragen naar een onderbouwing van de afname van het antibioticumgebruik, naar illegaal gebruik van antibiotica en hoe de urgentie van de vermindering van antibioticaresistentie gerijmd kan worden met de doelen van 20% en 50% reductie. De leden van de PvdD-fractie bepleiten een reductiedoelstelling van – 90% in plaats van 50% in 2013 en vragen hoe zich dit verhoudt tot de kosten die in de toekomst gemaakt zullen worden als resultaat hiervan.

De gerapporteerde afname van het antibioticumgebruik is gebaseerd op cijfers van de MARAN-rapportage, die door het Landbouw-economisch Instituut (LEI) van de WUR wordt opgesteld (zie http://www.maran.wur.nl). Die cijfers geven aan dat de betrokken partijen op koers liggen om de geformuleerde doelstelling voor 2011 te halen. Bij de suggestie van de leden van de PvdA dat de doelstellingen van 20% en 50% niet ambitieus genoeg zijn, merken wij op dat wij de doelstellingen zien als minimum. Betrokken partijen spannen zich in om waar mogelijk verder te reduceren. Wij hebben gekozen voor ambitieuze en haalbare doelstellingen, waar betrokken partijen forse inspanningen voor moeten leveren. Verdere reductie daarna is nodig. Op de lange termijn (ook na 2013) zetten wij ons in voor een structureel laag gebruik van antibiotica in de veehouderij. Dat een structureel laag gebruik van antibiotica mogelijk is, blijkt uit de resultaten die voorlopers laten zien. Om dit te bereiken moet worden gewerkt aan een structurele verbetering van de diergezondheid via onder andere aanpassing van stal- en managementsystemen.

Illegaal gebruik is per definitie moeilijk in kaart te brengen. Op dit moment is de divisie Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) van de nVWA aan het onderzoeken of een gefundeerde extrapolatie kan worden gegenereerd.

De leden van de D66-fractie vragen naar de uitwerking van de reductiedoelstellingen, en meer specifiek of een absolute doelstelling niet beter is dan een relatieve doelstelling (reductie ten opzichte van 2009). Wij hebben aan de SDa gevraagd om mogelijkheden voor de precisering van de reductiedoelstellingen en zullen u conform toezegging in de novemberbrief daarover informeren.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen naar de grondslag van de verwachting dat de eerste voorgeschreven reductiedoelstelling van 20% wordt behaald. De leden van de PvdA vragen welke maatregelen klaarliggen als de 20% niet gehaald wordt. Het kabinet acht het aannemelijk dat de reductiedoelstelling voor 2011 wordt gehaald op grond van zowel de verkoopcijfers over 2010, die 12% lager zijn dan in het referentiejaar 2009, als de gebruikcijfers over 2010, zoals verzameld op een steekproef van bedrijven. Die cijfers laten een gunstig beeld zien. Daarom zijn maatregelen voor wanneer de reductie van 20% niet gehaald wordt, niet aan de orde.

Naast de kwantitatieve reductiedoelstellingen van minimaal 20% en 50% moeten ook kwalitatieve doelstellingen worden gesteld. Aan de SDa is gevraagd om mogelijkheden voor specificering van de normen, onder andere per diersoort en per groep middelen. Wij zullen u conform toezegging in de novemberbrief over de stand van zaken informeren.

Omdat gegevens uit verschillende systemen bij elkaar gebracht moeten worden, is het op dit moment nog niet mogelijk om met een druk op de knoop alle cijfers te produceren. Wij verwachten half november de gegevens over het eerste halfjaar van 2011, die dan ook de laatste tussenstand weergeven. De verkoopcijfers zijn zoals de PvdD veronderstelt inderdaad afkomstig van FIDIN, de gebruikcijfers zijn afkomstig van een steekproef van bedrijven die het LEI uitvoert.

De leden van de fractie van de PvdD vragen naar verschuivingen in gebruik naar derde en vierde generatie antibiotica. Voor de cijfers over verschuivingen binnen het gebruik van verschillende groepen diergeneesmiddelen verwijzen wij naar de eerdergenoemde MARAN-rapportage. Die cijfers wijzen uit dat ook het totale gebruik van 3e en 4e generatie cefalosporinen en fluoroquinolonen is gedaald. Wij delen dan ook niet de conclusie van de PvdD dat de algemene reductie in het antibioticumgebruik (ook van derde en vierde generatie cefalosporinen en van fluoroquinolonen) zal leiden tot een toename van de resistentieproblematiek. Wel zijn wij van mening dat een sterkere reductie van het gebruik van die middelen noodzakelijk is, vandaar de specifieke maatregelen naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad en het verzoek aan de SDa voor specificering van normen.

De leden van de fractie van de PvdD vragen naar de extra kosten die er in de zorg zijn gemaakt sinds de veegerelateerde MRSA- en ESBL-bacteriën.

Voor de extra kosten die in de zorg worden gemaakt voor het screenen en het in toom houden van de veegerelateerde MRSA willen wij u verwijzen naar de beantwoording van de vragen van het Kamerlid Thieme (PvdD) over de opnamestops in Nederlandse ziekenhuizen door besmettingen met de MRSA-bacterie, die veelal is terug te voeren naar veegerelateerd antibiotica gebruik4. Hierin geven wij aan dat deze extra kosten in 2010 naar schatting 400 000 euro bedroegen. Overigens heeft de Gezondheidsraad in haar advies «Antibiotica in de veeteelt en resistente bacteriën bij mensen» geadviseerd de nu geldende maatregelen te handhaven. De herkomst van een ESBL-producerende bacterie is erg moeilijk te herleiden. Hierdoor is het ramen van de extra kosten in de zorg naar aanleiding van veegerelateerde ESBL-producerende bacteriën niet goed mogelijk.

Toelating antibiotica

De leden van de fracties van de PvdA en PvdD vragen naar een verbod op moderne antibiotica die ook in de humane gezondheidszorg worden toegepast. De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar het opstellen van een zwarte lijst. Wij staan achter het advies van de Gezondheidsraad inclusief de inperking van veterinair gebruik van bepaalde middelen. Hiervoor verwijzen wij naar onze brief van 22 september. De implementatie van de adviezen zal een gezamenlijke inspanning van alle betrokken actoren vergen.

Voor de mogelijkheid van een verbod op of een «zwarte lijst» met moderne antibiotica van overheidswege wijzen wij op het volgende. De regelgeving rond de markttoelating van diergeneesmiddelen is Europees bepaald. Een absoluut verbod op een in Europa toegelaten middel is dan ook niet mogelijk. De maatregelen die wij wel nationaal kunnen nemen, met name om het gebruik van bepaalde middelen sterk in te perken, hebben wij in genoemde brief uiteen gezet. Binnenkort start een herziening van de Diergeneesmiddelenrichtlijn. In de brief van 22 september geven wij in reactie op het advies van de Gezondheidsraad al aan ons Europees in te zetten voor de implementatie van een aantal adviezen, waaronder de reservering van moderne en nieuwe antibiotica voor humane toepassing.

De leden van de fractie van het CDA vragen naar de situatie waarin geen veterinaire middelen zijn toegelaten voor een bepaalde besmetting. Voordat een diergeneesmiddel bij voedselproducerende dieren mag worden toegepast, moet de werkzame stof op veiligheid zijn beoordeeld. Zodra een veestapel besmet is met een bacterie die ongevoelig is voor de beoordeelde veterinaire antibiotica zijn de dieren uitbehandeld. De uiterste consequentie daarvan kan zijn dat de dieren sterven of moeten worden gedood, al zal zich dat in de praktijk zelden voordoen. Zo mogen carbapenems niet bij voedselproducerende dieren worden gebruikt, ook niet via de zogenoemde cascaderegeling. Zoals aangegeven in onze reactie op het advies van de Gezondheidsraad willen wij ook voor de toekomst voorkomen dat middelen als carbapenems veterinair worden toegepast.

Preventief gebruik en gevoeligheidsbepaling

De leden van de fractie van de PvdA, CDA, GroenLinks en PvdD vragen naar het verbod op preventief gebruik van antibiotica. De Gezondheidsraad stelt in haar advies dat verschillende middelen voor preventief en systematisch gebruik bij dieren moeten worden uitgesloten. In de brief van 8 december 20105 staat onder andere aangekondigd dat de toepassing van antibiotica in groepen dieren zonder dat sprake is van klinisch zieke dieren niet meer wordt toegestaan.

Hiertoe hebben wij in maart opdracht gegeven de gebruiksvoorschriften van de toegelaten antibiotica aan te passen en de term «preventie» in de indicatie te schrappen. In Nederland geldt de wettelijke verplichting om toe te dienen conform deze gebruiksvoorschriften. Indien hiervan wordt afgeweken, kan handhavend worden opgetreden. De preventieve toepassing van antibiotica bij een groep gezonde dieren is met de aanpassing van de gebruiksvoorschriften derhalve niet meer toegestaan. Behandeling van een koppel dieren is wel nog toegestaan indien ziekteverschijnselen bij een aantal dieren in het koppel zijn vastgesteld. Dit kan noodzakelijk zijn om de verspreiding van besmettelijke ziektes te voorkomen, waarbij de overige dieren onnodig leed wordt bespaard. Het is inderdaad waar dat in dat geval binnen een koppel dieren niet alle dieren ziekteverschijnselen vertonen. Er is geen grens vastgelegd voor de verhouding van het aantal zieke en gezonde dieren. Het is aan de dierenarts om op zorgvuldige wijze een diagnose te stellen en te adviseren over de behandeling en over maatregelen om de verspreiding van ziekten tegen te gaan.

De nVWA ziet erop toe dat koppelbehandeling plaatsvindt conform de genoemde gebruiksvoorschriften. Bij geconstateerde overtreding van de voorschriften wordt handhavend opgetreden. Bij twijfelgevallen over de zorgvuldigheid waarmee tot behandeling is overgegaan, wordt de zaak voorgelegd aan het Veterinair Tuchtcollege.

De 3e en 4e generatie cefalosporinen die veterinair zijn toegelaten, mogen alleen worden toegepast bij de behandeling van individuele zieke dieren. De behandeling van een koppel dieren waarin zich ook gezonde individuen bevinden, is met deze middelen dan ook niet toegestaan.

De leden van de fractie van het CDA vragen naar de verplichte gevoeligheidsbepaling. Zoals al aangekondigd in onze brief van 22 september in reactie op het advies van de Gezondheidsraad zal de verplichting om voorafgaand aan de behandeling een gevoeligheidsbepaling uit te voeren gaan gelden voor de toepassing van antibiotica die behoren tot de groepen 3e en 4e generatie cefalosporinen en fluoroquinolonen. Daarnaast zal de verplichte gevoeligheidsbepaling gaan gelden voor alle niet-veterinair toegelaten humane middelen, zoals carbapenems, die in uitzonderingsgevallen bij gezelschapsdieren zouden kunnen worden toegepast. De verplichting zal gelden voor alle diersoorten. Verder verwijzen wij u in dit verband naar bovengenoemde reactie op het advies van de Gezondheidsraad.

De leden van de fractie van het CDA vragen bij het preventief gebruik ook naar droogzetters. Ook bij antibiotica die als «droogzetter» worden gebruikt hebben wij de term preventie geschrapt uit de bijsluiter, waar de Europese bepalingen dat toelaten.

De aanpassing van de bijsluiter houdt in dat de middelen alleen met een specifieke aanleiding mogen worden gebruikt voor de behandeling van (sub)klinische infecties. De noodzaak van het gebruik moet op zorgvuldige wijze zijn onderbouwd.

Regulering door de sectoren

De leden van de fractie van de PvdA vragen welke stappen in de sectoren gezet zijn om het gebruik van antibiotica te reguleren. In de productschapverordeningen voor registratie en verantwoording antibioticagebruik voor de varkens, vleeskalver, runder en vleeskuikenhouderij is de bepaling opgenomen dat de veehouder zijn bedrijf voert conform het in samenwerking met zijn dierenarts opgestelde bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan. In het bedrijfsbehandelplan is opgenomen op welke wijze antibiotica op het bedrijf worden ingezet. De inzet van antibiotica moet gebaseerd zijn op de meest recente formularia van de KNMvD. Afhankelijk van de sector wordt hierop toegezien door het productschap of het private kwaliteitssysteem.

Het kwaliteitssysteem IKB varken bereidt een besluit voor om per 1 januari 2012 het gebruik van derde en vierde generatie cefalosporinen en fluoroquinolonen te verbieden. Bij dit kwaliteitsysteem is 98% van de varkenshouders aangesloten. Controle op de eisen van het private kwaliteitssysteem worden uitgevoerd door de certificerende instelling.

Per 1 oktober 2011 zijn nieuwe voorschriften opgenomen in het kwaliteitssysteem IKB vleeskalveren. Met deze voorschriften mogen dierenartsen alleen onder bepaalde voorwaarden cefalosporinen, (fluoro)quinolonen en de langwerkende macroliden inzetten bij vleeskalverenbedrijven. Zo mogen cefalosporinen alleen worden ingezet bij individuele behandeling van kalveren, en nooit voor een (deel) koppelbehandeling. Bovendien mogen cefalosporinen pas worden ingezet als een eerste behandeling met een ander diergeneesmiddel geen of onvoldoende effect heeft. Circa 98% van de vleeskalveren valt onder de IKB regeling. De certificerende instantie (SKV) voert controles uit op het correct gebruik van bovenstaande in het kader van het IKB kwaliteitssysteem.

In het kwaliteitssysteem van de melkveehouderij is vastgelegd dat de dierenarts alleen die middelen voor bepaalde aandoeningen mag voorschrijven die in het formularium van de KNMvD zijn opgenomen. Het gebruik van derde en vierde generatie cefalosporinen als droogzetter is in het formularium niet opgenomen.

De dierenarts kan bij hoge uitzondering deze middelen voorschrijven als na een gevoeligheidsbepaling blijkt dat er geen alternatief voorhanden is. De certificerende instelling Qlip houdt toezicht op naleving van de eisen uit de kwaliteitssystemen in de zuivel. Het COKZ houdt toezicht op deze systemen door middel van het principe «toezicht op controle».

Dierenarts

De leden van de fracties van de PvdA, SP, Groenlinks, D66 en de Partij voor de Dieren hebben vragen over de positie van de dierenarts, de rol van professionele richtlijnen (hiertoe behoren onder andere de formularia) en het ontkoppelen van het voorschrijven en verkopen van antibiotica door de dierenarts.

Wij hebben laten onderzoeken welke maatregelen of combinatie van maatregelen voor een meer onafhankelijke positie van de dierenarts kunnen zorgen. De mogelijk toegevoegde waarde van ontkoppeling wordt daarin meegenomen. Het onderzoek wordt momenteel afgerond. In onze novemberbrief komen wij conform toezegging op dit onderwerp terug.

Handhaving en toezicht

De leden van de fractie van de VVD vragen in welk geval sprake is van een strafbaar feit, als de nVWA gegevens van veehouders en dierenartsen ontvangt die onevenredig veel antibioticum gebruiken respectievelijk voorschrijven. Wij merken op dat een hoog antibioticumgebruik op zichzelf geen overtreding is, mits voorschrijven en toediening conform de voorschriften over toepassing, gebruik en registratie van antibiotica plaatsvinden. Een hoog antibioticumgebruik kan voor de nVWA wel mede aanleiding zijn voor nadere inspectie en controle op de naleving van de Diergeneesmiddelenwet en de Wet uitoefening diergeneeskunde.

De leden van de fractie van de PvdA vragen wat strenger toezicht op gebruik van derde en vierde generatie cefalosporinen inhoudt, hoe gecontroleerd wordt of de gevoeligheidsbepaling is uitgevoerd en welke sancties er zijn.

Strenger toezicht op derde en vierde generatie cefalosporinen houdt in dat de nVWA in 2011 en 2012 meer capaciteit beschikbaar stelt om ook specifiek toezicht te houden op pluimveebedrijven op het gebruik van deze middelen, die niet voor pluimvee geregistreerd zijn. Of een gevoeligheidsbepaling is uitgevoerd, kan worden gecontroleerd aan de hand van de administratie van de dierenarts.

Bij een overtreding van voorschriften zal handhavend worden opgetreden.

Bij twijfelgevallen over de zorgvuldigheid waarmee tot behandeling is overgegaan, zal de zaak worden voorgelegd aan het Veterinair Tuchtcollege.

De strafbare feiten uit de diergeneesmiddelenwetgeving zijn strafbaar gesteld in de Wet op de Economische Delicten. Het betreft doorgaans feiten waarop een maximum boete van de 6de categorie (maximaal 76 000 Euro) en een gevangenisstraf van ten hoogste 6 jaar staat. In de praktijk komt dit echter meestal uit op boetes van tussen de 250 en 1 500 Euro. Sancties jegens de dierenarts op grond van het tuchtrecht kunnen zijn een waarschuwing, berisping, een boete van ten hoogste 19 000 Euro en een gehele of gedeeltelijke schorsing of ontzegging van de bevoegdheid tot uitoefening van de diergeneeskunde.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen of bij project poortwachter meer 3de en 4de generatie antibiotica werden voorgeschreven dan op basis van de beroepsstandaarden zou mogen, of het rapport naar de Kamer gestuurd kan worden en welke consequenties de resultaten van het project hebben gehad voor de dierenartsen. De nVWA heeft het voorschrijven van antibiotica door dierenartsen in de varkenshouderij onderzocht met gegevens uit 2009. Het rapport is te vinden op de site van de nVWA en is als bijlage bij deze brief gevoegd.6 In dit onderzoek is het voorschrijfgedrag van 66 varkensdierenartsen bij 83 varkenshouders geanalyseerd. Dit onderzoek liet inderdaad zien dat 3de en 4de generatie antibiotica in te veel gevallen onzorgvuldig voorgeschreven en toegepast werden.

Het doel van het project was om een beeld te krijgen van het voorschrijfgedrag door dierenartsen en het gebruik in de praktijk. Het onderzoek heeft geen consequenties gehad voor betrokken veehouders en dierenartsen. Zonder open dialoog was het minder goed mogelijk geweest inzichtelijk te maken wat redenen waren om regelgeving niet na te leven. Bij de voorbereiding van het project (in 2009) is daarom besloten niet handhavend op te treden. De nVWA herhaalt het onderzoek in de varkenshouderij in 2012 op basis van gegevens over 2011. Nog dit jaar voert de nVWA een vergelijkbaar project uit in de pluimveehouderij om het voorschrijfgedrag van pluimveedierenartsen te toetsen. Indien de nVWA in de huidige en toekomstige onderzoeken overtredingen constateert, wordt direct strafrechtelijk en/ of tuchtrechtelijk opgetreden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet het standpunt deelt van de commissie Van Doorn over de corrigerende werking van het tuchtrecht, dan wel of daar een onderzoek naar moet komen. Wij hebben opdracht gegeven voor een onderzoek naar de positie van de dierenarts, waarin ook gekeken is naar het veterinaire tuchtrecht. Dat onderzoek wordt nu afgerond. Wij komen hier in de novemberbrief op terug.

De leden van de fractie van de PvdA geven aan dat streng toezicht moet plaatsvinden op het voorkomen van antibiotica in vlees voor menselijke consumptie. Dit toezicht is er. Vlees en andere producten worden veelvuldig getest op het voorkomen van antibiotica residuen. Voor residuen van antibiotica gelden reeds strenge veiligheidsnormen, de zogenoemde Maximale Residu Limieten (MRL). Gekeken wordt of de wettelijk vastgestelde wachttermijn (periode tussen laatste toediening van antibiotica en het produceren van dierlijke producten voor consumptie) is aangehouden en of de MRL niet zijn overschreden.

De leden van de fractie van D66 vragen naar een onderbouwing van de 1 miljoen Euro aan middelen voor toezicht aan de hand van concrete beleidsresultaten die hiermee bereikt kunnen worden, (bijvoorbeeld toegenomen pakkans of aantal inspecties). Ook de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen waarvoor de 1 miljoen Euro extra voor toezicht op het antibioticumgebruik in de veehouderij wordt ingezet.

Het bedrag van 1 miljoen Euro wordt ingezet voor toezicht en de handhaving op het domein diergeneesmiddelen bij de nVWA, wat betekent dat dit domein wordt uitgebreid met 8 fte die zich specifiek op toezicht en handhaving op antibioticumgebruik richten. In totaal wordt in 2011 en 2012 24 fte ingezet op het Domein diergeneesmiddelen. Het verscherpte toezicht moet leiden tot een hogere pakkans in combinatie met een sanctie die binnen kortere tijd na constatering van het feit geëffectueerd wordt. Het verscherpte toezicht wordt met behulp van risicogebaseerde controles en effectmetingen uitgevoerd. Na elk project wordt gekeken hoe het toezicht heeft bijgedragen aan de reductiedoelstelling.

De intensivering is in 2011 onder andere ingezet op verscherpt toezicht op de volgende punten.

  • Registratie en gebruik diergeneesmiddelen freeriders in de varkenshouderij

  • Gebruik derde en vierde generatie middelen op kuikenbroederijen,

  • Voorschrijfgedrag van dierenartsen op vleeskuikenbedrijven,

  • Antibioticumgebruik bij witvleeskalveren

  • Antibioticumgebruik op vleeskuikenbedrijven

  • Fabrikanten van gemedicineerde diervoeders

  • Invulling formulier «Voedsel Keten Informatie»op slachterijen

Tevens wordt een onderzoek naar illegale handel afgerond.

De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de internethandel in geneesmiddelen zal worden aangepakt. De nVWA heeft sinds enige jaren een speciaal team dat zich volledig richt op internethandel. In 2010 is het aantal internetrechercheurs verhoogd van 2 naar 3. De handel in (grondstoffen van) antibiotica vormt één van de speerpunten. Daarnaast heeft de nVWA zogenaamde Internet Save Points (ISP) ingericht. Door deze ISP te gebruiken kan de toezichthouder «onzichtbaar» surveilleren op internet. Hierdoor wordt de toezicht capaciteit op internet aanzienlijk vergroot.

Internationaal

De leden van de fractie van het CDA vragen naar de visie van het kabinet op het Europese traject van reductie van antibioticumgebruik van mens en dier. Wij onderschrijven dat de resistentieproblematiek een mondiaal probleem is en daarom vraagt om een internationale benadering.

In Europa is sprake van een snel toenemend bewustzijn van de ernst van de problematiek zowel op humaan als op veterinair terrein bij de Europese Commissie en bij diverse lidstaten. Voorbeelden van initiatieven die hieruit zijn voortgekomen liggen op het terrein van surveillance van gebruik van antibiotica, stimulering van de ontwikkeling van nieuwe antibiotica, het formuleren van doelstellingen voor verantwoord gebruik en op het gebied van voedselveiligheid.

Op 17 november a.s. presenteert de Europese commissie haar overkoepelende strategie voor de aanpak van de resistentieproblematiek in Europa. Wij zullen daar, conform toezegging, in onze novemberbrief op reageren. Vooruitkijkend verwachten we dat, in aansluiting hierop, tijdens het voorzitterschap van Denemarken verdere concrete stappen gezet kunnen worden om de antibioticumproblematiek in de breedte daadwerkelijk aan te pakken. Ook in Europees verband staat antibioticaresistentie hoog op de agenda. De Nederlandse inzet is daarbij steeds gericht op sterke sturing vanuit Nederland vanuit haar humane koploperspositie en op aansluiting bij de humane en veterinaire maatregelen die in Nederland zijn en worden genomen.

De leden van de fractie van D66 vragen of er contacten met andere lidstaten en met de Eurocommissaris voor gezondheidszorg zijn geweest over invoering van een Europees verbod op antibiotica genoemd door de Gezondheidsraad. In antwoord hierop kunnen wij meedelen dat de staatsecretaris van EL&I reeds vorig jaar, in aanloop naar de Europese strategie, de urgentie van de antibioticumproblematiek onder aandacht heeft gebracht van Eurocommissaris Dalli. Het advies van de Gezondheidsraad is op ambtelijk niveau reeds besproken met Denemarken en België. Het advies zal binnenkort onder de aandacht worden gebracht van Finland, Duitsland en Frankrijk. Eén en ander om draagvlak te verkrijgen voor ons standpunt dat toelating en gebruik van kritische antibiotica in de dierhouderij op Europees niveau tot een minimum moeten worden beperkt.

De leden van de D66-fractie vragen de Kamer tijdig te informeren over het werkprogramma van de Deense regering ten aanzien van antibioticaresistentie. Het officiële werkprogramma van een voorzitterschap wordt altijd pas gepubliceerd in de week voor het voorzitterschap begint, of soms zelfs pas tijdens de eerste week van hun voorzitterschap. Ook het meer specifieke programma op landbouw/veterinair terrein komt pas in de eerste maand van een voorzitterschap aan de orde in de Landbouwraad.

Onderzoek

De leden van de fractie van D66 vragen wanneer het advies van ZonMw kan worden verwacht. Wij hebben ZonMw niet om advies gevraagd, aangezien deze organisatie als instantie voor stimulering en programmering van onderzoek in gezondheid en zorginnovatie het verstrekken van advies niet tot taak heeft.

Wel hebben wij ZonMw verzocht een inventarisatie uit te voeren van afgerond en lopend onderzoek naar antibioticagebruik en antibioticaresistentieontwikkeling in de veehouderij. De inventarisatie wordt later deze maand verwacht.

Resistente schimmels

De leden van de SP-fractie vragen naar de opkomst van resistente schimmels.

De leden van de D66-fractie vragen daarnaast of de sturingsfilosofie van antibioticaresistentie ook wordt toegepast in de aanpak van resistentie bij schimmels.

In toenemende mate wordt in Nederland resistentie waargenomen bij schimmels die ernstige infecties kunnen veroorzaken bij patiënten met verminderde gastheerweerstand. De resistentie is gericht tegen de klasse van de azolen, de belangrijkste groep antischimmelmiddelen, die gebruikt wordt bij de behandeling van schimmelziekten. Deze azolen worden ook toegepast als werkzame stoffen in zowel gewasbeschermingsmiddelen als biociden. Bij biociden moet u vooral denken aan conserveringsmiddelen en aan aangroeiwerende verven. Hoe de resistentie is ontstaan is niet bekend.

Het is thans niet aan te geven hoe de toekomstige verspreiding van deze resistentie eruit zal zien. Recent is een referentielaboratorium ingesteld dat wordt gefinancierd door het ministerie van VWS. De ontwikkeling van over het aantal patiënten en mogelijke nieuwe risicogroepen zal door dit referentielaboratorium nauwlettend worden gevolgd.

Voor zowel gewasbeschermingsmiddelen als biociden geldt een toelatingsregime. Voordat een werkzame stof/middel op de markt wordt gebracht, moet de aspirant toelatinghouder aantonen dat de risico’s van deze stof of dit middel aanvaardbaar zijn voor mens, dier en milieu. Risico op resistentieontwikkeling maakt hier ook onderdeel van uit. Daarnaast is voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen de EU-richtlijn «Duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen» richtinggevend voor het kabinet. Deze richtlijn verplicht de lidstaten om een Nationaal actieplan (NAP) op te stellen. Dat plan wordt, zoals toegezegd, uiterlijk 1 april 2012 aan uw Kamer aangeboden. Wij zullen in het NAP aangeven hoe wij de problematiek van resistentie van schimmels voor azolen in de landbouw willen aanpakken.

Ook internationaal is er aandacht voor deze problematiek. Binnenkort zal tijdens een expert meeting, georganiseerd door het Europese Centrum voor infectieziekten (ECDC), worden gesproken over de relatie tussen de opkomst van deze resistente schimmel en het gebruik van azolen. Ook zal worden gesproken over de verwachtingen van ontwikkelingen en verspreiding in de toekomst. Voor een gefundeerde uitspraak over beide onderwerpen is het verstandig om de uitkomst van de ECDC expert meeting in Stockholm af te wachten.

Overige vragen over antibioticumresistentie

De leden van de fractie van de PvdA stellen dat het te laat is voor zelfregulering en wijzen erop dat de overheid een verantwoordelijkheid heeft inzake de volksgezondheid. Voor onze sturingsvisie verwijzen wij naar onze brief van 24 oktober en de novemberbrief.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen om een reactie van het kabinet op het gestelde belang van een systeemverandering in de intensieve veehouderij. De staatssecretaris van EL&I zal in zijn visie op de veehouderij die hij in november aan uw Kamer zal zenden ingaan op schaalgrootte en de verduurzaming van de veehouderij. Kortheidshalve verwijzen wij daarom naar die brief.

De leden van de SP-fractie vragen naar de toename van antibiotica in het milieu. Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar het voorkomen van (dier)geneesmiddelen in het milieu. De onderzoeksresultaten bieden geen mogelijkheid om een eenduidig overzicht te geven van de mate en zwaarte van de verspreiding van antibiotica in het milieu. Er zijn vele transmissieroutes waardoor antibiotica in de verschillende milieucompartimenten terecht kunnen komen. (Dier)geneesmiddelen horen uiteraard niet in het milieu thuis. Dit onderstreept dan ook het belang van de aanpak van het antibioticumgebruik.

De leden van de fractie van D66 merken op dat inperking van het gebruik van bepaalde antibiotica minder effectief kan zijn als de maatregel in slechts een deel van de landen die vlees leveren aan de Nederlandse markt wordt ingevoerd en vragen het kabinet uiteen te zetten wat de verdeling van de herkomst van in Nederland verkocht vlees is tussen binnen en buitenland zowel binnen als buiten de Europese Unie (EU).

De Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE) schatten dat vlees en producten op basis van rauw vlees in de Nederlandse detailhandel de volgende oorsprong heeft.

De cijfers voor rundvlees hebben geen betrekking op rundergehakt. Een betrouwbare oorsprongsverdeling van het vlees dat voor de gehaktproductie wordt gebruikt is niet te geven.

De productschappen merken op dat deze cijfers niet één op één overeenkomen met productie- en in- en uitvoerstatistieken. Veel geïmporteerd vlees kent namelijk een andere bestemming dan de detailhandel (horeca, verwerking) of wordt weer geëxporteerd.

De leden van de D66-fractie vragen voorts wat de juridische mogelijkheden zijn om eisen te stellen in nationaal of Europees verband aan geïmporteerde vleesproducten op het punt van antibioticagebruik. Regels voor intracommunautaire handel in vlees en import uit derde landen worden in Europees verband vastgesteld. Eisen ten aanzien van antibioticagebruik in het buitenland kunnen derhalve alleen in Europees verband gesteld worden, waarbij tevens rekening gehouden zal moeten worden met overige internationale afspraken, waaronder de afspraken in het kader van de Wereld Handelsorganisatie (WTO).

De leden van de fractie van de PvdD vragen naar de uitfasering van gemedicineerd veevoeder. Deze uitfasering betreft een privaat initiatief van veevoederproducenten verenigd binnen de NEVEDI. Alternatieven, zoals drinkwatermedicatie, zijn voor sommige middelen toegestaan. Wij merken op dat die alternatieve toedieningswijzen ook risico’s kunnen vormen voor de ontwikkeling van antibioticumresistentie.

De leden van de fractie van de Partij van de Dieren vragen om een reactie op het Rikilt-onderzoek waaruit een hoger antibioticagebruik op grote varkensbedrijven in varkensdichte gebieden en op gemengde bedrijven blijkt. Het betreffende onderzoek is in opdracht van het ministerie van EL&I uitgevoerd over de jaren 2004 tot 2007. Het werd afgerond in 2009 en de resultaten ervan zijn gepubliceerd in de Journal of Animal Science van juni 2011. In het onderzoek is gekeken naar factoren die gerelateerd zijn aan het antibioticumgebruik op vleesvarkensbedrijven en op zeugenbedrijven (alleen de biggen), op basis van data uit de periode 2004–2007. De factoren betroffen technisch-economische kengetallen.

Zowel bij de vleesvarkens als bij de biggen bleek dat het antibioticumgebruik significant gerelateerd was aan bedrijfstype en dat het gebruik hoger was op gemengde bedrijven dan op gespecialiseerde bedrijven. Deze factor verklaart echter maar een gering deel van het verschil in antibioticumgebruik op beide bedrijfstypen, evenals de andere onderzochte technisch-economische factoren. Eén van de conclusies van het onderzoek was dat waarschijnlijk andere factoren, zoals sociale aspecten, een rol spelen. Deze zijn echter binnen dit onderzoek niet in beschouwing genomen.

Wij wijzen erop dat het onderzoek betrekking heeft op de periode tot 2007. Inmiddels hebben zich echter diverse ontwikkelingen voorgedaan, zoals onder meer het verbod op het gebruik van groeibevorderaars in 2006, ondertekening van de Convenant door de veehouderijsectoren in het kader van de Task Force Antibioticaresistentie, diverse praktijkprojecten, zoals «innovatieprogramma antibioticavrije ketens» en «Zicht op Gezonde Dieren», en vele andere maatregelen gericht op het verminderen van het gebruik van antibiotica. Al deze maatregelen hebben ertoe geleid dat sindsdien het antibioticagebruik aanzienlijk is afgenomen, ook in de varkenshouderij, zoals blijkt uit de MARAN-rapportage.

De leden van de SP-fractie vragen welke hygienevoorschriften worden geadviseerd bij de bereiding van kip. In het algemeen wordt geadviseerd kippenvlees volledig te garen, zodat alle delen van het vlees een temperatuur van minimaal 70°C bereikt hebben. Omdat ESBL-producerende bacteriën geen sporenvormers zijn, is deze maatregel afdoende. Daarnaast worden maatregelen geadviseerd om kruisbesmetting in de keuken (of barbecue) te voorkomen zoals het gebruik van verschillende snijplanken, messen en vorken en het niet aanraken van het kippenvlees of binnenkant van de verpakking met de handen. Deze voorschriften zijn in overeenstemming met alle in de wetenschappelijke literatuur bekende gegevens. Dit is wettelijk geregeld met de verplichte etikettering van pluimveevlees zoals voorgeschreven staat in de Warenwet : «Let op, geef schadelijke bacteriën geen kans. Zorg daarom dat deze bacteriën niet via de verpakking, uw handen of het keukengerei in uw eten terecht komen. Maak dit vlees door en door gaar om deze bacteriën uit te schakelen.» Uit onderzoeken naar uitbraken van voedselgebonden ziekteverwekkers is gebleken dat naleving van deze hygiënevoorschriften de risico's van voedselinfectie afdoende beheerst. Er zijn geen risico's bekend voor speciale doelgroepen veroorzaakt door voedselgebonden pathogenen, die niet door naleving van deze hygiënevoorschriften beheerst worden.

II. Dierziekten

Aanpak zoönotische dierziekten

De leden van de PvdA stellen het functioneren van het Bestuurlijk Afstemmigsoverleg (BAO) en het Outbreak Management Team (OMT) aan de orde. De minister van VWS is met de beantwoording van de vragen inzake de landelijke nota gezondheidsbeleid d.d. 29 september 2011 (TK 32 793, nr. 7 vraag 53) ingegaan op de «onvoldoende raadpleging» van het BAO. Voor de aanpak van zoönosen is een nieuwe structuur ingericht, waarbij een nieuw BAO-Z is gevormd (TK 28 286, nr 505). Nieuw is de «rode knop procedure», waardoor burgemeester/voorzitter veiligheidsregio kan vragen om een BAO-Z, dit is dus een extra mogelijkheid om tijdige aanpak te waarborgen.

Dit BAO-Z is al een keer bijeen geweest naar aanleiding van het OMT-Z advies inzake de Q-koortsmaatregelen. Het OMT-Z verstrekt VWS en EL&I het humaan- veterinaire deskundigen advies, dat aan het BAO-Z voorgelegd kan worden ter advisering over de bestuurlijke uitvoeringsaspecten van een infectieziektecrisis.

De leden van de PvdA fractie en van de Partij van de Dieren vragen om te borgen dat de belangen van volksgezondheid prevaleren prevaleren bij de aanpak van zoönosen en de resistentieproblematiek. Uit de ingestelde risicoanalysestructuur (TK 28 286, nr. 445) blijkt dat de regierol in het volksgezondheidsdomein is belegd. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor beleidsterreinen zijn wettelijk georganiseerd. De ministerraad neemt besluiten op basis van collegiaal bestuur. Het volksgezondheidsbelang is stevig belegd en derhalve acht het kabinet heroverweging van de besluiten omtrent deze risicoanalysestructuur niet nodig. De leden van de PvdA-fractie vragen voorts naar de onafhankelijke positie van de nVWA. In de brief naar aanleiding van het rapport van Van Dijk (TK 28 286, nr. 445) hebben wij uiteengezet dat de autoriteitsfunctie van de nVWA zich uitstekend verder kan ontwikkelen binnen de huidige juridische context. De nVWA is ook betrokken in de nieuwe risicoanalysestructuur voor zoönosen. Zo nemen zij deel aan diverse overleggen.

Ten aanzien van de integratie humane en veterinaire risicoanalysestructuur vragen de leden van het CDA naar de stand van zaken op drie terreinen van het rapport «Emerging zoonoses». De bestaande monitoring en surveillance zijn versterkt en verbeterd ondermeer door het structureel bijeenbrengen in het Signaleringsoverleg Zoönosen (SO-Z) van deskundigen uit verschillende disciplines die beschikken over gezondheidssignalen. Dit SO-Z is nu een structurele activiteit van het Centrum voor Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM. Verder is de monitoring uitgebreid met gezelschapsdieren en paarden. De monitoring gezelschapsdieren wordt nog dit jaar operationeel. Die van paarden volgend jaar. De geprioriteerde lijst met 25 zoönosen wordt gebruikt bij de signalering, onderzoek en beleidsvorming. Het ministerie van EL&I en VWS lopen successievelijk de lijst na om te kijken of bestaand beleid verbeterd moet worden. ZonMw is gevraagd te onderzoeken, rekening houdende met deze lijst, wat de blinde vlekken zijn bij het zoönose-onderzoek. Wij hebben uw Kamer over de ingestelde risicoanalysestructuur geïnformeerd (TK 2010–2011, 28 286, nr. 505).

De leden van de D66-fractie vragen naar oefeningen buiten crisistijd om de nieuwe risicoanalysestructuur te testen. In eerste instantie merken wij hierover op dat de nieuwe sturctuur niet alleen bij (dreigende) crisis maar ook van dag tot dag benut / gevolgd wordt. Bovendien worden ten algemene crisisoefeningen op diverse niveaus door de verschillende betrokken organisaties gehouden. Regelmatig ook gezamenlijk.

In het kader van nieuwe structuur voor de aanpak van zoönosen wordt door VWS en EL&I op dit moment bekeken wanneer en op welk niveau een crisisoefening met alle betrokken partijen uit het veterinaire en humane gezondheidsdomein uitgevoerd zal worden.

De CDA fractie vraagt of het Ministerie van EL&I een solide infrastructuur heeft voor de dierziektebestrijding. Het Ministerie van EL&I als opvolger van het Ministerie van LNV heeft tientallen jaren ervaring met het bestrijden van zeer besmettelijke dierziekten, zoals Klassieke Varkenspest (KVP) en mond en klauwzeer (MKZ). Hiervoor worden zeer beproefde en afgestemde beleids- en uitvoeringsdraaiboeken gebruikt. Voor alle spelers bij een dierziekteuitbraak, zoals nVWA, het Centraal Veterinair Instituut (CVI) en de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), zijn de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in deze draaiboeken beschreven. Dierziektecrisesoefeningen maken deel uit van de crisisparaatheid.

De leden van de PvdA-fractie stellen vragen over de minimale afstand tussen veehouderijen en woningen. Recentelijk hebben wij de Gezondheidsraad gevraagd advies uit te brengen over een beoordelingskader voor de risico’s van veehouderij voor omwonenden. Wij hebben de Gezondheidsraad verzocht onder andere antwoord te geven op de vraag of en zo ja welke afstandseisen tussen veehouderijen en woningen gesteld zouden moeten worden. Dit betreft een toezegging aan uw Kamer op 21 juni 2011 naar aanleiding van de bespreking van het rapport van IRAS/NIVEL/RIVM-onderzoek naar effecten van intensieve veehouderij op de gezondheid van omwonenden. Over het nemen van concrete maatregelen willen en kunnen wij pas een standpunt innemen na ontvangst van het advies van de Gezondheidsraad. Zonder dit advies is een afgewogen oordeel op basis van de beschikbare kennis over mogelijke risico’s van veehouderijen voor de volksgezondheid niet mogelijk.

De leden van de PvdA-fractie hechten eraan dat meetlocaties uit het onderzoek van IRAS/NIVEL/RIVM naar de relatie van intensieve veehouderij en gezondheid omwonenden openbaar worden gemaakt. Wij verwijzen hierbij naar de schriftelijke beantwoording van de Kamervragen van de heer van Gerven (SP) met hetzelfde verzoek (Aanhangsel van de Handelingen, 2010–2011, nr. 103).

De Partij van de Dieren wil dat er een verbod komt op gemengde bedrijven vanwege het gevaar van het ontstaan van nieuwe virussen. Een verbod op gemengde bedrijven in Nederland ter voorkoming van het ontstaan van nieuwe virusvarianten die een bedreiging zouden kunnen vormen voor de mens wordt niet overwogen. Een dergelijk verbod levert geen bijdrage aan een reductie van volksgezondheidsrisico’s.

Bestrijdingsstrategie waaronder vaccinatie

De leden van de PvdA-fractie vragen naar het verhaal van de kosten van het bestrijden van dierziekten. Het uitgangspunt is dat de (vee)houder zelf verantwoordelijk is voor de gezondheid van zijn veestapel en in principe ook de daaraan gerelateerde kosten voor het bewaken en bestrijden van dierziekten zelf draagt. In sommige gevallen moet de overheid inspringen bij de bewaking en bestrijding van besmettelijke dierziekten. Bijvoorbeeld omdat de mogelijkheden van de individuele (vee)houder te beperkt zijn, bestrijding plaatsvindt buiten de sector (hobbydierhouders), Nederland op grond van wetgeving of internationale verplichtingen genoodzaakt is om in te grijpen of vanwege risico’s voor de volksgezondheid die het bedrijfsleven niet kan afwenden, zoals BSE en Q-koorts. Daardoor kunnen kosten ook niet altijd (volledig) aan de veehouderijsector worden doorbelast.

In het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV-PVV-PPE-PZ 2010–2014, en het daaraan gekoppelde Diergezondheidsfonds (DGF), staan de afspraken tussen EL&I en de sector over de verdeling van de bestrijdingskosten. Vanuit het DGF wordt ook de vergoeding aan de individuele veehouder betaald voor de geleden directe schade. De sectorbijdrage, die in principe de totale bestrijdingskosten zou moeten behelzen, is gebonden aan een maximum (plafondbedrag). Alleen indien de kosten gedurende een convenantperiode door een plafond heengaan, neemt de overheid na aftrek van de Europese bijdrage uit het Animal Health Fund de resterende kosten voor haar rekening.

De convenantconstructie voldoet aan de wederzijdse behoefte bij overheid en bedrijfsleven om vooraf heldere afspraken te hebben over de financiering van dierziektebestrijding en om financieringsrisico’s hieromtrent te begrenzen. Het stimuleert tevens het verantwoordelijkheidsbesef en wederzijdse betrokkenheid. Jaarlijks worden de uitgaven van het DGF gerapporteerd aan uw Kamer.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de wijziging van het Europese non-vaccinatiebeleid. Preventie is de afgelopen jaren niet alleen nationaal maar ook Europees een speerpunt («prevention is better than cure»). Hierbij kan worden gedacht aan adequate hygiënemaatregelen op het bedrijf, het terugdringen van risicovolle contacten en «early-warning» systemen. Samen met het bedrijfsleven is en wordt hier stevig op ingezet. Inzet van preventieve vaccinatie zou een waardevolle aanvulling kunnen zijn bij het voorkomen en/of bestrijden van besmettelijke dierziekten. Nederland ijvert al jaren voor een bredere inzet van vaccinatie als bestrijdingsinstrument. De discussie over de pro’s en contra’s rond preventieve vaccinatie kent zowel juridische (EU verbod op preventieve vaccinatie tegen diverse dierziekten), praktische (beschikbaarheid effectieve vaccins), economische (exportpositie Nederland), epidemiologische (afweging risico op insleep en verspreiding), politieke (draagvlak bij EU lidstaten) als dierwelzijnsaspecten (belasting voor het dier), die zorgvuldig zullen moeten worden afgewogen.

Het vaccinatiebeleid heeft structureel mijn aandacht o.a. bij de herziening van het Europese diergezondheidsbeleid (CAHP), waarbij primair de inzet is om noodvaccinatie breder geaccepteerd te krijgen.

De leden van de CDA-fractie vragen naar verschillende aspecten van de gevolgschade bij noodvaccinaties. Gevolgschade naar aanleiding van (de bestrijding van) besmettelijke dierziekten is primair een marktprobleem. Een individuele veehouder die, omwille van het bredere (sector)belang, verplicht zijn veestapel moet (laten) vaccineren in het kader van de dierziektebestrijding, zou daarbij bij voorkeur niet slechter af moeten zijn dan een niet-vaccinerende collega. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de sector om hiervoor een voorziening te treffen en dat hebben we ook naar elkaar uitgesproken. We zetten ons in dat verband wel in om (de ontwikkeling van) private instrumenten voor risicobeheer te ondersteunen. Daarnaast dragen we de Nederlandse ideeën over de inzet van vaccinatie, zijnde beschermende noodvaccinatie («noodvaccinatie voor het leven»), actief uit bij de Commissie met het oog op de herziening van het Europees diergezondheidsbeleid (CAHP) en de totstandkoming van de Europese Animal Health Law.

Bij de herziening van het Europees Diergezondheidsbeleid (CAHP) wordt ook gekeken naar het oprichten van een Europese vaccinbank. EL&I heeft zijn expertise ingebracht in een Europese werkgroep, die zich over dit onderwerp heeft gebogen. Het volledige rapport van deze werkgroep is te vinden op de website van DG Sanco.

Q-koorts

De leden van de D66-fractie vragen naar de wijze waarop het advies binnen het Bestuurlijke Afstemmingsoverleg – Zoönosen (BAO-Z) tot stand is gekomen en vragen ook vanaf 2007 een overzicht te geven van versoepelde Q-koorts maatregelen waarvoor geen consensus was binnen het BAO-Z. In onze brief van 15 september 2011 (TK 2010–2011, 28 286, nr. 523) hebben wij uw Kamer geïnformeerd dat van de zijde van de patiëntenvereniging en de gemeentelijke bestuurlijke partners werd verzocht om het uitbreidingsverbod in stand te houden. Hierover is in het BAO-Z gesproken en is er een advies gekomen. De openbare samenvatting van het BAO-Z van 3 augustus 2011 staat op www.onehealth.nl.

Wij hebben dit BAO-Z ingesteld, mede naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie Van Dijk (zie TK 2010–2011, 28 286, nr. 505). Vergelijking van dit BAO-Z advies met dergelijke BAO-adviezen is dus niet goed mogelijk omdat patiëntenorganisaties en de veehouderijsector tot dan toe geen inbreng in de vergadering hadden. Versoepelingen die in een eerder bestuurlijke overleg aan de orde zijn geweest zijn het opheffen van het fok- en aanvoerverbod en het verlagen van de frequentie van tankmelkonderzoek (brief TK 29 juni 2010).

De bestuurlijke partners hebben toen ingestemd met het advies om de frequentie van de tankmelkmonitoring terug te brengen en het advies om het fok- en aanvoerverbod in twee stappen op te heffen, maar adviseerden als voorwaarde dat het fokverbod op een bedrijf weer in te voeren bij een nieuwe besmetting. Dat aspect hebben de toenmalige bewindslieden niet overgenomen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen naar welke structurele maatregelen nu zijn genomen en vragen inzicht in nieuwe vestigingen en uitbreidingen van geitenbedrijven in Noord-Brabant. Het Deskundigenberaad o.l.v. het CIb schat in dat we voor wat betreft de Q-koorts situatie terug zijn op het niveau van voor de epidemie. Dit betekent niet dat we (kunnen) overgaan tot de orde van de dag, maar vraagt ons inziens wel om een heroriëntatie op het huidige crisismaatregelenpakket. Voor de wetenschappelijke onderbouwing hiervan verwijzen wij u naar het deskundigenadvies dat op 14 juli jl. aan uw Kamer is toegestuurd. De belangrijkste structurele maatregel bij de bestrijding en preventie van Q koorts, en tevens strikte randvoorwaarde voor de aanpassing van het huidige maatregelenpakket, is de eerder geïntroduceerde verplichte vaccinatie van melkgeiten en -schapen. Daarnaast gelden nog steeds diverse andere maatregelen zoals o.a. de meldplicht, een fokverbod voor niet-gevaccineerde dieren, een afzonderingsplicht bij aflammeren en diverse hygiënemaatregelen. Zoals hiervoor is aangegeven in antwoord op vragen van de fractie van D66 zijn de overwegingen van de patiëntenvereniging en bestuurlijke partners voldoende betrokken bij ons besluit het uitbreidingsverbod op te heffen. Uit het deskundigenadvies volgt dat het landelijke uitbreidingsverbod, dat was ingesteld op grond van de GWWD, bij handhaving van de vaccinatieplicht niet verder bijdraagt aan het verminderen van het risico op overdracht van Q koorts op mensen. Wij zien daarom geen aanleiding om de afschaffing van het uitbreidingsverbod te herzien. Dit laat onverlet dat provincies vanuit hun eigen bevoegdheid een bouwstop kunnen instellen c.q. in stand kunnen houden, bijvoorbeeld op basis van de Wet op de Ruimtelijke ordening. De provincies zijn daarmee ook de aangewezen plaats om inzicht te krijgen in de aanvragen die zijn ingediend voor nieuwvestiging dan wel uitbreiding van geitenbedrijven.

De leden van D66-fractie vragen welke stappen er sinds 14 juli jl. gezet zijn om geitenhouders, die traag gevaccineerd hebben, aan te spreken. Zoals eerder gemeld aan uw Kamer (TK 28 286, nr. 520) waren ook wij bezorgd en teleurgesteld over het gebrek aan voortvarendheid waarmee de verplichte vaccinaties binnen de sector werden uitgevoerd aangezien minder dan een maand voor de deadline op 1 augustus jl. slechts een derde van de geiten- en schapenhouders hun dieren had laten vaccineren. Sinds 14 juli jl. heeft de nVWA de betreffende veehouders schriftelijk gewezen op hun vaccinatieplicht. Daar waar bedrijven niet tijdig en volledig gevaccineerd waren, zou de nVWA de veehouder vanaf

31 augustus een last onder bestuursdwang opgelegd hebben.

Dat bleek uiteindelijk niet nodig, omdat alle schapen- en geitenhouders hun dieren voor 31 augustus jl. hebben laten vaccineren. Komende maanden bekijkt de nVWA welke handhavingsinstrumenten gebruikt kunnen worden zodat volgend jaar alle veehouders wel tijdig zullen vaccineren.

Naar aanleiding van de nasleep van de Q-koortsuitbraak hebben de leden van de SGP over de onderuitputting van de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor de herstructurering van de melkgeiten en -schapensector. De herstructureringsregeling was bedoeld als een vangnet voor ondernemers, wiens bedrijfsvoering als direct gevolg van de Q-koorts crisis in gevaar dreigde te komen. De regeling is slechts beperkt uitgeput, want er zijn in 2010 vijf aanvragen goedgekeurd (totaal € 237 335,–) en in 2011 is er één aanvraag goedgekeurd (€ 33 085,–). De regeling is op 1 oktober 2011 gesloten. Op dit moment worden nog 3 aanvragen behandeld. Zij vragen alle drie het maximale bedrag aan van € 100 000,-. Vanwege de geringe belangstelling voor deze regeling en de afnemende noodzaak, omdat de crisismaatregelen werden versoepeld, is besloten deze regeling niet meer te heropenen.

Volledige agenda

  • 1. Vermindering antibioticumgebruik in de veehouderij (Kamerstuk 28 286, nr. 512) van 26 mei 2011

  • 2. Stand van zaken rondom de aanpak van zoönosen (Kamerstuk 28 286, nr. 505) van 18 mei 2011

  • 3. Reactie op het rapport «Emerging zoönoses» van het RIVM (Kamerstuk 29 683, nr. 60) van 6 oktober 2010

  • 4. Ontwikkeling chronische Q-koorts en vaccinatieplan (Kamerstuk 28 286, nr. 448) van 17 december 2010

  • 5. Q-koorts evaluatieonderzoek onder geitenhouders (Kamerstuk 28 286, nr. 516) van 24 juni 2011

  • 6. Q-koorts stand van zaken (Kamerstuk 28 286, nr. 520) van 14 juli 2011

  • 7. Huidige bestrijdingsstrategie van besmettelijke, bestrijdingsplichtige dierziekten (Kamerstuk 29 683, nr. 103) van 15 juli 2011

  • 8. Onderzoek intensieve veehouderij en gezondheid (Kamerstuk 28 973, nr. 75) van 19 augustus 2011

  • 9. Q-koorts: stand van zaken (Kamerstuk 28 286, nr. 523) van 15 september 2011

  • 10. Reactie op Gezondheidsraad advies, antibiotica in de veeteelt en resistente bacteriën bij mensen (Kamerstuk 29 683, nr. 104) van 22 september 2011

  • 11. Reactie op verzoek commissie om toezending van de visie op de intensieve veehouderij (Kamerstuk 28 973, nr. 82) van 21 oktober 2011

  • 12. Antibiotica veehouderij (Kamerstuk 29 683, nr. 105) van 24 oktober 2011.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ham, B. van der (D66), Voorzitter, Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), Ondervoorzitter, Jacobi, L. (PvdA), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Tongeren, L. van (GL), Ziengs, E. (VVD), Braakhuis, B.A.M. (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Schaart, A.H.M. (VVD), Verhoeven, K. (D66) en Werf, M.C.I. van der (CDA).

Plv. leden: Jadnanansing, T.M. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Koolmees, W. (D66), Dikkers, S.W. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Irrgang, E. (SP), Groot, V.A. (PvdA), Holtackers, M.P.M. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Gerven, H.P.J. van (SP), Schouten, C.J. (CU), Gent, W. van (GL), Leegte, R.W. (VVD), El Fassed, A. (GL), Mos, R. de (PVV), Taverne, J. (VVD), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Houwers, J. (VVD), Veldhoven, S. van (D66) en Ormel, H.J. (CDA).

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 29 683, nr. 105.

X Noot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 29 683, nr. 104.

X Noot
4

Aanhangsel van de Handelingen, 2011–2012, nr. 489.

X Noot
5

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 683, nr. 65.

X Noot
6

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven