Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 21501-32 nr. 629 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 21501-32 nr. 629 |
Vastgesteld 23 juli 2012
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 13 juni 2012 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de Landbouw- en visserijraad op 18 en 19 juni.
(De volledige agenda is opgenomen aan het eind van dit verslag.)
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Van der Ham
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Franke
Voorzitter: Paulus Jansen
Griffier: Schüssel
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Bemmel, Van Gerven, Jacobi, Jansen, Koopmans, De Lange, Snijder-Hazelhoff, Wiegman van Meppelen-Scheppink, Ouwehand, Van Veldhoven,
en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie , die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Ik hoor dat de staatssecretaris veel zin heeft in het debat. Ik neem aan de leden ook. Welkom aan de mensen op de publieke tribune. De spreektijd in eerste termijn is vier minuten. U krijgt de gelegenheid tot één interruptie onder elkaar.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Dit is een van die zeldzame momenten dat de Partij voor de Dieren het eens is met de staatssecretaris. Het actieplan ter bevordering van dierenwelzijn van de Europese Commissie is zo mager dat wij er fel op tegen zijn. De staatssecretaris is het daar ook niet mee eens. Dat is mooi. Maar waarom heeft Nederland niet zelf een actieplan gepresenteerd en andere lidstaten om steun gevraagd? Nederland had in een vroeg stadium eigenstandig zijn ambitieuze inzet kunnen neerleggen. Dan vraag ik het de staatssecretaris nu maar. Hoe gaat hij ervoor zorgen dat de Europese Commissie het plan aanscherpt, dat zijn voorstellen worden overgenomen, dat verzoeken van aangenomen moties van de Kamer daar ook in terechtkomen, zoals een Europees verbod op het fokken van pelsdieren, en dat hij steun krijgt van andere landen? Als hij nog een paar maanden hard wil werken, zou dit een mooie doelstelling kunnen zijn.
Het is weer snel klaar wat dingen betreft waarover wij het eens zijn. Ik wil even terugkomen op het debat van vorige week over haaien. Voor heel wat haaiensoorten gelden geen vangstbeperkingen. Toen heb ik als voorbeeld de blauwe haai genoemd, waarna de staatssecretaris zei dat daar wel een beperking op ligt. Ik heb dat nog eens nagezocht maar kan het niet vinden. Ik zie daar graag een onderbouwing van. Het ging echter niet alleen over de blauwe haai. Ook kortvinmakreelhaaien, alle gladde haaisoorten, kathaaisoorten en draakvissen hebben dringend bescherming nodig, maar er zijn geen vangstbeperkingen. De staatssecretaris heeft al gezegd dat hij vindt dat het haaienactieplan volledig moet worden uitgevoerd. Dit is een cruciaal onderdeel dat mist. Gaat hij zich daarvoor inzetten? Dat zouden wij graag zien.
Wij hebben gevraagd om het snavelkapverbod hier te agenderen. De brief daarover is al van vorig jaar. Ik weet het nog goed. Het was een mooie warme dag en de Kamer was met reces toen ineens een briefje kwam van de staatssecretaris waarin stond dat hij het verbod op snavelbehandelingen, dat al in 2001 in zou gaan, vervolgens werd uitgesteld tot 2006 en daarna tot 2011, nog eens tien jaar uitstelde. Wij hebben het er vandaag pas over omdat de commissie alle dierenonderwerpen wilde bundelen en voortdurend overleg daarover heeft uitgesteld. Vandaag wordt het alsnog aan de orde gesteld. De Partij voor de Dieren kan zich natuurlijk niet vinden in tien jaar erbij. Wij hadden liever 2011 gezien. Dat gaan wij nu niet meer halen, want het is al 2012. Daarom vraag ik de staatssecretaris op z’n minst om dit verbod aan te laten sluiten bij de andere verplichtingen die gaan gelden voor dierenwelzijn en het in 2015 definitief van kracht te laten worden. Graag een toezegging. Anders komt er een motie.
De Nederlandse inzet is dat diertransporten maximaal acht uur duren, maar het lijkt erop dat het daar niet van gaat komen. Wij vinden dat Nederland een zelfstandige verantwoordelijkheid heeft. Nederland kan er zelf ook voor zorgen dat het geen kalfjes uit Litouwen importeert en geen varkens meer naar Parma stuurt. De reden is vaak de kosten. Varkens in Parma worden misschien wat goedkoper geslacht. De Partij voor de Dieren wil dat kostenverschil opheffen door een kilometerheffing in te voeren. Hoe langer het diertransport, hoe duurder het wordt. Kan de staatssecretaris dat idee omarmen?
Ik heb nog een laatste opmerking over dieren en volksgezondheid, meer specifiek over antibiotica. Uit de agenda wordt mij niet duidelijk of in de raadsconclusies ook iets wordt gemeld over het weren van derde en vierde generatie antibiotica. Is dat zo? Gaat de staatssecretaris zich daarvoor inzetten? Dat is namelijk een cruciale stap.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik sta tijdens dit algemeen overleg vooral stil bij de voortgangsrapportage van dit EU-voorzitterschap inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Het valt mij op dat de staatssecretaris wel over het een en ander rapporteert, maar dat niet doet over de verschillende moties die de afgelopen maanden zoal zijn aangenomen over het GLB. Ik denk dan aan de versterking van de marktmacht van boeren, de relatie tussen het GLB en de ontwikkelingslanden en de uitvoering van mijn motie over weidegang als vergroeningsmaatregel. Heeft de staatssecretaris de weidegang inmiddels ingebracht in de onderhandelingen?
Inmiddels is het pleidooi voor een keuzemenu van vergroeningsmaatregelen wel goed doorgedrongen. Hoe kan dat het beste worden vormgegeven in de twee pijlers, zoals wij die kennen? Ik heb begrepen dat de Europese Commissie ook voorstellen heeft gedaan voor vergroeningsmaatregelen. Ik ben heel erg benieuwd hoe de Commissie heeft gereageerd op de verschillende voorstellen van de verschillende lidstaten over een keuzemenu.
Het moet nu echt concreter worden. Welke criteria worden gehanteerd voor vergroening? Welke elementen mogen zeker niet ontbreken wat Nederland betreft? Hoe wordt het level playing field gewaarborgd? Welke criteria hanteert de Europese Commissie daarvoor?
Regionale verschillen vragen om verschillende accenten. Zo heeft Oost-Nederland een enorme opgave op het gebied van Natura 2000. Noord-Nederland is druk bezig met een zachte landing van de directe inkomenssteun in combinatie met vergroening en innovatie van de agrarische sector en het behoud van een vitaal platteland. Door niet al vooraf op nationaal niveau keuzes te maken maar de volle breedte van het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) te behouden, is het voor medeoverheden en maatschappelijke organisaties aantrekkelijk om ook cofinanciering te leveren. Kortom, een breed POP is goed voor het draagvlak onder alle betrokkenen. Door het decentralisatieakkoord natuur ligt de verantwoordelijkheid voor het landelijk gebied grotendeels bij de provincies. Het zou mooi zijn met Europees geld bij de nieuwe verantwoordelijkheden aan te sluiten en op die manier cofinanciering voor elkaar te krijgen.
Wil bescherming van biodiversiteit via het Europees landbouwbeleid serieus van de grond komen, dan moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Een paar weken geleden werd ik bijzonder geïnspireerd tijdens een werkbezoek in Oost-Groningen. Zijn er inmiddels resultaten bekend van de pilots van agrarisch natuurbeheer die daar hebben gelopen? Het gaat om heel mooie, inpasbare voorstellen, waar ontzettend veel draagvlak voor is in Oost-Groningen. Wat gaat de staatssecretaris met die ervaringen doen in de onderhandelingen in Europa?
Het mooie van Oost-Groningen is ook dat er niet bij een paar zonderlinge boeren is aangesloten, maar echt bij de wensen van de boeren zelf en dat er heel grote kansen liggen bij de grote, gangbare boeren. Ik denk bijvoorbeeld aan het pleidooi voor de luzerneteelt. Dat komt van de boeren zelf. Die voortrekkers zijn belangrijk. Daarom de boodschap dat wij vergroeningsgeld moeten inzetten met visie voor de toekomst, met sterke bedrijven en met coördinatie. Met name over dat laatste heb ik wat zorgen. Het kan niet zo zijn dat iedereen maar wat moet gaan aanrommelen met die 7%-regeling. Daarbij is het woord «collectieve» toch het toverwoord. Het is dan wel nodig dat wij eerst met elkaar de inhoud goed op een rij hebben staan, daarna het geld volgt en het geen kwestie is van: er is geld, daar gaan wij maar gewoon wat mee doen.
Er moet worden gezocht in de kansen die landbouw zelf heeft. Moderne landbouw biedt veel ruimte, bijvoorbeeld aan vogeldoelstellingen. Als het goed gaat en je innovatie eraan koppelt – denk aan precisielandbouw – heb je meer ruimte voor agrarisch natuurbeheer. Ik zie dan ook graag dat er gebiedsafspraken worden gemaakt in plaats van alleen eenzijdig met de sector.
Ik wil afsluiten met de spreuk: in de landbouw gaat het niet alleen om het produceren van voedsel maar ook om een goed beheer van het land. Sommige boeren zouden bij agrarisch natuurbeheer het idee kunnen hebben dat zij niks meer doen of minder boer zijn. Van dat sentiment moeten wij af.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik richt mij in mijn bijdrage vooral op de rapportage van het GLB. Nederland is voor een evenwichtige herverdeling van de GLB-middelen en vindt dat het gelijkheidsbeginsel en niet het proportionaliteitsbeginsel leidend moet zijn. Zou de staatssecretaris nog eens kunnen zeggen waarom wij daarvoor hebben gekozen? En wat bedoelt hij als hij zegt dat zowel de directe betalingen als het plattelandsbeleid worden meegewogen bij de bepaling van de herverdeling?
Ik kom op de definitie van de actieve boer. De Commissie stelt zich ten doel ervoor te zorgen dat de GLB-gelden terechtkomen bij de actieve boer. Dat ondersteunt de VVD van harte. De staatssecretaris deelt deze doelstelling, maar uit de stukken blijkt dat hij geen voorstander is van de door de Commissie voorgestelde definitie van de actieve landbouwer. De staatssecretaris stelt voor om een artikel op te nemen op basis waarvan bepaalde ontvangers actief kunnen worden uitgesloten. Hij noemt daar ook een voorbeeld van. Eurocommissaris Cioloş heeft echter pas zijn voorstel aangepast met de introductie van een negatieve lijst van bedrijven die geen GLB-steun meer zouden mogen ontvangen. Het lijkt erop dat de staatssecretaris dat ook wil. Zijn er nu twee opties of sluit dit naadloos op elkaar aan? De Europese Commissie daarentegen heeft aangegeven daarop tegen te zijn. Dat geldt dus ook voor een aantal andere lidstaten, denk ik. Wat is de voorkeur nu? Wat wordt het plaatje? Waarom heeft de staatssecretaris in dit verband niet gepleit voor een nog strakkere afbakening van de definitie op zich? Ik heb het dan niet over het uitsluitingsregime.
Nederland is een voorstander van de definitie van landbouwgrond waar toeslagen op verstrekt kunnen worden. Dat ondersteunen wij ook. Wij lezen echter ook dat een groot aantal lidstaten daartegen is en een veel ruimere definitie zou willen van subsidiabele landbouwgrond. Waar landt dit straks? Wij lezen namelijk van alles over wat landen willen, maar waar het uiteindelijk naartoe gaat, wordt niet duidelijk.
De VVD is het niet eens met de vergroeningsmaatregelen zoals de verplichte 7% braaklegging van onze dure landbouwgronden. Daarnaast brengen alle andere maatregelen, die hier bekend zijn, veel administratieve lasten met zich mee. Ik noem maar even de gewasroulatie met drie gewassen. Er moet ruimte zijn voor lidstaten om zelf te kiezen. Wij zijn er blij mee dat er nu een ontwikkeling lijkt te zijn in die zin dat vijftien lidstaten een flexibele benadering van vergroening van de eerste pijler steunen. Daar maakt Nederland ook deel van uit. Wij zijn er ook blij mee dat er gesproken wordt over het hieraan toevoegen van de duurzaamheidscertificaten. Is dat een juiste conclusie? En hoe moet ik die duurzaamheidcertificaten dan zien? Wij lezen ook dat de certificaatseisen weer helemaal in het lijstje voorkomen van hoe de Europese Commissie de vergroeningsmaatregelen voorstelt. Dan helpt het allemaal niets. Wij zouden in dat kader ook een behoorlijke flexibilisering willen zien, want dan helpt het iets. Dan zou de certificering waarvan bijvoorbeeld sprake is bij de zuivel en de weidegang, ook een rol kunnen spelen.
De horizontale verordening. In de huidige Commissievoorstellen voor het nieuwe GLB wordt een lijstje met 49 concrete voorstellen voorgelegd die het allemaal moeten versimpelen. Wat houden die voorstellen in? Het Deense voorzitterschap heeft een aantal tekstvoorstellen gedaan om ook in het EU-plattelandsbeleid een vereenvoudiging aan te brengen. Wij horen graag wat die inhouden. Is daar ook sprake van versimpeling en het niet meer hoeven in te vullen van cofinanciering?
De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Wat een mooi beroep hebben wij toch! Vanochtend hebben wij de hele ochtend in de plenaire zaal gesproken over visserij. Nu mogen wij weer een tijd over landbouw praten. Ik doe het even in twee blokjes. Het eerste blokje is van mijn gewaardeerde collega Graus.
De oormerken. Wij begrijpen dat de staatssecretaris zich wil inzetten voor alternatieve registratiemiddelen met het oog op dierenwelzijn. Voor zover wij begrijpen, blokkeert Europa dit vooralsnog. Hoe kan het dat de staatssecretaris daar zijn oren – het zijn oren zonder merk, zie ik – naar laat hangen? Sinds wanneer prevaleert ondemocratisch en bureaucratisch gedoe boven dierenwelzijn, is de vraag van mijn collega. Waarom heeft de staatssecretaris hier niet gewoon lak aan?
Ik kom op de boetes die her en der worden uitgedeeld aan agrariërs. Ieder jaar ontvangen onze agrariërs financiële steun om te kunnen boeren. Gemiddeld ontvangt Nederland zo’n 1,13 mld. per jaar. De voorwaarden zijn dat alle administratie en de handhaving op orde zijn. Zo moet de perceelregistratie goed zijn verlopen en alle administratie van oogsten, gewasbescherming en mest op orde zijn. Bij eventuele fouten wordt een boete opgelegd. Dat klinkt plausibel, ware het niet dat deze boetedoening – komt-ie weer – vanuit Europa wordt opgelegd. Er lijkt geen debat voorbij te gaan zonder dat dit instituut zich weer tegen onze democratische invulling aan bemoeit. De PVV verzet zich keer op keer tegen die machtscapitulatie.
Nederland heeft de afgelopen tien jaar gemiddeld 19,3 mln. aan GLB-betalingen terugbetaald aan de Europese Commissie vanwege tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen van de Nederlandse overheid. Dit is 1,7% van de landbouwsteun. Deze correcties doet de Europese Commissie op basis van onderzoeken naar juistheid in de lidstaten, audits. Nederland heeft de afgelopen jaren gemiddeld 8 mln. teruggevorderd bij de begunstigden, maar waar is het dan fout gegaan? Wij weten allemaal dat er bij de Dienst Regelingen nogal wat fouten zijn gemaakt. Er zijn veel strubbelingen geweest over het al dan niet digitaal aanleveren van gegevens. In hoeverre is dat onze agrariërs verwijtbaar? Is deze 8 mln. in de Nederlandse of in de Europese schatkist beland? Als wij onze boetebedragen eens vergelijken met de overige lidstaten, hoe staat Nederland er dan voor? Wat voor een bedrag is gemiddeld teruggevorderd van bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk en Roemenië?
Daarnaast zijn wij benieuwd hoe het zit met de bezwaarprocedure rondom de cross compliance. Op welke punten kon Nederland zich niet vinden? Is deze boete al betaald of houdt de staatssecretaris dit geld tijdens de bezwaarprocedure in zijn binnenzak? Kan hij ons toezeggen dat deze acceptgiro ongeopend en onbeantwoord in de mooie blauwe container verdwijnt?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Wij hadden net een heel interessant debat over het gemeenschappelijk visserijbeleid. Daarin zei de heer Van Bemmel: Nederlandse ondernemers moeten niet afhankelijk zijn van Brussel maar op hun eigen benen staan. Mijn fractie doet straks een voorstel, dat zij eventueel wil vervatten in een motie, om wat minder geld via het gemeenschappelijk landbouwbeleid te laten circuleren. Steunt de heer Van Bemmel dat?
De heer Van Bemmel (PVV): Wij bekijken uiteraard alle moties, ook die van mevrouw Van Veldhoven. Alleen moet ik kijken wat daar exact in staat. Minder geld naar Europa klinkt goed, maar daar moet ook minder regeldruk en bemoeienis vanuit Europa tegenover staan. Ik ben benieuwd of dat zo is. Ik doe nooit toezeggingen over een motie voordat ik die op haar merites heb bekeken.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dank voor deze positieve grondhouding.
Ik heb nog een korte vraag over die boetes. Moeten Henk en Ingrid die boetes betalen of boer Bert?
De heer Van Bemmel (PVV): Als de boer als ondernemer fouten maakt, dan is hij daar uiteraard verantwoordelijk voor. Die vraag heb ik al gesteld aan de staatssecretaris. Maar het is onduidelijk wie verantwoordelijk is. Is de Dienst Regelingen verantwoordelijk? Is Europa verantwoordelijk omdat zaken veel te ingewikkeld zijn? Noem maar op. Dat wil ik heel duidelijk krijgen. In principe moeten Henk en Ingrid natuurlijk niet betalen als een ondernemer er een zooitje van maakt. Laat dat duidelijk zijn.
De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Wij zijn blij met de inzet van de staatssecretaris om de volledige budgetperiode te gebruiken om de overgang te faciliteren en meer ruimte te geven voor een nationale invulling. Daar ging een motie van mij over, die ik heb ingetrokken omdat de staatssecretaris die heeft overgenomen. De inkomenseffecten zijn namelijk enorm: € 1 800 gemiddeld in Nederland, € 36 000 voor een vleeskalverenbedrijf en € 18 000 voor een zetmeelbedrijf. Dat is veel geld. Daar moeten wij de tijd voor nemen. Voor de rest sluit ik mij aan bij de vragen die de VVD hierover heeft gesteld.
In de definitie van landbouwgrond zit een aantal bewegingen in de Commissievoorstellen. Wat betekent dat voor de positie van Nederland? Hoe werkt dat in Nederland uit? Wat moeten wij eigenlijk met die bemoeienis? Ik geloof er niet in. Ik zie het ook niet zitten dat er vanuit Brussel gewasdiversificatie wordt opgelegd. Wij moeten niet te veel gaan meedenken met de Commissie omdat zij de goede kant op gaat. Dat is een waarschuwing aan de staatssecretaris. Het eindpunt is voor ons van belang, namelijk geen Brusselse regels op dat punt.
Ik sluit mij ook aan bij de woorden van mevrouw Snijder-Hazelhoff over de actieve boer. Wij gaan elkaar nog missen, maar dit terzijde.
Als ik staatssecretaris Bleker was, zou ik staatssecretaris Atsma nog eens even aanspreken, want bij de Milieuraad zat een voorstel voor het registreren van landbouwgronden. Anders gezegd: er is een nieuw bureaucratisch monster uit de krochten van de Commissie naar boven aan het komen. Het ging om een zestal letters. De eerste drie waren: L, U, L. Dan komen nog drie letters. Wij willen niet dat de boer ... et cetera. Wat in de Commissie aan het gebeuren is, houdt namelijk een groot risico in.
Wij hebben de voorstellen van de Commissie over duurzaamheidscertificaten gelezen. Mijn geweldige medewerker heeft daar weer een prachtige inbreng over gemaakt. Als ik dat allemaal lees, krijg ik last. Dat zal niet goed gaan. Gelet op hoe de duurzaamheidscertificaten in de eerste en tweede pijler worden georganiseerd, vraagt de CDA-fractie zich af of het een hanteerbaar systeem wordt. Dat zullen wij eerst moeten toetsen. Dat moet worden uitgewerkt of, liever nog, zo simpel mogelijk door de Nederlandse regering hier worden neergelegd.
Ik kom op het punt waarover mevrouw Ouwehand het eens was met de staatssecretaris. Toen zij dat zei, dacht ik: snel even mijn tekst nalezen, want dat kan toch niet waar zijn. Maar zij heeft gelijk: Europa doet te weinig. Dat betekent echter niet dat wij het met de staatssecretaris eens zijn als hij zegt de raadsconclusies niet te willen ondersteunen. Heeft de staatssecretaris de conclusies gelezen van de rapporteur en Poolse Europarlementariër – dat wordt ingewikkeld – Wojciechowski, van de Fractie Europese Conservatieven en Hervormers? Wojciechowski stelt namelijk dat strengere regels niet het belangrijkste zijn maar wel een betere handhaving in de EU. Dat vinden wij volstrekt terecht. Op dat punt zijn de raadsconclusies een verbetering. Ik wil de staatssecretaris vragen om daarin mee te gaan. Wij kunnen namelijk wel verdergaan met strengere regels, maar als die niet gehandhaafd worden, schiet het allemaal niet op.
Ik ben blij dat op grond van de motie-Koopmans/Jacobi (22 112, nr. 1231) de promotieregeling voor groente en fruit gehandhaafd wordt. Het is jammer om te constateren dat er nog geen voortgang is gemaakt met het zogeheten glasfonds. Dat is een ontwikkelings- en saneringsfonds dat dient als een soort garantiestelling bij de motie-De Mos (33 000-XIII, nr. 122) over het herstructureren van de glastuinbouw. Wij willen korte klappen gaan maken. Wij willen dan toch koppelingen maken tussen de oorspronkelijke middelen van het O&S-fonds en die motie. Als de staatssecretaris dat niet toezegt, overwegen wij daar morgenvroeg in een motie om te vragen.
De voorzitter: Mevrouw Jacobi, ik neem aan dat u met uw collega hebt afgestemd hoe u de spreektijd gaat verdelen?
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ja, dat doen wij in onze partij, voorzitter. Wij spreken ieder twee minuten.
Voorzitter. Allereerst kom ik op het amendement-Jacobi/Koopmans over de schaapskuddes (33 000-XIII, nr. 140). Indachtig alle correspondentie en telefoontjes die wij krijgen zijn collega Koopmans, ik en iedereen die dit amendement heeft gesteund, zeer teleurgesteld over hoe het amendement op dit moment wordt uitgevoerd. De bezitters van schaapskuddes weten nog steeds niet of ze hiervoor in aanmerking komen, hoeveel geld ze krijgen en hoe het verder gaat. De bedoeling is dat dit amendement uiteindelijk tot een structurele oplossing leidt. Wij zitten misschien nog steeds onder de nul, terwijl wij in december dachten de goede kant op te gaan. Ik verbaas mij over de opmerking: staatssteunregeling. Deze schapen zijn bijzondere huisdieren die geen goede prijs op de markt opleveren, in tegenstelling tot een texelaar met veel vet. Dat weet de staatssecretaris ook, aangezien hij ook weleens op de markt komt. Deze schapen zijn echter heel geschikt voor de biodiversiteit op heidevelden waar je niet makkelijk met machines komt. Dus hoezo staatssteun? Dit zijn gewoon essentiële zaken. Zie de schapen maar als wandelende monumenten, waarmee wij een eeuwenoude traditie in stand houden. Dit zouden wij gewoon moeten willen vanuit de verplichtingen voor bijzondere huisdieren en aspecten van biodiversiteit. Laten wij dus niet ingewikkeld doen.
Over oormerken en gelijkberechting van oormerkweigeraars heb ik al vaker met de staatssecretaris in de clinch gelegen. Ik wil graag een actieplan zien. Wat is er op dit moment aan beweging in Brussel?
De heer De Lange (PvdA): Voorzitter. Ik heb een aantal vragen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dank aan de staatssecretaris voor zijn brieven over de vergroening, maar ik heb toch een aantal vragen. Wat verstaat de Europese Commissie in haar laatste voorstellen precies onder vergroening en verduurzaming in de eerste pijler? Wat valt er wel en niet onder?
De Partij van de Arbeid wil dat de betalingen effectief worden ingezet om de noodzakelijke transformatie van het huidige boerenbedrijf tot stand te brengen. Welke prestaties moeten actieve landbouwers nu precies gaan leveren om in aanmerking te komen voor betalingen zolang die er nog zijn? De PvdA pleit voor een duidelijke koppeling tussen betalingen en daadwerkelijke resultaten die boerenbedrijven moeten boeken op het gebied van vergroening, verduurzaming en innovatie. Wat is de precieze inzet van de regering? De PvdA wil bij de definitie van actieve landbouwer graag terug redeneren vanuit het eindresultaat. Dat telt voor ons. Dat eindresultaat moet zijn een beleid voor brede, duurzame ontwikkeling in plaats van het huidige landbouwbeleid. De PvdA wil aan lidstaten de mogelijkheid laten om de landbouwsteun ook in te zetten voor agrarisch gebruik buiten de reguliere landbouw, bijvoorbeeld in natuurgebieden. Hierdoor kan beheer van natuur met behulp van schapen, runderen en paarden ook in aanmerking komen voor landbouwsteun. Er moet natuurlijk geen landbouwsteun zijn voor luchthavens, maar bijvoorbeeld wel voor herders. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Dierenwelzijn zou moeten worden benoemd als doel van het plattelandsbeleid. Daarvoor zouden alle lidstaten verplicht een dierenwelzijnsprogramma moeten opstellen. 5% van het plattelandsontwikkelingsbudget zou hiervoor bestemd moeten worden. Zou de staatssecretaris dat op de aanstaande Landbouwraad willen bepleiten?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik zal kort drie onderwerpen behandelen die op de Landbouwraad aan de orde zullen komen: dierenwelzijn, antibiotica en de GLB-onderhandelingen.
Over dierenwelzijn liggen er nu conceptconclusies voor op basis van eerdere stukken. Daar hebben wij hier vaker over gesproken. Of wij het nu leuk vinden of niet, het Europese beleid is bepalend voor een groot deel van ons dierenwelzijns- en dierengezondheidsbeleid vanwege de interne markt en het level playing field. Maar de ambities die uit de nieuwste Europese strategie spreken, zijn zeer beperkt. Het meest helder lijkt nog de wens om te komen tot één overkoepelende animal health law. Wat zou de tastbare meerwaarde zijn van die integrale animal health law, zoals die in de Europese voorstellen is voorzien? Verandert die dan ook de ambities van de Nederlandse regering? Of wordt alleen bestaande regelgeving tot een kaderwet samengevoegd? In de systematiek van de Brusselse regelgeving gaat het daarbij om minimumharmonisatie. Zou in ieder geval gegarandeerd kunnen worden dat het Nederlandse niveau nooit verlaagd wordt? Hoe zou zoiets concreet gehandhaafd worden? Al met al deelt D66 de teleurstelling dat er zo weinig terecht is gekomen van de ambities die de staatssecretaris op verzoek van de Kamer bij de verantwoordelijke Commissaris Dalli heeft bepleit.
Antibiotica. Ik begrijp de opstelling om de voorstellen te steunen die nu voorliggen in EU-verband. Wel wil ik aandringen op een goede borging van de voortgang van het beleid. Wij hebben in Nederland een hele systematiek opgezet. Wij proberen goed bij te houden wat er vermindert aan het antibioticagebruik en of wij op koers zitten. Welk zicht op die cijfers is er in Europees verband? Hoe gaan wij een en ander borgen? Wellicht kan de staatssecretaris de goede ervaringen die wij in Nederland hebben, in Europees verband uitdragen. Wij moeten immers geen appels met peren gaan vergelijken. Het moet heel duidelijk zijn dat die cijfers op eenzelfde manier worden opgesteld, zodat ze vergelijkbaar zijn.
Alleen cijfers en regelgeving hebben is onvoldoende. Er is ook handhaving nodig. In de recente brief van de staatssecretaris over de handhaving in Nederland stond dat er aanwijzingen waren van illegale netwerken. Dat onderstreept hoe belangrijk handhaving is. Ik wil dat de staatssecretaris dat onder de aandacht brengt en in EU-verband de discussie aanzwengelt over de vraag wie bevoegd is om antibiotica toe te dienen en onder welke voorwaarden. Dat is een praktische maatregel om de hand aan de kraan te houden bij die antibiotica. Ik wil dat dat ook in Europa wordt besproken.
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid is ieder jaar weer goed voor tientallen miljarden aan uitgaven. Met de huidige voorstellen blijft dat grotendeels zo. Er komt een beperkte vergroening, maar die is op dit moment nog onvoldoende en te vaag. Ik sluit mij aan bij de verduidelijkende vragen van collega’s hierover. Juist in tijden van economische crisis moeten wij goed bekijken of iedere euro goed wordt besteed.
Voor de boete van 20 mln. boete, de terugbetaling aan Brussel, draait in Nederland uiteindelijk de belastingbetaler op. Hoe is dat in andere landen? Ook daar worden vaak flinke bedragen teruggevorderd. Daar heeft de staatssecretaris gelijk in. Hoe wordt daar omgegaan met het verrekenen van die boetes?
Het zal niet als een verrassing komen dat D66 een lans wil breken voor minder investeringen in inkomenssubsidies en meer investeringen in innovatie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb een korte vraag over de vergroening. Het is lang niet wat de PvdD zou willen, maar een van de dingen waarvan het PBL zegt dat het een beetje helpt, is die 7% ecologische focusgebieden. De staatssecretaris wil die er niet vast in hebben. Is D66 het met ons eens dat dat in ieder geval overeind moet blijven in het voorstel?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Iedereen zou een bijdrage moeten leveren aan vergroening, maar je zou per land of zelfs per bedrijf moeten bekijken hoe je het meeste rendement per euro realiseert. Dat is voor ons leidend bij het verder beoordelen van de voorstellen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dus D66 steunt de lijn van de maatwerkaanpak, wat eigenlijk een eufemisme is voor: het wordt niet verplicht. Begrijp ik dat goed?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Nee, wat mij betreft, wordt het voor elke ondernemer verplicht om zijn aandeel te leveren aan vergroening. Ik zeg alleen dat ik het logisch vind dat je ervoor zorgt dat er flexibiliteit zit in de mechanismen om met die verplichte bijdrage zo veel mogelijk rendement te halen. Ik vind het onzinnig om, across the board, iedereen te verplichten om hetzelfde te doen, terwijl wij veel meer ecologisch rendement halen als wij enige flexibiliteit bieden in hoe men vergroening vormgeeft. Dat is voor ons de leidraad bij het beoordelen, maar iedereen moet bijdragen. Daar heb ik al eerder voorstellen voor gedaan. Toen heb ik ook de suggestie van zo’n keuzemenu gedaan, waarbij niet de optie zit: ik doe helemaal niet mee. Laat dat helder zijn.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): D66 is voor flexibele vergroeningsmaatregelen en vindt dat de winst die wij met de 7% focusgebieden zullen behalen, zo minimaal is dat dat geen effectieve maatregel is om hier in Nederland door te voeren, zoals het PBL ook duidelijk naar voren heeft gebracht. Begrijp ik dat goed?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik kan alleen maar herhalen wat ik al tegen mevrouw Ouwehand zei: iedereen moet een bijdrage leveren. Maar ik heb ook al eerder gepleit voor de mogelijkheid om de bijdrage van boeren op een plek in te zetten waar het ecologisch rendement veel hoger is dan wellicht op het eigen bedrijf. Je moet kijken naar het rendement per euro. Iedereen moet bijdragen en wij moeten zo veel mogelijk rendement halen uit de schaarse middelen die wij kunnen steken in de verbetering van de ecologische kwaliteit. Dus iedereen moet bijdragen, maar wij moeten wel bekijken hoe wij dat op een verstandige manier kunnen doen.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Neemt mevrouw Van Veldhoven daarmee afstand van de bewering van de PvdD-woordvoerster dat het PBL zei dat de maatregel om 7% braak te laten liggen bij elk boer een effectieve maatregel was?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik kan alleen herhalen wat ik net heb gezegd. Ik sluit mij noch exact bij de woorden van de Partij voor de Dieren-fractie aan, noch exact bij de woorden van de VVD-fractie. Wij beoordelen de plannen op zo veel mogelijk ecologisch rendement per euro. Wij vinden het heel logisch dat je daarin flexibiliteit betracht.
Voorzitter. Ik licht nog even mijn laatste voorstel toe. Ik wil het kabinet vragen zich hard te maken voor een jaarlijkse verschuiving van 10 mld. vanuit de GLB-subsidies en de structuurfondsen naar investeringen in innovatie en onderzoek. Nederland haalt immers meer uit investeringen in onderzoek en innovatie dan uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Zo geven wij bijvoorbeeld via Wageningen University een belangrijke impuls aan innovatie in de agrarische sector. Dat brengt onze agrarische sector dichter bij het toekomstbeeld dat wij hebben van de agrarische sector in Nederland. Het is ook een simpele maatregel om beter gebruik te maken van de gelden uit Brussel. Daarom hoop ik dat de heer Van Bemmel dat zal steunen. Die 10 mld. komen vanuit GLB- en cohesiefondsen samen.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Mijn excuses vooraf. Ik moet na deze inbreng ergens anders naartoe.
Meer dan 1 500 Europeanen kregen 1 mln. aan landbouwsubsidies in 2011. Een bedrijf als Unilever Spanje kreeg meer dan 3 mln. Het bananen- en landbouwbedrijf van Madeira 6,6 mln. De regering van Andalusië 97,5 mln. Tabaksfabrikant Philip Morris Holland, koningshuizen, vliegvelden; ze hebben in het verleden allemaal subsidie gekregen. Nestlé spant de kroon met maar liefst 1,5 mld. aan subsidies sinds 1997. Dus wie schetst onze verbazing dat het CDA, de VVD en de PVV weigeren om het commissievoorstel te ondersteunen dat een maximum stelt aan landbouwsubsidies van € 300 000? Ik noem dat rechts potverteren, met de staatssecretaris voorop. Ze blijven met miljarden smijten. 80% van het geld gaat naar 20% van de boeren. Wat is de rechtvaardiging daarvan in deze tijden van crisis? Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen?
Het landbouwsubsidiebeleid mag geen negatief effect hebben op ontwikkelingslanden. Zit er een duidelijke impact assessment in de GLB-plannen? De kippenboeren in Ghana mogen immers niet failliet gaan doordat het land overspoeld wordt met goedkope kippenbouten. Dat is ook oneerlijke concurrentie, gelet op de subsidiestromen.
De vergroeningsmaatregelen. Een meerderheid van de Kamer is voor een soort keuzemenu. Dat zou weleens kunnen leiden tot het uitkleden van de vergroening. De verschillende «vergroeningsgerechten» zouden weleens dusdanig ongelijkwaardig en ongelijksoortig kunnen zijn dat er geen gelijk speelveld meer is. Daarom moet elke vergroeningsmaatregel voldoen aan heldere en meetbare criteria op het gebied van biodiversiteit, mogelijk aangevuld en gecombineerd met dierenwelzijnscriteria. Gaat de staatssecretaris ook voor die koers?
Ik moedig de staatssecretaris aan om een uiterste poging te wagen de dierenwelzijnsstrategie om te vormen tot iets wat wel wat om het lijf heeft. Dan heb ik het over dierenwelzijn en dierentransport. Als dat niet mocht lukken, kan ik mij voorstellen dat wij in Europees verband maar eens een tegenstem uitbrengen. Iedereen weet hoe sterk dit leeft, ook in de Nederlandse samenleving. Zo blijkt ook uit het laatste rapport, de nulmeting van het ministerie, over hoe men in Nederland tegen dieren aankijkt. Dat het veroorzaken van dierenleed te allen tijde voorkomen moet worden, staat met stip op een.
Ik heb al eerder gepleit voor een premie voor veehouders die hun dieren een groter welzijn bezorgen. Boeren die duurzaam te werk gaan, moeten voorrang krijgen ten opzichte van andere boeren.
Het welzijn van varkens. Ik maak mij zorgen over de verplichte groepshuisvesting van zeugen per 2013. De staatssecretaris zet daar vol op in, maar hoe gaat het met de implementatie daarvan in Europa? Is dat al op orde of lopen wij straks in Nederland voorop en lopen ze in andere landen nog ver achter?
De heer Van Bemmel (PVV): De heer Van Gerven keert zich tegen subsidies. Wij zijn ook geen voorstander van subsidies, maar is hij ook een voorstander van het helemaal stopzetten van de jaarlijkse subsidies aan Europa?
De heer Van Gerven (SP): Als de heer Van Bemmel ons conceptverkiezingsprogramma heeft gelezen, heeft hij kunnen lezen dat de SP een voorstander van het halveren van de gemeenschappelijke landbouwsubsidies bijvoorbeeld in de periode 2014–2020. Het is immers heel erg raar dat boeren heel veel subsidie krijgen – die subsidies zitten op het niveau van een modaal inkomen – maar de bakker op de hoek niet. Dus zeker, wij willen dat de subsidies en geldstromen naar Europa in het kader van het GLB verregaand worden teruggebracht.
De heer Van Bemmel (PVV): Dat was niet helemaal mijn vraag. Je kunt overigens de bakker op de hoek niet helemaal vergelijken met een boer, want die laatste zit in een dwangbuis van allerlei regels. Een bakker op de hoek zit grotendeels in een vrije markt. Mijn vraag was echter: zegt de heer Van Gerven ook dat wij moeten stoppen met de subsidie aan Europa? Ik heb het niet over de subsidie van het GLB. Ik heb het over de subsidie aan Europa, de miljarden die wij overmaken aan Europa. Stopt de SP daar ook mee?
De heer Van Gerven (SP): De heer Van Bemmel weet dat dat niet kan. De SP stelt voor om het geld voor het GLB, dat een derde is van de totale begroting van Europa, bijvoorbeeld te halveren. Dat idee leeft ook bij de VVD. Dat is heel opvallend. Ik ben dus benieuwd of zij daar ook mee komt. Die heeft dat in het verleden ook weleens geopperd, alsook andere partijen. Dat zou een eerste stap zijn. Als je minder geld nodig hebt voor het landbouwbeleid, kan de subsidie aan Europa ook verminderen. Dat moge duidelijk zijn. Maar je moet dat in Europees verband met de 27 landen afspreken.
De voorzitter: De heer Koopmans heeft nog een vraag, maar ik wijs erop dat geldstromen van en naar Europa in het algemeen vandaag niet op de agenda staan. Wij hebben het over het GLB.
De heer Van Bemmel (PVV): Maar de heer Van Gerven begon over subsidies.
De voorzitter: Ik roep iedereen op om zich te houden aan de agenda. Dat geldt zowel voor de heer Koopmans als hij een interruptie pleegt, als de heer Van Gerven als hij een antwoord geeft.
De heer Koopmans (CDA): Maar voorzitter, de verdeling van de middelen binnen het GLB is het hoofdpunt van deze agenda. De heer Van Gerven verkoopt toch echt knollen voor citroenen. Ik lees even zijn eigen verkiezingsprogramma voor. «De bijdrage aan het gemeenschappelijk landbouwbeleid (40 procent van de uitgaven van de EU) wordt gehalveerd.» Dus elke boer krijgt dan de helft, zou je denken. «De directe hectaretoeslagen worden afgeschaft.» Dus die andere helft gaat ook weg. «Wat overblijft, is een fonds voor prijs- en marktbeleid,» Dat is dus een of ander overheidsfonds. «voor het geval het inkomen van boeren door de bodem zakt,» Dus als je dood gaat, komt de SP weer met soep aan. «en een vergroeningsfonds dat andere (nieuwe) lidstaten moet aanmoedigen de landbouw te verduurzamen.» En dan staat er nog: «De melkquotering in de EU wordt niet afgeschaft.» Dus de SP zegt: weg met alle subsidies voor boeren. Die flauwekul over die € 300 000 is dus eigenlijk een soort neppraatje, want de SP schaft het voor iedereen af. Als er dan nog wat overblijft, gaat de SP er nog wat prijsbeleid mee voeren en het naar andere landen brengen. Is dat wat de SP de Nederlandse boer te bieden heeft?
De heer Van Gerven (SP): Ooit zijn die landbouwsubsidies ingevoerd: na de oorlog. Wij hebben het over 60 jaar geleden. Die subsidies zijn niet meer van deze tijd. Als je een boer of om het even wie vraagt of hij € 30 000 wil hebben, handje contantje, dan neemt hij dat natuurlijk graag aan. Dat snap ik wel, maar de vraag is of dat een juist middel is om de sector sterk te krijgen en te ontwikkelen. De SP vindt van niet. De bakker om de hoek, mensen in de tuinbouw, een heleboel sectoren moeten allemaal in de vrije markt ervoor zorgen dat ze een fatsoenlijk bedrijf op poten zetten en een fatsoenlijke boterham verdienen. De SP heeft wel gezegd dat bedrijven dan € 30 000 mislopen in de omzet. Dat zal terug moeten komen in een eerlijke prijs voor een eerlijk product. De SP koppelt dat dus aan een heleboel andere maatregelen. Dat verhaal vertelt de heer Koopmans er niet bij.
De heer Koopmans (CDA): Dit is een lang antwoord voor: ja, het klopt.
De voorzitter: De vraag was ook erg lang, hoor.
De heer Van Gerven (SP): Het CDA is bezig met een vernieuwing. Wij hebben dat kunnen zien de afgelopen dagen. Het zou ook goed zijn als het CDA eens nadenkt over hoe het de boeren duurzaam vooruit kan helpen. Ik denk niet dat boeren via een onterechte subsidiestroom vooruit worden geholpen. Er zal moeten worden ingezet op een duurzame productie waarbij boeren een eerlijke prijs krijgen voor een product en niet aan concurrentievervalsing wordt gedaan.
De voorzitter: U bent ruimschoots door uw tijd heen.
De heer Van Gerven (SP): Dit was een reactie op de interruptie van de heer Koopmans.
De voorzitter: De heer Koopmans had geen vraag meer gesteld.
De heer Van Gerven (SP): Hij beschuldigde onze fractie van van alles en nog wat. Daar mag ik toch op reageren?
De heer Koopmans (CDA): Ik heb gewoon het verkiezingsprogramma voorgelezen. Niks meer en niks minder!
De voorzitter: Mijnheer Van Gerven, u rondt nu snel uw bijdrage af.
De heer Van Gerven (SP): Ik wil nog zeggen dat de heer Koopmans er ook een zekere duiding aan heeft gegeven.
Voorzitter. De regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen is uitgesteld. Wordt een en ander tijdig geregeld? En komt er een oplossing voor de oormerkweigeraars? Wanneer wordt het alternatief geaccepteerd, zodat zij niet onevenredig benadeeld worden?
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Er was een moment de afgelopen weken dat ik naar het NOS Journaal keek waarop ik dacht: wat zijn dat mooie schapen met een mooie hond erbij. Ik had maar één contactlens in, daarom meende ik dat ik mevrouw Jacobi en haar buurman als herders vermomd over de heide zag wandelen. Maar misschien was dat ook gewoon een reconstructie van mij. Ik moest meteen aan hen samen denken.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter, ...
Staatssecretaris Bleker: Dat heb ik niet elke dag dat ik naar de televisie kijk, maar deze keer wel. Dit is geen uitlokking.
De voorzitter: Voor ik mevrouw Jacobi de kans geef een interruptie te plaatsen, wil ik zeggen dat ik twee interrupties toesta in deze termijn.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter, dit is geen interruptie.
De voorzitter: Dat is het wel.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Wat is dit nou?
De voorzitter: De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Bleker: Het was niet meer dan een, een, een ... nou gewoon.
Ik kom eerst maar op de oormerken. De regels op het gebied van identificatie van dieren zijn getroffen in verband met de dierziektebestrijding en het kunnen garanderen van de voedselveiligheid. Ik vind het van groot belang dat ook Nederland zich aan die regels houdt. Tegelijkertijd zet ik mij ervoor in om in de Europese regelgeving ruimte te krijgen om tegemoet te komen aan de groep van oormerkweigeraars en alternatieve identificatie- en registratiemethoden geaccepteerd te krijgen.
Dan kom ik bij de schaapskuddes en het amendement-Jacobi/Koopmans. Ik geef zo goed mogelijk uitvoering aan dat amendement. Wij hebben wel de discussie gevoerd dat de instandhouding van deze schaapskuddes, voor zover er sprake is van overheidsondersteuning, op termijn de verantwoordelijkheid is van de terreinbeheerders/provincies. Op dat niveau moet die worden gegarandeerd. Het amendement is gericht op het tackelen van een soort overgangsproblematiek. Ik houd er niet van om een amendement een beetje half om half uit te voeren. Ik ga daar dus graag nog even bilateraal met de indieners over in gesprek om te bezien of wij daar nog steken laten vallen. Het is voor mij geen kwestie van een beetje eronder uit zien te komen. Het moet gewoon correct worden uitgevoerd. Als daar twijfels over bestaan, moet ik weten waar die zich op toespitsen. Dan wil daar graag met de indieners van het aangenomen amendement over spreken.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Mij is absoluut niet duidelijk waarom dit onder staatssteun zou vallen. Hier zijn immers niet echt economische aspecten aan verbonden. Het gaat puur om het behoud van bijzondere huisdieren en de rol van die beesten die niet vervangbaar zijn door beesten die wel een economische waarde hebben op de markt. Ik snap het aspect van de staatssteun niet. Je zou dit kunnen zien als een soort natuurondersteuningsregeling, zoals die er ook is in andere sectoren waarin je ook niet met staatssteun doende bent. Ik vind het een kwestie van dingen moeilijk maken terwijl dat niet hoeft. Dat is mijn beeld.
Staatssecretaris Bleker: Laat een ding duidelijk zijn: ik wil het niet moeilijker maken dan het is. Ik wil het wel correct uitvoeren. De indieners ontvangen volgende week een brief van mij over hoe het erbij staat.
De voorzitter: Dat is genoteerd.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb nog een vraag over de oormerken. Ik hoor de staatssecretaris al over zijn inzet zolang hij aan het bewind is. Hij zou zich inzetten voor alternatieven, maar ik zie nooit welke inzet er wordt gepleegd. Welke inzet is er daadwerkelijk geweest, bijvoorbeeld het laatste halfjaar?
Staatssecretaris Bleker: Dat is in hoog ambtelijk overleg vanuit ons ministerie in Europees verband aan de orde geweest. Ik kan niet precies reproduceren waar dat wanneer het geval is geweest, maar wij geven daar uitvoering aan.
De voorzitter: Kunt u dat meenemen in de brief van volgende week?
Staatssecretaris Bleker: Ja hoor, dat kan prima.
De heer Van Bemmel (PVV): Europa blokkeert het gewoon. Hoe kansrijk is het om tot die alternatieve registratie te komen?
Staatssecretaris Bleker: Ik heb daar eerder in een algemeen overleg over gezegd dat dat geen makkie is.
De heer Van Bemmel (PVV): Is daar een percentage aan te geven?
Staatssecretaris Bleker: Nee.
Ik kom bij het algemene punt van de dierenwelzijnsstrategie van de Europese Commissie. Ik heb in goed overleg met de Kamer de Nederlandse inzet voor de nieuwe welzijnsstrategie van Europa geformuleerd. Daar zaten ambitieuze elementen in. Dat was weer een beetje een aanscherping van waar mijn ambtsvoorganger, mevrouw Verburg, mee was geëindigd. Wij moeten nu vaststellen dat de conceptraadsconclusies die voor aanstaande maandag ter behandeling voorliggen, niet sporen met de Nederlandse ambities. De rapporteur vanuit het Europees Parlement heeft een heel belangrijk punt bij de kop als hij zegt dat het vooral om de handhaving gaat. Daarop moet ook nog veel winst worden geboekt. Maar ook in de ambities moeten wij een stap voorwaarts maken. En die stap voorwaarts is, afgezet tegen onze inzet, onvoldoende. Ik denk dan bijvoorbeeld aan onze wens dat slachtdieren maximaal acht uur op transport mogen zijn. Dat is voor mij een belangrijk punt, maar niet alleen voor mij, ook voor de Kamer. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat noch de Commissie noch andere lidstaten deze wens hebben overgenomen. Er is zeker niemand bereid om de poot stijf te houden.
In de praktijk betekent het dat ik vorig week maandag door mijn Deense collega, de voorzitter van de raad van landbouwministers, in een overleg de vraag voorgelegd kreeg: «Nederland, u bent het enige land dat een maximale transportduur van acht uur wil invoeren voor slachtdieren. Het komt niet in de raadsconclusies, maar ik ga er desalniettemin van uit dat u zult instemmen met de raadsconclusies.» Ik heb daarop gereageerd met: «Die vrijheid voel ik niet, gelet op hoe hierover in de Kamer wordt gedacht.» Als ik vasthoud aan het standpunt van de Nederlandse regering, zullen de conclusies aanstaande maandag geen raadsconclusies worden, maar slechts voorzittersconclusies. Niet meer en niet minder!
Ik leg heel open aan deze commissie voor dat vasthouden aan ons standpunt betekent dat Nederland in zijn eentje ervoor zal zorgen dat de conclusies geen raadsconclusies worden maar voorzittersconclusies. Als in de raadsconclusies een stap voorwaarts zou worden gezet bij het dierenwelzijn, dan heeft dat grote betekenis. Dat geldt niet voor voorzittersconclusies, want dan verdwijnt het eigenlijk geheel van tafel, aangezien voorzittersconclusies nu eenmaal een veel beperktere impact hebben. Ik hoor met het oog hierop graag hoe de commissie hierover denkt, want ik voelde niet de vrijheid om tegen de voorzitter van de raad van landbouwministers te zeggen: «Nou, nee, dat is voor ons niet zo’n punt. Het komt wel goed als Denemarken op het EK niet wint van Nederland.»
De heer Koopmans (CDA): Ik heb hier niet voor niets een punt van gemaakt. In de conceptraadsconclusies zitten maatregelen voor strengere handhaving. In het verkiezingsprogramma van mijn partij staat een maximale transportduur van acht uur voor slachtvee. Maar wat heb ik eraan dat het voorzittersconclusies worden? Dat maximum komt er dan niet en de strengere handhaving, iets wat ook voor heel Europa van belang is, vegen wij ook nog eens van tafel!
Staatssecretaris Bleker: De heer Koopmans schetst heel helder wat het dilemma is. Ik hoor graag in tweede termijn hoe de andere woordvoerders hierover denken.
Wij hebben eerder uitgebreid met elkaar gesproken over de Nederlandse inzet. Nu is duidelijk dat er voor ons standpunt geen enkele steun is. Het is dan ook een illusie om te denken dat wij dit punt op een andere manier binnen zouden kunnen halen. Ik dreig er nu al mee dat ik van de raadsconclusies voorzittersconclusies maak en dat leidt alleen maar tot de reactie: dat is dan maar zo.
In Den Haag en in de rest van Nederland leven wij als het om dierenwelzijn gaat soms echt in eenandere wereld dan Italië, Spanje, Roemenië, Polen enzovoort. Daar moeten wij eerlijk over zijn.
De heer Koopmans (CDA): Niet alleen leven wij in een andere wereld, maar onze dieren ook en die hebben daar iedere dag plezier van!
Hoe beoordeelt de staatssecretaris de volgende mogelijkheid, een soort tweetrapsraket? Ik stel voor dat de staatssecretaris ja gaat zeggen tegen de raadsconclusies, maar wij laten daarin wel opnemen dat Nederland vindt dat er de komende jaren stappen moet worden gezet door de Europese Commissie.
Staatssecretaris Bleker: Dat vind ik op zichzelf een verdedigbare pragmatische oplossing. Wij moeten dan wel de garantie krijgen van de Europese Commissie dat zij het komende jaar met ideeën komt over de transportduur. Als de Commissie zegt dat men daar geen boodschap aan heeft en dat wij het voor de komende vier jaar maar moeten vergeten, dan verlaten wij een tot nu toe voor Nederland essentieel standpunt. Het kan natuurlijk zo zijn dat de Kamer daarmee kan leven, maar ...
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wij spitsen het nu toe op het transport, maar er liggen ook andere voorstellen voor verbetering van het dierenwelzijn. Bestaat er over die andere voorstellen wel consensus? Is de rest van Europa wel bereid om die stappen te zetten en aan te sluiten bij de scherpe Nederlandse regels?
Staatssecretaris Bleker: De conceptraadsconclusies worden raadsconclusies als Nederland ja zegt. In dat geval weten wij wat de uitgangspunten zijn en hoe de Europese Commissie verder zal opereren.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De raadsconclusies zijn dus wel in lijn met de wensen van Nederland. Alleen de transportduur is een probleem.
Staatssecretaris Bleker: De uitzondering is het transport. De transportduur is voor andere landen een heel belangrijk punt.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Bij de handhaving en de uitvoering zit Nederland dus wel op een lijn met de andere lidstaten.
Staatssecretaris Bleker: Er zijn accentverschillen, maar de Nederlandse ambitie voor de transportduur verschilt echt heel sterk met wat de voorzitter in de raadsconclusies wenst op te nemen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het verschil tussen raadsconclusies en voorzittersconclusies is alleen relevant als de raadsconclusies niet de afsluiting van een dossier vormen en er een reële mogelijkheid is om erop voort te bouwen. De analyse van de staatssecretaris van de raadsconclusies lijkt erop te wijzen dat de waarde van de raadsconclusies voor Nederland alleen de mogelijkheid is dat er in de toekomst nog een agenda aan vast wordt geknoopt. Wat verbeteren de raadsconclusies aan de status-quo in de andere lidstaten? Voegen de raadsconclusies iets toe of vatten ze alleen maar samen wat er al is? Welke opstelling gaat volgens hem het Europees Parlement innemen? Verwacht hij dat het Europees Parlement tot verdere uitwerking zal oproepen? Ik vind dat de heer Koopmans met een interessante suggestie is gekomen. Ik dacht zelf namelijk ook aan de mogelijkheid dat wij als lidstaat een verklaring van ons stemgedrag toevoegen aan de raadsconclusies. In die verklaring kunnen wij aangeven welke voorwaarden wij aan onze steun hebben verbonden. Dat is natuurlijk geen garantie dat die voorwaarden allemaal uitgevoerd worden, maar dan is wel duidelijk dat wij ons niet wensen te conformeren aan het lage dierenwelzijnsniveau in de raadsconclusies, zonder dat wij de kleine stap blokkeren die wel wordt gezet.
Staatssecretaris Bleker: De verbeteringen hebben betrekking op de handhaving en de harmonisatie van de uitvoeringsvoorschriften waaraan je die handhaving kunt koppelen.
Ik ben nu van plan om een verklaring aan de conclusies te laten toevoegen waarin ik de Commissie oproep om te komen met voorstellen tot aanpassing van de transportverordening en een evaluatieverslag van de welzijnsrichtlijnen voor varkens, kalveren en pluimvee. Als dat wordt toegezegd, dan zetten wij mijns inziens een beperkte stap voorwaarts die het mogelijk maakt om op termijn te komen tot verdergaande verbeteringen.
De commissie weet ook dat raadsconclusies veel richtinggevender zijn voor de uitwerking door de Europese Commissie van de wetgevingsvoorstellen dan voorzittersconclusies.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Natuurlijk is dat zo. Daarom zei ik ook dat raadsconclusies alleen van belang zijn als ze betrekking hebben op het traject daarna. Er zijn ook raadsconclusies waarmee een dossier wordt afgesloten en dan gebeurt er soms niet al te veel meer.
Staatssecretaris Bleker: Ze zijn bijna altijd bedoeld voor het vervolgtraject.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Houdt de staatssecretaris het voor mogelijk dat in de raadsconclusies een agenda wordt opgenomen voor zaken die moeten worden uitgewerkt en die het mogelijk maken om de discussie door te laten lopen? Dat zou dan komen naast zijn suggestie voor de transportverordening.
Staatssecretaris Bleker: Nee. Ik acht het uitgesloten dat de tekst van de raadsconclusies nog wordt gewijzigd. Het enig haalbare is dat ik mijn instemming verbind aan de voorwaarde dat de Commissie verklaart bereid te zijn om ... Dat is de enige manier om uiteindelijk ons doel te bereiken. Sleutelen aan de raadsconclusies zou onmiddellijk leiden tot «terugsleutelen» door landen als Spanje en Italië.
Ik begrijp uit de verbale en non-verbale communicatie dat ik een poging moet gaan doen om instemming met de raadsconclusies te verbinden aan een aanvullende verklaring die het verdere traject enigszins borgt. De commissie wil met andere woorden niet dat ik als enige kies voor een koers die leidt tot: helaas pindakaas, het worden voorzittersconclusies. Dat is althans wat ik opmaak uit de non-verbale communicatie van de heer Koopmans en anderen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Daar krijg ik wel een beetje een kater van. Ik zou het dan ook graag wat concreter gemaakt zien. Kan de staatssecretaris bijvoorbeeld niet regelen dat meteen na de raadsconclusies wordt gestart met het traject voor de periode na 2014? Ik herinner de staatssecretaris er ook maar aan dat hij in reactie op een verzoek van de Partij voor de Dieren heeft gezegd: hoor eens, Roemenië heeft wel wat anders aan zijn hoofd. Ik heb daardoor de indruk gekregen dat de staatssecretaris er niet heel erg zijn best voor heeft gedaan. Hij heeft zich wel voluit ingezet voor een aardappelpolder, maar niet voor een Europees dierenactieplan. Verbindt de staatssecretaris hier nog conclusies aan? Ik vraag dat, want als hij dat niet doet kan hij bij ieder dierenwelzijnsprobleem dat zich in Nederland voordoet, zeggen: «Dat ga ik in Europa regelen, maar wacht: dat lukt niet, want ik krijg niemand mee of ik ga er mijn best niet voor doen.» Als het daarop uitdraait, lukt het ons natuurlijk nooit om de problemen op te lossen.
Staatssecretaris Bleker: Wat een klinkklare onzin om te suggereren dat ik namens Nederland niet mijn best zou hebben gedaan.
Vorige week zondag was ik in Denemarken voor een informeel buffet. Ik ging met twee van mijn adviseurs zitten om een lekker hapje te eten. Maar wat gebeurt er? Binnen de kortste keren zitten de Eurocommissaris en zijn partner en de voorzitter van de Europese Landbouwraad naast mij. En wat is het eerste wat zij zeggen? Dat is: «Het kan toch niet zo zijn dat jullie nee blijven zeggen tegen de raadsconclusies over dierenwelzijn! Je kunt toch niet menen dat Nederland als enige van de 27 lidstaten nee gaat zeggen?» En dan probeert mevrouw Ouwehand mij in de schoenen te schuiven dat ik mijn poot niet stijf heb gehouden. Ik was echt nog maar net binnen en ik had nog geen hap genomen van het lekkere eten of ik werd al door die twee mannen aangesproken! En ik had er nog wel een gezellige avond van willen maken.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): En toen heeft de staatssecretaris gezegd: het kan toch niet zo zijn dat wij hier vanavond tijdens een diner met elkaar over dierenwelzijn praten en die dieren tegelijkertijd opeten? Hebt u vegetarische gerechten geëist?
Staatssecretaris Bleker: Nee, dat heb ik niet gedaan. Ik vind het ontzettend lekker om soms dieren op te eten, mits er maar goed voor die dieren is gezorgd.
Zo is het dus gegaan en probeer daarom niemand wijs te maken dat ik het heb laten afweten. Ik heb mevrouw Ouwehand niet genoemd, maar wel het parlement! Het hele Nederlandse parlement wil dat immers. Ze denken in Brussel trouwens nog steeds – ik zei het gisteren ook al – dat wij nee gaan zeggen. Ik hoop dat niemand het verder vertelt, maar ik ben dus misschien bereid om nee te zeggen, onder de voorwaarde dat ... Dat is althans wat ik opmaak uit wat er door de woordvoerders is gezegd. Dank daarvoor, want daar kan ik verder mee.
Voorzitter. Mevrouw Ouwehand wil dat het verbod op het behandelen van snavels van leghennen al in 2015 van kracht wordt. De vrijstelling voor ingrepen bij pluimvee, inclusief snavelbehandeling, is verleend tot 2021. Voor snavelbehandeling moet wel een infraroodmethode worden gebruikt. Dat is namelijk een mildere ingreep. Als deze ingreep in september 2011 was verboden, was het welzijn van leghennen duidelijk verslechterd. Er is meer tijd nodig voor een oplossing voor verenpikkerij. Het heeft namelijk ook met genetisch vastgelegd gedrag te maken. Er is geen eenvoudige oplossing. Men denkt dat een combinatie van management en gerichte fokkerij nodig is om het probleem op te lossen. De sector zal mij om de tweeënhalf jaar informeren over de voortgang. Er is gewoon geen simpele oplossing voor verenpikkerij!
De heer Van Gerven vroeg naar de stand van zaken rond de huisvesting van drachtige zeugen per 1 januari 2013. De Europese Commissie zal een overzicht geven van de stand van zaken rond de implementatie van de richtlijn voor groepshuisvesting. Ik houd vast aan de Europese deadline van 1 januari 2013. Daarmee sluit ik aan bij wat wij hebben gedaan bij de huisvesting van kippen. Wij gaan hard handhaven en dat doen wij met steun van de rechter. Het Nederlandse handhavingsbeleid is daarop gericht en dat verwachten wij dus ook van de Europese Commissie.
Soms komen de dingen bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid een beetje onze kant op! De details zijn nog onbekend. Mevrouw Snijder en anderen wezen erop. Maar één ding is zeker: de vergroening staat nog steeds! Dat is van belang voor de boer. Dat is van belang voor de continuïteit van het budget op Europees niveau. Er is verder gehoor gegeven aan onze intensieve lobby, ook bij de Eurocommissaris, om vergroeningsmaatregelen per lidstaat mogelijk te maken die inpasbaar en toepasbaar zijn, ook in hoogproductieve landbouwgebieden. De kern van de zaak was en is: flexibiliteit en maatwerk.
Mevrouw Wiegman is enthousiast uit Oost-Groningen teruggekomen. Ik kom daar elke week enthousiast vandaan en dat is in belangrijke mate bepalend voor mijn opgeruimde humeur. In Oost-Groningen heeft mevrouw Wiegman waarschijnlijk ook gesproken met Ben Koks van de Grauwe Kiekendief en met praktiserende boeren. Deze mensen hadden haar in ieder geval kunnen laten zien dat tientallen en soms wel honderden boeren van grootschalige moderne akkerbouwbedrijven in Oost-Groningen een belangrijke positieve bijdrage aan de biodiversiteit leveren. Daarvan zijn ook voorbeelden te vinden in de Flevopolder. Daar werkt men op akkerbouwbedrijven, geïntegreerd in het bouwplan, met het principe «jaar rond groen».
De Eurocommissaris heeft mij gezegd dat wij ecologische equivalenten mogen ontwikkelen die er geheel anders uitzien dan wat hij in zijn voorstellen heeft staan. Voorwaarde is wel dat ze geïntegreerd zijn in de bedrijfsvoering. Als ons dat lukt, dan horen die equivalenten volgens de Eurocommissaris in aanmerking te komen als ticket voor de vergroeningspremie. Dat is hoe de discussie zich heeft ontwikkeld. Die hele 7%-discussie behoort daardoor voor ons eigenlijk tot het verleden. Wij zijn dus de kant opgegaan van maatwerk en certificering. Wij doen dat collectief. Het is heel belangrijk dat ook de financiering collectief gaat, zonder tussenkomst van de rijksoverheid of de provincies. Die kant gaan wij op en hoe het zich vanaf nu moet ontwikkelen, gaan wij gedetailleerd uitwerken.
Wij kunnen maar op één manier succes boeken. Dat is de Eurocommissaris steunen in zijn vergroeningsambitie en bikkelhard eisen dat het toepasbaar is op de moderne bedrijven in ons land. Dat wil zeggen dat er geen dure landbouwgrond verspild mag worden. Het moet op een moderne manier een ecologische equivalent hebben. Dat is de reden dat ik zo enthousiast terugkom uit Oost-Groningen. Overigens zien wij deze ontwikkeling ook in weidegebieden elders in het land. Deze kant gaat het op en dat is de kant die wij op wilden met het vergroeningsbeleid en het Europese landbouwbeleid.
«Green by definition» en duurzame bedrijfsvoering zijn zaken die we zelf in de hand hebben. De biologische landbouw heeft al een soort «green by definition» en straks kunnen wij het via een duurzaamheidscertificaat voor alle boeren regelen. Het beweegt dus onze kant op.
Over mededinging en het GLB heb ik eerder gesproken. Bij die gelegenheid heb ik ook gereageerd op de motie: ik zal pleiten voor een redelijke vergoeding van de kosten voor investeringen in milieu- en dierenwelzijn, ook in het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Ik ben al ingegaan op de ecologische aandachtsgebieden. Dat percentage van 7% is wat mij betreft een eerste aanzet van de Eurocommissaris.
Waarom gaan de pilots in het GLB via collectieven? Dat is efficiënter en maakt het mogelijk om grond beter te benutten en om alleen die gronden in te zetten die hiervoor het meest geschikt zijn. In juni en oktober 2011 heb ik de pilots bezocht. De commissie heeft ze ook bezocht en ik denk dat zij het met mij eens is dat het heel goede input is voor de ontwikkeling van ecologische equivalenten voor de modellen van de Europese Commissie.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het klinkt allemaal heel aardig, maar de staatssecretaris spreekt wel weer over duurzaamheid via collectieven. Moet het echt allemaal via de collectieven lopen? En welke voorwaarden verbindt Europa aan de duurzaamheidscertificaten?
Staatssecretaris Bleker: Europa heeft hieraan nog geen extra voorwaarden verbonden. De enige voorwaarde die Europa stelt, is dat het een rechtstreekse betaling moet zijn, dan wel een betaling die via een collectief loopt. Dat heeft voor heel veel boeren overigens wel degelijk voordelen. Bij de invulling van de certificaten zijn wij zelf aan de bal. Wij werken op dit moment met andere lidstaten aan voorstellen die wij aan de Eurocommissaris kunnen voorleggen. Daarbij maken wij ook gebruik van de pilots.
Ik zeg hiermee niet dat de buit al binnen is, maar wel dat de deur openstaat voor vergroeningsmodaliteiten die passen bij de moderne Nederlandse landbouw. En dat is waar het ons om ging. Wij willen immers af van dat starre denken over gewasrotatie en die 7%.
Voorzitter. Mevrouw Wiegman sprak over het GLB en de tweede pijler. Ik wil die tweede pijler vooral inzetten – dat staat ook in de stukken – voor agrariërs en agrarisch grondgebruik en dan wel of voor natuur of voor innovatie en verduurzaming. Daarom is het primair een zaak van het Rijk en geven we de provincies geen pot met geld om daarmee in algemene zin iets te doen aan plattelandontwikkelingsbeleid. Dat was overigens de afgelopen jaren in feite wel de gang van zaken. Ik wil dat dus veranderen en het geld vooral inzetten voor innovatie en aan de agrarische sector gebonden vergroening die verder gaat dan de vergroening in het basissysteem.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Mijn vraag heeft echt niets te maken met een verlangen naar hoe het vroeger was. Integendeel, ik kijk juist naar de toekomst en met name naar de afspraken die in het decentralisatieakkoord natuur zijn gemaakt. Zijn we niet gek als wij geen gebiedsafspraken maken over cofinanciering? Ik vraag dat zeker ook, omdat de staatssecretaris net als ik enthousiast is over wat men in Oost-Groningen doet. Ik ben heel blij dat de provincie ook zo enthousiast is en bereid is om er geld in te investeren. Moeten wij daarover geen afspraken met de provincies maken? Het is namelijk iets wat verder gaat dan alleen de boeren en het Rijk.
Staatssecretaris Bleker: Dan heb ik me toch iets te ongenuanceerd uitgelaten. Het gaat mij om het domein waar wij in de komende periode de gelden gaan inzetten. Dat domein moeten wij wat mij betreft beperken tot agrarische ontwikkeling en agrarisch grondgebruik, met daaraan direct gelinkt doelstellingen als nadere natuurontwikkeling en innovatie. In het verleden werden de POP-middelen namelijk ook voor heel veel andere doelen gebruikt. Ik denk dan aan recreatie, toerisme, cultuur enzovoort. Natuurlijk stemmen wij het af met de provincies, want als het mogelijk is, maken wij daarover graag gebiedsafspraken.
Voorzitter. Wat is de definitie van een «actieve boer». Daarover kunnen wij waarschijnlijk heel lang discussiëren, omdat het niet echt makkelijk is om het goed te controleren. Bovendien willen wij voorkomen dat het tot een controlelast leidt, doordat wij bij de boer of zijn belastingaangifte hierop moeten gaan controleren. Een negatieve lijst is waarschijnlijk de meest praktische oplossing. Luchthavens zouden hiervoor bijvoorbeeld in aanmerking komen. Ik denk echt dat het het beste is om per lidstaat met een negatieve lijst te gaan werken, een lijst die eventueel geaccordeerd kan worden door de Europese Commissie.
Vereenvoudiging van de uitvoering van het GLB is een belangrijk punt. Nederland heeft daarvoor namens bijna alle lidstaten een voorstel gedaan. Met succes, want de Europese Commissie is hiermee inmiddels aan de slag gegaan.
Ik heb eerder mijn zorgen geuit over de mogelijkheid dat de voorstellen van de Commissie tot een toename in plaats van een afname van de administratieve kosten leiden. Ik blijf daar heel alert op. De commissaris heeft mij er namelijk nog niet van weten te overtuigen dat het tegendeel het geval is. Uiteindelijk is ons doel een zo goed mogelijke besteding van de gelden aan doelen die wij belangrijk vinden. Dat geld zien wij het liefst zo direct mogelijk naar de agrarische ondernemers vloeien. Het lijkt misschien bureaucratisch en ingewikkeld, maar dat is wat mij betreft geen bezwaar als het maar niet tot extra of te veel extra administratieve lasten voor de agrariër leidt. Dat is wat mij betreft het criterium voor de vereenvoudiging. Vereenvoudiging moet een zichtbare verbetering voor de ondernemer zijn. Dat er een ingewikkelde backoffice achter zit, is voor een deel onontkoombaar door de controleprocedures die noodzakelijk zijn.
Wat hoorde ik een interessant dispuut over de verkiezingsprogramma’s! Ik wist niet dat er al verkiezingsprogramma’s naar buiten waren gebracht waarin het budget wordt gehalveerd. Maar ook hier geldt: eerst zien dan geloven.
De voorzitter: Het staat zelfs online.
Staatssecretaris Bleker: Wat is de inzet van het kabinet? Daarbij gesteund door de Kamer zet ik in op continuering van het landbouwbudget op het niveau van 2013 nominaal. Dat komt procentueel neer op een daling van het aandeel van het landbouwbudget in de Europese begroting. Dat is sinds 26 november 2010 de inzet van het kabinet. Ik was anderhalve maand staatssecretaris toen daartoe werd besloten. Daaraan is niets veranderd en dat dit nog steeds de inzet kan zijn, geeft mij een comfortabel gevoel.
Een korting van 8% voor Nederland aan het einde van de periode 2014–2020 is te hoog! 8% in de min in met name de eerste pijler is gewoon te veel. Ik ga donderdag weer op bezoek bij mijn collega in Italië. Italië is een lotgenoot, want dit land zit ook vaak stevig in de min. De commissie kan ervan op aan dat ik heel veel lobby, zowel bij de Landbouwraad als bij het Europees Parlement, om dat te veranderen. Ik heb ook enige hoop dat mijn inspanningen zullen leiden tot een gematigder resultaat. Als ik hiervoor lobby, zal ik natuurlijk maar niet melden wat hierover in het verkiezingsprogramma van de Socialistische Partij staat geschreven. Als ze in Brussel hierover al iets hebben gehoord, zal ik maar zeggen dat het een conceptverkiezingsprogramma is.
Ik zet in op een optioneel gebruik door de lidstaten van de aftopping van bedragen boven de € 150 000 per bedrijf. Het aantal betalingen boven de € 300 000 is op dit ogenblik overigens nul. Je moet de uitvoeringslasten niet onnodig verhogen en daarom wil ik dat er per lidstaat wordt bepaald of er een cap nodig is.
Dierenwelzijn, milieu, klimaat, water en hernieuwbare energie zijn de speerpunten die in de tweede pijler direct gelinkt moeten worden aan agrarisch ondernemerschap. Dat verdient wat mij betreft prioriteit en daarop zet ik dan ook in.
Met Europese steun onderdelen van slachtkippen uit Nederland naar Ghana exporteren. Dat gebeurt helemaal niet! Er is geen Ghanees die in eigen land een stuk Nederlands kippenvlees kan kopen dat met Europese steun is geproduceerd.
De heer Van Bemmel (PVV): Dat staat ook al in het SP-verkiezingsprogramma.
Staatssecretaris Bleker: Ik zal Ghana dan melden dat kip mogelijkerwijs goedkoper wordt als de SP een meerderheid krijgt in het Nederlandse parlement. Door Europese steun voor kippenbouten worden die natuurlijk goedkoper voor Ghanezen.
De voorzitter: De voorzitter heeft hierover geen mening.
Staatssecretaris Bleker: Dat dacht ik al. U doet het dan ook fantastisch. Ik deed aan uitlokking. Dat moet ik natuurlijk niet doen en ik zal er dan ook maar mee stoppen.
Ik heb de Kamer op verzoek van mevrouw Van Veldhoven een brief gestuurd over de opgelegde correcties. De Kamer is dan ook geïnformeerd over de laatste stand van zaken. Zoals gemeld in de brief liggen er nog twee correctievoorstellen voor, een voor 35 mln. in verband met het perceelsregister en een voor 5,2 mln. in verband met het debiteurenbeheer. Beide correctievoorstellen staan naar mijn opvatting in geen verhouding tot de mogelijke schade voor het landbouwfonds. Voor beide zaken heb ik een bemiddelingsorgaan gevraagd te bemiddelen. Als er al sprake is van evidente fouten door de begunstigde, een telersvereniging of een agrarische onderneming, dan proberen wij het geld natuurlijk terug te vorderen. Als een aanvraag met instemming van het Rijk of gecoördineerd door het Rijk tot stand is gekomen, dan is het Rijk aan de beurt. Bij ingewikkelde zaken is het laatste meestal het geval.
Hoe doet Nederland het in vergelijking tot andere lidstaten? De Europese Commissie hanteert een target, net als in Nederland bij het boetebeleid. Het target van de Commissie is 800 mln. per jaar. Waar gaat dat geld naartoe? Dat geld gaat naar de Europese begroting en daarmee is het een dekkingsbron voor die Europese begroting. En dat betekent weer dat de aanspraak op de Europese lidstaten een beetje kleiner wordt. 1,7% van de uitgaven is de afgelopen tien jaar teruggevorderd. Dat is ongeveer het EU-gemiddelde. Zoals aangegeven in de brief hebben landen als Zweden en het Verenigd Koninkrijk ook te maken gehad met flinke correcties bij oppervlaktegebonden steun. Wij zijn niet het beste jongetje van de klas, maar zeker ook niet het slechtste jongetje van de klas.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het antwoord dat de staatssecretaris geeft, staat ook in de brief. Daarom vroeg ik juist hoe andere landen omgaan met een terugvordering. Het is interessant dat de laatste tien jaar een aantal problemen steeds weer terugkeerde. Ik ga er echter van uit dat de overheid over voldoende lerend vermogen beschikt om niet drie keer op rij dezelfde fout te maken. Als wij een keer een boete hebben betaald, zouden we genoeg geleerd moeten hebben om dezelfde boete niet nog een keer te hoeven betalen.
Staatssecretaris Bleker: De wijze van toepassing en de effectuering van de correcties vindt in alle lidstaten op nagenoeg gelijke wijze plaats. Verder betwisten wij de juistheid van enkele correcties. Het is de vraag of die boetes standhouden. Desondanks hebben wij een jaar geleden intern tegen elkaar gezegd dat dit geen praktijk is die ongestoord kan blijven bestaan. Wij hebben daarom – laat ik het zo maar zeggen – een verandering aangebracht bij het risicomanagement.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Kunt u de Kamer informeren over die wijziging in het risicomanagement? Hoe gaat u er verder voor zorgen dat wij over vijf jaar geen boetes meer krijgen voor dit soort onvolkomenheden? Ik vraag dat, omdat ik meer lerend vermogen verwacht als boetes uiteindelijk door de belastingbetalers moeten worden opgebracht.
Staatssecretaris Bleker: Er loopt een aantal correctieprocedures. Als duidelijk is hoe hoog de definitieve boetes zijn, zal ik de Kamer informeren. Daarbij zal ik ingaan op de vraag hoe wij dit soort boetes in de toekomst zo veel mogelijk kunnen voorkomen. Deze informatie komt waarschijnlijk eind van het jaar naar de Kamer.
De heer Van Bemmel vroeg hoeveel geld er de afgelopen jaren is teruggevorderd van begunstigden. Dat is 8 mln. Kunnen deze bijdragen ten gunste komen van de Nederlandse staatskas? Dat kan niet, omdat het gaat om eerstepijlergelden. Het geld moet met andere woorden gewoon terug naar Europa. Een lidstaat mag overigens wel 20% inhouden als vergoeding voor de inningskosten, de incassokosten.
Staat er in de raadsconclusies over antibiotica ook iets over derde en vierde generatie antibiotica? In de raadsconclusies wordt het belang benadrukt dat het gebruik van derde en vierde generatie antibiotica wordt bevorderd. Het is duidelijk dat Nederland zelf stringenter beleid heeft voor antibiotica dan de gemiddelde Europese lidstaat, zie de recente Kamerbrief hierover. Het is niet nodig dat Nederland druk uitoefent op andere landen om zijn voorbeeld te volgen, want bijvoorbeeld een grote lidstaat als Duitsland is zeer geïnteresseerd in de Nederlandse antibioticamaatregelen voor de korte en de langere termijn. Hieruit blijkt wel dat men in andere lidstaten ook inziet dat antibioticaresistentie een groeiend Europees en mondiaal probleem is.
Mevrouw Ouwehand stelde de onderhandelingen over de TAC voor haaiensoorten als de blauwe haai en draakvissen aan de orde. De TAC’s zijn op nul gezet. Op dit moment kan op deze soorten niet duurzaam worden gevist, zo heeft wetenschappelijk onderzoek uitgewezen. Mocht dit in een later stadium veranderen, dan wordt opnieuw naar de TAC’s, de quota, gekeken.
Er is ruim genoeg tijd om een permanente oplossing voor RUB-stoffen, bijvoorbeeld bier als gewasbescherming, te continueren.
Voorzitter. De laatste vraag die ik denk te moeten beantwoorden, is een vraag van de heer Koopmans over het glastuinbouwfonds. Op mijn initiatief heeft er inmiddels overleg plaatsgevonden over de stallingsproblematiek. Tijdens deze bijeenkomst is door enkele partijen gevraagd of de overheid kan interveniëren in de onroerendgoedmarkt in clustergebieden. In mijn optiek spelen banken een belangrijke rol bij de sanering en de ontwikkeling van bedrijven. Daardoor fungeren banken eigenlijk als een soort stallingsfonds. Ik zie op dit moment geen aanleiding voor verdere interventie van rijkswege. Dit staat los van mijn inschatting dat de Europese Commissie het als ontoelaatbare staatssteun zou aanmerken. Het overleg met de tuinbouwsector gaat door, omdat er wel degelijk iets structureels aan de hand is bij de capaciteit en de prijsvorming.
Ik was voornemens een tuinbouwvisie naar de Kamer te sturen. Gelet op de demissionaire status van het kabinet, betwijfel ik of ik nog voor de zomer met een dergelijke schets zou moeten komen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): In eerste termijn ben ik vergeten een vraag te stellen over de akkoorden met de Salomonseilanden. Ik ben heel benieuwd wat hierover op de Visserijraad is gezegd.
Staatssecretaris Bleker: Het is van de agenda gehaald.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Kan de staatssecretaris mij zeggen wanneer de evaluatie gereed is?
Staatssecretaris Bleker: Nee. Het belangrijkste voor mij was dat het van de agenda werd gehaald. U was daarover boos en omdat u zo boos was, is het per direct, onverwijld, met terugwerkende kracht van de agenda gehaald.
De voorzitter: Mevrouw Ouwehand glimt van genoegen. Zij mag overigens onmiddellijk doorgaan met haar tweede termijn. In die termijn bedraagt de spreektijd maximaal twee minuten.
Ik herinner de leden er verder aan dat de staatssecretaris de leden heeft gevraagd om aan te geven hoe men oordeelt over de mogelijkheid om een nee tegen de raadsconclusies over het actieplan dierenwelzijn om te zetten in een ja, mits.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Dat heb ik volgens mij al gedaan.
Ik zou graag over de akkoorden met de Salomonseilanden meer duidelijkheid krijgen. Wat is de verdere procedure? Over enige weken begint het zomerreces en ik wil niet dat er in dat reces door Europa beslissingen worden genomen, voordat de Kamer daarover met de staatssecretaris van gedachten heeft kunnen wisselen. Volgens mij wil de staatssecretaris dat overigens ook niet.
Mijns inziens is de voorgestelde herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid juist niet wat wij nodig hebben. Ik zou ook liever geen minpunten meer noemen, want volgens mij staat de teller al zeker op min duizend. Wat er wordt voorgesteld, is echt niet wat boeren, natuur, milieu en dieren nodig hebben. Als wij dan ook nog eens de 7%-discussie maar laten voor wat die is, dan blijft er helemaal niets meer over van de intentie om het GLB een groen randje te geven.
Voorzitter. Ik kondig alvast maar aan dat ik moties ga indienen. De staatssecretaris is namelijk niet ingegaan op mijn kritiek dat je bij jezelf moet beginnen als je acht uur een absoluut maximum vindt voor diertransporten. Ik ga voorstellen dat er een kilometerheffing komt. Het moet verder echt mogelijk zijn om het snavelkapverbod in 2015 in te laten gaan. Dat is echt genoeg tijd en het hoeft dan ook zeker geen twintig jaar te duren. Wij weten allang hoe het wel zou moeten, ga maar eens bij de biologische boeren kijken. En als je dat niet wilt, kun je altijd nog bij RondeelEieren met eigen ogen zien hoe je dieren kunt houden zonder snavels te kappen.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. In eerste termijn ben ik niet ingegaan op de raadsconclusies over dierenwelzijn. Ik doe dat nu wel en ik kan de staatssecretaris zeggen dat de ChristenUnie liever iets ziet dan niets. Vandaar ook dat ik kan instemmen met het «ja,mits»-voorstel.
Ik heb de staatssecretaris gevraagd of hij mijn motie over weidegang heeft ingebracht in de onderhandelingen. En ik heb de staatssecretaris weer niet kunnen betrappen op het gebruik van het woord «weidegang» wanneer hij in eerste termijn sprak over vergroeningsmaatregelen. Ik krijg graag alsnog een glashelder antwoord. Ik ben enthousiast over Oost-Groningen. Ik ben ook erg enthousiast over Kampereiland, waar de koeien in de wei lopen. Men maakt er inmiddels ook een heerlijke Kampereilandkaas met als kwaliteitskenmerk «de koe in de wei». En wat mij betreft doet men dat geheel terecht.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Er zijn twee van mijn vragen blijven liggen. De eerste vraag betrof de lijst met 49 concrete voorstellen van Nederland voor vereenvoudiging. Ik zou die lijst graag ontvangen. Mijn tweede vraag ging over de tekstvoorstellen van het Deense voorzitterschap voor het EU-plattelandsbeleid.
Het is ook mijn indruk dat het beter is, ook voor de beeldvorming, om «ja, mits» te zeggen tegen de raadsconclusies voor dierenwelzijn. Niets doen wanneer je voorop wilt lopen, is namelijk niet goed voor de beeldvorming.
Ik heb echt het gevoel dat het bij de vergroeningsmaatregelen de goede kant opgaat. De VVD-fractie zal desondanks de vinger aan de pols houden, hopelijk net als de staatssecretaris, want wij zullen die koers wel vast moeten zien te houden.
Ten slotte kom ik nog even terug op de definitie van de actieve boer. Ik heb nog geen goed beeld van wat de staatssecretaris wil. Hij houdt vast aan zijn voorkeur voor een negatieve lijst, maar uit het verslag maak ik op dat de Commissie vooralsnog vasthoudt aan haar oorspronkelijke benadering. Bovendien worden er ook opmerkingen gemaakt over een scherpere definitie van landbouwgrond, ook iets wat een aantal lidstaten niet zit zitten. Al met al betwijfel ik of het wel de goede kant opgaat. Daarom graag een nadere duiding van de staatssecretaris van de stand van zaken.
De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris uiteraard voor zijn beantwoording.
Ik zal de opmerking van de staatssecretaris over de registratiemiddelen zeker doorspelen naar mijn collega Graus. Hij kan dan zelf beslissen of hij een motie gaat indienen of de brief afwacht. Ik heb namelijk begrepen dat de kans niet zo groot is dat wij succes zullen hebben.
Ik ben geneigd om vast te houden aan ons eerdere nee tegen de raadsconclusies. Omdat het echt de portefeuille betreft van collega Graus, zal ik hem consulteren. Ik kom er morgen dan eventueel op terug in het VAO.
Gunstig is dat de staatssecretaris net als mijn fractie een tegenstander is van starre regels voor gewasrotatie. Ik heb een agrariër in de buurt van Dronten bezocht. Deze man houdt melkvee in combinatie met wat akkerbouw. Hij zal echt blij zijn als die regels wat minder star worden!
Dat er een target is voor het boetebedrag van 800 mln. klinkt mij heel vreemd in de oren. Dat is heel bijzonder, want dat target zou natuurlijk eigenlijk nul moeten zijn. Als je beleid hebt ontwikkeld, zou je er toch van uit moeten gaan dat mensen zich eraan gaan houden. Een target van 800 mln. betekent natuurlijk dat men de neiging krijgt om ernaartoe te werken. Dat lijkt mij niet erg verstandig.
Ik overweeg om binnen afzienbare tijd in Ghana op vakantie te gaan, want ik heb begrepen dat ze daar heel lekkere Ghanese kippenbouten hebben.
De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Van een kilometerheffing voor varkens tot volledige sanering van de Europese subsidies voor boeren! Partijen kunnen blijkbaar heel gekke dingen bedenken. Ik hoorde het met veel verbazing aan en ik zou de geachte afgevaardigde Jansen dan ook in overweging willen geven om op zijn partijcongres een paar amendementen in te dienen op het SP-verkiezingsprogramma.
Het is een goede zaak dat de Kamer de staatssecretaris een andere richting opstuurt bij de raadsconclusies. Ik denk dat dit heel verstandig is, zeker omdat het uiteindelijk wel sneller zal moeten. En dat is ook iets wat het Europees Parlement vindt. «Ja, mits» is dan ook zeker niet iets leegs. Dat is overigens ook helemaal niet de bedoeling van mijn fractie. Maar hoe het ook zij: wij schieten er niets mee op als wij vasthouden aan dat nee.
Ik zou tegen de staatssecretaris willen zeggen: de tuinbouw crisis is niet demissionair! Ik roep hem dan ook op om door te werken en zijn visie aan de samenleving voor te leggen. Dat is noodzakelijk en daarom zal ik morgen met een voorstel komen waarin wij centen regelen voor het stallingsfonds. En de staatssecretaris kent mij: ik zal ervoor zorgen dat ik daarbij door een meerderheid van de Kamer word gesteund.
De heer De Lange (PvdA): Voorzitter. Ik kan de staatssecretaris mededelen dat mijn fractie het «ja, mits» steunt. Het was een zeer verstandig voorstel van de collega van het CDA.
Is de staatssecretaris bereid om toe te zeggen dat de schaapherder nooit op de negatieve lijst komt te staan?
Als de heer Van Bemmel nog een echte Ghanese kip wil eten, moet hij snel zijn. De lokale kippenproductie is in Ghana helemaal ingestort, ook al is niets zo Afrikaans als een kip. Ik bedank de staatssecretaris voor de brief hierover, maar volgens mij is de werkelijkheid nog wel iets gecompliceerder. In de onderhandelingen over de Europese partnerschapsakkoorden worden landen namelijk gedwongen om 80% van hun handel te liberaliseren. In de praktijk kiezen regeringen ervoor om die bedrijfstakken te beschermen die gericht zijn op export en dus niet voor de bescherming van de lokale voedselproductie. De lokale voedselproductie is echter wel cruciaal voor de voedselzekerheid, een strategie van de regering die onder de verantwoordelijkheid van staatssecretaris Knapen valt. Moet de EU daar in de onderhandelingen niet meer rekening mee houden?
Bij deze problematiek speelt nog een andere factor, namelijk wat in het Engels «the urban bias» heet. De stemmers wonen in de hoofdstad en die mensen kopen natuurlijk liever goedkope kippenpootjes. Als wij in de jaren vijftig en zestig onze eigen markt niet hadden afgeschermd voor goedkoop graan uit de rest van de wereld, waren de Nederlandse, Franse en Duitse boeren echt nooit zo succesvol geworden.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris om te beginnen voor zijn toezegging te zullen komen met een brief over de maatregelen om de pot voor apurement structureel te verlagen.
Tegen de heer Koopmans zou ik willen zeggen dat het dierenleed helaas ook niet demissionair is en dat de agenda voor de bestrijding ervan dan ook blijvende aandacht vraagt. Wellicht is de heer Koopmans bereid om een motie over de piketpaaltjes voor de dierenwelzijnsagenda van mijn hand aan een meerderheid te helpen. Ik begrijp dat er op dit moment een limiet is aan wat er kan worden bereikt, maar het moet natuurlijk wel voortdurend aandacht blijven krijgen. De staatssecretaris zal dan ook in Europa moeten blijven vechten voor de verbetering van dierenwelzijn, al was het maar omdat wij belang hebben bij een level playing field.
Ik begrijp van de staatssecretaris dat de discussie over de korting op het GLB nog niet is afgerond. Er zou nog steeds een gerede kans zijn dat Nederland een flinke korting tegemoet kan zien. Dat betekent wel dat Nederland relatief nog meer betaalt aan het GLB. Ik zie daarin een extra argument om geld te verschuiven naar een budget dat wel van belang is voor de structuurverbetering van de Nederlandse landbouwsector, namelijk het innovatie- en onderzoeksbudget. Ik zal daarover een motie indienen.
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik bereid mij graag goed voor op een VAO en daarom hoor ik graag of ik het goed heb begrepen dat D66 een motie gaat indienen om binnen het Europese landbouwbudget te herprioriteren en meer geld te reserveren voor onderzoek, innovatie, structuurversterking en verduurzaming. Als dat namelijk het geval is, dan is het een steun in de rug. De motie sluit dan aan bij de inzet die wij al plegen. Als het de bedoeling is om het geld voor andere sectoren te gebruiken, dan is het natuurlijk weer een heel ander verhaal.
Mevrouw Snijder refereert aan voorstellen die de Kamer eerder zijn toegestuurd. Ik doe het nog wel een keer. De stukken van het Deense voorzitterschap zal ik haar voor de eerst volgende Landbouwraad toesturen.
De Commissie is op meer terreinen in de richting van Nederland opgeschoven. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de definitie van een actieve boer. De Commissie opteert nu namelijk ook voor een systeem met een negatieve lijst. Dat laat onverlet dat wij graag zouden zien dat de lidstaten de vrijheid krijgen om die zelf in te vullen.
Europa en dus ook Nederland investeren in voedselzekerheidsprojecten en lokale voedselproductie voor de lokale markt. De handelsakkoorden zijn asymmetrisch. Dat wil zeggen dat ze, vooral bij agrifood, gunstiger zijn voor de partnerlanden dan voor de Europese Unie. Wij werken dus volgens de lijn die de heer De Lange formuleert.
Ik kom tegenwoordig bijna wekelijks op Kampereiland. Het is daar inderdaad hartstikke mooi met al die koeien in de wei. Weidegang gaat onderdeel uitmaken van de vergroeningscertificaten. Wij werken er dus wel aan.
Dit overleg met de Kamer heeft een heldere boodschap opgeleverd voor de raadsconclusies dierenwelzijn. Die boodschap luidt dat ik nu niet als enige nee moet zeggen en ervoor moet gaan zorgen dat er bereidheid ontstaat om onze ambitie voor de toekomst uit te werken.
Voorzitter, voordat ik het vergeet: de tuinbouw. Oké! Duidelijk!
De voorzitter: Zo mag ik het horen!
Ik heb vier toezeggingen gehoord. Ik vat ze kort samen:
– de staatssecretaris stuurt volgende week een brief naar de Kamer over de schaapskuddes en de uitvoering van het amendement-Jacobi/Koopmans.;
– in deze brief zal de staatssecretaris ook ingaan op de oormerkweigeraars;
– de staatssecretaris zal naar verwachting aan het eind van het jaar de Kamer nader informeren over de uitkomsten van de correctieprocedures en de terugvorderingen in het kader van het GLB. Daarbij zal hij ook ingaan op de vraag hoe in de toekomst dergelijke boetes beperkt dan wel voorkomen kunnen worden;
– de staatssecretaris zal de Deense voorstellen samen met de geannoteerde agenda voor de volgende Landbouwraad naar de Kamer sturen.
Ik meld u ten slotte dat mevrouw Ouwehand als eerste spreker een VAO heeft aangevraagd. Dat VAO zal morgen om 10.15 uur worden gehouden.
Volledige agenda:
1. Geannoteerde Agenda Landbouwraad juni 2012
21 501-32-611 – Brief regering d.d. 7 juni 2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
2. Verslag Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 mei 2012, deel landbouw
21 501-32-600 – Brief regering d.d. 1 juni 2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
3. Fiche Verordening niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en wijziging Richtlijn betreffende handelsverkeer en de invoer van o.a. honden, katten en fretten
22 110-1393 – Brief d.d. 13 april 2012
staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen
4. Stand van zakenbrief alternatieven voor het oormerken van dieren
28 286-561 – Brief regering d.d. 25 april 2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
5. Reactie n.a.v. toezeggingen en n.a.v. de motie Koopmans/Snijder-Hazelhoff
(21 501-32, nr. 595) ingediend tijdens het VSO inzake de Landbouw- en Visserijraad van 25 april 2012
28 625-148 – Brief regering d.d. 26 april 2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
6. Reactie op bericht duurzaamheidcertificaten kunnen meetellen als vergroeningsmaatregel binnen het GLB
28 625-149 – Brief regering d.d. 7 mei 2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
7. Antwoorden op vragen van de commissie inzake de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad op 14–15 mei 2012
21 501-32-598 – Brief regering d.d. 10 mei 2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
8. Fiche Mededeling afzetbevordering en voorlichting landbouwproducten
22 112-1413 – Brief regering d.d. 11 mei 2012
staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen
9. Lijst van vragen en antwoorden over de informele Landbouwraad van 3–5 juni in Denemarken
21 501-32-602 – Brief regering d.d. 1 juni 2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
10. Ingrepen bij pluimvee
28 286-521 – Brief regering d.d. 13 juli 2011
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
11. Toelichting beëindigen van toelatingen die eerder onder RUB vielen
27 428-214 – Brief regering d.d. 16 maart 2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
12. Nederlandse exporten van kip richting Ghana
28 625-151 – Brief regering d.d. 30 mei 2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
13. Reactie op motie Van Gerven (26 991, nr. 296) over diertransporten
28 286-563 – Brief regering d.d. 29 mei 2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
14. Terugvorderingen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) door de Europese Commissie
28 625-150 – Brief regering d.d. 29 mei 2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
15. Reactie op de aangehouden motie van het lid Koopmans (21 501-32, nr. 575) over de Integrale Marktordening
21 501-32-610 – Brief regering d.d. 7 juni 2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
16. Kwartaalrapportage over de stand van zaken van de onderhandelingen over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) na 2013
28 625-152 – Brief regering d.d. 8 juni 2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-32-629.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.