3 Slavernijverleden

Slavernijverleden

Aan de orde is het tweeminutendebat Slavernijverleden (CD d.d. 11/06).

De voorzitter:

Wij starten met het tweeminutendebat Slavernijverleden, naar aanleiding van een commissiedebat op 11 juni jongstleden. Ik geef graag het woord aan de eerste spreker, de heer Bamenga van D66.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter. Wat heeft de minister nu eigenlijk bereikt in een jaar tijd voor het slavernijverleden? Maandenlang hoorden we haar zeggen dat ze uiterlijk voor de zomer met iets zou komen. Vervolgens ontvangen we niets en wordt dankzij haar eigen partij, NSC, het debat over racisme en discriminatie, dat voor vandaag gepland stond, uitgesteld. Dat is om je kapot voor te schamen.

De doorwerking van het slavernijverleden is nog steeds voelbaar. Surinaamse Nederlanders zien hun familieleden stranden in lange wachtrijen voor een visum om bij een sterfbed of begrafenis te kunnen zijn. Soms wachten mensen weken of zelfs maanden, terwijl er urgentie is. Dat doet geen recht aan de historische band tussen Nederland en Suriname en staat haaks op onze morele verantwoordelijkheid. Op termijn willen we toe naar visumvrij reizen, maar we moeten nu al menselijkheid tonen. Daarom vraag ik de minister om de volgende toezegging: kom met een concreet plan van aanpak om de wachttijden voor Surinaamse spoedvisumaanvragen nog dit jaar drastisch te verkorten.

Voorzitter. Als we discriminatie serieus willen bestrijden, moeten we de ADV's versterken. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Kamerbrief van 17 januari 2025 is aangekondigd dat er een wetsvoorstel in voorbereiding is dat de wettelijke positie van antidiscriminatievoorzieningen (ADV's) moet versterken;

overwegende dat het belangrijk is dat er spoedig duidelijkheid komt over de wettelijke kaders rond de ADV's, mede met het oog op rechtszekerheid, uitvoerbaarheid en het beschermen van fundamentele rechten;

verzoekt de regering het wetsvoorstel betreffende de werking van de ADV's uiterlijk 1 oktober 2025 aan de Tweede Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Ceder en White.

Zij krijgt nr. 45 (36284).

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer White van GroenLinks-PvdA.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, ik ga gelijk door naar de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nationale herdenking van het slavernijverleden tijdens Ketikoti op 1 juli van groot belang is voor veel mensen in Suriname, in de Caribische delen van het Koninkrijk en in Europees Nederland;

overwegende dat 1 juli wel wordt genoemd op overheidswebsites als nationale herdenking, maar nog geen status heeft als nationale feestdag;

verzoekt de regering zich in te zetten om van 1 juli een nationale feestdag te maken en sociale partners aan te moedigen afspraken te maken zodat werknemers die dat wensen deze dag vrij kunnen nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden White, Bamenga, Kostić, Koekkoek en Van Baarle.

Zij krijgt nr. 46 (36284).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het slavernijverleden sinds 2020 en 2022 is verankerd in de kerndoelen van het funderend onderwijs en dat het niet van de school mag afhangen of leerlingen hierover onderwijs krijgen;

verzoekt de regering om de onderwijsinspectie te laten nagaan hoe scholen aandacht besteden aan het slavernijverleden, en hierover te rapporteren in de Staat van het Onderwijs 2026, en om maatschappelijke organisaties te subsidiëren die scholen hierbij ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden White, Haage, Kostić, Koekkoek, Van Baarle en Ceder.

Zij krijgt nr. 47 (36284).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel families die nazaten zijn van tot slaaf gemaakten familieleden hebben die in Europees Nederland, Suriname en/of in de Caribische delen van het Koninkrijk woonachtig zijn;

overwegende dat zeker voor mensen met lage inkomens de ticketprijzen vaak een forse belemmering vormen om bijvoorbeeld een huwelijk of uitvaart te bezoeken;

verzoekt de regering om te onderzoeken of en hoe een regeling opgezet kan worden om mensen voor wie de hoogte van ticketprijzen een belemmering is om uitvaarten te kunnen bezoeken, financieel te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden White en Van Baarle.

Zij krijgt nr. 48 (36284).

De heer White (GroenLinks-PvdA):

De laatste, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de gevolgen van het slavernijverleden nog steeds leiden tot kansenongelijkheid op de arbeidsmarkt;

overwegende dat de Social Return on Investment (SROI) via aanbestedingsbeleid een effectief middel is om deze jongeren kansen te bieden;

verzoekt de regering om in samenwerking met gemeenten gegevens te verzamelen over jongeren met een achtergrond in het slavernijverleden die extra ondersteuning richting werk of school nodig hebben, en te komen tot een plan van aanpak;

verzoekt de regering tevens om een SROI-paragraaf op te nemen in overheidsaanbestedingen om deze doelgroep gericht te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid White.

Zij krijgt nr. 49 (36284).

Dank u wel. Dan is het nu de beurt aan de heer Van Baarle van DENK. Ik verzoek de leden om alvast klaar te staan als u als volgende spreker aan de beurt bent. We hebben vandaag een heel strak schema. Dan kunnen we de vaart erin houden met z'n allen.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Ik heb een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse Staat excuses heeft aangeboden voor het slavernijverleden en dit heeft erkend als een misdaad tegen de menselijkheid;

overwegende dat landen als Frankrijk deze erkenning ook wettelijk hebben vastgelegd, zoals in de wet van Taubira;

verzoekt de regering de erkenning van het slavernijverleden als misdaad tegen de menselijkheid wettelijk vast te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 50 (36284).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het slavernijverleden diepe en blijvende sporen heeft achtergelaten in de Nederlandse samenleving;

overwegende dat structurele betrokkenheid van nazaten van tot slaaf gemaakten noodzakelijk is voor rechtvaardig en effectief beleid op het gebied van herstel, erkenning en bestrijding van anti-zwart racisme;

verzoekt de regering te zorgen voor blijvende betrokkenheid van nazaten van tot slaaf gemaakten bij het ontwikkelen van beleid en het toekennen van middelen gericht op het slavernijverleden en anti-zwart racisme,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 51 (36284).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nationaal Slavernijmuseum van groot belang zal zijn voor educatie over het Nederlandse slavernijverleden;

overwegende dat jongeren een sleutelrol spelen in kennisoverdracht en bewustwording;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat jongeren gratis toegang krijgen tot het Nationaal Slavernijmuseum,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 52 (36284).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat plantage-eigenaren in het verleden door de Nederlandse Staat zijn gecompenseerd, terwijl de tot slaaf gemaakten geen herstel hebben ontvangen;

overwegende dat de rijksoverheid herstelbetalingen en rechtsherstel heeft toegekend aan slachtoffers van de Holocaust;

verzoekt de regering een commissie in te stellen die een voorstel voor herstelbetaling voor de nazaten van tot slaaf gemaakten uitwerkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 53 (36284).

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, tot slot. We hebben vorige week een voorbeeld gezien van hoe ontzettend lelijk politiek kan zijn en hoe er in deze Tweede Kamer op een harteloze manier gereageerd is op een voorstel om de stemmingen uit te stellen, zodat iedereen in deze Kamer aanwezig kon zijn bij de herdenking van het slavernijverleden Ketikoti. Ik hoop dat door de gezamenlijke inzet in deze Kamer we zorgen voor meer bewustwording en dat we in de toekomst, ook in dit huis, meer begrip kunnen opbrengen en bewustwording creëren voor het slavernijverleden.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Bruyning van NSC.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het rapport Het verborgen gezicht van institutioneel racisme (2023) laat zien dat historische denkbeelden uit het slavernijverleden nog steeds doorwerken in overheidsbeleid, toezicht en uitvoering;

overwegende dat structurele reflectie binnen overheidsorganisaties op historische aannames en machtsverhoudingen noodzakelijk is om institutionele uitsluiting tegen te gaan, en dat dit niet zonder samenwerking met betrokkenen kan plaatsvinden;

verzoekt de regering structureel samen te werken met grassrootsorganisaties, nazatenvertegenwoordigers, ervaringsdeskundigen en onafhankelijke experts om binnen ministeries, uitvoeringsorganisaties en toezichthouders:

  • -historische denkbeelden en systemische uitsluiting te herkennen en doorbreken;

  • -werkvormen zoals intervisie, beleidsdoorlichting, bewustwordingstrainingen en onafhankelijke toetsing in te zetten;

  • -reflectie en actie te borgen op basis van ervaringskennis en maatschappelijke inbreng;

verzoekt voorts de Kamer uiterlijk in het eerste kwartaal van 2026 te informeren over de aanpak, uitvoering en betrokkenheid van maatschappelijke partijen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruyning en White.

Zij krijgt nr. 54 (36284).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het slavernijverleden een diepe en blijvende impact heeft gehad op de Nederlandse samenleving en dat dit nog steeds voelbaar is in de hedendaagse sociale structuren;

erkennende het belang van herdenking en bewustwording van het slavernijverleden om zo de sociale cohesie en inclusiviteit in Nederland te bevorderen;

van mening dat het noodzakelijk is dat de Tweede Kamer een voorbeeldfunctie vervult in het erkennen en herdenken van het slavernijverleden;

verzoekt het Presidium om jaarlijks op 1 juli een minuut stilte in te stellen in de Tweede Kamer ter herdenking van het slavernijverleden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruyning en White.

Zij krijgt nr. 55 (36284).

Mevrouw Bruyning (NSC):

Tot slot wil ik nog even zeggen dat ik erg geschrokken ben van bepaalde reacties vorige week op het verzoek van de heer Van Baarle. Dit is superpijnlijk en onbeschoft en zou in het huis van de democratie, waar we met z'n allen werken, niet mogelijk moeten zijn. Medemenselijkheid is geen straf; het is in pre in dit huis, waar wij met z'n allen werken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de volgende spreker, de heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Volgens mij hebben we een paar weken geleden en ook deze week een goed debat gehad. Op 1 juli stonden we stil bij de afschaffing van de slavernij. Daarom denk ik dat het ook gepast is dat we dit tweeminutendebat met elkaar voeren.

Voorzitter. Een van de conclusies die al getrokken zijn, is dat de slavernij al een tijd geleden is afgeschaft, maar dat er wel degelijk nog wel sprake is van doorwerking, in Nederland maar ook binnen het Nederlands Koninkrijk en de andere landen, Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, maar ook de BES-gemeenten, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Zonder mensen schuldig te maken aan wat er in het verleden is gebeurd, moeten we heden ten dage wel met die doorwerking, die consequenties, aan de slag als parlementariërs, conform de belofte dat eenieder binnen het Nederlands Koninkrijk op gelijkwaardige wijze de kans krijgt om bij te dragen en te participeren. Daarvoor is het belangrijk om bepaalde ongelijkheden te erkennen en te kijken waar we die kunnen aanpakken.

Voorzitter. Daarom maak ik de koppeling met de staatscommissie tegen discriminatie en racisme. Die levert volgens mij goed werk, en heeft ook een advies uitgebracht. Aan de hand daarvan wil ik een motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de staatscommissie tegen discriminatie en racisme stelt dat de huidige aanpak van het kabinet te reactief is en tekortschiet in het tegengaan van discriminatie;

overwegende dat een gelijkheidsplicht al in meerdere Angelsaksische landen reeds van kracht is;

verzoekt de regering conform het advies van de staatscommissie tegen discriminatie en racisme de mogelijkheden voor het invoeren van een wettelijke gelijkheidsplicht voor de publieke sector in beeld te brengen en plannen te maken voor invoering hiervan, en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en White.

Zij krijgt nr. 56 (36284).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de laatste spreker van de zijde van de Kamer, de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter. Naar aanleiding van het debat heb ik drie voorstellen aan de Kamer, waaronder twee verzoeken en één spreekt-uitmotie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ons slavernijverleden onderdeel is geweest van een bredere historische ontwikkeling van slavernij en andere vormen van ontmenselijking;

overwegende dat het bieden van een completer narratief over het slavernijverleden de complexiteit van het onderwerp meer recht doet en benadrukt dat het geen Nederlands fenomeen an sich is;

verzoekt de regering binnen onderwijsprojecten die voortvloeien uit het slavernijfonds evenwichtig ruimte te maken voor andere vormen van slavernij uit heden en verleden, zoals de moderne slavernij en de Arabische slavenhandel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 57 (36284).

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter. De tweede.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen in gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden;

overwegende dat het debat over het slavernijverleden, discriminatie en racisme vaak wordt gevoerd op basis van sentimenten in plaats van op feiten;

spreekt uit dat discriminatie onder alle groepen voorkomt, maar dat Nederland geen racistisch land is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 58 (36284).

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter. De laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme op de zender Al-Jazeera heeft gezegd dat het Westen een oorlog voert tegen moslims en dat moslimhaat in Nederland is geïnstitutionaliseerd;

overwegende dat hij met deze kwalijke uitspraken een heel land in de discriminatiehoek heeft gezet en dat zijn onjuiste uitspraken veel afkeer en verontwaardiging hebben opgeroepen;

constaterende dat de coördinator inmiddels spijt heeft betuigd van zijn uitspraken;

verzoekt het kabinet de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme bij een volgende uitglijder meteen de laan uit te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 59 (36284).

De heer Eerdmans (JA21):

Dank je wel.

De voorzitter:

Er zijn wat mensen die nog een vraag hebben aan de heer Eerdmans, waaronder de heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik vraag me af of de heer Eerdmans wel begrijpt wat hij hier aan het doen is. We hebben hier een debat over het pijnlijke slavernijverleden, een verleden dat een doorwerking heeft in het hier en nu. De heer Eerdmans komt naar dit debat om het maar een beetje te kapen, om een motie in te dienen om de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme de laan uit te sturen en te zeggen: "We moeten in het onderwijs ook een beetje aandacht geven aan andere dingen. Die Nederlandse rol moeten we een beetje onder het tapijt schuiven. Dat is allemaal niet belangrijk." Stel nou dat mensen over bijvoorbeeld de Holocaust zouden voorstellen dat we die moeten gaan nuanceren in het onderwijs. Terecht zou iedereen in deze Kamer dan zeggen: dat moeten we niet doen; we moeten daar gewoon aandacht aan geven en de schuldigen daarvan aanwijzen. En bij het slavernijverleden moet er volgens de heer Eerdmans ineens allerlei nuance ingebracht worden.

De voorzitter:

Meneer Van Baarle, kunt u afronden en tot een vraag komen?

De heer Van Baarle (DENK):

Mijn vraag in de richting van de heer Eerdmans is: beseft de heer Eerdmans dat hij hier in het debat gewoon een enorm horkerige, respectloze houding aanneemt, die een klap in het gezicht is van heel veel mensen in dit land?

De heer Eerdmans (JA21):

Nee. Ik vind dit respectloos, gelet op wat ik heb gezegd. Ik heb juist bepleit dat we ook op andere vormen van slavernij moeten letten en dat het niet alleen daarover kan gaan. De moderne slavernij die we zien in de wereld is schokkend; die is stuitend. Misschien wil DENK de ogen daar liever voor sluiten, net als voor de genocide in Armenië. Dat kan, maar dat is niet de keuze van JA21. Wat betreft de coördinator: daar hebben we inderdaad even over gesproken in het debat. Ik vond het schandalig wat deze meneer Baldewsingh heeft gezegd over moslimhaat, waar we in dit land blijkbaar constant mee bezig zijn en die we blijkbaar geïnstitutionaliseerd hebben, en over de oorlog van het Westen tegen moslims. Dat zijn schandalige uitspraken. Daar heeft hij gelukkig spijt voor betuigd in de commissie, in het debat. Ik heb overwogen om de motie aan te scherpen en te zeggen dat hij weg moet. De aanstelling is, zoals we weten, net verlengd door het kabinet. Ik heb maar gemeend om hem nog één kans te geven, waarbij hij dit soort walgelijke uitspraken voortaan uit zijn hoofd moet laten, want anders is hij ook geen verbinder. Dat staat in zijn eigen profielschets: de Nationaal Coördinator moet een verbinder zijn. Daar heb ik ook op gewezen in het commissiedebat.

De voorzitter:

Kunt u komen tot de afronding?

De heer Eerdmans (JA21):

Ja, voorzitter. Dit is altijd weer de riedel van DENK: alles moet erbij worden gesleept en ik ben respectloos. We hebben gewoon naar aanleiding van het debat een hele goede afweging gemaakt in onze voorstellen.

De voorzitter:

Ik vroeg of u tot een afronding wilt komen.

De heer Eerdmans (JA21):

Ja, ik moet stoppen. Ik stop.

De voorzitter:

Dank u. Mevrouw Bruyning had ook nog een vraag.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Ik zou graag aan collega Eerdmans willen vragen wat hij nou precies wil bereiken met de motie op stuk nr. 59. Collega Eerdmans speelt het op de persoon. Als we dat soort moties gaan indienen, dan heb ik nog wel 50 andere voorstellen voor moties die ik zou kunnen indienen. Wat wil collega Eerdmans nu precies bereiken?

De voorzitter:

We gaan vandaag niet nog 50 moties indienen.

De heer Eerdmans (JA21):

Goede vraag, maar dit gaat om een persoon. Dit is de Nationaal Coördinator. Hij heeft gewoon een enorme uitglijder gemaakt door die uitspraak bij Al-Jazeera waar heel veel mensen aanstoot aan hebben genomen. Dat heb ik hem ook voorgelegd. Ik vind absoluut dat de Nationaal Coördinator zich moet verantwoorden bij ons, want hij is ook onze coördinator. Als je op die manier denkt te verbinden tussen groepen in Nederland, tussen moslims en niet-moslims, dan ben je een hele scheve schaats aan het rijden. Ik vind het dus heel terecht dat wij hem hierop corrigeren en dat we dat als Kamer uitspreken.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik ga verder. Ik ga geen extra vragen toestaan. Alleen de heer Bamenga nog, want hij is nog niet geweest.

De heer Bamenga (D66):

Om te beginnen vind ik het onacceptabel dat er op deze manier gesproken wordt over een regeringscommissaris. Daar mag wel wat meer respect naartoe, zeker omdat hij zijn rol op de allerbeste manier probeert in te vullen voor Nederland. Maar ik had een andere vraag. Ik weet bijvoorbeeld dat er in het kader van veiligheid wordt gekeken naar de objectieve veiligheid, maar ook naar de subjectieve veiligheid, het veiligheidsgevoel. Bij discriminatie heb je inderdaad ook te maken met wat u "feiten" noemt, maar ook met ervaren discriminatie. Ik ben wel benieuwd hoe de heer Eerdmans daartegen aankijkt, want beide zeggen iets over discriminatie en over hoe de discriminatie aangepakt zou moeten worden. Vindt de heer Eerdmans ook niet dat juist feitelijke discriminatie en ook het ervaren ervan allebei juist het complete beeld geven van discriminatie die aangepakt zou moeten worden?

De heer Eerdmans (JA21):

Ja, absoluut. Ik denk dat ervaringen ook feiten zijn. Dat is dus heel erg waar. De vraag is alleen vaak of er sprake is van bewezen racisme of discriminatie of van een gevoel daarvan. Daar heb ik al vaker over gedebatteerd. Ik denk dat heel veel mensen het soms denken. Dat is bijvoorbeeld het bekende fenomeen dat, als je wordt aangehouden of als je wordt gecontroleerd bij de Albert Heijn, je denkt: waarom word ik eigenlijk aangesproken? Dat is vaak een steekproef of op basis van een gevoel bij degene die jou controleert. Dat kan de politie zijn, die inderdaad bepaalde maatstaven, niet zijnde de huidskleur, heeft om iemand aan te houden. Ik geef dus maar aan dat dit een heel gevoelig debat is, maar dat het vaak gaat om sentimenten die worden geïnterpreteerd als feiten. Dat heb ik willen zeggen. Ik denk dat discriminatie een groot probleem is, ook in Nederland, en dat mensen daar, overigens op vele gebieden, echt last van hebben, maar dat het soms wel door elkaar loopt.

De voorzitter:

Dan heb ik nog een vraag van de heer White.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

De heer Eerdmans refereert er in de motie aan dat Nederland niet een racistisch land is. Ik ben benieuwd naar de opvatting van de heer Eerdmans: vindt de heer Eerdmans ook dat er in Nederland geen racisme plaatsvindt? Racisme was immers echt een van de belangrijke actoren waarop het slavernijverleden stoelde.

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk.

De heer Eerdmans (JA21):

Dat staat ook in de motie: ik vind dat er racisme plaatsvindt en er vindt discriminatie plaats, maar ik vind dat de stelling dat Nederland een racistisch land is, niet klopt. Die stelling wil ik dus graag van tafel en dat wil ik graag laten uitspreken door de Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Eerdmans. Volgens mij bent u klaar. We gaan tien minuten schorsen, tot 10.45 uur.

De vergadering wordt van 10.36 uur tot 10.52 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering voor de beantwoording van de minister. Gaat uw gang.

Minister Uitermark:

Dank, voorzitter. Ik kijk terug op een goed debat over dit belangrijke onderwerp. Ook deze week hebben we in het kader van de nationale herdenking opnieuw met veel mensen gesproken over het belang van het slavernijverleden in het hier en nu, over de doorwerking daarvan en over het daar voldoende recht aan doen. Ik zal het omwille van de tijd kort houden en loop de moties langs.

De motie op stuk nr. 45 moet ik ontraden. We zijn daar namelijk mee bezig, maar 1 oktober is echt te vroeg. De planning is nu om het wetsvoorstel dit najaar in consultatie te brengen. Ik zeg erbij dat ik er vol op inzet om daar snelheid mee te maken, maar 1 oktober naar de Kamer is echt te vroeg.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 45 is ontraden. De heer Bamenga heeft daar nog een vraag over.

De heer Bamenga (D66):

De minister geeft aan dat ze het zo snel mogelijk gaat doen, maar volgens mij was de eerdere toezegging dat we dit wetsvoorstel in het najaar zouden zien. Nu horen we dat het in het najaar pas in consultatie gaat. Zo gaat het met heel veel toezeggingen die gedaan worden in deze Kamer. Uiteindelijk leidt het er niet toe dat hier geleverd wordt. Ik vraag me serieus af of dit nou de minister van uitstel of de minister van afstel is als ze zich bij al die gedane toezeggingen niet aan haar woord houdt.

De voorzitter:

Wil de minister daarop reageren? Uitstel of afstel?

Minister Uitermark:

Zeker geen uitstel. Daar is het onderwerp mij veel te belangrijk en te dierbaar voor. Ik denk dat er dit jaar al behoorlijk veel is gebeurd. Ook ik zou willen dat sommige dingen sneller gingen, maar sommige dingen hebben tijd nodig. Zo hebben we van de week ook de subsidieregelingen opengezet voor de 100 miljoen. Ik had graag gezien dat dit sneller was gegaan, maar het is heel belangrijk om de gemeenschappen zelf daarbij mee te nemen. Dat vergt dat we hun tempo volgen. Als het gaat om dit wetsvoorstel: het is in voorbereiding, maar het vergt echt afstemming. Daarom is het gewoon niet haalbaar om het voor 1 oktober al aan de Kamer te sturen. Het gaat wel dit najaar in consultatie. Daarna brengen we de wet zo spoedig mogelijk verder.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 45 is ontraden. Gaat u verder met de motie op stuk nr. 46.

Minister Uitermark:

De motie op stuk nr. 46 is ontijdig. Het comité is nu bezig dit te onderzoeken en zal met een advies komen. Dat wil ik afwachten. Het advies komt in de loop van volgend jaar. Ik zal dat echt niet gaan vertragen. Zodra dat binnen is, zal ik ervoor zorgen dat we daar actief op inzetten.

De motie op stuk nr. 47 kan ik oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 48 kan ik ook oordeel Kamer geven, want we zullen dat gaan onderzoeken. Ik sta op zich echt wel positief tegenover deze motie, maar we moeten het echt onderzoeken.

De motie op stuk nr. 49 moet ik ontraden. Ik sta wel sympathiek tegenover de strekking van deze motie, maar mijn aarzeling zit 'm in het voornemen om apart gegevens te verzamelen over jongeren met een achtergrond in het slavernijverleden. Daar zitten veel uitvoeringsrisico's aan vast en het kan ook onnodig stigmatiserend werken. Ik zou de motie oordeel Kamer kunnen geven als de motie zich zou beperken tot het eerste deel van het verzoek. Dan bedoel ik dus niet de SROI-paragraaf, maar het verzoek om in samenwerking met gemeenten te bekijken hoe we jongeren met een achtergrond in het slavernijverleden extra ondersteuning richting werk of school kunnen bieden. Maar ik kan de motie alleen oordeel Kamer geven als de motie op die manier gewijzigd zou worden en zou oproepen om met gemeenten te verkennen welke mogelijkheden er zijn om bestaande initiatieven breder toegankelijk te maken, ook voor de doelgroep zoals bedoeld in de motie. Het moet dus een bredere verkenning zijn.

De voorzitter:

Zoals de motie nu luidt, wordt die dus ontraden. Als de heer White het tweede deel van het verzoek schrapt, kan de motie oordeel Kamer krijgen. Kan de heer White nu al zeggen wat hij daarover besluit?

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, ik ga daarop terugkomen.

De voorzitter:

Oké. Dan is hij in de huidige vorm ontraden. Gaat u verder, minister.

Minister Uitermark:

Dan de motie op stuk nr. 50: ook ontraden. Het slavernijverleden heeft hele diepe sporen achtergelaten. Met de excuses heeft het kabinet gekozen voor een moreel-ethisch gebaar. Woorden kun je niet terugnemen. De 200 miljoen aan middelen is wettelijk geborgd.

De motie op stuk nr. 51 acht ik overbodig.

De motie op stuk nr. 52 moet ik ontraden. Er is namelijk net een onafhankelijke stichting Nationaal Slavernijmuseum opgericht. Er volgt nu een uitwerking van de businesscase, met een bijbehorende bezoekersstrategie. De ontwikkeling van die businesscase is aan de stichting. Ik wil hier wel bij zeggen dat de meeste musea in Nederland al gratis zijn voor jongeren.

De voorzitter:

Meneer Van Baarle, heeft u daar een korte vraag over?

De heer Van Baarle (DENK):

Ik heb een vraag over de motie op stuk nr. 51, die gaat over blijvende betrokkenheid van de nazaten van tot slaaf gemaakten bij beleid en toekenning van middelen. De minister geeft aan dat die motie overbodig is. Dat horen wij niet uit de samenleving. Dat hoorden wij niet bij het rondetafelgesprek. Heel veel grassrootsorganisaties en mensen uit de samenleving geven aan: wij voelen ons bij de toekenning van die middelen en bij de vorming van het beleid helemaal niet gehoord. Daarom heb ik deze motie ingediend, om daaraan tegemoet te komen, zodat de regering wel spreekt met die groepen en zodat de regering beter zorgt voor de betrokkenheid. Hoe kan de minister nou volhouden dat de motie overbodig is, als al die organisaties aangeven dat ze zich niet gehoord voelen?

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk. Kan de minister daar kort op reageren?

Minister Uitermark:

Bij het vormgeven van de middelen zijn de gemeenschappen op verschillende momenten echt direct betrokken. Voor het vormgeven van huidig en toekomstig beleid heeft mijn ministerie doorlopend gesprekken met de nazaten van tot slaaf gemaakten. Als de opmerking er meer op is gericht dat bepaalde groepen zich onvoldoende gehoord voelen, dan kunnen we kijken of we daar toegankelijker in kunnen zijn, maar daar ziet deze motie niet op, dus daarom moet ik hem ontraden.

De voorzitter:

Gaat u verder met de motie op stuk nr. 53.

Minister Uitermark:

De motie op stuk nr. 53 moet ik ook ontraden. Het is staand beleid dat de regering dit niet doet.

De motie op stuk nr. 54 van mevrouw Bruyning en de heer White kan ik oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 56.

De voorzitter:

Ja. De motie op stuk nr. 55 is een verzoek aan het Presidium, dus die zal doorgeleid worden.

Minister Uitermark:

Ja. De motie op stuk nr. 56 kan ik oordeel Kamer geven. Daar moet ik wel iets bij zeggen. De motie verzoekt om de mogelijkheden voor het invoeren van een wettelijke gelijkheidsplicht voor de publieke sector in beeld te brengen en plannen te maken voor de invoering hiervan. Ik kan 'm oordeel Kamer geven, omdat de staatscommissie hier ook mee bezig is. Er is natuurlijk al het briefadvies van 20 mei. In september volgt de publicatie van de volledige voortgangsrapportage, met concrete varianten voor de GPS in Nederland. Met deze varianten wil de staatscommissie met partijen in gesprek over een passende wettelijke verankering van de gelijkheidsplicht in Nederland. Naar aanleiding van die volledige rapportage in september zal ik graag het gesprek aangaan met de staatscommissie over haar bevindingen en eventuele vervolgstappen. Daar zal ik de Kamer dan ook over berichten, bijvoorbeeld in de discriminatievoortgangsbrief.

De voorzitter:

De heer Ceder heeft nog een korte vraag, hoop ik.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ja, voorzitter. Akkoord met de lijn en dank voor het oordeel Kamer. Het laatste punt gaat natuurlijk wel over het voornemen om wetgeving voor te bereiden en in te voeren, mits dat kan, alles geregeld is en de gesprekken zijn gevoerd. Ik wil even dubbelchecken of dat ook de intentie van de minister is, mits al deze stappen doorlopen zijn.

Minister Uitermark:

Dat laat ik dus aan het oordeel van de Kamer. Op dit moment wachten we natuurlijk nog op het volledige advies. Je moet dat in beeld brengen en van daaruit kijken we dan verder of we plannen kunnen maken voor de invoering.

De voorzitter:

Gaat u verder met de motie op stuk nr. 57.

Minister Uitermark:

De motie op stuk nr. 57 van de heer Eerdmans moet ik ontraden. Het slavernijfonds van 200 miljoen is primair bedoeld voor het trans-Atlantische slavernijverleden, maar waar mogelijk maken we wel de verbinding met andere perspectieven. De projecten zijn dus bedoeld om het leed van de nazaten van onze koloniale slavernij een plek te geven. Maar over wat daarmee precies gebeurt, gaan de relevante partijen.

De motie op stuk nr. 58 hoef ik niet te appreciëren, want dat is een spreekt-uitmotie.

De motie op stuk nr. 59 gaat over de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. Zoals de motie zelf in de overwegingen aangeeft, heeft de Nationaal Coördinator daar inmiddels spijt over betuigd. Daarmee is wat mij betreft de kous af. Ik moet deze motie dus ontraden.

Dan resteert nog een vraag, een verzoek om de wachttijden voor Surinaamse spoedvisumaanvragen te verkorten. De minister van Buitenlandse Zaken is degene die hierover gaat. In het debat Suriname kwam dit ook op en is er geen toezegging gedaan. Er is wel een toezegging van de minister om in de brief over de Staat van het Consulaire terug te komen op de problemen bij het verkrijgen van spoedvisa.

De voorzitter:

Dank u wel. Met het beantwoorden van deze vraag van de heer Bamenga is alles afgerond.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor een kort moment en ik bedank de minister en de Kamerleden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven