8 Discriminatie, racisme en mensenrechten

Discriminatie, racisme en mensenrechten

Aan de orde is het tweeminutendebat Discriminatie, racisme en mensenrechten (CD d.d. 16/04).

De voorzitter:

We zijn nu toe aan een tweeminutendebat over discriminatie, racisme en mensenrechten. Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. Er zijn zes leden die zich hebben ingeschreven, waarvan vijf ook daadwerkelijk willen spreken. Als eerste geef ik het woord aan de heer Bamenga namens D66. Verder heet ik de mensen op de tribune en iedereen die het debat op afstand volgt, van harte welkom.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de minister en ook de collega's bedanken voor het debat dat we gevoerd hebben. Het was een fijn debat waarin wij allerlei ideeën met elkaar gewisseld hebben. Ik heb één motie en ik heb een motie van GroenLinks-PvdA medeondertekend.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatscommissie tegen discriminatie en racisme dit jaar een pilot is gestart met een doorlichtingsinstrument voor overheids- en uitvoeringsinstanties om discriminatie en etnisch profileren in de werkwijze en organisatiecultuur tegen te gaan;

overwegende dat de eindevaluatie van dit instrument plaatsvindt in 2026;

overwegende dat een bredere toepassing van dit instrument de private sector kan helpen om ook daar discriminatie en etnisch profileren te verminderen;

verzoekt de regering om bij de eindevaluatie mee te nemen op welke manier dit instrument ook aangeboden kan worden ter ondersteuning voor het uitbannen van discriminatie in de private sector;

verzoekt de regering tevens om tijdens de looptijd van de pilot geleerde lessen direct proactief te delen met werkgevers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bamenga.

Zij krijgt nr. 400 (30950).

De heer Bamenga (D66):

Volgens mij is dit de laatste keer dat wij hier samen staan, dus ik zou de minister nog van harte willen bedanken voor al zijn inzet voor het onderwerp discriminatie en racisme. Ik zag ook dat de betrokkenheid die de minister hierbij getoond heeft, meestal echt uit het hart kwam. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan de heer Van Baarle. Hij spreekt namens de fractie van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de meldingen van moslimdiscriminatie in de afgelopen tijd zijn toegenomen;

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat arbeidsmarktdiscriminatie van moslima's een hardnekkig probleem is;

constaterende dat er vernielingen en bekladdingen plaatsvinden bij islamitische instellingen;

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat Nederlandse moslims discriminatie ervaren als gevolg van de uitvoering van financiële wetgeving;

verzoekt de regering in het aankomende nationaal plan tegen discriminatie specifieke maatregelen voor te stellen om de strijd tegen moslimdiscriminatie op te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 401 (30950).

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. De regering heeft aangegeven te gaan onderzoeken of er wellicht een mogelijkheid is om streefcijfers of doelen op te nemen in het komende plan. Daar wil ik eigenlijk iets concreter in zijn. Daarvoor heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat racisme en discriminatie nog altijd grote problemen zijn in onze samenleving;

overwegende dat daarom daadkrachtig beleid tegen discriminatie nodig is;

van mening dat hiervoor de strijd tegen discriminatie gekoppeld dient te worden aan concrete doelen en streefcijfers;

verzoekt de regering in het aankomende nationaal plan tegen discriminatie concrete streefcijfers of doelen op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 402 (30950).

De heer Van Baarle (DENK):

Laten we dat gewoon doen; het kan.

Dan een motie over de herziening van het ADV-stelsel. Daar heeft de regering een tijdpad voor gepresenteerd. Het is heel erg belangrijk om lokale meldpunten te hebben. We zien dat het met gemeentelijke financiering nog niet altijd van de grond komt. Dus laten we een beetje vaart zetten achter de invoering van één landelijke ADV-organisatie, met een iets ambitieuzer tijdpad. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de herziening van het ADV-stelsel voortvarend op te pakken en in 2026 één landelijke ADV-organisatie die centraal wordt gefinancierd in het leven te roepen die lokale meldpunten inricht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 403 (30950).

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Tot slot een oproep aan de nieuwe regering.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt het aanstaande kabinet om in het regeerprogramma concrete maatregelen op te nemen om de strijd tegen discriminatie op te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 404 (30950).

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Ik dank u voor de tijd die u mij heeft gegund. Ik dank de minister voor zijn gedane inzet op dit thema, omdat het wellicht de laatste keer is dat we elkaar treffen in deze rol.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De volgende spreker is mevrouw Chakor. Zij spreekt namens de fractie-GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat discriminatie op de arbeidsmarkt nog steeds aan de orde van de dag is, zoals ook blijkt uit onderzoek van de Radboud Universiteit waarin de conclusie was dat vrouwen met een hoofddoek twee tot zeven keer minder positieve reacties krijgen;

van mening dat discriminatie op de arbeidsmarkt voorkomen dient te worden;

verzoekt de regering om als (rijks)overheid nu en in de toekomst een voorbeeld te zijn op het gebied van het bestrijden van arbeidsmarktdiscriminatie, om lokaal, regionaal en landelijk met werkgeversorganisaties het gesprek aan te gaan over gelijke kansen voor iedereen, en om de Kamer hierover jaarlijks te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Chakor, Patijn en Van Oostenbruggen.

Zij krijgt nr. 405 (30950).

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Dan de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onacceptabel is dat discriminatie van moslims op de arbeidsmarkt en elders toeneemt;

constaterende dat met name vrouwen met een hoofddoek vaker het slachtoffer zijn van discriminatie op de arbeidsmarkt;

constaterende dat in vergelijking met andere groepen vrouwen, zij bij sollicitaties aanzienlijk minder positieve reacties krijgen, zoals blijkt uit onderzoek van de Radboud Universiteit;

verzoekt de regering om bij het eerstvolgende Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme te komen tot concrete maatregelen om moslimdiscriminatie aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Chakor en Bamenga.

Zij krijgt nr. 406 (30950).

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Dan neem ik toch ook nog even de tijd om de minister te bedanken voor zijn vaak ook wel inhoudelijke uitleg. Ik had altijd wel het gevoel dat onze neuzen dezelfde kant op stonden. Dus dank daarvoor. Het ga u goed!

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Dan gaan we naar de volgende spreker … O, een ogenblik, de minister krijgt een belangrijk bericht en dat heeft er iets mee te maken dat veel ouders en hun kinderen vandaag een belangrijk bericht krijgen, namelijk de uitslag van de eindexamens. We horen nu opgewekte stemmen; ik weet niet of dat een indicatie is.

Minister De Jonge:

Geslaagd!

(Geroffel op de bankjes)

Minister De Jonge:

De Kamer is natuurlijk belangrijk maar dochters gaan altijd voor.

De voorzitter:

Ja, zo is het. Van harte gefeliciteerd.

Mevrouw Michon-Derkzen gaat spreken en dat doet ze namens de VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Laat ik dan vanaf deze plek de eerste zijn die de dochter van deze minister feliciteert met het behalen van haar eindexamen. En zo heeft iedereen ook regels voor wanneer je kinderen je mogen storen bij dit werk. Ik kan mij ook heel goed voorstellen dat het op deze dag ook zo moet gaan. Van harte!

Voorzitter. Ik heb een motie. Het gaat mij erom dat de gemeenten hun verantwoordelijkheden nemen bij het bestrijden van discriminatie. We hebben daarvoor antidiscriminatievoorzieningen in het leven geroepen die decentraal zijn georganiseerd en waarvoor ook geld beschikbaar is, maar de praktijk is weerbarstig. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het rapport van Berenschot blijkt dat er gemeenten zijn die niet of veel minder bijdragen aan antidiscriminatievoorzieningen, ADV's;

constaterende dat iedere gemeente wettelijk verplicht is een ADV in te richten en dat hiervoor in het Gemeentefonds een richtbedrag is opgenomen;

constaterende dat niet iedere gemeente met een ADV is aangesloten bij discriminatie.nl;

van mening dat het onwenselijk is dat gemeenten niet of onvoldoende bijdragen voor instandhouding van een ADV en dat een ADV goed vindbaar moet zijn via discriminatie.nl;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk met een overzicht te komen van de gemeenten die geen ADV hebben c.q. gemeenten die geen ADV hebben die is aangesloten bij discriminatie.nl,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 407 (30950).

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Tot slot in deze termijn van de Kamer geef ik het woord aan de heer Van Oostenbruggen die zal spreken namens Nieuw Sociaal Contract.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ik neem dit debat even waar namens mijn collega Palmen en ik zou graag een motie willen indienen naar aanleiding van het commissiedebat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tijdens het commissiedebat Discriminatie, racisme en mensenrechten op 16 april 2024 is toegezegd binnen een week een onderzoek aan de Kamer te sturen met een objectieve vergelijking tussen het gebruik van aselecte steekproeven en risicoselecties;

constaterende dat een dergelijk onderzoek niet is uitgevoerd zodat aan de toezegging nog geen gehoor is gegeven, maar desondanks het kabinet reeds uitgaat van het niet effectief zijn van aselecte steekproeven, zoals te lezen is in de kabinetsreactie Onderzoek naar controleproces uitwonendenbeurs;

overwegende dat het gebruik van risicoselecties kan leiden tot discriminerende uitwerkingen omdat risicoselecties vaak onvoldoende waarborgen bevatten om mensen een gelijke kans op selectie te garanderen waarbij een wettelijke grondslag van risicofactoren eveneens vaak ontbreekt;

verzoekt de regering alsnog een vergelijkend onderzoek uit te voeren met daarbij een diepgaande analyse van de effecten van discriminatie in relatie tot het gebruik van zowel aselecte steekproeven als risicoselecties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Oostenbruggen en Chakor.

Zij krijgt nr. 408 (30950).

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

En getekend door Chakor.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

O, en getekend door Chakor.

De voorzitter:

Heel goed. Dat was het?

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Ik neem aan dat die naam er nog onder gezet moet worden?

En dan wil ik tot slot natuurlijk nog even de heer De Jonge bedanken. We hebben héél weinig gedebatteerd, zeg maar nooit. En toch was dit mij een waar genoegen.

De voorzitter:

We zijn aan het eind van de termijn van de Kamer. We gaan even tien minuten schorsen. Daarna krijgen we ook een appreciatie van de negen ingediende moties.

De vergadering wordt van 13.43 uur tot 13.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van het debat over discriminatie, racisme en mensenrechten. We zijn toe aan de termijn van de zijde van de regering. Ik geef het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Minister De Jonge:

Voorzitter, dank u wel dat ik dat telefoontje zojuist even mocht aannemen. De Tweede Kamer is bijna het allerbelangrijkste wat er is, maar dochters gaan uiteraard altijd voor. Ik ben ontzettend trots op die dame omdat ze haar havodiploma heeft gehaald. Dat is fantastisch. Dank voor de felicitaties.

Ik ga de moties appreciëren die zijn ingediend. Het zijn er negen.

Ik begin bij de motie op stuk nr. 400 van de heer Bamenga. "Verzoekt de regering om bij de eindevaluatie mee te nemen op welke manier dit instrument ook aangeboden kan worden ter ondersteuning voor het uitbannen van discriminatie in de private sector; verzoekt de regering tevens om tijdens de looptijd van de pilot de geleerde lessen direct proactief te delen met werkgevers." Ik wil het oordeel graag aan de Kamer laten.

De motie op stuk nr. 401 van het lid Van Baarle verzoekt de regering in het aankomend nationaal plan tegen discriminatie specifieke maatregelen voor te stellen om de strijd tegen moslimdiscriminatie op te voeren. De heer Van Baarle refereert aan een onderzoek op het terrein van arbeidsmarktdiscriminatie. Ik heb in het debat aangegeven dat SZW daar vervolgonderzoek naar doet. Het punt is alleen als volgt. In het vierde kwartaal komt onze nationale aanpak en in het eerste kwartaal komt vervolgens het vervolgonderzoek. Ik zou kunnen zeggen: zou u de motie aan willen houden tot de uitkomsten van dat onderzoek? Maar dat is een beetje flauw, want onze nationale aanpak komt al eerder. Ik zou het dus eigenlijk als volgt willen doen. Ik zeg aan u de uitvoering van deze motie toe als die wordt aanvaard, en eigenlijk ook als die niet wordt aanvaard. Ik zeg toe aanvullende maatregelen te treffen tegen moslimdiscriminatie in de nationale aanpak, maar als die nog een verandering, versteviging of wijziging behoeft op basis van het onderzoek van SZW, doen we het daarna, dus op basis van het onderzoek dat in het eerste kwartaal volgt. Als ik de motie zo mag lezen en uitvoeren laat ik het oordeel graag aan de Kamer.

De voorzitter:

De heer Van Baarle knikt instemmend. Daarmee heeft de motie op stuk nr. 401 oordeel Kamer.

Minister De Jonge:

De motie op stuk nr. 402 verzoekt de regering in het aankomend nationaal plan tegen discriminatie concrete streefcijfers of doelen op te nemen. Ik wil daar het oordeel ook gewoon aan de Kamer laten.

De motie op stuk nr. 403 verzoekt de regering om de herziening van het ADV-stelsel voortvarend op te pakken en in 2026 één landelijke ADV-organisatie die centraal wordt gefinancierd in het leven te roepen die lokale meldpunten inricht. Ik zou ook daar graag het oordeel aan de Kamer willen laten. Medio 2026 zou dat gereed moeten zijn. Uiteraard is dat ook wel afhankelijk van beide Kamers, die de wet dan ook wel met enige voortvarendheid zouden moeten willen behandelen. Maar dan zou dat tijdpad net haalbaar moeten zijn. Ik laat ook daar het oordeel aan de Kamer, zeg ik tegen de heer Van Baarle.

Dan de motie op stuk nr. 404. Die gaat over …

De voorzitter:

O, een ogenblik. Er is nog een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Het debat is alweer even geleden, dus ik zit …

Minister De Jonge:

Hoe zat het ook alweer?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

… even terug te halen hoe het ook alweer zat. Klopt het dat we voor de zomer nog een hoofdlijnenbrief krijgen over überhaupt de gang van decentraal naar centraal? Dat besluit is dus nog niet door de Kamer genomen. We hebben gehoord dat het de inzet van het kabinet is. Vervolgens krijgen we daar een brief over, dan hebben we er een debat over en dan moeten we besluiten of we inderdaad een ADV centraal gaan inrichten. Nu lijkt het namelijk net alsof we dat al hebben besloten en volgens mij is dat nog niet het geval.

Minister De Jonge:

Nee, u bent vlijmscherp. Het gaat in stappen. Het kabinet heeft gezegd dat het zou moeten gebeuren. Dat heeft het kabinet ook al aan de Kamer laten weten. Wij hebben dat nog niet profoundly bedebatteerd; dat klopt. Het is de positie van het kabinet. Bij het voornemen van het kabinet zat echter geen tijdpad. Deze motie vult gewoon het tijdpad in. Daarvan erken ik, vanuit de kant van het kabinet, dat het een wenselijk en ook haalbaar tijdpad is. Vervolgens heeft u natuurlijk gelijk als u zegt dat de Kamer uiteindelijk het laatste woord zal hebben. Dat is sowieso waar, want u bent medewetgever, dus als wij een wet nodig hebben, zult u die gaan behandelen. U heeft er ook gelijk in dat ik de Kamer had toegezegd om een hoofdlijnenbrief te maken op grond waarvan wij dat debat vervolgens ook zouden hebben. Ik weet niet of dat de komende twee weken allemaal nog gaat lukken, maar we dragen het stokje rennend over, zou je kunnen zeggen.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik zou dan toch aan de minister willen vragen of het niet zo is dat het een het ander niet uitsluit.

Minister De Jonge:

Dat dus.

De heer Van Baarle (DENK):

Het kabinet heeft al meerdere malen in brieven aangegeven naar een gecentraliseerd stelsel te willen gaan, dat centraal gefinancierd is. Deze motie voorziet in iets meer ambitie wat betreft het tijdpad, maar sluit niet uit dat we nog een debat hebben over hoe we dat precies gaan doen na de hoofdlijnenbrief. Dus volgens mij kan het allebei tegelijk.

Minister De Jonge:

Ja, ik zie het als een nadere invulling van het tijdpad in de richting van de kant van het kabinet. Daarom kan ik ook namens het kabinet zeggen dat ik het uitvoerbaar en wenselijk acht om het tijdpad te richten op half '26. Dat moet haalbaar zijn. Ik zeg daar wel bij dat het alleen maar haalbaar is als ook de Kamer instemt met beide wetten. Daarop zegt mevrouw Michon, terecht, denk ik: we zouden toch op korte termijn überhaupt wat grondiger debatteren over dit voornemen van dit kabinet. Dat is ook logisch. Maar dat hoeft elkaar inderdaad niet te bijten.

Dan de motie op stuk nr. 404. Daarin wordt het aanstaande kabinet verzocht om in het regeerprogramma concrete maatregelen op te nemen om de strijd tegen discriminatie op te voeren. Het is natuurlijk heel makkelijk voor mij om het oordeel hierover aan de Kamer te laten, maar ook weinig betekenisvol, omdat ik geen plaats zal hebben in dat nieuwe kabinet en dat nieuwe kabinet ook zelf tot keuzes zou moeten kunnen komen, die vervolgens weer door de Kamer worden beoordeeld. Ik denk dat het in formele zin een motie is waar ik geen oordeel over kan hebben, maar ik snap de aanmoediging wel. Laat ik het zo zeggen.

De voorzitter:

Dan geeft u wel oordeel Kamer?

Minister De Jonge:

Volgens mij kan ik in formele zin gewoon geen oordeel geven en hou ik het dus bij: ik snap de aanmoediging wel. Het is de facto een spreekt-uitmotie.

De voorzitter:

Ja, dat denk ik ook. Dat was misschien beter geweest, maar dat laat ik aan de heer Van Baarle. Hij kan haar nog aanpassen. Maar in deze vorm is ze ontraden.

Minister De Jonge:

Nou, volgens mij kan het kabinet hier geen oordeel hierover geven. Over spreekt-uitmoties geeft het kabinet ook geen oordeel. Hoewel er geen "spreekt uit" staat, is het eigenlijk een spreekt-uitmotie. Ik snap de aanmoediging wel. Zo dacht ik het sierlijk op te lossen.

De voorzitter:

Dan zien we haar als een spreekt-uitmotie waarover geen oordeel is gegeven.

Minister De Jonge:

Ja. Dan de motie op stuk nr. 405 van Chakor, Patijn en Van Oostenbruggen. Daarin wordt de regering verzocht om als rijksoverheid het goede voorbeeld te geven op het gebied van het bestrijden van arbeidsmarktdiscriminatie. Ik wil hierover het oordeel aan de Kamer laten. Ik snap heel goed het doel van de motie. We moeten als werkgever het goede voorbeeld geven.

De motie op stuk nr. 406 verzoekt de regering om bij het eerstvolgende nationaal programma tegen discriminatie en racisme te komen tot concrete maatregelen om moslimdiscriminatie tegen te gaan. Die geef ik oordeel Kamer. Ik verwijs ook naar mijn oordeel over de motie op stuk nr. 401. Wellicht zijn ze zelfs nog samen te voegen. Ja, moslimdiscriminatie verdient een plek in het nationaal programma dat in het vierde kwartaal volgt. Ook is waar dat SZW nog bezig is met een onderzoek naar wat er eigenlijk moet gebeuren op dat punt. Dat zou nog kunnen leiden tot aanvullende ideeën over welke maatregelen te treffen zouden zijn. Dat volgt in het eerste kwartaal van 2025.

Dan de motie op stuk nr. 407. Die is van mevrouw Michon-Derkzen. Daarin wordt de regering verzocht om zo spoedig mogelijk met een overzicht te komen van gemeenten die geen ADV hebben c.q. gemeenten die geen ADV hebben die is aangesloten bij discriminatie.nl. Die informatie is gewoon beschikbaar, dus volgens mij zouden we die ook gewoon moeten kunnen leveren. Ik laat het oordeel dus graag aan de Kamer. Ik denk dat het interessant zou kunnen zijn om dat te betrekken bij het debat over de hoofdlijnenbrief die gaat over het nieuwe ADV-stelsel waarnaar we onderweg zijn. Ik laat het oordeel dus aan de Kamer.

Dan tot slot de motie op stuk nr. 408. Daarin wordt de regering verzocht om alsnog een vergelijkend onderzoek uit te voeren met daarbij een diepgaande analyse van de effecten van discriminatie in relatie tot het gebruik van zowel aselecte steekproeven als risicoselecties. Ik heb in het debat gezegd dat het onvermijdelijk is om af en toe ook risicoselecties te gebruiken, omdat anders de uitvoering wel heel erg moeilijk wordt gemaakt, zeker in toezicht en handhaving of bij inspecties. Maar het is inderdaad wel zo dat risicoselectie discriminatoir zou kunnen uitpakken en dat is gewoon ook nu al verboden. Ik dacht dat daar een onderzoek voor op de plank lag dat ik u, althans, uw collega, had kunnen toesturen, maar dat onderzoek blijkt helemaal niet op de plank te liggen. U vraagt eigenlijk om dat onderzoek alsnog te doen. Ja, dat zullen we dan moeten doen.

De voorzitter:

Dus is het oordeel Kamer.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Het punt is inderdaad vooral dat het een toezegging was, naar ik begreep. We willen dat onderzoek heel graag ontvangen, juist om meer te leren en te weten over hoe de overheid omgaat met het verschil tussen die twee. In de motie wordt niet gevraagd om een keuze te maken of om nooit meer gebruik te maken van risicogerichte steekproeven. Dat staat niet in de motie. We willen vooral graag weten wat de risico's zijn en misschien ook wel wat het oordeel van de regering is met betrekking tot het gebruik van dat soort methodes.

Minister De Jonge:

Ja, zo heb ik 'm ook begrepen. We zouden ons niet op het standpunt willen stellen dat je dat niet meer zou mogen doen, want dat zou de uitvoering wel erg onmogelijk maken. Dat zegt u ook niet. U zegt: onderzoek nou in een vergelijkend onderzoek wat het risico is. Ik dacht dat dat bestond en zegde dat dus al toe, maar het blijkt nog niet te bestaan. Het is namelijk meer een interne verkenning. We zullen dat onderzoek alsnog gaan doen. Oordeel Kamer.

De voorzitter:

Heel goed. Hartelijk dank. Dan zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan 18 juni 2024 stemmen over de ingediende moties. We gaan gelijk door met het volgende tweeminutendebat.

Naar boven