4 Veiligheid op scholen

Veiligheid op scholen

Aan de orde is het tweeminutendebat Veiligheid op scholen (CD d.d. 15/05).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Veiligheid op scholen, ook met deze minister. Namens de Kamer is meneer De Kort de eerste spreker.

De heer De Kort (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Om te beginnen wil ik mijn dank uitspreken aan minister Paul. We weten nog niet wie er naar het kabinet gaat. De kans bestaat dat dit voor mevrouw Paul het laatste debat is als minister. Ik wil mijn waardering uitspreken voor de manier waarop zij in een jaar als minister met veel passie zich heeft ingezet, waarbij zij altijd het belang van de leerlingen voorop heeft gesteld. Dat heb ik in de Kamer ervaren als woordvoerder. Dat heb ik ook gehoord van leerkrachten en van schoolleiders. Dus veel dank voor mevrouw Paul.

Dan het debat Veiligheid op scholen. Ik heb twee moties. In verband met mijn visuele handicap wil ik vragen of de voorzitter ze namens mij kan voordragen.

De voorzitter:

Daar heb ik nog geen anderhalve minuut voor, dus daar ga ik rustig mee beginnen.

De heer De Kort (VVD):

De eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende uit het jaarverslag van de inspectie dat er een totaal van 2.933 veiligheidsmeldingen gemaakt zijn;

constaterende dat het aantal signalen van fysieke en sociale onveiligheid in het onderwijs in de afgelopen twee jaar verdrievoudigd is;

constaterende dat de onderwijsinspectie aan een op de vijf scholen in het voortgezet onderwijs herstelopdrachten op het gebied van veiligheid heeft uitgedeeld;

constaterende dat het terugdringen van jonge aanwas in de criminaliteit een prioriteit is van dit kabinet waarvoor specifieke programma's zijn ingezet zoals leefbare wijken en Preventie met Gezag;

verzoekt de regering om een verkenning uit te voeren naar een wettelijke verplichting van scholen om scholieren die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige incidenten te melden bij de gemeente, zodat er specifieke inzet op kan worden gezet vanuit veiligheid en/of zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Kort.

Zij krijgt nr. 141 (29240).

De heer De Kort (VVD):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onderwijsinspectie het hoogste aantal veiligheidsmeldingen ooit heeft ontvangen en dat op sommige scholen zelfs drugshandel plaatsvindt;

overwegende dat schoolkluisjes een mogelijke opbergplek zijn voor steekwapens en drugs;

overwegende dat bijvoorbeeld dagelijks roulerende kluisjes en regelmatige controle van kluisjes instrumenten kunnen zijn om dit tegen te gaan;

verzoekt de regering in overleg te treden met het onderwijsveld voor een plan om het toezicht op schoolkluisjes te verscherpen en roulerende kluisjes en regelmatige controle hierin mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Kort.

Zij krijgt nr. 142 (29240).

Ik zie dat mevrouw Westerveld daar een vraag over heeft.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ik heb een vraag over de tweede motie. Is dit nou echt iets wat de Kamer zou moeten willen opleggen of wat de Kamer met scholen zou willen bespreken? Scholen gaan hier natuurlijk zelf over. Als scholen zien dat er onveiligheid is op hun school, willen ze daar natuurlijk zelf ook alles aan doen. Het dagelijks rouleren van kluisjes lijkt me een ongelooflijke bak met werk, terwijl we ook allemaal weten dat heel veel mensen op school, zowel het onderwijsgevend als het -ondersteunend personeel, al ontzettend veel te doen heeft. Mijn vraag aan de heer De Kort is dus of we dit soort dingen niet juist aan de scholen zelf over moeten laten.

De heer De Kort (VVD):

Ik begrijp de vraag van mevrouw Westerveld heel goed. Ik wil het ook niet verplichten. Ik vraag of de minister in overleg wil treden met scholen. Dit is een optie. Bij de sportschool doen we het ook. Er zijn overigens al scholen die op deze manier werken. Waarom stel ik dit voor? Omdat ik me gewoon heel veel zorgen maak. Het aantal incidenten neemt enorm toe. Ze zijn ook steeds heftiger. Dit zou een deel van de oplossing kunnen zijn, zonder dat ik scholen daartoe dwing. Ik wil deze denkrichting toch wel meegeven. Dat is het idee.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld in laatste instantie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ik weet ook dat heel veel scholen en mensen die werken in het onderwijs weleens moe worden van politici die allemaal ideeën hebben over hoe zij hun werk moeten doen, terwijl ze natuurlijk zelf op die school lesgeven of de leerkrachten ondersteunen, conciërge zijn, en zien wat het beste werkt op die school. Daar gaat mijn vraag ook over. Zouden we nou echt dit soort voorstellen moeten doen in de Kamer die wederom aan het onderwijsveld vertellen hoe zij hun werk moeten doen? Volgens mij is dat de reden dat heel veel onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel weleens met een zucht naar onze Kamerdebatten kijkt.

De heer De Kort (VVD):

Dat is exact de reden waarom ik dit niet dwingend wil opleggen, maar het wel wil meegeven aan de minister voor overleg met scholen. Er zijn bepaalde scholen in bepaalde wijken waar echt heel heftige incidenten plaatsvinden: steekincidenten, drugshandel, noem het maar op. Het wordt meer. Het wordt intenser. Dat is de reden waarom ik dit voorstel, maar uiteraard is het aan de scholen zelf.

De voorzitter:

Ook mevrouw Rooderkerk heeft een vraag.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ik heb een vraag over de eerste motie. Wij zijn het met elkaar eens dat we heel hard moeten werken aan de veiligheid op scholen waar onveiligheid is, maar de heer De Kort stelt nu een meldplicht voor, waarbij scholen leerlingen moeten melden bij de gemeente na incidenten. Ik vraag me af wat de heer De Kort vervolgens van de gemeente verwacht. Ik dacht dat we het in een eerder debat hadden over een aangifteplicht, waarbij scholen aangifte doen bij de politie als er sprake is van incidenten. Dit gaat over de gemeente. Ik ben benieuwd wat de heer De Kort hiermee bedoelt.

De heer De Kort (VVD):

Ik maak me gewoon heel veel zorgen over de toename van het aantal jongeren dat in de problemen komt. De AVG zit vaak in de weg. Ik denk dat het juist goed is dat instanties melding doen bij elkaar en van elkaars bestaan weten. Gemeenten kunnen zorg bieden. Er zijn veel jongeren die gebaat zijn bij die zorg. Ik denk dat dit kan helpen om die jongeren perspectief en toekomst te bieden.

De voorzitter:

Mevrouw Rooderkerk in laatste instantie.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ik vraag me dan toch af wat dat bijdraagt aan de schoolveiligheidsaanpak die er al is, waarbij in het geval van incidenten of onveiligheid op een school in contact wordt getreden met verschillende instanties die daarbij betrokken kunnen zijn. Ook de wijkagent en andere organisaties spelen daarin een rol. Ik snap niet wat een aparte meldplicht bij de gemeente bijdraagt.

De heer De Kort (VVD):

Het gaat inderdaad bij heel veel scholen al wel goed. De voorbeelden die mevrouw Rooderkerk benoemt herken ik ook. Maar er zijn ook scholen waar het minder goed gaat. Ik denk dat een meldplicht er daar voor zorgt dat we die jongeren bereiken, dat we die hulp kunnen geven en perspectief kunnen bieden.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Kort. Ook hier heb ik een beetje het gevoel dat we het debat overdoen. Het had in het commissiedebat in ieder geval aan de orde geweest kunnen zijn. De heer Eerdmans is aan het woord namens de fractie van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank u wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het onaanvaardbaar is dat studenten zich bij protesten op diverse Nederlandse universiteiten en hogescholen zwaar hebben misdragen;

overwegende dat het mogelijk is op grond van artikel 7.57h van de WHW om inschrijvingen van studenten (al dan niet tijdelijk) te beëindigen, waardoor het recht op studiefinanciering vervalt;

verzoekt de regering universiteiten en hogescholen actief op deze mogelijkheid te attenderen en hun aan te raden hiervan gebruik te maken, zodat tevens de studiefinanciering van betrokken studenten stopgezet kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 143 (29240).

De WHW is de Wet op het hoger onderwijs.

De heer Eerdmans (JA21):

Ja, excuus. Dan over studentenvisa.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de IND een verblijfsvergunning kan intrekken voor studenten die afkomstig zijn van buiten de EU wanneer bij onherroepelijke veroordeling is vast komen te staan dat zij een gevaar zijn voor de openbare orde;

constaterende dat onder zich misdragende studenten ook internationale studenten van buiten de EU aanwezig waren;

verzoekt de regering zich maximaal in te spannen tot het intrekken van studentenvisa van deze groep studenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 144 (29240).

De heer Eerdmans (JA21):

De laatste motie gaat over het Franse strijdplan, zoals ik in de commissie heb toegelicht.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Frankrijk de samenleving, met name onder jongeren, steeds gewelddadiger wordt en dat jeugdbendes zelfs in klaslokalen hun intrede hebben gedaan;

constaterende dat Frankrijk onlangs een strijdplan heeft aangekondigd om overlastgevende jongeren harder aan te pakken en meer discipline en respect bij te brengen, waardoor zij weer op het rechte pad terecht dienen te komen;

verzoekt de regering om voor het einde van het jaar met een voorstel te komen over welke elementen uit het Franse strijdplan in Nederland overgenomen zouden kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 145 (29240).

De heer Eerdmans (JA21):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Eerdmans. Dan geef ik het woord aan de heer Soepboer.

De heer Eerdmans (JA21):

Mag ik nog één opmerking van huishoudelijke aard maken? Ik zit ook in de commissie JBZ-raad hier even verderop. Ik zal niet aanwezig zijn bij de antwoorden en de reactie van de minister, maar wij volgen het uiteraard en horen graag de beoordeling.

De voorzitter:

Het is goed dat u dat erbij zegt. Succes met het andere debat. De heer Soepboer namens NSC.

De heer Soepboer (NSC):

Dank, voorzitter. We hebben twee moties. Ik ga direct over tot de indiening.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het commissiedebat op 15 mei 2024 de bewindspersoon heeft aangegeven dat het ministerie van OCW geen cijfers beschikbaar heeft over een eventueel verband tussen de grootte en de ligging van de school en de mate waarin gepest wordt op school;

constaterende dat in het mondelinge vragenmoment van 4 juni 2024 de bewindspersoon heeft aangegeven dat het ministerie van OCW geen cijfers beschikbaar heeft over een eventueel verband tussen incidenten van criminaliteit en onveiligheid en de grootte en ligging van de school;

overwegende dat in de aanpak van onveiligheid, criminaliteit en pesten in het beleid van scholen maatwerk en een gerichte aanpak effectief kunnen zijn;

overwegende dat het daarom van belang is in kaart te brengen welk mogelijk verband bestaat tussen factoren als de grootte van scholen, de ligging van scholen en incidenten zoals criminaliteit, pesten en andere onveilige situaties;

overwegende dat maatwerk en een domeinoverstijgende aanpak preciezer kunnen worden vormgegeven zodra duidelijk wordt of er sprake is van een verband en er zicht is op de mogelijke concentratie van incidenten;

verzoekt de regering een onderzoek te verrichten naar de relatie tussen incidenten van geweld, criminaliteit en pesten en de omvang en ligging van scholen en de Kamer hierover (tussentijds) te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Soepboer.

Zij krijgt nr. 146 (29240).

De heer Soepboer (NSC):

Motie twee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit cijfers van de onderwijsinspectie blijkt dat zowel de frequentie als de ernst van meldingen van incidenten van geweld, criminaliteit en onveiligheid op middelbare scholen explosief is toegenomen;

constaterende dat bij het Openbaar Ministerie de instroom van misdrijven door minderjarigen sinds 2022 juist afneemt en dat daar dus een ander beeld leeft;

constaterende dat de minister tijdens het mondelinge vragenmoment van 4 juni 2024 aangaf een bredere maatschappelijke trend te zien als oorzaak voor de toegenomen onveiligheid op scholen;

overwegende dat daarom een interdepartementale aanpak noodzakelijk is;

verzoekt de minister, in samenwerking met andere ministeries, zo snel als mogelijk en bij voorkeur voor aanvang van het nieuwe schooljaar in gesprek te gaan met scholen, jeugdofficieren, initiatiefnemers van de interventies zoals de WIJschool, de jongerenrechtbank, en andere belangrijke partners om te komen tot een zo duidelijk en congruent mogelijk beeld van de problematiek en effectieve aanpakken daarvan;

verzoekt de minister, in samenwerking met andere ministeries, om op basis van dit beeld uiterlijk begin 2025 te komen tot een concreet pakket van bewezen effectieve maatregelen om onveiligheid in en rond scholen aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Soepboer.

Zij krijgt nr. 147 (29240).

Kortere moties helpen ons om ons aan de spreektijd te houden. Dat is de tip van de dag. Ik geef het woord aan mevrouw Van Zanten. Zij spreekt namens BBB.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Dank voorzitter. Er is op dit moment veel te weinig bekend over het welbevinden en de sociale veiligheid van leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs. In de Staat van het Onderwijs werd dit onlangs opnieuw bevestigd. BBB vindt dit zeer zorgelijk en ook onbegrijpelijk, omdat hier in het verleden door verschillende partijen en organisaties al vaker over aan de bel is getrokken. Daarom twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er weinig bekend is over het welbevinden en de sociale veiligheid van (v)so-leerlingen;

overwegende dat dit zorgelijk is, omdat het gaat over leerlingen die niet altijd zelf in staat zijn om zich goed uit te spreken bij een incident;

verzoekt de regering om de Inspectie van het Onderwijs op te dragen om het toezicht op het welbevinden en de (sociale) veiligheid van leerlingen binnen het gespecialiseerd onderwijs te intensiveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Zanten.

Zij krijgt nr. 148 (29240).

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het door de verscheidenheid aan monitoringsinstrumenten lastig is om een algemeen beeld te krijgen van het welbevinden en het veiligheidsgevoel van (v)so-leerlingen;

verzoekt de regering om onderwijsinstellingen in het gespecialiseerd onderwijs te adviseren om de verscheidenheid aan monitoringsinstrumenten te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Zanten.

Zij krijgt nr. 149 (29240).

Dank u wel, mevrouw Van Zanten. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de termijn van de Kamer. Ik schors even, zodat de minister haar termijn kan voorbereiden. Tot zo meteen!

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De minister is iets sneller dan verwacht klaar met haar voorbereiding. Ik hervat dan ook graag wat eerder, omdat we eigenlijk al uitlopen. Ik zie een aantal Kamerleden in de zaal en de anderen zullen er gezwind aankomen. Het woord is aan minister Paul.

Minister Paul:

Voorzitter, dank u wel. Ik begin met de motie op stuk nr. 141 van de heer De Kort van de VVD, over gewelddadige leerlingen melden bij de gemeente. Die motie moet ik ontraden. Bij leerlingen die geweld gebruiken, moedig ik scholen aan om aangifte te doen. Dat heb ik in het debat ook heel duidelijk gemaakt. Dan krijgt de politie en via de politie indien nodig Halt of het Openbaar Ministerie namelijk de juiste informatie. De gemeente is een van de samenwerkingspartners als het om veiligheid gaat. In het programma Preventie met Gezag en met het actieplan Wapens en Jongeren versterk ik die samenwerking, samen met mijn collega van JenV. De extra verkenning waar de heer De Kort om vroeg, vind ik overbodig. Ik heb in het vorige debat overbodige moties ontraden en dat doe ik hier ook.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 141 is overbodig en wordt ontraden. Het is geen motie van mevrouw Westerveld, dus zij gaat heel kort interrumperen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

O sorry. Ik had net bewust geen spreektijd maar heb toch een vraag over deze motie aan de minister, vanuit het belang van de leerling zelf. De minister zegt dat de motie overbodig is. Zou het niet juist goed kunnen zijn om dit soort zaken en de afweging om het te melden, specifiek bij scholen te laten? Want stel, we hebben een leerling waarbij het thuis helemaal niet goed gaat en waarbij de school denkt: we kunnen beter met deze leerling in gesprek gaan hierover dan meteen een heftig incident te melden. Is de minister dat met mij eens?

Minister Paul:

Dank voor de vraag. Die geeft mij de mogelijkheid om te herhalen wat ik in het debat ook al zei ten aanzien van de aangifteplicht maar ook ten aanzien van allerlei andere interventies. Het belang van de leerling moet altijd centraal staan. Je moet aan de ene kant kijken naar het belang van het slachtoffer, maar tegelijkertijd ook naar de dader, want er kunnen onderliggend allerlei problemen zijn. Daarom vind ik het belangrijk dat we dat niet geïsoleerd benaderen, maar dat we dat doen met alle samenwerkingspartners die een rol kunnen vervullen bij het op het rechte pad houden van leerlingen en hun de hulp bieden die ze nodig hebben, en dat we niet overgaan tot allerlei meldplichten bij in dit geval de gemeente.

De voorzitter:

Meneer De Kort wil daar kort iets over vragen.

De heer De Kort (VVD):

Ja, kort. De minister trekt een lijn met de aangifteplicht. Die kreeg oordeel Kamer. Dan gaat het om iets strafrechtelijks. Ik ben blij dat die oordeel Kamer kreeg. Maar is de minister het met mij eens dat het in het geval van scholen die onvoldoende contact hebben met de gemeente juist goed zou zijn als er wel melding zou worden gemaakt?

Minister Paul:

Nee. Ik heb net uitgelegd waarom. De gemeente is een van de samenwerkingspartners als het om veiligheid gaat. Die zitten dus al in het netwerk waarmee we samenwerken. Ik vind het niet passend om … om op de weg … de weg in te slaan die de heer De Kort voorstelt. Sorry, ik was aan het hakkelen, want ik was even in de war over de referentie die de heer De Kort maakte aan de aangifteplicht en "oordeel Kamer", want volgens mij heeft de heer De Kort daar geen motie over ingediend.

De voorzitter:

Nee. De motie op stuk nr. 141 is ontraden.

Minister Paul:

Klopt.

De voorzitter:

We gaan naar de motie op stuk nr. 142.

Minister Paul:

Die motie kan ik oordeel Kamer geven, want ik deel met de heer De Kort dat goed beleid rond schoolkluisjes om wapen- en drugsbezit tegen te gaan erg belangrijk is. Daarom heb ik ook — dat heb ik in het debat aangegeven — een handreiking gepubliceerd over hoe scholen dit goed kunnen doen. Ik kan u toezeggen dat ik deze handreiking en het belang hiervan extra onder de aandacht zal brengen via de kanalen die tot mijn beschikking staan. Gezien de berichtgeving van vorige week zie ik ook dat er extra behoefte is om dat te doen. Als ik de motie zo mag opvatten, kan ik 'm oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Meneer De Kort knikt. De motie op stuk nr. 142: oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 143.

Minister Paul:

Dan ga ik naar de moties op de stukken nrs. 143 en 144 van de heer Eerdmans van JA21. Die moties betreffen het domein van mijn collega Dijkgraaf. Ik zal hem vragen de moties schriftelijk te appreciëren. Volgens mij had de heer Dijkgraaf hierover ook al een brief toegezegd, maar de appreciatie volgt dus schriftelijk.

De voorzitter:

Ja. Er is nog geen appreciatie van de moties op de stukken nrs. 143 en 144. We zien een brief van minister Dijkgraaf tegemoet.

Minister Paul:

Dan de motie op stuk nr. 145 van de heer Eerdmans over het Franse strijdplan. Ook daarover hebben we een en ander gewisseld tijdens het debat. Ik zou willen zeggen dat we er altijd voor openstaan om te leren van best practices in andere landen, dus daar gaan we zeker naar kijken. Ik vraag de heer Eerdmans wel om begrip voor de prioritering, want elke actie die we toezeggen, kost ook werk, tijd en energie van onze collega's op het ministerie. Maar we kunnen altijd kijken of we hiervan kunnen leren.

De voorzitter:

Betekent dat dat deze motie op stuk nr. 145 oordeel Kamer krijgt?

Minister Paul:

Die krijgt oordeel Kamer, ja.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 145: oordeel Kamer.

Minister Paul:

Zeker.

De voorzitter:

Meneer Eerdmans zal horen wat u daarbij precies nog aan hem vraagt.

Minister Paul:

Precies. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 146 van de heer Soepboer over het onderzoek naar de relatie tussen incidenten en de regio en schoolgrootte. Die kan ik oordeel Kamer geven. Ik snap wat de heer Soepboer zoekt. We weten uit de praktijk dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen scholen qua veiligheid en criminaliteit. Het is niet altijd eenvoudig te verklaren wat daaraan ten grondslag ligt en of de ligging en de omvang van de school daarin een rol spelen. Onveilige scholen kunnen ook heel kleine vestigingen zijn die in een mooie, landelijke omgeving staan. Ik wil kijken wat er op basis van de beschikbare data te zeggen valt. We gaan ook kijken naar de cijfers van de inspectie achter de berichtgeving van RTL van vorige week. Ik zal u in het eerste kwartaal van 2025 op de hoogte brengen van wat daaruit komt. Als ik de motie zo mag interpreteren, dan geef ik 'm graag oordeel Kamer.

De voorzitter:

Meneer Soepboer knikt bevestigend. Oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 146.

Minister Paul:

Heel fijn. Dan de motie op stuk nr. 147, ook van de heer Soepboer, over samenwerking rond geweld en incidenten. Ik zou willen aangeven dat we op dit vlak al heel veel doen. We werken intensief samen met JenV en een groot aantal organisaties, zoals Halt, het Openbaar Ministerie, gemeenten en de politie, in het programma Preventie met Gezag en het programma Wapens en Jongeren. Met de ministeries van JenV, SZW en VWS werken we samen aan preventie van radicalisering en de onveiligheid die daaruit kan ontstaan. Met de Stichting School & Veiligheid, hét expertisecentrum over veiligheid op school, ondersteunen we scholen op dit vlak. Daarnaast kom ik met een wetsvoorstel om onder andere het zicht op onveiligheid op schoolniveau te verbeteren. Maar, zeg ik erbij, ik wil ook zeker kijken naar wat er nog meer nodig is. Met de Stichting School & Veiligheid zal ik dit najaar op een rij zetten wat er gebeurt en wat er eventueel aanvullend nodig is. Ik zou de Kamer ook graag in het eerste kwartaal van 2025 nader informeren over de precieze uitkomsten. Dat gezegd hebbende kan ik deze motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 147.

Minister Paul:

Dan tot slot … Nee, niet tot slot. Dan de motie op stuk nr. 148 van mevrouw Van Zanten over het verzoek om de inspectie dringend te adviseren om het toezicht te intensiveren, met name op de veiligheid van leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs. Die motie geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

Oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 148.

Minister Paul:

Dan wel de laatste motie. Dat is de motie op stuk nr. 149 van mevrouw Van Zanten over onderwijsinstellingen in het gespecialiseerd onderwijs adviseren om de verscheidenheid aan monitoringsinstrumenten te beperken. Die motie moet ik ontraden, want scholen hebben voor de monitoring van de veiligheid en het welbevinden op schoolniveau keuzevrijheid. Zeker in het gespecialiseerd onderwijs is dat van belang, omdat de doelgroep heel divers is. Het kan gaan om leerlingen die bijvoorbeeld blind of slechthorend zijn of die bepaalde specifieke gedragsproblemen vertonen. Het is heel specifiek. Ook hier geldt, net als voor het onderwijs, dat maatwerk heel belangrijk is. Dat is de reden dat er verschillende instrumenten zijn en dat het niet mogelijk is om al deze leerlingen met slechts één of zelfs twee of drie instrumenten te monitoren. Uit het veld krijg ik terug dat er wat dat betreft eerder een tekort is aan geschikte instrumenten. Nu wil ik niet bepleiten dat we een hele wirwar krijgen, maar ik zou de scholen hierin niet willen beperken. Wel ben ik het met mevrouw Van Zanten eens dat het goed zou zijn als we op landelijk niveau beter zicht krijgen op de veiligheid van de leerlingen in het vso. Ik ga verkennen op welke wijze dat het beste kan. Voor het einde van het kalenderjaar zal ik de Kamer informeren over de wijze waarop we dit beeld gaan creëren.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 149 is ontraden. Daarmee zijn we aan het einde van dit tweeminutendebat Veiligheid op Scholen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Op dinsdag 18 juni zal worden gestemd over de moties. Ik schors de vergadering en daarna gaan we over op een ander tweeminutendebat, onder leiding van de ondervoorzitter.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven