6 Begrotingen Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2024

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024 ( 36410-IV ).

De voorzitter:

Aan de orde is de Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (36410-IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024. We hebben vandaag de eerste termijn. Nogmaals een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris, die al een tijdje bij ons is. Ook een speciaal woord van welkom aan de gevolmachtigde ministers van Curaçao en Aruba: het is evenzeer fijn dat u bij ons bent.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

We hebben zeven sprekers van de zijde van de Kamer en de eerste is de heer De Graaf, van de fractie van de PVV. Hij gaat drie minuten tot ons spreken. Het woord is aan hem.

De heer De Graaf (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil een klein persoonlijk tintje toevoegen. Dat mag bij je maidenspeech, maar misschien ook bij je allerlaatste debat in de Kamer, na veertien jaar politiek. Ik zou over onze overzeese gebiedsdelen, zoals die vroeger heetten, en over de begroting daarvan de flauwe woordgrap willen maken: laten we daar vandaag niet zo zwaar an tillen. Haha. Allemaal lachen.

Voorzitter. Een paar jaar geleden heb ik het gehad over "de eilanden" — zo noem ik ze vaak meer vanuit mijn hart; hoewel Texel, Vlieland en Terschelling ook eilanden zijn, maar laten we ze dan de Texel, Vlieland en Terschelling van het zuiden noemen — als waren het mijn dochters. Die vergelijking heb ik vaak gemaakt: die groeien op en worden groot. Dat puntje zou ik vandaag ook weer aan willen stippen. Het dekolonisatieproces is voltooid. Dat is het belangrijkste punt dat wij als PVV willen maken. En een voltooid dekolonisatieproces, inclusief de excuses voor het slavernijverleden van het kabinet van vorig jaar, maar ook het feit en het weten dat er in de afgelopen tientallen jaren héél veel geld naar de eilanden is gegaan vanuit Nederland en er eigenlijk een extreme onderlinge verstrengeling van belangen bestaat, die als het erop aankomt vooral door Nederland worden gefinancierd … Ik zou de mensen en de bestuurders op de eilanden mee willen geven dat op het moment dat het dekolonisatieproces is voltooid, het tijd is om verantwoordelijkheid te nemen. Dan ga je eigenlijk het huis uit. Dat is met kinderen ook zo: dan zijn ze opgegroeid en opgevoed, en dan worden ze vanaf hun 21ste ook financieel voor zichzelf verantwoordelijk.

Ik zie diezelfde parallel nu bij het voltooien van het dekolonisatieproces als het bijvoorbeeld gaat om pijn en leed uit het verleden, die wetenschappelijk bewezen maximaal zeven generaties worden doorgegeven. Die zeven generaties zijn bijna voorbij. Het is mijns inziens ieders persoonlijke verantwoordelijkheid om die trauma's uit het verleden persoonlijk op te lossen. Meer geld gaat dat bijvoorbeeld niet doen, want als je iemand afkoopt en denkt daarmee een trauma opgelost te hebben, dan koop je een kat in de zak. Het is ieders persoonlijke verantwoordelijkheid om trauma's aan te kijken en schaduwstukken weg te werken. En zo werkt het ook waar het het landsbestuur betreft, dus ook voor de drie landen in ons Koninkrijk. Ga met de mensen op de eilanden aan de slag, ga kijken waar de verantwoordelijkheden liggen en groei op. Bij het opgroeien en bij het dekolonisatieproces hoort volledige eigen verantwoordelijkheid. Dat zou ik graag met liefde mee willen geven, met als laatste woord met nog vijf seconden te gaan, hier vanuit mijn eigen tekst gesproken: liefde.

Dank u wel.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Laat ik even doorgaan op de analogie van de dochters of de zonen. Ik wil daar twee vragen over stellen. Aan de ene kant: wordt er een onderscheid gemaakt, ook door meneer De Graaf, tussen de BES-eilanden en de CAS-landen? Daar zou ik toch graag even reflectie op willen hebben. Het tweede is dat ik, hoewel ik zelf geen kinderen heb mogen krijgen, bij anderen wel gezien heb dat je je leven lang met je kinderen verbonden blijft en dat als er tussendoor problemen zijn of tegenslag is in gezinnen, je als ouder daarbij blijft helpen. Daar zou ik dus ook graag even een reflectie op hebben.

De heer De Graaf (PVV):

Om op de tweede vraag als eerste terug te komen: het is niet zo dat als het even tegenzit in hun leven, je kinderen voor altijd in huis blijven wonen. Dat is nu wel de situatie, want ze wonen nog steeds in hetzelfde huis bij de ouders. Dat heeft niets te maken met dekolonisatie of volwassen worden. Natuurlijk, mijn kinderen mogen ook na hun 21ste best even bij mij aankloppen en als het kan, als ik de mogelijkheden heb om ze te helpen, dan zal ik dat doen. Maar dat wil niet zeggen dat ze eeuwig bij mij in huis blijven. Bij het beleid van dit kabinet, en van minister De Jonge specifiek, zou het weleens kunnen dat zij voor eeuwig in huis blijven wonen, omdat wij gewoon een waardeloze minister voor Wonen hebben en omdat de grenzen openstaan. Die situatie zou daar dus toe kunnen leiden, maar dat is staatsrechtelijk een ander verhaal. Dan gaan we meer uit van de metafoor dat normaal gesproken je kinderen het huis uitgaan, wat ook op de eilanden zo is.

Wat de BES-eilanden betreft: dat zijn bijzondere gemeenten, dat is een ander verhaal. Dat zou kunnen blijven bestaan. Dat hoeft voor mij niet per se, maar ik denk wel dat het de beste oplossing is voor die drie gemeenten, want ze zijn allemaal heel klein, terwijl de landen veel meer massa hebben.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ten eerste zou ik graag afstand willen nemen van de persoonlijke aantijgingen tegen een minister, zeker tegen een minister die hier niet aanwezig is, maar dat terzijde. Ook al gaan ze het huis uit, je blijft wel met elkaar verbonden, je bent wel één familie. Daar krijg ik toch onvoldoende antwoord op, voorzitter.

De heer De Graaf (PVV):

Ik heb dat heel duidelijk gemaakt. In een normale situatie gaan je kinderen het huis uit. Je blijft één familie, maar dat wil niet zeggen dat er doorlopend een beroep op je portemonnee wordt gedaan en er ook doorlopend kamers in je huis worden gevuld door je familie. Want dan moet ik op een gegeven moment wel een heel groot huis kopen.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik heb de heer De Graaf vaak gemist bij commissiedebatten over Koninkrijksrelaties. Ik heb in de afgelopen twee jaar gemerkt dat met name in het begrotingsdebat positie wordt bepaald. De positie wordt vaak herhaald en vergeleken met de metafoor van een familie van ouders en kinderen. Wat is toch uw grondreden om te verwijzen naar de eilanden als uw kinderen? Zo zit het staatkundig immers niet in elkaar. Ik heb het daar vaker met mijn collega's over gehad. Ik vind het schadelijk. Ik wil toch iets beter begrijpen wat de grondreden daarvan is.

De heer De Graaf (PVV):

Dank voor de vraag. Dat is niet zozeer een positiebepaling als wel een conclusie ten aanzien van de relatie in de afgelopen meer dan 100 jaar. Die afhankelijkheidsrelatie is daarmee vergelijkbaar. Ik zeg daarmee niet dat de eilanden geboren zijn als kinderen uit het Koninkrijk der Nederlanden. Dat bedoel ik helemaal niet en dat is natuurlijk ook niet waar. De afhankelijkheidsrelatie die is ontstaan, is daar echter wel mee te vergelijken. Daarmee bedoel ik niet iets schadelijks te zeggen. Het is meer gewoon een constatering.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

Tot slot inderdaad, voorzitter. De heer De Graaf zegt daarmee eigenlijk dat die metafoor geen standhoudt. Want er is inderdaad sprake van allerlei afhankelijkheden. Ik kan afhankelijk zijn van mijn partner en vice versa, maar dat betekent niet dat je het huis moet verlaten op het moment dat er afhankelijkheden zijn. Dat is mijn punt.

De heer De Graaf (PVV):

Dan vindt mevrouw Wuite de relatie inderdaad ingewikkelder dan ik. Dat kan. Dat is mogelijk. Daarover verschillen we van mening. En ik denk dat dat ook zo zal blijven, tenminste, met mij waarschijnlijk wel, want ik zeg vanaf deze plek tegen iedereen: adieu.

De voorzitter:

Het ga u goed. Dan mevrouw Kamminga van de fractie van de VVD.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank, voorzitter. Dit is de laatste begroting Koninkrijksrelaties die de Kamer in deze samenstelling behandelt. Dat voelt toch wel een beetje dubbel, want — laat ik voor mezelf spreken — ik kwam er net lekker in. En dan bedoel ik niet dat ik het inhoudelijk steeds beter in de vingers kreeg; ik doel wel op mijn netwerk in de landen en op de BES-eilanden zelf, dat steeds beter op orde kwam.

Voorzitter. Het is voor een volksvertegenwoordiger natuurlijk altijd van belang om goede contacten te hebben, maar op een onderwerp als dit kun je eigenlijk niet zonder kennis van de eilanden zelf en de inzichten van de mensen daar. In een eerder debat heb ik benoemd dat ik een bijzondere band heb met het Caribisch deel van het Koninkrijk, door mijn werkverleden, maar vooral ook door de mensen die ik daar heb ontmoet, door de gesprekken die ik heb gevoerd met bewoners, door hun doorzettingsvermogen en hun veerkracht, maar vooral ook door hun warmte en openheid. Ik wil hen bedanken voor al die gesprekken die ik heb gevoerd, voor de e-mails en de appjes. Daaraan wil ik toevoegen dat ik ook de gesprekken waardeer die ik met de collega's uit de Staten heb gehad. We waren het niet altijd over alles eens, maar door het gesprek aan te gaan werd het begrip wel groter, en dat is toch altijd een eerste stap.

Voorzitter. Dat brengt mij bij de begroting en het onderwerp waar we vandaag wat mij betreft niet omheen kunnen: de herfinanciering van de covidleningen. Ik heb echt met stijgende verbazing naar dit traject gekeken en met name naar de desbetreffende positie van Aruba, en de afgelopen weken toch ook van Curaçao. Het leek wel alsof de landen óns een plezier deden in plaats van andersom. Ik ben vaak kritisch geweest op deze staatssecretaris omdat ik vond dat ze te veel meebewoog, maar in dit geval wil ik haar toch echt complimenteren voor het aanhouden van de vaste lijn, ondanks al het verbale geweld in de media vanuit de landen en de trukendoos, die, zoals altijd, uit de kast werd getrokken. Door de landen wordt vaak geschermd met het woord "vertrouwen". Nou, voorzitter, op deze wijze — zeker als ik naar de uitingen in de media kijk — draagt dit voor mij daaraan niet bij.

Maar inmiddels zijn de handtekeningen gezet, en dat is goed nieuws, vooral voor de bevolking daar. Al had ik voor hen gehoopt dat met name Aruba echt een andere keuze had gemaakt, een keuze waardoor de hoge rentelasten niet onnodig op de begroting zouden drukken. Want ja, het is echt een keuze van het land zelf, en dat kost de inwoners van Aruba onnodig jaarlijks zo'n 30 miljoen euro.

Ik ben toch wel nieuwsgierig hoe de staatssecretaris zelf terugkijkt op dit proces en welke lessen zij hieruit trekt. Hoe realistisch is het bijvoorbeeld dat de openstaande punten met Curaçao worden opgelost en dat ook Curaçao een aangepaste lening kan krijgen, volgend jaar of het jaar daarop? De brief die wij gisteravond ontvingen, leek hoopvol, maar kan de staatssecretaris die nog nader toelichten? Hij kwam namelijk vrij kort op dit overleg. En hoe gaat het verder met Aruba? Want financieel toezicht is en blijft wat mij betreft essentieel.

Voorzitter. Het jammere aan dit alles is dat het zo afleidt van waar het eigenlijk om zou moeten gaan: de hervormingen in de landen en het duurzaam versterken van de economieën. Ik zie dat in de landen de noodzaak voor de hervormingen ook echt wel gevoeld wordt en dat ze ook echt gemotiveerd zijn om aan de slag te gaan, maar ik heb nog wel wat zorgen: geldt dat ook voor de moeilijke hervormingen? Gaat het dan ook zo voortvarend of vervallen we dan weer in de oude patronen van heronderhandelen en vertragen? Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij kijkt naar de voortgang? Waar ziet zij kansen, maar ook: waarover heeft zij zorgen? Ik zou het de mensen daar zo gunnen dat de regeringen dezelfde energie steken in het versterken van de economie en het doorvoeren van de hervormingen als nu in discussies over vorm en procedures.

Een argument dat ik in dit kader vaak hoor, is dat de landen graag autonoom willen zijn en zelf invulling willen geven aan de hervormingen. Laat ik zeggen dat ik dat met hen eens ben. Ik wil dat ook hier benadrukken. Maar de snelste weg naar autonomie is een goedlopende economie, deugdelijk financieel beleid en ordentelijk toezicht. En nee, dat is niet omdat wij graag vinkjes zetten of dingen willen opleggen, maar wel om te borgen dat de investeringen ook daadwerkelijk ten goede komen aan de bewoners daar. Want wat ons betreft zit het probleem — en daarom is het toezicht zo essentieel — voor een deel bij een slecht functionerend bestuur en het niet durven maken van de moeilijke keuzes. En ik snap dat sommige zaken lastig liggen; niemand betaalt natuurlijk graag belasting. Maar ik blijf het ingewikkeld vinden om Nederlands belastinggeld in te zetten, terwijl daar nauwelijks belasting wordt geïnd en er nog steeds een cultuur heerst waarbij vrienden en familie worden ontzien. Datzelfde geldt voor de salarissen van politieke ambtsdragers en topambtenaren. Het kan niet zo zijn dat Nederland geld geeft terwijl de eilanden er een rommeltje van maken. De financiën van de landen moeten echt op orde komen, en dan niet alleen op papier. Hoe gaat de staatssecretaris daarvoor zorgen?

Mevrouw Wuite (D66):

Het lid van de VVD, mevrouw Kamminga, heeft het over een goedlopende economie om inderdaad met trots te kunnen zeggen dat je autonoom bent. We hebben een beleidsartikel op onze begroting staan. De PVV zegt "die begroting doet er eigenlijk niet toe", maar toch vind ik het in dit begrotingsdebat belangrijk om het over die beleidsartikelen te hebben. De sociaal-economische bevordering: wat is naar de mening van de VVD "een goedlopende economie"? En denkt zij, is zij van mening, dat schokken, zoals we die ook hier in Europa natuurlijk zien, zeker door de kleinschaligheid uitvergroot, een eigenschap of karakteristiek zijn die nooit weg zal gaan? Dus wat is de mening over een goedlopende economie als een soort eindstadium dat permanent bereikt kan zijn?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank u wel, mevrouw Wuite. Ik heb er in al die debatten die wij met elkaar hebben gehad heel vaak voor gepleit dat natuurlijk als allereerste van belang is wat we met de coronacrisis hebben gezien: dat er een grotere diversiteit komt aan economische bedrijvigheid. Want nu is men natuurlijk voor een groot deel afhankelijk van het toerisme, en we hebben gezien dat er iets kan gebeuren wat de economie meteen heel erg kwetsbaar maakt als er te weinig diversiteit is. Ik denk ook dat het goed is — en heb daar ook met Curaçao weleens over gesproken en zie ook dat ze daar mooi mee op weg zijn — om te kijken hoe we daar in die energietransitie koploper kunnen zijn. Ik verwijs bijvoorbeeld naar een onderwerp als offshore floating windmolens. Ik vind dat heel goed. En dan denk ik ook: als wij vanuit Nederland daaraan kunnen bijdragen met goede contracten, met meedenken over hoe dat zou kunnen op basis van de kennis en ervaring die wij hebben, dan moeten wij dat natuurlijk altijd doen. Maar ik zou het vooral zien in diversificatie, in veel meer zelf zorgen dat de afhankelijkheid van de import van goederen kleiner wordt, zodat uiteindelijk schokken beter opgevangen kunnen worden. Maar dat begint natuurlijk wel met deugdelijk financieel beheer, reserves op de potjes en bedragen die je overhoudt om te kunnen blijven investeren.

Mevrouw Wuite (D66):

Welke aanpassingen zou mevrouw Kamminga graag zien in het beleidsartikel sociaal-economische bevordering om datgene te bereiken wat ze net heeft toegelicht? Ik deel dat het specifieker kan en dat het ook gaat over economische diversificatie. Maar eigenlijk zegt ze dus ook dat Nederland daar meer sturend in zou moeten optreden, zodat je het zou kunnen volgen. Dus wat moet er veranderen in ons beleidsartikel? Is mevrouw Kamminga ook van mening dat dat hoofdstuk moet worden aangepast, zodat we concreter met elkaar samenwerken, zodat die economische resilience zoals we die bespreken inderdaad ook feitelijk wordt bevorderd?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Wat mij betreft is dat helemaal niet nodig, want volgens mij hebben we nu juist iets heel moois liggen: een mooi vehikel van die landspakketten en een hervormingsagenda waar niet wij sturend en leidend in zijn, maar waar juist die landen aan het stuur zitten. En dat gun ik ze ook. Ik vind wel dat we, als ze dan een beroep op ons doen, daarmee in overleg moeten gaan en kunnen kijken waar wij kunnen helpen. Maar wat mij betreft zit de oplossing dan niet in het aanpassen van een beleidsartikel; die ruimte is er al. En volgens mij hebben we nu met die landspakketten ook mooie uitgangspunten daarvoor.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik weet dat de voorzitter dit graag als een "tot slot"-interruptie ziet. Natuurlijk gelden de hervormingen met eigenaarschap en gelijkwaardigheid en de principes die we inderdaad ook in het regeerakkoord zien. Mevrouw Kamminga begrijpt natuurlijk dat ik dat ook zo ervaar. Alleen, en terug naar de uitspraak van "een goede economie", zie ik niet dat dat, als we daar niet gezamenlijk concretere invulling aan geven, automatisch goed komt. Mijn veronderstelling is dat er dan over zeven jaar, over zes jaar of in 2033, wellicht weer een probleem zou kunnen zijn met betrekking tot de economie.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Ik deel de zorg van mevrouw Wuite dat dat niet automatisch goed gaat. Dat is ook de reden waarom ik hier continu pleit voor deugdelijk financieel beheer, voor de noodzakelijke hervormingen en dat ze die moeten doorvoeren. Maar dat begint echt bij de landen zelf. Zij zijn aan zet, en nu niet wij.

De voorzitter:

Prima. U continueert.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Voorzitter. Dan wil ik toch ook nog even aandacht vragen voor de veiligheid in de rechtsstaat. De VVD houdt grote zorgen over de staat van de rechtsstaat en de bestrijding van corruptie en ondermijnende criminaliteit. Het is goed om te zien dat het kabinet voor de bestuurlijke aanpak jaarlijks geld reserveert en de inzet ook versterkt, alleen blijft het de vraag of dit nou allemaal ook echt zoden aan de dijk zet. Hoe kijkt de staatssecretaris naar deze ontwikkeling? Is zij van mening dat er voldoende voortgang wordt geboekt?

Tot slot wil ik het hebben over de landen, voorzitter. De VVD maakt zich zorgen over de toenemende invloed van China op de eilanden. Ziet de staatssecretaris dit ook? En wat doet het kabinet om te voorkomen dat er een te grote afhankelijkheid van China ontstaat?

Dan wilde ik doorgaan naar de BES, voorzitter, maar ik zie …

De voorzitter:

Dat de heer Ceder hier een vraag over heeft.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik heb hier inderdaad een vraag over. Ook de ChristenUnie maakt zich zorgen over de toenemende invloed van China. Vorig jaar zijn we daar natuurlijk geweest. Een van de reacties die je van de landen krijgt, is dat het aanlokkelijk en misschien zelfs aantrekkelijker is om andere landen, China bijvoorbeeld, meer ruimte te geven als Nederland niet voldoende investeert in de relatie met de landen. Dit is iets waar denk ik de PVV, en de VVD misschien iets minder, voor pleit. Dit gaat om landen die misschien minder voorwaarden stellen, minder kritisch zijn en misschien ook meer het goede zien in wat de landen doen. Bent u het niet met mij eens dat het vanuit geopolitiek opzicht ook heel verstandig is om de toenadering te zoeken op allerlei gebieden, juist om te voorkomen dat die buitenlandse invloeden zich kunnen manifesteren op de eilanden?

Mevrouw Kamminga (VVD):

De heer Ceder doet nu net alsof we helemaal geen goede relatie hebben en alsof er niet intensief wordt samengewerkt. Ik vertelde het net al. Middels de de landspakketten werken we intensief samen en wordt er volop ondersteund vanuit Nederland. In alle begrotingen, jaar in, jaar uit, hebben we geld gereserveerd om ook te kunnen investeren. We doen nu net alsof we alleen maar leningen hebben verstrekt, maar we hebben ook gratis noodhulp verleend toen er een beroep op ons werd gedaan in het kader van coronasteun. Dus volgens mij doen we dat. Ik vind alleen niet dat dat dan maar een vrijbrief moet zijn om zomaar geld te verstrekken omdat er mogelijk iemand anders zou investeren. Dat vind ik echt de andere kant. Maar we moeten onszelf rekenschap geven van de geopolitieke situatie. Dat doen we ook. Het is natuurlijk ook niet voor niets dat we hebben gezegd, ook bij het nieuwe Statuut, dat juist dat soort taken Koninkrijkstaken zijn.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Geen misverstand: daar ben ik het mee eens. Goed en deugdelijk bestuur moet natuurlijk centraal staan; daar staat de ChristenUnie ook voor. Alleen proef ik op de eilanden het sentiment dat er naast de afspraken die je met elkaar maakt ook een verwijdering dreigt te ontstaan, mede door sentimenten vanuit het parlement. En ik wil de VVD nergens van beschuldigen, maar u heeft natuurlijk wel een initiatiefwetsvoorstel waarmee het makkelijker wordt om uit het Koninkrijk te kunnen stappen. Ik weet niet hoe het daarmee staat en ik denk niet dat dat er voor de verkiezingen nog doorheen komt, maar dat geeft wel een bepaald beeld weer alsof we enigszins met tegenzin verbonden zijn met elkaar. Het wordt in ieder geval makkelijker gemaakt om uit elkaar te gaan als het moet. Bent u het met mij eens dat het gezien de geopolitieke verhoudingen — dan kijk ik met name naar China; dat zie je ook in landen als Suriname of op andere plekken — belangrijk is om juist in deze tijd de toenadering te zoeken op materiële en financiële zaken, maar ook op immateriële zaken? Kunnen we elkaar daarin vinden?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank voor de vraag over mijn initiatiefwetsvoorstel, dat ik in voorbereiding heb maar dat ik helaas niet meer voor de verkiezingen ga indienen. Dat lijkt mij een beetje zonde van ieders tijd. Maar misschien kan ik er wel even iets over zeggen, want het frame dat u hier nu neerzet, is niet het frame dat de VVD, of ik althans, beoogt. Het gaat er juist om dat die landen zelf moeten kunnen kiezen hoe zij hun toekomst zien. Daar gaat het mij om. In het Statuut hebben niet alle landen nu dezelfde mogelijkheden om zelf te kunnen zeggen, als ze dat zélf ooit zouden willen: wij willen graag die stap zetten; wij willen graag volledige autonomie of een andere staatsvorm, of een andere verbinding met het Koninkrijk. Het gaat dus niet om wat Nederland vindt. Dus in dat initiatiefvoorstel gaat het er nadrukkelijk om dat een land zelf die laatste stap kan zetten, in het kader van zelfbeschikkingsrecht. Ik vind dat heel deugdelijk. Ik vind dat ook passen in de tijd waarin we zitten. Maar we gaan dat hele initiatiefwetsvoorstel, dat nu nog niet op tafel ligt, niet al hier bespreken. Tot die tijd voelen wij ons verantwoordelijk en blijven wij ons ook verantwoordelijk voelen voor de veiligheid van het hele Koninkrijk. Wellicht doen wij dat ook daarna, maar dat zullen wij dan zien.

De voorzitter:

Mevrouw Wuite, u gaat wel heel veel interrumperen, hè.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik zou bijna zeggen: om de voorzitter dwars te zitten.

De voorzitter:

Ik ken u. Ik ken u langer dan vandaag.

Mevrouw Wuite (D66):

Dat zou disrespect zijn. Mevrouw Kamminga wekt de indruk dat het vrijblijvend is en dat het een keuze is voor Nederland om te assisteren. Tegelijkertijd hebben we het Statuut. Tegelijkertijd hebben we artikel 3, dat zegt dat we elkaar bijstand verlenen. Het is dus niet een vrijblijvendheid, maar een plicht binnen het Koninkrijk der Nederlanden, dat een eenheidsstaat is ten opzichte van de rest van de wereld. Dat mis ik een beetje in haar inbreng. Misschien kan ze daarop reflecteren, want dat mis ik.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dan heeft mevrouw Wuite toch niet helemaal goed opgelet, want volgens mij hebben we de afgelopen twee jaar iedere keer met elkaar bediscussieerd hoe we de landen kunnen steunen. Hoe dragen we bij? Hoe kunnen we de economieën versterken? We hebben er ideeën over uitgewisseld. We hebben het nu alleen over — dat is de context waar ik over sprak — de covidleningen en de discussie die daar keer op keer over is, over iets wat in mijn beleving echt randvoorwaardelijk is om de economieën duurzaam vooruit te helpen en investeerders te kunnen trekken. Dat begint toch echt aan de kant van de landen zelf. Dat begint niet met meer geld geven vanuit Nederland. Dat is dus de context die ik gebruikt heb. De VVD heeft talloze initiatieven gesteund om de landen verder … Ik noemde net al het idee om te kijken hoe we die offshorewindmolens verder kunnen versterken. Ik ben er altijd toe bereid om mee te denken, alle assistentie te verlenen en mee te kijken. Maar ik vind het recht op bijstand echt principieel iets anders dan de afspraken die we aan het maken zijn en de verantwoordelijkheid die de landen zelf hebben om stappen te maken in hun economie en hun begrotingen. Die zaken moeten we niet verwarren.

De voorzitter:

Kort.

Mevrouw Wuite (D66):

Tot slot. Dit verbaast me wederom. Discussies over herstelfondsen, over kwijtschelden en over de posities van de Europese lidstaten worden uitvoerig gevoerd en komen ook regelmatig terug. Dus de indruk alsof dat een bijzondere situatie zou zijn, verbaast mij, want dat is een debat dat we ook hier met elkaar voeren over de Europese Unie en de wijze waarop corona impact heeft gehad.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dan heeft mevrouw Wuite waarschijnlijk ook wel kennisgenomen van de VVD-standpunten over die onderwerpen. Die wijken niet heel veel af van de standpunten die we op dit onderwerp hebben.

Dan ga ik toch door naar de BES, Caribisch Nederland en uiteraard ook het sociaal minimum. Ik wil daar toch een paar woorden aan wijden, want ook dit was een belangrijk onderwerp tijdens de vele debatten die we in de commissie voor Koninkrijksrelaties de afgelopen periode hebben gehad. Het ging dan met name over de hoogte en het tempo waarin het sociaal minimum in Caribisch Nederland zou moeten worden vastgesteld. Want nog steeds leven veel inwoners van Caribisch Nederland in armoede en hebben ze meerdere banen nodig om rond te komen. Dus het is mooi dat we de resultaten van de commissie-Thodé nog hebben ontvangen voor de begrotingsbehandeling van SZW. Ik wil de commissie daar ook hartelijk voor bedanken, want ik realiseer me dat dat een behoorlijke klus is geweest. Het onderzoek bevestigt wat we eigenlijk al wisten, dat de kosten voor bijvoorbeeld huur, levensmiddelen en elektra voor veel mensen nog steeds te hoog zijn in verhouding tot hun inkomen. Het is dan ook goed dat het kabinet, vooruitlopend op dit rapport, al middelen heeft vrijgemaakt om stappen te zetten de komende jaren. De VVD heeft in deze discussie altijd gepleit om daarnaast ook in te zetten op het verlagen van de vaste kosten, het vergroten van het verdienvermogen en tevens oog te hebben voor de specifieke context en ligging van de eilanden, en niet enkel te focussen op subsidies en uitkeringen. Zo is het essentieel dat er bij verhoging van het wettelijk minimumloon gekeken wordt naar wat bedrijven aankunnen om levensvatbaar en competitief te blijven. Werken moet lonen, maar niemand heeft er iets aan als de ondernemers failliet gaan. Daarom heeft de VVD ook samen met een aantal andere partijen, onder voorgangerschap van het CDA, een motie ingediend tijdens de behandeling van de begroting van SZW om ook die kant te belichten bij aanvullende stappen die worden gezet.

Dan nog een paar woorden over de bestuursakkoorden. De VVD is blij om te zien dat er op veel punten voortgang wordt geboekt en dat Nederland alles in het werk stelt om te helpen met steun voor zorg, bedrijven en inwoners. Hoe kijkt de staatssecretaris naar de samenwerking met andere departementen en hun inzet in Caribisch Nederland? Waar ziet zij nog ruimte voor verbetering? Want we zien toch dat het af en toe daar nog wel schuurt. Waar kunnen de eilanden wellicht ook zelf nog stappen zetten? Het is goed om te lezen dat er voortgang zit in het bsn-nummer, maar bij andere voorzieningen, zoals notaris, pinautomaat en internet, gaat het naar de mening van de VVD nog niet snel genoeg. In de stukken van de werkgroepen en taskforces lezen we dat iedereen druk doende is, maar het is wat ons betreft echt tijd voor actie. Ik zou zeggen: regel het gewoon, wees creatief of pas bij knellende regelgeving alles aan naar de lokale situatie. Graag hoor ik van de staatssecretaris of zij dit met mij eens is en wanneer zij verwacht op deze punten ook echt een oplossing te bieden.

De voorzitter:

Maakt u eerst uw bijdrage even af.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Ik kom bij de "tot slot"-alinea.

De voorzitter:

Ja, het is heel mooi om dat nu te doen.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Oké. Voorzitter, tot slot. Dit is waarschijnlijk de laatste behandeling van de begroting van Koninkrijksrelaties met deze staatssecretaris en ook voor veel van de collega's die hier in de zaal zitten. Ik wil de staatssecretaris danken voor haar inzet en mijn collega's voor de goede samenwerking. Hoewel de debatten niet altijd drukbezet waren, hadden we wel een mooie groep van zeer betrokken collega's die er altijd waren en met wie ik in ieder geval goed heb samengewerkt, ondanks de verschillen die er ook toch vaak waren. Ik wil hen, de staatssecretaris en via haar ook de ambtenaren danken voor de samenwerking en de inzet in de afgelopen periode.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

In mijn inbreng zullen we het straks ook hebben over het verschil tussen de structurele uitkering en alle bijzondere uitkeringen, waarover recentelijk ook een rapport is verschenen. Is de VVD het met het CDA eens dat als je straks naar die bedragen gaat kijken, dan voor een eiland als Saba, dat zelf ook al veel geïnvesteerd heeft en niet heeft zitten wachten, bij die verdeling ook rekening gehouden moet worden met de leningen die zijn aangegaan?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Ik denk dat dit een terecht punt is. Mevrouw Van den Berg vraagt er wel vaker aandacht voor dat we goed gedrag eigenlijk moeten belonen. We zien jaar in, jaar uit dat Saba eigenlijk de financiën goed op orde heeft en daarin best wel een aantal verstandige keuzes heeft gemaakt, en nu eigenlijk geen beloning krijgt voor het feit dat het die stappen heeft gezet. Ik vind dat een terecht punt. Ik ben ook benieuwd hoe de staatssecretaris daarnaar kijkt en op welke wijze we Saba tegemoet kunnen komen. Ik weet nog niet helemaal of ik dan meteen deze oplossing kies, maar ik vind het wel een goede vraag aan de staatssecretaris.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dan een hele andere vraag, maar die gaat wel ook over de BES-eilanden. Dit is met name voor de kleine eilanden, Statia en Saba, van belang. Die moeten veel importeren, bij wijze van spreken ook closetrollen en andere praktische dingen. Die hebben nu te maken met heel veel administratieve lasten, vanwege de extra belasting die geheven wordt. Het kost dus eigenlijk meer aan ambtenaren en administratie dan dat het oplevert. Het heeft alleen maar een verhoging van de kosten tot gevolg. Vindt de VVD samen met het CDA dat er bij de uitwerking van de aanpak van armoede uitdrukkelijk naar dat punt moet worden gekeken?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dat zou ik me best wel kunnen voorstellen. Ik moet nog even nadenken over de precieze oplossing, maar wij zijn natuurlijk nooit voor allerlei administratieve rompslomp. Je moet niet alleen maar weer geld gaan uitgeven aan het uitvoeren van extra regels en zo. En ik vind echt dat we iets moeten met dat hele import en export met twee keer btw. Ook daarbij kijk ik dus toch nog even naar de staatssecretaris, via u, voorzitter, om daarop te reflecteren: hoe kunnen we daar stappen in zetten?

De voorzitter:

Mevrouw Wuite, u bent niet bij de interruptiemicrofoon weg te slaan!

Mevrouw Wuite (D66):

Tja, afscheid nemen is natuurlijk altijd een beetje lastig.

De voorzitter:

Ja, hè?

Mevrouw Wuite (D66):

Misschien nog één vraag, voorzitter. Mevrouw Kamminga heeft het over de positie van de Caribische openbare lichamen, zogezegd, waaronder Saba. Vorige week is er een rapport verschenen over de vrije uitkeringen, waarin een aantal stevige conclusies staan over de methodiek en de aanpak. Er staan ook een aantal concrete aanbevelingen in, waarvan wordt gezegd dat het aan een nieuw kabinet is. Maar voor een aantal van de eilanden maakt dat een groot verschil: kunnen ze investeren en de juiste dingen doen, en kunnen ze aandacht vragen voor de dingen waar u het terecht over heeft? Dan mijn vraag, voorzitter. Er werd bijvoorbeeld geconcludeerd dat er geen ruimte is om te corrigeren voor prijs- en loonontwikkelingen. Is de VVD het met ons eens dat we zouden kunnen vragen of zelfs moeten oproepen om te kijken of we dat voor 2024 nog zouden kunnen toepassen? Of schuift ze echt alles naar voren?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Nou, de connotatie met "schuift ze echt alles naar voren?", vind ik ingewikkeld. Maar dit soort onderwerpen, ook die uit dit rapport van de commissie-Thodé, zijn gewoon onderwerpen die heel genuanceerd liggen. Er is zorgvuldig onderzoek gedaan. Dat vergt ook gewoon een afgewogen debat. Eén bepaalde knop kan namelijk sympathiek lijken. Dan kunnen we denken: dat gaan we doen. Maar dat kan vervolgens weer effect hebben op allerlei andere keuzes die je dan wellicht niet meer kan maken. Dus natuurlijk is het onfortuinlijk dat wij hier nu op deze manier bij elkaar zitten. Ik kan me dat helemaal goed voorstellen voor de eilanden, want die hebben daar natuurlijk ook niet om gevraagd. Maar tegelijkertijd vind ik dat dit een zorgvuldig debat vergt. Er moet ook een brief van de staatssecretaris komen over dit rapport of t.z.t. van een van de opvolgers, zodat we dat debat kunnen voeren en die keuzes weloverwogen kunnen maken.

De voorzitter:

Ik wil graag naar de volgende spreker, meneer Ceder, maar ik geef u graag het woord.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ja, voorzitter, maar de VVD is een interessante partij om te interrumperen, dus vergeef me.

Mevrouw Van den Berg gaf al aan dat er administratieve lasten zijn waardoor de kosten voor leven en dingen kopen in de supermarkt gewoon hoger zijn. Dat zit 'm in twee punten. Binnen het Koninkrijk is er geen douane-unie, waardoor je lasten betaalt als je goederen naar Curaçao versleept en daarna weer naar Bonaire. Dat zou anders moeten en misschien wel kunnen. Hoe kijkt de VVD daarnaar?

Dan de tweede vraag, waarmee ik dan één interruptie heb gehad. Er worden ook invoerrechten of abb geheven over goederen die naar Bonaire gaan. Moeten we daar niet vanaf? We heffen namelijk ook geen invoerrechten als goederen naar Texel vervoerd worden, dus waarom doen we dat bij Bonaire wel? Is de VVD het met me eens dat we daar serieus naar moeten kijken? En misschien moeten we daar zelfs deze periode al de eerste stappen in zetten.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Volgens mij hebben we deze discussies ook al eerder gehad, en juist ook over die vraag over een douane-unie: kan dat niet handiger? Ik vind het heel logisch om te kijken naar alles wat de kosten van levensonderhoud naar beneden brengt. Je kunt ook aan die knop draaien. Heel eerlijk vind ik wel dat hiervoor hetzelfde geldt als net. We kunnen nu niet zeggen: we gaan dit en dat doen. Want ook naar die douane-unie is natuurlijk al langer gekeken. Daar zijn wij ook niet in ons eentje verantwoordelijk voor, want dat moeten we ook in afstemming doen met de landen. Hetzelfde geldt voor die invoerrechten. Dat lijkt heel simpel, maar we hebben het natuurlijk al eens eerder onderzocht en het is nog best wel complex. Als er dus een slimme manier voor is, sta ik er zeker voor open om daarnaar te kijken. Maar het gaat natuurlijk ook door andere wateren heen, en daar heb je je ook toe te verhouden.

De voorzitter:

Heel goed. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Kröger van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik spreek vandaag, zoals inmiddels gebruikelijk is, ook namens de fractie van de PvdA. Ik vervang mijn collega Kauthar Bouchallikh, die deze portefeuille altijd met heel veel liefde en passie heeft gedaan in ons parlement.

Laat ik positief beginnen: GroenLinks-PvdA is blij dat er met deze staatssecretaris de afgelopen twee jaar een andere wind is gaan waaien in Den Haag als het gaat om hoe we ons verhouden tot de Caribische delen van het Koninkrijk. De staatssecretaris heeft ervoor gezorgd dat we ons als Nederland op een gelijkwaardigere manier verhouden tot de CAS-landen en dat we de BES-eilanden en de problematiek die daar speelt, beter onder ogen zien. We hebben met het feit dat Nederland excuses heeft aangeboden voor het slavernijverleden, dat in het Caribisch deel van het Koninkrijk grote littekens heeft achtergelaten, ook een goede stap gezet in het op een gelijkwaardige manier kijken naar de toekomst, zonder het pijnlijke verleden uit het oog te verliezen.

Maar er is ook een maar. We zien namelijk dat het onderlinge vertrouwen in het Koninkrijk, ondanks de verbeterde verhoudingen, nog lang niet is hersteld. We zien ook dat grote, fundamentele problemen op de BES-eilanden nog onvoldoende zijn opgelost.

Laat ik beginnen met de BES-eilanden. Er is helaas grote sociale ongelijkheid in Nederland. Twee weken geleden kwam de commissie-Thodé met haar rapport over de bestaanszekerheid in Caribisch Nederland. We wisten al dat de situatie voor veel mensen schrijnend is, maar de conclusies kwamen toch hard aan. Circa 11.000 mensen in Caribisch Nederland leven onder de armoedegrens. Om met de woorden van de commissie te spreken: dat is veel op een bevolking van ongeveer 30.000 inwoners. De meesten van deze mensen werken gewoon, maar toch zijn ze arm. Bij tegenslag zakken zij, zo stelt de commissie, al snel door de bodem van het bestaan, met allerlei sociale problemen tot gevolg. De problemen spelen al heel lang. Al sinds 2016 hebben beide Kamers moties aangenomen om een sociaal minimum in te voeren. Tot nu toe is dat er niet. We zien dat het kabinet in deze begroting stapjes zet om de armoede te bestrijden. Dat is goed, maar het is nog steeds geen stevig sociaal minimum.

Ik heb een paar concrete vragen voor de staatssecretaris. De commissie heeft in haar rapport een drietal eerste stappen geformuleerd om op korte termijn een sociaal minimum voor alle huishoudens te introduceren. Kan de staatssecretaris toezeggen dat het kabinet snel met concrete voorstellen komt om deze aanbevelingen uit te voeren? Daarnaast vraag ik hoeveel mensen er met het pakket in deze begroting minder onder de armoedegrens zullen leven in 2024.

Het is belangrijk dat we niet alleen het bestaansminimum op korte termijn verhogen, maar ook in bredere zin de sociaal-economische structuren op de eilanden blijven versterken. In Europees Nederland krijgen we vaak adviezen van de sociale partners, in de vorm van een SER-advies, over het versterken van de economie en de sociale zekerheid. Het zou wat ons betreft goed zijn als er meer structurele aandacht komt voor de sociaal-economische situatie op de BES-eilanden. Zou het daarom een goed idee zijn om te onderzoeken of er een vaste SER-zetel voor Caribisch Nederland zou kunnen komen? Dat zou kunnen bijdragen aan meer structurele aandacht voor de sociaal-economische structuur van de eilanden. Graag een reactie van de staatssecretaris.

We moeten, naast het verhogen van de inkomens, ook iets doen aan het verlagen van de kosten van het dagelijks leven. Voor de inwoners van Saba en Sint-Eustatius zijn de vliegreizen die zij voor familiebezoek of medische ingrepen moeten afleggen, bijvoorbeeld naar het grotere Sint-Maarten, vaak prijzig, en voor sommigen zelfs bijna onbetaalbaar. Sinds enige tijd is er een veerboot tussen de eilanden. Dat is niet alleen een stuk goedkoper, maar ook nog eens minder vervuilend dan het vliegtuig. We begrijpen dat het nog onduidelijk is of de subsidie voor deze veerboot wordt voortgezet. Is de staatssecretaris het met GroenLinks-PvdA eens dat het belangrijk is dat deze veerverbinding voortgezet wordt? Kan het kabinet ons geruststellen en toezeggen dat de subsidie wordt voortgezet?

Andere belangrijke onderwerpen voor onze fracties zijn de aanpak van klimaatverandering en, specifiek voor de Caribische eilanden, klimaatadaptatie. We hebben daar de afgelopen jaren vaak aandacht voor gevraagd, niet alleen in de Kamer. En veel belangrijker: op de eilanden zelf leven ook grote zorgen op dit punt. Op Bonaire, waar een groot deel van het eiland door de stijgende zeespiegel dreigt onder te lopen, overwegen bewoners nu een rechtszaak te starten om de overheid te dwingen effectieve klimaatmaatregelen te nemen. De Kamer heeft eerder dit jaar een motie van mijn fractie aangenomen om met de bewoners die die rechtszaak willen starten in gesprek te gaan. Hoe staat het met deze gesprekken, vraag ik de staatssecretaris. Welke concrete stappen worden er op dit moment gezet? Hoe staat het met de kabinetsreactie op het advies om een klimaattafel op te zetten? Welke middelen worden beschikbaar gesteld? Hoe worden inwoners vervolgens betrokken bij de klimaattafels om de plannen concreet te maken? Wanneer is er een adaptatieplan voor Bonaire? Gisteren is in de eilandsraad een motie aangenomen. Kan de staatssecretaris met de minister van EZK hierop reageren, ook naar ons als Tweede Kamer? Wil de staatssecretaris toezeggen dat er ook voor Saba en Sint-Eustatius op basis van de KNMI-scenario's een onderzoek komt, zoals eerder ook uitgevoerd voor Bonaire?

Voorzitter. Hoe helpen we de landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten bij het nemen van effectieve klimaatmaatregelen? Hoe kunnen deze landen bijvoorbeeld toegang krijgen tot de internationale klimaatfinanciering? Op Curaçao speelt nog steeds de vraag of de Isla-raffinaderij open zal gaan. Hoe staat het daarmee? Kan Nederland Curaçao concreet helpen bij het verduurzamen van de industrie en de energievoorziening, en worden innovatieve technologieën, die nu misschien nog niet kosteneffectief zijn binnen de SDE-subsidie, wel gesteund, juist omdat het zo belangrijk is voor die gebieden?

Binnenkort is de COP28 in Dubai. Op welke wijze gaat de regering ervoor zorgen dat we als Koninkrijk daar in het geheel vertegenwoordigd zijn? Gaat de regering ervoor zorgen dat de klimaatbelangen van het gehele Koninkrijk onderdeel zijn van onze en de EU-inzet? Zijn er ook jongerenvertegenwoordigers vanuit de CAS-eilanden daar aanwezig?

Voorzitter. Ik ben door mijn tijd heen, dus ik rond af. Dank u wel.

De voorzitter:

O, u heeft afgerond. Mevrouw Van den Berg gaat u misschien nog aan wat extra spreektijd helpen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik heb één vraag aan mevrouw Kröger. Die gaat over het voorstel van een Sociaal-Economische Raadszetel. Ik begreep dat mevrouw Kröger bedoelt dat dat hier een zetel erbij zou zijn in Nederland, terwijl de Sociaal-Economische Raad heel specifiek naar de Nederlandse situatie kijkt. Zou het dan niet logischer zijn — je moet ook nog georganiseerd zijn als werkgevers en natuurlijk ook als werknemers — dat er daar een tripartiet overleg is, omdat men het daar heeft over de economische situatie daar? Die verschilt nogal van die van Nederland.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ja. Ik denk dat deze twee voorstellen elkaar niet uitsluiten en dat het wellicht ook interessant is om te zeggen: zou dat een vorm zijn om ook daar te hebben? De Sociaal-Economische Raad geeft natuurlijk allerlei adviezen aan de regering met betrekking tot grote vraagstukken op sociaal-economisch gebied, die ook betrekking hebben op het hele Koninkrijk. Daarvan zou ik dan zeggen: dan is het juist goed dat er binnen de SER ook ruimte is voor de andere delen van het Koninkrijk.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Is het dan niet logischer om een keer aan de Sociaal-Economische Raad te vragen om een apart advies uit te brengen over de BES-eilanden en daar ook vakbonden en werkgevers van de BES bij te betrekken?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ja, dat is ook zeker een optie. Ik voel een beetje dat het CDA nog niet helemaal klaar is voor meteen een zetel, maar zegt: vraag de SER dan eerst om een advies, dan kijken we wat er komt en dan kan je daarna verder kijken. Ik denk dat het wel belangrijk is dat als je structureel die sociaal-economische vraagstukken wil aanpakken, wij ook zorgen dat ons kabinet daarop structureel geadviseerd wordt in den brede over de thema's die spelen. Daarom deze suggestie van de SER. Ik ben heel benieuwd hoe de staatssecretaris daarop reageert.

De voorzitter:

Kort.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Deze woordvoerder is een poldermeisje tot in haar botten, zeg ik maar, ook vanuit haar hele leven. Ik heb er nog wel vraagtekens bij of de BES hier moet aansluiten bij de SER of dat je dat daar ter plekke zou moeten regelen.

De voorzitter:

Helder.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Daar gaan we morgen een reactie van de staatssecretaris op krijgen.

De voorzitter:

Vol verwachting klopt ons hart.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan gaan we nu zeven minuten luisteren naar mevrouw Wuite van D66.

Mevrouw Wuite (D66):

Bon dia, goedemiddag of misschien wel good morning voor een aantal mensen die net wakker zijn.

Voorzitter. Als commissie Koninkrijksrelaties zijn wij volksvertegenwoordigers voor bijna 400.000 Koninkrijksburgers, woonachtig op Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Statia en Sint-Maarten. Dat wordt vaak vergeten. Maar afgelopen donderdag heeft een Kamermeerderheid ervoor gekozen om na het advies van de commissie-Thodé het werkelijk sociaal minimum te hanteren op basis van een wettelijk minimumloon van 1.750 dollar. De afgelopen jaren was het een strijd om het fictieve ijkpunt van tafel te krijgen, te werken op basis van de realiteit en het welzijn van burgers van Bonaire, Statia en Saba voorop te plaatsen. Dat lijkt door het nu gereserveerde geld, de extra middelen via amendementen en de motie uit het SZW-debat van vorige week te gaan lukken. Masha danki voor alle steun, de samenwerking met elkaar en ieders inspanning.

Voorzitter. Vorige week was ik aanwezig bij de Diaspora Dialogues. Tijdens een panelgesprek met de next gen Caribische diaspora vroeg ik om input voor dit debat: moet het gaan over democratie en de Small Island Developing States, over de Caribische economie van morgen of over onderwijs en emancipatie? Ze kozen voor het laatste. Ook in de woorden van Izaline Calister tijdens haar voorstelling Tula & Juliet vond ik inspiratie, toen ze zei: ik wil gewoon een beetje dromen over de dingen die ik voel, en ik weet zeker dat de zee weet wat ik bedoel. Want in dromen vind je ideeën, een gevoel van vrijheid en creativiteit en wat D66 betreft nieuwe energie om vorm te geven aan een toekomstbestendige economie.

Voorzitter. Als ik de KR-begroting lees, worden de beginselen voor samenwerking binnen het Koninkrijk bevestigd: eigenaarschap, gelijkwaardigheid en gemeenschappelijkheid. D66 vindt dit pijlers voor de toekomst en voegt hier graag de SDG's aan toe. De beleidsinzet van het kabinet is om de economieën van de landen te versterken en het welzijn van inwoners te bevorderen. Ik heb de volgende vragen aan de staatssecretaris. Wanneer is de hervormingsagenda geslaagd? Welke meetbare doelstellingen verwacht zij in samenwerking met de landen en TWO te bereiken in 2026 in het kader van duurzame economische versterking? Waarom eindigt de onderlinge regeling in 2027? Is het niet verstandiger om een hervormingsagenda te formuleren die misschien verder strekt, met echt tastbare resultaten? Welke randvoorwaarden zijn er nodig voor jonge Caribiërs om terug te gaan en met trots hun eiland te helpen ontwikkelen? De inzet van D66 blijft dat elke regio telt en dat de autonome landen een sterkere regiopositie moeten hebben. Hoe gaat de staatssecretaris deze grotere diplomatieke rol stimuleren? Hoe ondersteunt zij, bij financiële belemmeringen, deelname aan regionale organisaties?

Voorzitter. Ik ben blij dat mijn aangehouden motie over een haalbaarheidsstudie voor een Caribische regionale ontwikkelingsmaatschappij inmiddels oordeel Kamer heeft. Ik lees namelijk steeds meer over de lastige investeringspositie van onze SIDS in het Koninkrijk. Daarom vraag ik of de staatssecretaris toch kan ingaan op het EU-rapport dat de Commissie heeft geproduceerd en of ze een update kan geven van de uitvoering van het aparte groeifonds, het klimaatrapport van Nijpels en de MoU's van minister Jetten.

Voorzitter. Laatst vertelde iemand over de financiële hulp van 1,5 miljoen die de 130.000 inwoners van de voormalige Nederlandse Antillen gaven na de Watersnoodramp van 1953. Ik zeg dit omdat de afgelopen weken veel tumult is ontstaan. Je vraagt je dan toch weer af waar we met elkaar staan. De herfinanciering van de coronasteun was een van de belangrijkste redenen om met deze Kamer het begrotingsdebat te voeren. Er zijn al veel vragen gesteld door mijn collega's, maar toch. Wat betekent deze uitkomst, met rente, met looptijden en omvang van de schulden, voor de schuldenlast, de Rft en zijn normen, de benodigde investeringen en het investeringsklimaat op de eilanden? Er zijn mensen die de gevoerde onderhandelingen als punitief ervaren. Misschien kan de staatssecretaris hierop reflecteren. We zijn als Kamer natuurlijk niet helemaal goed geïnformeerd over de concrete voorstellen die de afgelopen tijd door partijen zijn gedaan. Wanneer zijn welke voorstellen door Aruba, Sint-Maarten en Curaçao in het onderhandelingsproces gedaan? Kunnen wij deze misschien voor de termijn van de staatssecretaris in chronologische volgorde ontvangen, met een uiteenzetting van de werking van de LAft en bijbehorend protocol, versus die van de Rft? Ik vind het goed dat de staatssecretaris met het kabinet heeft besloten om Sint-Maarten niet te benadelen. Maar als Curaçao een plan voor de afwikkeling van ENNIA presenteert, welke expertgroep betrekt de staatssecretaris dan en wat kan wellicht de rol van De Nederlandsche Bank daarbij zijn? Kunnen wij de opdracht van de expertgroep ontvangen en tijdig geïnformeerd worden over hun adviezen? Welke criteria zal de staatssecretaris hanteren om de voorstellen te beoordelen? Zou ze misschien Sint-Maarten eigenlijk nu al die langlopende herfinanciering moeten aanbieden? Tot slot, toch weer: hoe zal de herfinanciering de financiële situatie van toekomstige generaties beïnvloeden?

Voorzitter. Nog een aantal vragen over het reeds ontvangen onderzoek over de eilandelijke taken en middelen. We hadden het er net al even over. De conclusies bevestigen dat de vrije uitkering van Bonaire aanzienlijk moet worden verhoogd en dat er bij investeringen geen rekening wordt gehouden met structurele onderhoudskosten. De staatssecretaris verwijst naar een volgend kabinet, maar kan ze voor 2024 de vrije uitkeringen misschien corrigeren voor loon- en prijsontwikkelingen? Hoe staat het verder met de vervoersverbindingen en de openbaarvervoersverplichting voor het vliegen tussen de SSS-eilanden, de Bovenwindse Eilanden? Met betrekking tot het sociaal minimum hoor ik inderdaad ook nog graag wanneer de verhuurdersubsidie op Saba en op Statia zal worden ingevoerd.

Voorzitter. De toegang tot kwalitatief goed onderwijs is bepalend voor de ontwikkeling van jonge mensen en bron voor sociaal-economische vooruitgang. Door studie buiten het eiland en braindrain blijft innovatie laag. Caribische studenten in Nederland kunnen niet stemmen, terwijl zij de toekomst van het eiland zijn. Wat vindt de staatssecretaris daarvan? Vanzelfsprekend vindt D66 dat de stem van jongeren niet mag ontbreken en daarom zijn wij bijvoorbeeld voorstander van een vertegenwoordiging in de Nationale Jeugdraad. Graag een reactie van de staatssecretaris.

D66 pleit voor een Staat van het Koninkrijk en ik ben erg benieuwd of mijn collega's en ook de staatssecretaris dat zouden willen steunen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

U heeft nog vijftien seconden over.

Mevrouw Wuite (D66):

O, toch! Dan begrijp ik die signalen verkeerd.

De voorzitter:

Ik heb u geen signalen gegeven, hoor.

Mevrouw Wuite (D66):

Nee, signalen hier voor me. Dan wil ik tot slot in die paar seconden nog wat zeggen. Het is natuurlijk bijzonder dat 15 december volgend jaar het Statuut 70 jaar bestaat. Daarom dachten we dat zo'n debat hier in de plenaire zaal over de staat van het Koninkrijk wellicht een heel goede pilot zou zijn om dat visie 2030-debat veel intensiever met elkaar te voeren dan dat we hebben gezien bij het IPKO.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank aan mevrouw Wuite, voor haar inbreng, ook nu weer, maar ook voor haar tomeloze inzet in de afgelopen periode op dit onderwerp. Ik blijf me wel verwonderen over het volgende. Daar komen mevrouw Wuite en ik ook niet uit, denk ik. Voor mij is het echt een omkering. Over die leningen wordt gezegd dat we nu extra voorwaarden stellen, terwijl die eigenlijk aan het begin al afgesproken waren. In de coronatijd hebben we snel leningen verstrekt onder hele gunstige voorwaarden met de afspraak dat er nog hervormingen kwamen. Nu we ze daaraan houden, wordt het ineens als punitatief beschouwd. Maar goed, dat terzijde. Ik wil mevrouw Wuite wat vragen. Ze heeft het over een toekomstbestendige economie, maar ze gaf daar eigenlijk weinig ideeën bij. Ze stelde die vraag ook aan mij. Hoe ziet mevrouw Wuite dan de toekomstige economie van de landen?

Mevrouw Wuite (D66):

In eerste instantie wil ik toch nog even kort wat zeggen over die opmerking, ook al was het geen vraag. Het hele proces sinds corona is in onze ogen een messy proces geweest. Natuurlijk waren er voorwaarden gesteld. Die waren verbonden aan het COHO. Die gingen van tafel en er werden nieuwe voorwaarden gesteld in het tweede kwartaal van 2023. Dat is een bevestiging dat het proces van voorwaarden en aanpassingen lastig is verlopen. Misschien is dat ook wel kenmerkend voor het Koninkrijk en de verhoudingen binnen het Koninkrijk. Soms is het ongemakkelijk, maar soms hebben we ook moeite om elkaar helemaal te begrijpen. Cultuursensitiviteit is een thema.

De voorzitter:

En nu de vraag.

Mevrouw Wuite (D66):

Dank, voorzitter, om mij eventjes tot de orde te roepen. Er werd gevraagd hoe de economie eruitziet. Ik ben het eens met het idee en de visie van de VVD om economisch te diversificeren, maar ik merk er wel bij op dat het een uitdaging zal zijn voor kleine eilanden. Daar hebben wij ook ons eigen onderzoek op gedaan. Je kunt economische sectoren kiezen die kansrijk zijn. Daarom pleit ik ook voor bijvoorbeeld die regionale ontwikkelingsmaatschappij om structureel met elkaar aandacht te besteden aan die economische diversificatie. Dat is niet een quick fix waarmee je het in twee jaar met een hervormingsagenda kunt oplossen met elkaar en kunt zeggen: check, we zijn er. Dat vraagt duurzame, langdurige commitments en aandacht. Dat proces wordt wat mij betreft gezamenlijk doorlopen om te kijken hoe je die diversificatie verder kunt verkennen. Dan gaat het ook over aansluiting in de regio.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Tot slot op dit punt, voorzitter, de volgende vraag. Mevrouw Wuite refereerde eraan dat die investeringen lastig zijn. Is ze het met mij eens dat het in het belang van de landen zelf is dat de schuldpositie op orde is en dat er deugdelijk financieel toezicht is als ze investeringen willen aantrekken?

Mevrouw Wuite (D66):

Er is deugdelijk financieel toezicht, zowel op Curaçao en Aruba als op Sint-Maarten, dus alle drie de CAS-landen. Dat is er. Tegelijkertijd hebben we binnen het Koninkrijk, vanwege de kleinschaligheid, soms te maken met wat ik liever "redres" dan "toezicht" zou noemen. Dat is mijn uitgangspunt. Toezicht en deugdelijk bestuur zijn zaken waar je met elkaar veel meer invulling aan kunt geven dan we de afgelopen jaren hebben gedaan. Er is een veel grotere mate van commitment mogelijk. Daarom sta ik voor een Koninkrijksconferentie en heb ik de regering aangemoedigd om die te organiseren. De waarde ten aanzien van goed bestuur, financieel beheer en andere sociale waarden waarvoor we staan, klimaatthema's: dat zijn zaken waar je veel meer en intensiever over met elkaar in gesprek kunt gaan. Je kunt niet verwachten dat het allemaal maar vanzelfsprekend is, want dat is niet het geval.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ook ik heb nog een vraag over een zin in het coalitieakkoord, namelijk dat het democratisch tekort zou worden opgeheven. Toen wij die zin lazen, waren we er blij mee. Ik ben heel benieuwd hoe D66 vindt dat dat de afgelopen periode is gegaan en of ze misschien de teleurstelling dat er te weinig is gedaan, met mij deelt.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik ben trots op mijn partij dat wij dit in ons verkiezingsprogramma als uitgangspunt hebben gehanteerd en dat we het tot onze inzet hebben gemaakt bij de coalitiegesprekken. We kwamen in coronatijd en op zo veel onderwerpen is gebleken dat het een lastig politiek debat over thema's en prioriteiten is geweest. Het democratisch deficit heeft altijd mijn aandacht gehad. Ik heb er altijd aandacht voor gevraagd. We zien ook dat bewindspersonen er reacties op hebben gegeven. Het is zeker niet zo ver als ik had gehoopt dat het zou zijn opgelost, maar ik begrijp de complexiteit ervan en ik hoop dat het ook na deze verkiezingen terugkomt en dat er op dit thema wordt doorgepakt.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ja, en wat zouden dan voor D66 heel concrete dingen zijn voor een volgend kabinet? We hebben nu een coalitieakkoord gehad met dit zinnetje erin. Dat is kennelijk nog niet concreet genoeg. Hoe maken we het een stuk concreter? Wat zou er moeten gebeuren, wat u betreft?

Mevrouw Wuite (D66):

Een concrete zaak waar wij vanuit de Kamer op zouden kunnen sturen, is de vraag of de registratieplicht moet vervallen als het gaat om deelname aan de Europese verkiezingen. Daardoor is het namelijk niet gelijkwaardig voor Nederlandse burgers op Curaçao om deel te nemen aan de Europese Parlementsverkiezingen. Dat is een concreet ding als het gaat om het democratisch deficit. Een tweede heeft te maken met de proportionele stem binnen deze Kamer. Er zijn rijkswetten en thema's die de eilanden raken. Dat is zo! Wat dat betreft staan wij daar ook voor. Hoe dat moet gebeuren? Dat vraagt om dialoog. We hebben de gevolmachtigde ministers in deze zaal met ons. Dat vraagt gezamenlijkheid om de prioriteit te stellen. Het moet per rijkswet!

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dat zijn twee heel concrete punten, waar we volgens mij gewoon een stap in kunnen zetten, ook als demissionaire Kamer. Is het grootste obstakel voor D66 dan misschien geweest dat door corona de boel is komen stil te liggen? Wat doen we met dit obstakel?

Mevrouw Wuite (D66):

Wie is er als eerste aan zet? Enerzijds hoor je de VVD zeggen: dat bepalen wij niet, dat moeten de eilanden doen. Soms heb ik ook het idee dat dit initiatief wellicht door de eilanden zelf gedragen zou moeten worden. Dat is een belangrijke vraag die ik ook vaak stel aan de vertegenwoordigers, gevolmachtigde ministers en andere bewindspersonen die ik weleens tegenkom bij allerlei congressen. Dat is heel moeilijk: wie zet de eerste stap? Wie doet het voorstel? Ik gaf het net al aan: het moet per rijkswet. Pakken we het initiatief vanuit de Kamer? Komt het initiatief vanuit de bewindspersoon? Of komt het initiatief vanuit de gevolmachtigde ministers, die dit conform de regels van het Statuut kunnen doen?

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar drie minuutjes van mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter. De directe aanleiding om deze begroting nu te behandelen is de verzekeraar ENNIA. De regering van Curaçao heeft echter last minute besloten om toch geen lening met Nederland af te sluiten met betrekking tot ENNIA. Voor de pensioenontvangers op Curaçao lijkt me dat een slechte beslissing. Zij moeten ieder jaar afwachten of er een compensatie komt en noodzakelijke hervormingen kunnen weer makkelijk worden doorgeschoven naar een volgende generatie. Het CDA heeft in juni met de VVD een motie ingediend om te borgen dat hervormingen goed worden meegenomen bij de afspraken. Hoe gaat de staatssecretaris dit nu doen? Het is goed om te lezen dat de staatssecretaris Sint-Maarten niet laat lijden onder de beslissing van Curaçao en een lager rentepercentage heeft geboden.

Ook voor Aruba willen wij een degelijk financieel toezicht. Het CDA wil daartoe een rijkswet, maar Aruba stelt in zijn brief van 10 oktober dat een landsverordening niet zonder instemming van de Koninkrijksregering gewijzigd kan worden. Graag een reactie daarop.

Voorzitter. Begin oktober is het rapport over het sociaal minimum op de BES-eilanden verschenen. Het rapport stelt nog eens dat de lonen op de eilanden laag zijn, maar dat de kosten voor basale behoeften als wonen, vervoer, voeding en kleding hoog zijn. Bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken is een eerste stap genomen, maar er komt nog een apart debat over het rapport. Het CDA verzoekt bij het uitwerken van de scenario's niet alleen te kijken naar het verhogen van lonen en uitkeringen, wat tot een ongewenste loon-prijsspiraal kan leiden, maar met name ook te kijken naar het verlagen van kosten voor voorzieningen, wonen, belastingtarieven en werkgeverslasten. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Daarnaast moet er ook geïnvesteerd worden in de derde poot van de driehoek: versterking van de economie en verbetering van de inkomensverdeling, naast verhogen uitkeringen en kostenverlaging. Onder die derde poot vallen huisvesting, bevorderen van welzijn en adequate zorg. Er wordt een toename van ouderen met dementie verwacht. Is er adequate dagopvang? Wat gebeurt er aan sporten voor kinderen en algemene preventie, gezien de vele gezondheidsproblemen door hart- en vaatziekten, verslaving en ronduit morbide obesitas? Een degelijke vrije uitkering voor de BES-eilanden is daarvoor essentieel.

Het percentage bijzondere uitkeringen ten opzichte van de structurele uitkeringen is geheel uit balans, zo liet onderzoek door de Algemene Rekenkamer eerder zien. Het Eindrapport onderzoek eilandelijke taken en middelen Caribisch Nederland is vorige week verschenen. In de motie-Van den Berg/Wuite is gevraagd om de conclusies in dat rapport in ieder geval te verwerken in de begroting voor 2025. Kunnen we daar nog steeds op vertrouwen?

Voorzitter, tot slot. Opnieuw wijst de Rekenkamer op het belang van een sterke coördinerende rol van BZK. Dat vragen we al jaren. Wanneer kunnen wij daarover een concreet voorstel ontvangen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan nu drie minuten voor de heer Ceder van de ChristenUnie. De heer Ceder is tevens de laatste spreker van de zijde van de Kamer.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Het was een bijzonder jaar, met de langverwachte excuses van de minister-president voor het slavernijverleden en het eerherstel van Tula. Het markeert onze bijzondere gedeelde geschiedenis, die vaak ook pijnlijk is. Maar het markeert ook een gezamenlijke toekomst van herstel in de verhoudingen en van dialoog, ook na de komma.

Ik heb vaker gesproken over dat gedeelde verhaal, waarin ruimte is voor ons gezamenlijk verleden en onze toekomst. Nederland, Curaçao, Aruba, Sint-Maarten, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba hebben een complexe geschiedenis, waarbij eeuwenlang sprake was ongelijkwaardigheid. Om deze gezamenlijke geschiedenis een plek te geven en te blijven herinneren, zou er in gezamenlijkheid een canon van het Koninkrijk moeten komen. We hebben een gedeeld verleden, maar ons bestaansrecht kan niet alleen in het verleden blijven hangen. Wij moeten ook aan een gezamenlijke toekomst bouwen. Een canon kan daarbij helpen om die verbinding te realiseren; een canon met daarin gebeurtenissen en symbolen uit het verleden en het heden die ons binden. Zou de staatssecretaris hiervoor openstaan?

Voorzitter. We hebben net wat debat gehad over het levensonderhoud. Vorige week is er ook veel gezegd over de BES-eilanden en het sociaal minimum. Mijn fractie is blij dat we grote stappen voorwaarts gaan zetten; tenminste, dat hoop ik. We hebben een meerderheid in de Kamer voor ons samen met D66 ingediende amendement inzake het tegengaan van armoede op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Het is ook nodig dat we de werkgeverslasten gaan verlagen. Daarom steunen we de motie van het CDA en anderen. Het was en is niet uit te leggen dat we de standaard lager leggen voor Nederlanders op de BES-eilanden. Maar het effect van wat we nu doen, is lastig te meten. Waarom? Omdat er niet bekend is hoeveel werknemers een inkomen op of rond het minimumloon hebben. Waarom is het nodig? Om nog doelgerichter de gevolgen van beleid te weten. Dat blijkt ook uit het rapport Sociaal minimum in economisch perspectief. Is de regering bereid om met het CBS te kijken of er tot monitoring gekomen kan worden, zodat deze cijfers wel beschikbaar kunnen komen? Afhankelijk van het antwoord overweeg ik een motie.

Voorzitter. Daarnaast is voor de ChristenUnie, zoals bekend, ieder leven van waarde, ook op de BES-eilanden. Wij zien dat in Caribisch Nederland een veel hoger percentage van de zwangerschappen eindigt met een abortus. Als je het naast elkaar zet, is het veel meer dan in Europees Nederland. Het is verdrietig dat veel vrouwen dit als enige uitweg zien. Al langer is er aandacht voor dit hogere percentage op de BES-eilanden. In 2019 was dit dan ook aanleiding voor afspraken in het Preventieakkoord over het inrichten van keuzehulp, het beschikbaar stellen van anticonceptie, structurele seksuele voorlichting op scholen en gerichte interventies bij hoogrisicogroepen. Dit alles had in 2022 gerealiseerd moeten zijn, maar ik zie er nog weinig van terug. Mijn vraag is wat de status van de afspraken is.

Daarnaast heb ik een vraag over de invoerrechten. Ik heb die net in een interruptie met de VVD genoemd. Ja, het is complex, maar we moeten stappen zetten. Wanneer gaan we die zetten en wat kan de staatssecretaris daarover toezeggen?

We zijn blij met het akkoord met Curaçao. Het kabinet is akkoord, maar is het parlement ook akkoord? Dat willen we graag weten.

Voorzitter, tot zover. Dank u wel.

De voorzitter:

Prima. De heer Ceder was de laatste spreker van de zijde van de Kamer. O, er is nog een vraag van mevrouw Kröger.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Kijk. Dank u wel.

De voorzitter:

Zij helpt u weer. Dat zal wel weer een een-tweetje zijn.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik had nog een vraag over de situatie van vluchtelingen, met name de Venezolaanse vluchtelingen op Curaçao. Wij hebben daar ook Kamervragen over gesteld. In de antwoorden daarop wordt eigenlijk geschetst dat de eilanden daar zelf voor verantwoordelijk zijn. Maar juridisch gezien is het natuurlijk zo dat het Koninkrijk de verdragspartij is bij het EVRM. Betekent dat dan niet ook voor de ChristenUnie dat Nederland hier ook een verantwoordelijkheid in heeft?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ja, dat klopt. Wij schenden de regels en rechterlijke uitspraken in Europees Nederland, maar ook in het Koninkrijk. En ja, de parlementen daar zijn aan zet. Curaçao heeft een verantwoordelijkheid voor de vluchtelingen die op het eiland komen, maar uiteindelijk worden wij daarop aangesproken als Nederland. Dat klopt dus. Dit is iets dat al langer speelt. Ik hoop dat we Curaçao kunnen helpen en ondersteunen, want als je geopolitiek kijkt, is er ook een reden waarom Venezolanen daarnaartoe komen. Ja, voorzitter, u wilt dat ik afrond, maar in antwoord op de vraag: u heeft gelijk dat wij erop worden aangesproken.

De voorzitter:

U heeft gelijk, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De vraag is dan natuurlijk wat we daaraan gaan doen. Wat zouden we deze staatssecretaris, maar ook die van Asiel en Migratie, eigenlijk mee kunnen om toch onze verantwoordelijkheid hierin te kunnen nemen?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dat betekent samenwerken. Wij hebben hier volgens mij eerder een discussie gehad over de vraag of je ngo's zou moeten steunen op Curaçao. Alleen, toen kwam je op het punt: moet je als Nederland, terwijl een parlement dat niet wil, ngo's van een ander land gaan ondersteunen? Toen kwamen we erop uit dat dat eigenlijk best ingewikkeld is, als je er goed over nadenkt. Maar volgens mij is het heel goed dat het overleg met de staatssecretaris hier en op Curaçao plaatsvindt. En misschien kunnen we dan eigenlijk ook van de staatssecretaris horen waarop het nou vastloopt en waar wij, op welke wijze dan ook, kunnen ondersteunen. Want aan het einde van dag wordt Nederland daar jaarlijks op aangesproken en ik vind dat er een einde aan die situatie moet komen.

Mevrouw Wuite (D66):

Het blijkt maar weer dat er een diversiteit, een scala aan thema's is waarmee wij aan de slag moeten en kunnen bij de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties. Wat dat betreft hoop ik ook dat er na de verkiezingen, met de start van een nieuwe Kamer, hele goede deelname is bij de commissie, zodat deze problemen die de heer Ceder inderdaad ook aankaart, voortvarend worden opgelost. Nu had ik het in mijn bijdrage ook over de positie van de jonge generatie Caribiërs, die vaak naar Nederland komen voor studiedoeleinden en hier voor het eerst moeten stemmen. Zij zien zich hier vaak niet vertegenwoordigd, omdat zij de maatschappij te weinig kennen. Nou heb ik de volgende vraag. Wij pleiten bijvoorbeeld voor een Caribische vertegenwoordiging in de Nationale Jeugdraad. Deelt de heer Ceder dit idee, om ervoor te zorgen dat zij op die manier hun stem beter vertegenwoordigd zien?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik ben het ermee eens dat er betere inspraak moet komen voor de eilanden. Uiteindelijk spreken u en ik, spreken alle vertegenwoordigers op veel vlakken ook namens de andere landen en ook de BES, maar in de praktijk merk je helaas, zeg ik na twee jaar observeren van de Kamer, dat we heel vaak de eilanden vergeten. We vergeten dat we op veel thema's ook van hen vertegenwoordigers zijn. Dat moet beter. Ik weet niet of uw voorstel het gouden ei is, maar ik sta ervoor open om ernaar te kijken. Ik denk dat we uiteindelijk de knoop moeten doorhakken over wat we wel en wat we niet doen. Of we voor uw voorstel gaan, moet ik gewoon bekijken, maar ik ben het ermee eens dat er iets moet gebeuren.

De voorzitter:

Prima, helder. Tot zover de termijn van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Donderdagavond gaan we luisteren naar de antwoorden van de staatssecretaris, die wij bedanken voor haar aanwezigheid hedenochtend. Ik schors tot 13.20 uur en dan gaan we stemmen. Tot zover.

De vergadering wordt van 12.41 uur tot 13.22 uur geschorst.

Naar boven