Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 64, item 13 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 64, item 13 |
Geurproblematiek
Aan de orde is het tweeminutendebat Geurproblematiek (CD d.d. 10/11).
De voorzitter:
Dan is nu aan de orde het tweeminutendebat Geurproblematiek. Het commissiedebat vond plaats op 10 november. Dat is alweer een tijdje geleden. Inmiddels is ook de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangeschoven. Fijn dat u bij ons bent. We hebben zeven sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is de heer Tjeerd de Groot van de fractie van D66. Ik geef hem graag het woord.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de geurwetgeving mensen onvoldoende beschermt tegen stankoverlast;
overwegende dat er gemeentes zijn die bouwplannen hebben waarbij bewoners aantoonbaar in de stank zullen zitten;
overwegende dat het RIVM binnen de bebouwde kom een geurnorm hanteert van 3 odeur;
van mening dat een overheid mensen die hun geld investeren in een nieuw huis, niet in de stank mag laten zitten;
verzoekt de regering bij de aangescherpte wetgeving voor nieuwbouwgebieden uit te gaan van de bestaande RIVM-norm van 3 odeur,
en gaat over tot de orde van de dag.
Er is een vraag van de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Ik twijfel weer aan de verstandelijke vermogens van de heer Tjeerd de Groot als hij deze motie indient. Heeft de heer De Groot door dat dat in Nederland een bouwstop van minimaal vijf jaar, mogelijk negen jaar betekent? Realiseert de heer De Groot zich dat, als deze motie onverhoopt aangenomen zal worden, de uitwerking nog meer onzekerheid betekent voor ondernemers, niet alleen in de agrarische sector, maar ook bij het mkb als zij geurobjecten in eigendom hebben? Ik zou graag op dit punt een reflectie van de heer De Groot willen hebben. Heeft hij dit allemaal in zijn overwegingen meegenomen?
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik heb een tweeluikmotie, zal ik maar zeggen. De eerste motie moet je in combinatie met de tweede motie lezen. Ik zal deze dan ook meteen even doen.
De voorzitter:
We luisteren eerst even naar de motie en dan wordt het u allemaal duidelijk, denk ik.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dan zal ik uw vragen beantwoorden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat wetgeving over geurbelasting aangescherpt gaat worden;
overwegende dat er sinds 30 jaar wordt gewerkt met een werkende meetmethode;
overwegende dat de geuroverlast door lokale factoren kan fluctueren;
overwegende dat langdurige blootstelling aan zware geurhinder nadelige gevolgen heeft voor bewoners binnen concentratiegebieden;
verzoekt de regering de wetgeving zodanig in te richten dat in concentratiegebieden de norm van 3 odeur niet meer dan twintig dagen per jaar wordt overschreden en dat de norm van 14 odeur niet meer dan tien dagen per jaar wordt overschreden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dat betekent dat als je in het landelijk gebied gaat wonen — ik woon daar zelf ook — daar af en toe mest wordt uitgereden. Dan denk je: ah, oké, het is voorjaar. Dat hoort erbij. Maar dit gaat ergens anders over. Er zijn nu kernen waar nieuwbouwplannen zijn, waar mensen structureel in de stank dreigen te gaan wonen. Dit zijn plekken waar nu nog geen huizen staan. Dan hebben we als overheid de taak om mensen te beschermen tegen de overlast die er op dat moment is. Als ik u vertel dat er nu locaties zijn waar misschien wel 8 odeur standaard is, dan zet je mensen dus structureel in de stank. Dat lijkt ons als D66 onwenselijk.
De heer Geurts (CDA):
Nog geen begin van een antwoord. Nog geen begin van een antwoord! Als je 3 odeur in de praktijk doorvoert, betekent dat in de praktijk een bouwstop van minimaal vijf jaar; ik denk zelfs van negen jaar. Dat heeft ermee te maken — als de heer De Groot dat niet begrijpt — dat je pas kunt bouwen als je de geurobjecten hebt weggenomen. Als je dat naar 3 odeur terugbrengt, betekent dat dat het gebied gewoon voorlopig op slot zit, totdat er een oplossing is voor die geurobjecten. Ik begrijp echt niet dat de D66-fractie met deze motie komt, die Nederland qua woningbouw totaal op slot zet. Of gaat u er gewoon van uit dat die boer of het mkb wel vertrekt omdat u het zegt? Dat zeg ik via de voorzitter tegen de heer De Groot.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dit zijn wel echt enorm grote woorden. Ik zie het anders. Er zijn plekken in Nederland waar op dit moment aantoonbaar stankoverlast is. Er zitten naar schatting 400.000 mensen in Nederland structureel in de stank. De rechter heeft daarover gezegd dat de huidige wetgeving de mensen onvoldoende beschermt. Dit is weer een van die onderwerpen waar de overheid zelf zich niet aan de wetgeving houdt. Als je daar ergens nieuwbouw moet gaan plegen, moet je als bestuurder de keuze maken dat je die mensen niet structureel in de stank zet, want het is niet fijn om zo te wonen. Het is niet fijn als je als jong gezin je laatste spaarcenten in dat eerste nieuwbouwhuis steekt, als je denkt daar lekker te gaan wonen en na een tijd ontdekt: hé, het stinkt hier toch wel heel erg; ik kan toch te vaak de was niet buiten hangen. Ik zeg er in de tweede motie bij dat je natuurlijk niet in het buitengebied kunt wonen en verwachten dat het altijd die 3 odeur zal zijn. Daar moet je ook een beetje flexibel in zijn.
De heer Geurts (CDA):
Nog een keer, heeft de heer De Groot echt niet nagedacht? Als je 3 odeur wilt doorvoeren, komt er echt een bouwstop. Dan komt er gewoon een bouwstop in Nederland totdat die geurobjecten weggenomen zijn. Heeft de D66-fractie dit niet in haar overwegingen meegenomen? Het is een heel aardig verhaal, maar geen antwoord op mijn concrete vragen. 3 odeur? Bouwstop in Nederland!
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik ben blij dat de heer Geurts het een aardig verhaal vindt, want dan beginnen we elkaar toch ook te vinden. Hier gaat het om. Het gaat erom dat we de komende tijd in het landelijk gebied hele scherpe keuzes moeten maken. Die gaan over water, water en bodem sturend, die gaan over stikstof. Daar zullen we ook zodanige keuzes moeten maken dat die nieuwbouw, die inderdaad moet gaan plaatsvinden, niet gebeurt op een plek waar je gewoon echt ongelofelijk veel stankoverlast hebt. Dat kun je de mensen niet aandoen. Dit gaat over het vertrouwen in de overheid. De mensen moeten het vertrouwen erin hebben dat zij, als zij ergens gaan wonen, niet structureel in de stank worden gezet.
De heer Haverkort (VVD):
Ik sluit aan op de heer Geurts. Ik ben het er van harte mee eens dat wat D66 doet, onverantwoord is. Ik heb twee vragen aan de heer De Groot, ook vanuit mijn fractie. We hebben van de staatssecretaris gehoord dat zij gaat werken aan een aanpassing van de Wet geurhinder en veehouderij en dat die ergens komende periode naar de Kamer komt, waarbij goed doordacht gekeken wordt waar wel en waar niet eventueel de norm aangescherpt moet worden. Waarom wacht de heer De Groot nou niet op dat document? Waarom komt hij er nu rücksichtslos haaks in met een verscherping van de door de huidige wet voorgeschreven norm op het allerlaagste niveau? Waarom wacht u niet gewoon totdat de staatssecretaris met een goed doordacht voorstel komt?
De tweede vraag is zo nodig nog principiëler. Met dit voorstel treedt D66 vanuit Den Haag in de bevoegdheid van al die gemeenten die bevoegd zijn om op het gebied van geur voorschriften voor hun gemeenten af te geven. Waarom vindt D66 het op dit moment zo nodig om het voor al die gemeenten even te willen regelen? Daar ben ik heel nieuwsgierig naar.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Met de eerste vraag doet de VVD alsof dit nieuwe problematiek is, maar dat is natuurlijk niet het geval. Er wordt al sinds 1994 gewerkt met deze eenheden. De norm zoals die nu al geldt, zetten we in de motie. Door die zogenaamde maatwerkaanpak en een paar gaten in deze wetgeving is er nu alleen een praktijk waarvan de rechter heeft gezegd: dit is zelfs zo grof dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens wordt geschonden. U zou er eens van onder de indruk kunnen zijn wat hier is gebeurd. Mensen zijn ongelofelijk in de steek gelaten door de overheid. Nou komt het in een rijtje waarin u niet thuis wilt horen. In het rijtje van de Groninger gasproblematiek en de toeslagenaffaire vind ik dit er ook eentje. Je zult daar maar wonen en je niet beschermd weten door de overheid. Ik heb gewoon de norm genomen waarmee al sinds 1994 wordt gewerkt, maar wel met in ieder geval een uitslag naar boven omdat het natuurlijk fluctueert. Dat staat ook in de tekst, want als je in het buitengebied woont, heb je af en toe overlast van stank, maar niet structureel. Zo is de wetgeving ook bedoeld.
De heer Haverkort (VVD):
De heer De Groot geeft geen antwoord op mijn beide vragen. Ik vraag hem waarom hij niet wil wachten tot het goede, doordachte voorstel van het kabinet er ligt en hij fietst er nu rücksichtslos met een eigen norm doorheen.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ah ja, dat klopt.
De heer Haverkort (VVD):
Dat vind ik niet chique. Ten tweede geeft hij ook geen antwoord op de vraag waarom hij met deze motie het bevoegd gezag, de gemeenten in dit land, volstrekt passeert. Hij geeft ze met deze motie geen enkele mogelijkheid meer om maatwerk in het plan te stoppen, terwijl juist dat landelijke gebied waar de heer De Groot het ook over heeft, dat NPLG, heel erg bedoeld is om ruimte te geven aan dat lokale maatwerk. Ik begrijp de heer De Groot gewoon niet en dat mag hij me nog een keer uitleggen.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ja, excuus dat ik de tweede vraag niet had beantwoord. Gemeenten vragen om duidelijkheid van de rijksoverheid, omdat ze nu geen enkele mogelijkheid hebben om vergunningen te weigeren. We hebben daar een rondetafel over gehouden en een aanwezige wethouder zei: alsjeblieft, geef ons wat meer ruimte of wat meer guidance. Hij zei er ook bij dat het maatwerk er wel in zit, maar dan wel binnen grenzen want anders kun je als gemeente geen kant op en mag je vergunningen niet weigeren. Dit komt niet uit de lucht vallen. De tweede vraag is terecht. We schuiven deze problematiek al een jaar of tien voor ons uit, met de ene commissie na de andere. Het is typisch hoe we in Nederland de zaken vooruitschuiven. Op het moment dat je nu nieuw gaat bouwen, kun je de zaken niet meer vooruitschuiven en zul je gewoon keuzes moeten maken.
De voorzitter:
Prima. Kort afrondend.
De heer Haverkort (VVD):
Het zou de heer De Groot sieren als hij snelheid wil maken om een motie in te dienen die het kabinet oproept om dat te organiseren, want met deze motie gaat hij dwars door gemeentelijk Nederland heen en dat is niet onze manier.
De voorzitter:
Heel goed. Dank u wel. Mevrouw Beckerman van de fractie van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goedenavond. Ik heb één motie en die gaat over in hoger beroep doorprocederen. Ik zal haar voorlezen.
De voorzitter:
Mag het iets stiller in de zaal tijdens het voorlezen?
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik ga verder.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de rechtbank in Den Haag op 14 september 2022 heeft geoordeeld dat de Staat onrechtmatig handelt doordat de wettelijke bescherming tegen geurhinder tekortschiet;
constaterende dat de Staat hoger beroep in wil stellen tegen de uitspraak;
constaterende dat het kabinet hogerberoepszaken tegen gedupeerde Groningers heeft ingetrokken omdat het niet tegenover inwoners wil komen te staan;
verzoekt de regering de bescherming van deze bewoners voorop te stellen en af te zien van het hoger beroep,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Wij hebben dit eerder geprobeerd. We hebben in een andere zaak, waarbij gedupeerde Groningers hun rechtszaak wonnen en de Staat vervolgens in hoger beroep ging, gezien dat die hoger beroepen zijn ingetrokken. Vandaar dat we het nogmaals proberen.
De heer Geurts (CDA):
Zou mevrouw Beckerman mij kunnen uitleggen waarom een rechter in een gerechtelijke uitspraak heeft gekozen voor 19,4 odeur?
Mevrouw Beckerman (SP):
Wij hebben dit debat al een tijd geleden gevoerd. Volgens mij gaat het eigenlijk om een veel principiëlere vraag. De rechter heeft ons daadwerkelijk voor een probleem geplaatst. Hij heeft namelijk de wetgeving ter discussie gesteld, om het maar simpel te duiden. Er zijn twee opties om hierop te reageren. De eerste is het hoger beroep. De tweede is zeggen: wacht even, dit gaat niet over de rechter, maar over de wetgeving en die wetgeving moeten wij hier maken. Wij kiezen voor die laatste optie. De afweging daarbij is niet dat dit een lastige of een simpele uitspraak is. De afweging is dat de bewoners zeggen: hoe langer dit doorgaat, hoe meer het voor problemen zorgt in onze gemeenschap en dat willen wij niet. Daarom zeggen de bewoners: we hebben die rechtszaak gewonnen, stel ons nou niet voor een hoger beroep.
De heer Geurts (CDA):
Een van de redenen waarom het kabinet in hoger beroep gaat, zo heb ik uit het debat begrepen, is om duidelijkheid te krijgen over het punt dat ik aangeef van die 19,4 odeur. Waarom heeft de rechter daar ineens voor gekozen? Er zit geen enkele onderbouwing bij. Het is dus heel zinvol om door te vragen. U zegt: nee, het kabinet mag niet doorvragen bij een hoge rechter, want het mag geen hoger beroep instellen. Dat heeft nogal wat gevolgen op deze manier.
Mevrouw Beckerman (SP):
Nee, ik heb daar net antwoord op gegeven. Dat is een keuze. Ik haal nogmaals de parallel aan met de zaken met de Groningers. Daar deed de rechter ook een uitspraak die positief was voor de gedupeerden. Het was een positieve uitspraak die ook consequenties kan hebben voor anderen. Een positieve uitspraak die vragen oproept. Dan is de vraag of je het hier oplost of dat je het oplost in een hogerberoepzaak. Wij maken de keuze om het hier in het parlement op te lossen.
De voorzitter:
Ja, dan gaan we luisteren naar mevrouw Van Esch van de fractie van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Voorzitter, dank u wel.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de staatssecretaris van IenW al in 2019 (Kamerstuk 29383, nr. 333) een verplichting wilde instellen voor het meenemen van cumulatie in de beoordeling van omgevingsvergunningen, maar dat deze verplichting er nog steeds niet is;
verzoekt de regering gemeentes zo snel mogelijk te verplichten de cumulatie van stank mee te nemen bij de beoordeling van omgevingsvergunningsaanvragen, inclusief de stank die voortkomt uit bemesting,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Chw) gemeentes de mogelijkheid geeft om een omgevingsvergunning van een veehouderij geheel of gedeeltelijk in te trekken als sprake is van onaanvaardbare geurhinder;
constaterende dat de rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat in verschillende gevallen de stankoverlast door de veehouderij zo ernstig is, dat het in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens;
overwegende dat ten minste in deze gevallen de geurhinder onaanvaardbaar is en de mogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet moeten worden ingezet om hier een einde aan te maken, maar dat geen enkele gemeente dit doet;
verzoekt de regering een gezonde leefomgeving voor omwonenden van veehouderijen te waarborgen en ten minste de gemeentes waar deze ernstige stankoverlast speelt met klem op te roepen om de mogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet in te zetten en hen daarbij juridisch bij te staan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
En de laatste.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat al in 1994 door het toenmalige ministerie van VROM is geconcludeerd dat stank van boven de 5 odeur uit de veehouderij ernstige hinder veroorzaakt en dit voorkomen moet worden;
constaterende dat de GGD en het RIVM om gezondheidsredenen een maximale stanknorm van 5 odeur voor de veehouderij adviseren;
verzoekt de regering een maximale stanknorm voor de veehouderij van maximaal 5 odeur wettelijk vast te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Haverkort (VVD):
Als ik de vraag aan D66 stel bij 3 odeur, mag ik natuurlijk niet nalaten om aan de Partij voor de Dieren diezelfde vraag te stellen bij 5 odeur. Als er straks een fractie met 7 odeur komt, zult u mij hier weer zien. Waarom wacht mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren niet gewoon op het voorstel van het kabinet, waar ongetwijfeld met goede argumentatie gekeken zal worden naar hoe de wet er in de toekomst uit moet komen te zien, zodat zowel de boeren kunnen boeren als de omwonenden er stankvrij kunnen wonen? Waarom wacht zij daar niet gewoon op? Waarom treedt ook zij in de bevoegdheid van gemeentes, terwijl dat niet aan ons is?
Mevrouw Van Esch (PvdD):
We hebben een aangenomen motie van de Partij voor de Dieren. Die is al ingediend bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Daarin is dit kabinet gevraagd om vaart te maken met deze wetgeving. Het is nu maart en we hebben nog niks gezien. De omwonenden wonen hier niet een jaar of een paar jaar, maar ze wonen al tientallen jaren in deze stankproblematiek. Ruim een half jaar geleden is door de Tweede Kamer een motie aangenomen om hier werk van te maken. We hebben nog geen enkel voorstel gezien. We hebben hier een debat met elkaar over gevoerd. Ik vind het dan juist aan ons als Tweede Kamer om daar haast mee te maken.
De heer Haverkort (VVD):
Is het dan zo dat de Partij voor de Dieren bij alle wetsbehandelingen die in haar ogen te lang duren zelf met voorstellen komt? Dat lijkt me in dit huis ondoenlijk. De vraag blijft gewoon overeind. Waarom treedt u in de bevoegdheid van de gemeenten? Waarom gaat u zelf een norm bedenken? Waarom geeft de Partij voor de Dieren niet gewoon met een motie bij het kabinet aan dat ze dit heel graag snel geregeld wil hebben? Dat zou veel logischer zijn.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Die motie hebben we al ingediend. Die is aangenomen. Die motie is een half jaar geleden al door deze Tweede Kamer aangenomen.
De voorzitter:
Prima.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik zou niet weten waarom ik nog een keer diezelfde motie zou moeten indienen. Het is júíst de bedoeling om als Tweede Kamerlid, vanuit het parlement, de regering aan te sporen om te komen met deze wetgeving en het daarover te hebben. Het is júíst onze rol om dat hier met elkaar te doen. Als Partij voor de Dieren vinden wij het niet zo erg om hierin te treden. Wij vinden dat de regierol bij het kabinet moet liggen. Het kabinet moet optreden. Als dat betekent dat het met gemeentes in gesprek moet gaan en dat moet overnemen: so be it.
De voorzitter:
Prima. Dank u wel. Was u klaar?
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik was klaar.
De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we luisteren naar de heer Jaco Geurts van het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een strijd om de ruimte in Nederland gaande is;
constaterende dat gemeenten de ruimte hebben om hun eigen geurbeleid vast te stellen en dat de huidige Crisis- en herstelwet maar ook de nieuwe Omgevingswet de mogelijk biedt om individuele overlastsituaties aan te pakken;
overwegende dat de verschillen tussen geurberekening en werkelijkheid te groot zijn en dat dit leidt tot problemen en onzekerheid in de praktijk voor zowel ondernemers (in de veehouderij en in de industrie) als burgers;
verzoekt de regering innovatie en onderzoek naar brongerichte geurreductie en geurmetingen te intensiveren, en de Kamer over de uitkomsten hiervan in september 2023 te informeren;
verzoekt de regering verder in kaart te brengen wat de financiële consequenties zijn, zoals mogelijk passende schadevergoeding en nadeelcompensatie voor degenen die door eventuele aanpassing van geurwetgeving worden benadeeld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat diverse agrariërs hebben geïnvesteerd in luchtwassers omdat die op de Rav-lijst stonden;
overwegende dat diverse luchtwassers niet voldoende effectief bleken en ze mogelijk onvoldoende in de praktijk getest waren;
verzoekt het kabinet om nieuwe technieken of innovaties op het gebied van bestrijding van geurproblematiek pas op te nemen in beleid(sadviezen) en de Rav-lijst nadat deze bewezen effectief zijn gebleken bij praktijktesten;
verzoekt het kabinet met een herstelplan voor combiluchtwassers te komen;
verzoekt het kabinet voorts in dat herstelplan de faal- en succesfactoren van zowel bestaande combiwassers, het verplichten van certificering en het afsluiten van onderhoudscontracten als het optimaliseren van het toezicht door het elektronisch monitoren van luchtwassers te vergelijken, en daarbij rekening te houden met de afschrijvings- en vervangingstermijnen van bestaande luchtwassers en duidelijk inzichtelijk te maken wat de jaarlijkse kosten voor de agrarische ondernemers gaan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Haverkort van de VVD.
De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter, dank u vriendelijk. Het is inderdaad alweer een aantal maanden geleden dat het debat over geurproblematiek is gehouden. Wat bijblijft is het beeld van omwonenden en van boeren uit de omgeving van Deurne en uit de omgeving van Raalte die bijna wanhopig tegenover elkaar en tegenover de overheid staan. Het is dan ook goed dat het kabinet werkt aan een aanpassing van de Wet geurhinder en veehouderij.
Voorzitter. Aanvullend vandaag nog twee vragen vanuit de VVD. Wil de staatssecretaris objectief onderzoeken wat de omvang van het probleem in de rest van Nederland is? We hebben gezien hoe dit de gemoederen nabij geurhotspots bezighoudt, maar hoeveel van deze hotspots zijn er nou eigenlijk? Hoeveel inwoners hebben bovenmatig last van geurhinder? Hoeveel stallen stoten meer geur uit dan gewenst? Tot op heden heeft daar nog niemand echt een goed antwoord op kunnen geven.
Voorzitter. Dan vraag twee. We weten dat technische maatregelen en innovaties erkend moeten worden via de Regeling ammoniak en veehouderij. We hebben gezien dat als deze oplossingen eenmaal op de zogenaamde Rav-lijst staan, ze in de praktijk niet altijd voldoen en dat zowel boeren als omwonenden geconfronteerd kunnen worden met vervelende onzekerheden. Wil de staatssecretaris daarom onderzoeken of de ontwerpverantwoordelijkheid van leveranciers bij bestaande en nieuwe oplossingen kan worden meegenomen? Zij leggen immers de uitgangspunten vast voor gebruik, installatie en onderhoud. Door hen aan de voorkant meer verantwoordelijkheid toe te dichten, kunnen nieuwe technieken wellicht sneller worden ingezet, worden bestaande installaties effectiever in het gebruik en neemt de overlast voor de omgeving af.
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
De heer Haverkort noemde Deurne. Ik was in 2017 bij een verkiezingsdebat in Deurne. Daar werd pijnlijk duidelijk hoe groot de kloof is op het platteland tussen de mensen die daar geboren zijn en wonen — ik zie u knikken — en vaak agrarische ondernemers. Is de VVD het met D66 eens dat we echt alles op alles moeten zetten om die kloof op het platteland te dichten?
De heer Haverkort (VVD):
Er is de afgelopen weken volgens mij heel veel gesproken over de stad, het platteland en allerlei factoren die daar een rol in spelen. We wonen met 18 miljoen mensen in dit land. Het zou mooi zijn als we noaberschap — bij mij in de regio noemen ze dat zo — wat meer zichtbaar konden maken, ook in dit huis. Ik ben het op dat punt met de heer De Groot van D66 eens. In Deurne heeft het natuurlijk veel te lang geduurd, niet alleen voor de omwonenden die daar in de geur wonen en leven, maar ook voor de boeren die daar gewoon geen oplossing voor kunnen vinden. Daar hebben wij een verantwoordelijkheid in te nemen. Het is goed dat de staatssecretaris in ons debat heeft toegezegd dat ze daar de dialoog over opent, dat ze met een nieuwe wet of een aanpassing van de wet gaat komen, zodat ook de omgevingsdiensten daar wat meer handvatten in krijgen, en dat ze daar op bezoek is geweest. Ze is volgens mij ook in Raalte op bezoek geweest. Dat is hartstikke goed. Daarin vinden de heer De Groot en ik elkaar.
De voorzitter:
Prima, tot zover. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van der Plas van de fractie van BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de familie Van Gorp in Brabant een zeer innovatieve methode heeft ontwikkeld om in een biomassaketel fytinezuur om te zetten in fytase middels natuurlijke processen;
overwegende dat varkens door het voerconcept minder zijn gaan staartbijten en mest produceren met minder ammoniak;
overwegende dat Johan Remkes ervoor heeft gepleit om in te zetten op innovaties op het boerenerf om stikstof te reduceren;
overwegende dat het kabinet het rapport van Remkes "Wat wel kan" heeft omarmd;
overwegende dat de bank ondanks een financiering van 1,8 miljoen euro niet wilde meewerken en de familie failliet is gegaan, ondanks al hun initiatieven om stikstof te reduceren en meer dierenwelzijn te bereiken;
overwegende dat het innovatieve concept in een aparte bv is ondergebracht en deze innovatie dus niet verloren is gegaan;
verzoekt de regering om te onderzoeken hoe van het innovatieve systeem van de familie Van Gorp in Brabant een pilot is te maken, zodat met eigen financiering verder gewerkt kan worden aan juridische borging,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de huidige meetmethoden om geuroverlast vast te stellen onbetrouwbaar zijn;
constaterende dat de Wageningen Universiteit, de WUR, een lopend onderzoek heeft naar een betrouwbaardere meetmethode;
overwegende dat er met deze chemisch-analytische meetmethode een degelijke en objectieve meetmethode gebruikt kan worden;
verzoekt het kabinet om de chemisch-analytische methode mee te nemen in het voorstel tot het toewerken naar herstel van balans tussen belangen van omwonenden en veehouderijen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat geuroverlast nog moeilijk meetbaar is;
overwegende dat ernstige geuroverlast zich concentreert op bepaalde plekken;
overwegende dat generiek beleid geen oplossing biedt voor pleksgewijze overlast;
verzoekt het kabinet om de aanpak van ernstige geuroverlast vorm te geven in een maatwerkaanpak en daartoe in gesprek te gaan met lagere overheden om van hen te horen welke instrumenten zij nodig hebben om lokale geuroverlast aan te kunnen pakken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel.
De voorzitter:
Prima. Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors een enkel ogenblik. Iets meer dan een ogenblik? Vijf minuutjes? Ik schors vijf minuten en dan gaan we luisteren naar de minister dan wel de staatssecretaris.
De vergadering wordt van 20.41 uur tot 20.48 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de minister. Mag het iets stiller in de zaal? We gaan luisteren naar de minister.
Adema:
Voorzitter. We hadden nog even een discussie over wie eerst moest en ...
De voorzitter:
U heeft het gewonnen?
Adema:
Ja. Wij zijn niet zo van de hiërarchie, dus daar heeft het helemaal niks mee te maken.
Ik heb één motie te behandelen en dat is de motie van mevrouw Van der Plas op stuk nr. 401 over het innovatieve idee van de familie Van Gorp. De motie vraagt om een onderzoek om te kijken of dat innovatieve idee kan worden ondergebracht in een pilotproject. Ik ben daartoe bereid, maar dan gaat het wel om die innovatie als zodanig. Ik ben bereid om te onderzoeken of die eventueel in een pilot kan worden ondergebracht.
De voorzitter:
En dan is de motie oordeel Kamer?
Adema:
Dan is die oordeel Kamer. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed, bij dezen vastgesteld. Hartelijk dank. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. Ik heb nog een heel stapeltje moties. De eerste motie, op stuk nr. 393, van meneer De Groot wil ik ontraden, overigens in combinatie met zijn tweede motie, maar ik ga de moties apart van elkaar behandelen. De Wet geurhinder en veehouderij stelt binnen concentratiegebieden een standaardnorm van 3 odeur voor de bebouwde kom. Gemeenten hebben de mogelijkheid om in hun geurverordening daarvan af te wijken tot een maximum van 14 odeur. Het RIVM stelt geen geurhindernormen. Met deze motie wordt maatwerk voor gemeenten heel sterk ingeperkt. Ook zit die de woningbouwopgave, zoals al aangegeven door een aantal Kamerleden, stevig in de weg. Gemeenten gaan zelf over hun afwegingen in de ruimtelijke ordening.
De motie op stuk nr. 394 van de heer De Groot ontraad ik ook, om dezelfde redenen. Gemeenten mogen binnen de grenzen afwijken. Op dit moment mag de norm maximaal 2% van de tijd in uren overschreden worden. Dat komt neer op maximaal 175 uur per jaar, dus er wordt al rekening gehouden met die overschrijdingen. Ik hecht toch wel even aan het volgende. Er werden een aantal opmerkingen gemaakt over het geurbeleid. Ik heb met de Kamer de afspraak gemaakt dat ik in het tweede kwartaal van dit jaar met beleid op dit vlak kom. Wat dat betreft lopen deze moties enigszins voor op dat stuk waarmee ik sowieso kom.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Eigenlijk bevestigt de staatssecretaris dat het gewoon een hele zinnige motie is, omdat de wetgeving hier goed wordt uitgelegd. Je hebt een minimumnorm, je mag bepaalde dagen per jaar overschrijden en je mag lokaal afwijken. Maar deze motie zegt eigenlijk: je mag niet structureel afwijken van de minimumnorm, want die is er niet voor niets. Is de staatssecretaris het met D66 eens dat het eigenlijk heel zinnig is om niet structureel af te wijken van de gewone minimumnorm?
Staatssecretaris Heijnen:
Het is niet voor niks dat we nu met alle belanghebbenden aan het zoeken zijn hoe we tot goede afspraken over geur kunnen komen. De eerste motie van de heer De Groot vraagt om een dusdanige verscherping die ook al vooruitloopt op het hele gesprek dat ik nog met alle belanghebbenden heb om tot een goede en weloverwogen geurnormering te kunnen komen. Hier staat een zeer strenge norm die ook nog eens een flinke impact heeft op andere ambities die wij als kabinet hebben. Die motie moet ik sowieso ontraden.
De tweede motie is eigenlijk een versoepeling, maar hangt natuurlijk wel samen met de andere. Ik wil graag alles zo veel mogelijk met elkaar gaan behandelen. Dat wil ik natuurlijk doen in het tweede kwartaal, als ik met mijn complete voorstel kom. Als er bepaalde normen worden vastgesteld, kunnen we altijd kijken in hoeverre het dan nog mogelijk is om daar binnen een bepaalde bandbreedte van af te wijken. De Kamer kan die ruimte dan ook nog altijd nemen.
De voorzitter:
Helder. Afrondend, kort.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Deze motie is geen aanscherping, maar een oproep aan de overheid om zich gewoon aan de eigen normen te houden. Maatwerk is nu een ander woord voor gewoon je niet aan de wet houden. Dat mag niet en daarmee zet je de burgers in de stank. Nogmaals, de oproep aan de staatssecretaris is om zich gewoon aan de wet te houden. Dat is wat deze twee moties zeggen.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik heb daar volgens mij genoeg over gezegd, inmiddels.
De voorzitter:
Ja. De motie op stuk nr. 395.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, de motie op stuk nr. 395 van mevrouw Beckerman. Die wil ik ontraden. Er wordt altijd een heel zorgvuldige afweging gemaakt of er in hoger beroep wordt gegaan. We hebben hier natuurlijk ook in de commissie al uitgebreid over gesproken. Ik ga ervan uit dat andere bewindspersonen een even zorgvuldige afweging maken als ik maak als er hoger beroep wordt aangetekend. Ik begrijp dat het ingrijpend is voor omwonenden dat er een hoger beroep is ingesteld en ik ben daarom ook met ze in gesprek gegaan. Ik heb ze uitgenodigd op het ministerie en ik heb ze uitgelegd waarom het hoger beroep was ingesteld. De rechtbank Den Haag heeft een wet die destijds via het normale democratische proces tot stand is gekomen onrechtmatig verklaard, dus dat is nogal wat. Dat is heel ingrijpend en het is van belang dat een hogere rechter, in dit geval het gerechtshof, dan ook een oordeel geeft over de geconstateerde onrechtmatigheid en de schending van het EVRM. Daarnaast bevat het vonnis een aantal punten, bijvoorbeeld de hoogte van de normen die gesteld worden, waar ik in hoger beroep graag duidelijkheid over wil.
Dan de motie van mevrouw Van Esch op stuk nr. 396. Die laat ik graag oordeel Kamer. De Omgevingswet verplicht gemeenten om cumulatie mee te wegen in de beoordeling van vergunningen. Die wet wordt op 1 januari 2024 van kracht. De motie sluit aan bij de wijziging van die wet. Daarom laat ik haar graag oordeel Kamer.
Mevrouw Van Esch had nog een motie, op stuk nr. 397. Die laat ik ook oordeel Kamer, als ik haar zo mag interpreteren dat het juridische bijstand is als meedenken en advisering bij de uitvoering van de maatregelen.
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch beaamt dat.
Staatssecretaris Heijnen:
Oké. Dan had mevrouw Van Esch nog een motie, die op stuk nr. 398, over de maximaal 5 odeur wettelijk vastleggen. Nou ja, goed. Ik heb eigenlijk dezelfde motivatie als bij de motie van de heer De Groot. Deze motie wil ik ontraden. Het is van belang om in ons dichtbevolkte land een goede balans tussen de vele belangen te realiseren en ook te bewaken, met plekken om goed te kunnen leven, te wonen, te werken en te bouwen. In het voorjaar kom ik dan ook met een gewogen voorstel tot aanscherping. De passage uit 1994 waarnaar mevrouw Van Esch verwijst, is al in 1995 genuanceerd in een brief van de minister van VROM toentertijd.
Even kijken. Dan had de heer Geurts nog een motie ingediend met de heer Haverkort en mevrouw Van der Graaf, de motie op stuk nr. 399. Die laat ik graag oordeel Kamer. Intensivering van innovatie en onderzoek past goed bij het ingezette innovatiebeleid van mijn collega van LNV. Als ik de motie zo mag lezen dat de Kamer in september 2023 geïnformeerd wordt over hoe die intensivering ingevuld wordt, laat ik haar graag oordeel Kamer.
De voorzitter:
De heer Geurts beaamt dat.
Staatssecretaris Heijnen:
Dan had meneer Geurts nog een motie met meneer Haverkort en mevrouw Van der Graaf over de aanpak combiluchtwassers, die op stuk nr. 400. Die wil ik graag oordeel Kamer geven, mits het verzoek ten aanzien van het opnemen van nieuwe technieken op de Rav-lijst gezien wordt als een ondersteuning van staand beleid en als ik het verzoek om met het herstelplan voor luchtwassers te komen ook kan beschouwen als een onderdeel van de aanpak van de bestaande situatie. Dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De heer Geurts beaamt dat.
Staatssecretaris Heijnen:
Dan had ik nog een motie van mevrouw Van der Plas. Dat is de motie op stuk nr. 402. Het onderzoek dat op dit moment naar de nieuwe meetmethode wordt gedaan, is nog in een heel vroeg stadium en we geven nieuwe technieken ook een plek in de bredere aanpak van geurhinder. Ik kan die motie oordeel Kamer geven.
De motie op stuk nr. 403 van mevrouw Van der Plas laat ik ook graag oordeel Kamer. De Crisis- en herstelwet biedt medeoverheden instrumenten om lokale geuroverlast aan te pakken. Ik ben met onder andere de gemeente Deurne in gesprek over hoe dat ingezet kan worden. De lessen die we daaruit trekken, nemen we ook mee in onze vervolgaanpak en de motie sluit daar heel erg mooi bij aan.
Dank u wel, voorzitter. O nee, wacht even. Wacht, wacht, wacht. Ik had nog twee vragen van de heer Haverkort die ik nog moet beantwoorden.
De voorzitter:
Ja, laten we die niet vergeten.
Staatssecretaris Heijnen:
Even kijken. Er was een vraag over de omvang van de problematiek. Dat onderzoek loopt. Op basis van ruwe gegevens zijn er 2.000 woningen met meer dan 19,4 odeur geurbelasting in Oost- en Zuid-Nederland. Om daar meer in detail op in te kunnen gaan, moet naar de specifieke vergunningen gekeken worden. Tegelijkertijd loopt er ook een onderzoek door een of ander bureau — ik ga de naam niet eens proberen voor te lezen — naar de omvang van de geurbelasting in Zuid- en Oost-Nederland.
Zijn tweede vraag was of ik kan aftasten of we de verantwoordelijkheid van de leverancier een grotere rol kunnen geven. Ik heb de Kamer op 25 november per brief geïnformeerd over een onderzoek van WUR naar het functioneren van emissiearme systemen. In opvolging van de toegezegde acties worden de rol en de verantwoordelijkheid van de leveranciers ook bekeken. De minister van LNV en ik streven ernaar om de Kamer in het voorjaar van 2023 daarover te informeren.
De voorzitter:
Kort, kort, kort, meneer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Ik zag u al bedenkelijk kijken, voorzitter. Het kan inderdaad heel kort. Kan de staatssecretaris nog even aangeven wanneer dat onderzoek naar de aantallen naar de Kamer kan komen?
Staatssecretaris Heijnen:
Zo snel mogelijk.
De voorzitter:
Kijk, dat zijn nog eens toezeggingen! Het is genoteerd. Tot zover.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We stemmen dinsdag over de moties. We nemen afscheid van de staatssecretaris en danken haar voor haar aanwezigheid.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20222023-64-13.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.