49 Vreemdelingen- en asielbeleid

Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid (CD d.d. 19/10).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid, naar aanleiding van een commissiedebat gehouden op 19 oktober. Ik zie dat we hierna nog een tweeminutendebat hebben over hetzelfde onderwerp, maar we beginnen met het tweeminutendebat over het commissiedebat van 19 oktober. Er zijn elf sprekers van de zijde van de Kamer, die ik allemaal welkom heet. Ik heet uiteraard ook de staatssecretaris van harte welkom.

Voor we van start gaan, heeft de heer Kuzu een punt van orde.

De heer Kuzu (DENK):

Ja, een punt van orde, voorzitter. U merkte terecht op dat wij hier twee tweeminutendebatten houden over het belangrijke onderwerp vreemdelingen- en asielbeleid. Het eerste wordt gehouden naar aanleiding van een commissiedebat op 19 oktober. Daar wil ik twee dingen over zeggen.

Ik vind een commissiedebat heel kort. Ik houd er altijd een onbevredigend gevoel aan over als de staatssecretaris slechts drie kwartier à een uur de mogelijkheid krijgt om antwoorden te geven, en we eigenlijk niet alle antwoorden kunnen krijgen omdat er niet genoeg tijd voor is.

Mijn tweede punt, voorzitter. Vandaag is eigenlijk wel een historische dag voor de staatssecretaris. Op één dag wordt hij namelijk drie keer op de vingers getikt door de rechtbank over een maatregel waarover een deel van de Kamer heeft aangegeven: dit moeten we eigenlijk niet doen. Ik zou daarom, voorafgaand aan deze tweeminutendebatten, een reactie willen hebben van de staatssecretaris. We gaan namelijk het kerstreces in en er zijn al heel veel zaken aanhangig bij verschillende rechtbanken over het hele land.

De voorzitter:

Dank u wel. Eerst uw eerste punt. Als het goed is, heeft u nog een strategische procedurevergadering. Die hebben we ingevoerd om ook dat punt van de tijd van een commissiedebat te bespreken. Ik zou u adviseren om uw eerste punt daar te bespreken, want ik denk dat dat vooral daar passend is.

Voor het tweede punt kijk ik even naar de staatssecretaris. Kan hij daarop reflecteren, voorafgaand aan deze tweeminutendebatten? Hij knikt. Ik geef hem daarvoor nu even kort het woord.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter, ik ga niet zozeer reflecteren, als wel reageren. Er zijn vandaag een aantal uitspraken gedaan. Ik kwam terug vanaf de Antillen. Nadat ik vanochtend landde, ben ik de hele dag in vergadering geweest. Ik heb dus alleen de persberichten gelezen, en nog niet de uitspraken van de rechtbank. Dat betekent dat ik ook nog geen inhoudelijk oordeel kan vellen. Ik ga nu met u het debat aan en heb vanavond en de komende dagen nog overleg met mijn ambtenaren. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat dat overleg morgen en volgende week zal zijn, want we hebben wel gewoon even twee dagen vrij voor de kerst. Dan neem ik besluiten. Die communiceer ik ook richting u.

De voorzitter:

Dank voor die mededeling. Ik wil wel voorkomen dat we hier nu een heel debat gaan voeren, meneer Kuzu. Daar hadden we een regeling voor kunnen aanvragen. We voeren nu twee tweeminutendebatten die op de agenda staan. Ik geef de heer Kuzu nog kort het woord.

De heer Kuzu (DENK):

Ik ga vermijden er een inhoudelijk debat van te maken voorzitter, want ik snap u heel goed. Ik zou dan graag van de staatssecretaris willen weten wanneer exact we een reactie gaan krijgen, en wanneer exact hij denkt hierop een reactie te kunnen geven. Dit is namelijk voor heel veel gezinnen gewoon heel belangrijk, en dit belast de rechtspraak buitengewoon en onnodig.

Staatssecretaris Van der Burg:

Bij de tweede zaak van vandaag was er een uitspraak waarbij binnen 24 uur gevolg moet worden gegeven aan de uitspraak van de rechter. Dat betekent dat de vraag of wij in hoger beroep gaan of een vovo aanvragen, of niet, binnen 24 uur moet worden beantwoord, dus in de loop van morgen. De eerste uitspraak was er een waarbij binnen acht dagen een besluit moet worden genomen, dus volgende week.

De voorzitter:

Ik ga nu toch echt beginnen aan het tweeminutendebat. We zijn nu namelijk een ordedebat aan het voeren. Er is een informatieverzoek gedaan. Dat hebben we doorgeleid. De staatssecretaris heeft daar kort op gereflecteerd. Hij heeft ook gezegd dat hij ernaar kijkt. Dit staat nu echter niet op de agenda. Als u dit verder had willen bespreken, had u echt een regeling aan moeten vragen, of moet u dat alsnog doen. Ik moet ook letten op de tijd. We hebben twee keer een kwartier voor de sprekers, wat al kort is. Ik wil daarom nu in ieder geval met deze debatten gaan beginnen.

Ik nodig de eerste spreker voor dit debat uit, namelijk de heer Markuszower. Hij spreekt namens de PVV. O, er is nog een punt van orde, van mevrouw Piri.

Mevrouw Piri (PvdA):

Ik snap uw punt. Wij willen dit debat echt niet opnieuw doen. Wij gaan net een reces in van drie weken. Er liggen twee rechterlijke uitspraken. Morgen komen er ook weer twee rechterlijke uitspraken. Wij willen niet zozeer weten van de staatssecretaris wat hij gaat doen voor individuele gevallen. Wij willen weten wat dit voor gevolgen heeft voor de algemene maatregel die het kabinet heeft genomen om gezinshereniging op te schorten. Dat was volgens mij ook het verzoek van collega Kuzu. Kunnen wij daar op korte termijn een reactie van het kabinet op verwachten? Wanneer kunnen wij die verwachten?

De voorzitter:

Ik kijk hiervoor nog één keer naar de staatssecretaris. Kan hij enige indicatie geven wanneer hij op deze vragen kan ingaan? Dat zal ongetwijfeld per brief zijn.

Staatssecretaris Van der Burg:

Wij zullen op basis van de twee uitspraken besluiten wat we gaan doen. De ene is morgen. De andere is uiterlijk volgende week. Afhankelijk van wat wij besluiten, betekent dat dus ook iets voor het verdere proces. Als je in hoger beroep gaat of een voorlopige voorziening aanvraagt, dan heb je natuurlijk een andere situatie dan wanneer je je neerlegt bij het beleid. Dat kan ik u binnen uiterlijk acht dagen melden. Dat lijkt me op korte termijn. Ik zal dat schriftelijk doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Markuszower namens de PVV.

De heer Markuszower (PVV):

Dank u wel, voorzitter. We hoorden net wat Kamerleden piepen over wat rechterlijke uitspraken. Er is gisterenavond echter ook nog wat anders gebeurd. Gisterenavond zijn er namelijk twee Syriërs gearresteerd op verdenking van terroristische activiteiten in Nederland. Ik vraag aan de staatssecretaris: wanneer houdt hij nou op met het binnenlaten van nieuwe ladingen Syriërs, die ook verdachten of misschien wel daders kunnen worden van terroristische aanslagen in Nederland? Ik vraag aan de staatssecretaris om Nederland veilig te houden. Dat kan alleen maar als hij grenzen gaat sluiten.

Voorzitter. Ik wil ook een motie indienen. Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering alle asielzoekers die over land naar Nederland komen tegen te houden en niet binnen te laten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower.

Zij krijgt nr. 3023 (19637).

De heer Markuszower (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Markuszower. Dank ook dat u het kort houdt. Op dit tijdstip en op de laatste dag voor het reces wordt dat altijd zeer gewaardeerd. Dan is het woord nu aan de volgende spreker van de zijde van de Kamer. Dat is de heer Van Haga namens de Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de asielinstroom ongekend hoog is en de asielopvang overloopt;

overwegende dat de hoge instroom ongewenst is vanwege het woningtekort, de druk op de gezondheidszorg en de overbelasting van het onderwijs;

overwegende dat de hoge instroom resulteert in meer overlast van azc's voor de omgeving;

overwegende dat de hoge instroom het draagvlak voor de opvang van asielzoekers doet dalen;

verzoekt de regering om een tijdelijke asielstop in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga, Eerdmans en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 3024 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om het VN-Vluchtelingenverdrag uit 1951 op te zeggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Eerdmans.

Zij krijgt nr. 3025 (19637).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Haga. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Peters namens het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb ook slechts één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er binnen Europa grote irreguliere migratiestromen zijn en migratiedruk aan de buitengrenzen;

constaterende dat Duitsland eerder met veilige regio's van herkomst heeft gewerkt voor bijvoorbeeld Afghanistan;

overwegende dat de migratiedruk en irreguliere grensoverschrijdingen binnen Europa zijn toegenomen;

overwegende dat er meer grip op migratie moet komen;

verzoekt de regering te onderzoeken of er voor de niet-veilige landen in het landenbeleid een onderscheid gemaakt kan worden tussen veilige en onveilige regio's van herkomst;

verzoekt de regering te onderzoeken welke landen regio's in landen van herkomst onderscheiden tussen veilig en onveilig;

verzoekt de regering te onderzoeken of dit binnen de bestaande juridische kaders kan;

verzoekt de regering dit terug te koppelen voor het voorjaarsreces,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Brekelmans.

Zij krijgt nr. 3026 (19637).

Dank u wel, meneer Peters namens het CDA. De volgende spreker is de heer Brekelmans van de VVD.

De heer Brekelmans (VVD):

Dank u, voorzitter. Snel drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Algerije vanaf juni 2021 niet langer is aangemerkt als veilig land;

constaterende dat het inwilligingspercentage voor Algerije de afgelopen jaren lager is dan 1%;

verzoekt de regering op korte termijn de landeninformatie over Algerije te actualiseren om opnieuw te kunnen beoordelen of Algerije kan worden aangemerkt als veilig land,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brekelmans en Peters.

Zij krijgt nr. 3027 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een deel van de asielzoekers die in Nederland asiel aanvragen eerder lange tijd in een derde land (buiten de EU) heeft verbleven en feitelijk bescherming heeft gehad;

overwegende dat het mogelijk is om een derde land als veilig beschermingsalternatief tegen te werpen, mits de vreemdeling in dit derde land voldoende bescherming geniet door naleving van relevante internationale verdragen;

verzoekt de regering te onderzoeken of en hoe in meer gevallen een derde land als veilig beschermingsalternatief kan worden tegengeworpen, en de Kamer hierover op korte termijn te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brekelmans en Peters.

Zij krijgt nr. 3028 (19637).

De heer Brekelmans (VVD):

Tot slot.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat organisaties die van de IND de status van erkend referent krijgen, gebruik kunnen maken van de versnelde procedure voor de verlening van visa die toegang geven tot Nederland;

constaterende dat het beleid van de IND er nu uit bestaat deze erkende referenten te wijzen op de risico's dat visa aan spionnen worden verleend;

constaterende dat de Chinese wet eigen staatsburgers en organisaties verplicht desgevraagd mee te werken aan inlichtingenoperaties;

overwegende dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten op dit moment niet structureel worden betrokken bij de afweging of een organisatie de status van erkend referent ontvangt;

verzoekt de regering de inlichtingen- en veiligheidsdiensten structureel te betrekken bij verlening van een erkend referentstatus voor organisaties uit landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland (zoals China, Rusland en Iran), en bestaande statussen op deze basis te herbeoordelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brekelmans en Peters.

Zij krijgt nr. 3029 (19637).

Dank u wel, meneer Brekelmans namens de VVD. De volgende spreekster van de zijde van de Kamer is mevrouw Kröger namens GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Na een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter op 5 december werd vandaag in drie uitspraken in een bodemprocedure geoordeeld dat de pijnlijke, keiharde politieke deal die gesmeed is om vluchtelingengezinnen van elkaar gescheiden te houden, deze maatregel, in strijd is met de Nederlandse Vreemdelingenwet, met de Gezinsherenigingsrichtlijn, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Een glashard oordeel van deze rechters. Ik vraag de staatssecretaris vandaag dan ook om deze pijnlijke maatregel, die heel veel kwetsbare kinderen en gezinnen treft, onmiddellijk op te schorten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat niet alleen in voorlopige voorziening, maar nu ook in een bodemprocedure de onrechtmatigheid van de nareismaatregel is uitgesproken;

verzoekt de regering om met onmiddellijke ingang de toepassing van de nareismaatregel op te schorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Piri, Kuzu, Koekkoek, Sylvana Simons en Jasper van Dijk.

Zij krijgt nr. 3030 (19637).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. We gaan nu drie weken reces in en ik vind het ongelofelijk pijnlijk dat de staatssecretaris vandaag nog geen duidelijkheid geeft over wat hij gaat doen. Morgen liggen er uitspraken van de meervoudige kamers. Dat is nog zwaarder wegend: meerdere rechters die tezamen tot een oordeel komen. Ik wil van de staatssecretaris weten of hij in ieder geval kan garanderen dat hij morgen wel heeft besloten wat hij doet.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger namens GroenLinks. De volgende spreekster van de zijde van de Kamer is mevrouw Podt van D66, die ik uitnodig om haar inbreng te komen doen.

Mevrouw Podt (D66):

Dank u wel, voorzitter. Tijdens het laatste debat hebben we het gehad over de uitspraak van de rechter in de zaak van VluchtelingenWerk over de opvang van asielzoekers. De staatssecretaris heeft daarover ook een brief geschreven, waarin hij aangaf hoe hij zaken verbetert, maar ook waar dat nog niet is gelukt. Ook na de laatste uitspraak van de rechter vind ik dat we vaart moeten maken, want mensen kunnen niet eindeloos in slechte opvang zitten. De brief laat termijnen verder in het midden. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe we de voortgang wel kunnen controleren?

Voorzitter. In de schriftelijke beantwoording liet de staatssecretaris weten dat er meerdere onderzoeken lopen naar de oorzaken van overlast. Dat lijkt me ook heel verstandig. Ik benadruk nogmaals: zorg nou dat beleidsvoorstellen daar ook op aansluiten en zet in op preventie en niet op alleen "achteraf". Dat is beter voor de omgeving, voor de medewerkers in de asielketen en ook voor de asielzoekers zelf. Dan ten slotte nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een toename te zien is in het aantal alleenstaande minderjarige vreemdelingen dat naar Nederland komt;

overwegende dat het kabinet binnen Europa gesprekken voert over beleid ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen die binnen Europa op doorreis zijn;

overwegende dat beleid ten aanzien van minderjarigen extra zorgvuldig moet worden gemaakt, met oog voor hun meer kwetsbare situatie, hun specifieke omstandigheden en drijfveren;

verzoekt het kabinet om in alle afspraken die worden gemaakt over beleid ten aanzien van amv's in Europa, de veiligheid en het welzijn van deze kinderen voorop te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Podt.

Zij krijgt nr. 3031 (19637).

Dank u wel, mevrouw Podt namens D66. Dan is het woord aan … O, u heeft een interruptie. Excuus, ik had u niet gezien. Mevrouw Kröger, GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Vandaag waren er drie uitspraken. De rechter is glashelder: het gaat niet om individuele gevallen, maar over de maatregel zelf om gezinnen gescheiden te houden. De argumentatie is heel duidelijk. Ik hoor heel graag van D66 welke conclusie zij eraan verbindt.

Mevrouw Podt (D66):

Ik moet eerlijk zeggen dat ik vooral de eerste uitspraak heb gezien. De andere heb ik nog niet echt goed kunnen bekijken. Ik denk dat de conclusie is dat er een hele stevige uitspraak ligt van de rechter. De staatssecretaris heeft net aangegeven dat hij die gaat bestuderen. Dat begrijp ik op zich ook wel. Daar heeft hij nog geen tijd voor gehad. Maar ik wil hoe dan ook dat de staatssecretaris snel duidelijkheid geeft, niet alleen over wat hij gaat doen. Mocht er nog een stap daarna komen, dan moet dat ook snel gaan. Ik denk namelijk dat deze onzekerheid niet eindeloos moeten laten voortduren.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kröger, heel kort.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Er zijn een heleboel gezinnen die op dit moment in die onzekerheid verkeren, die van elkaar gescheiden blijven door deze onmenselijke maatregel. Is D66 het met mij eens dat deze maatregel nu opgeschort moet worden en dat we in ieder geval die mensen niet verder moeten belasten met de juridische capriolen van dit kabinet?

Mevrouw Podt (D66):

Ik val een beetje in herhaling. Ik heb ook gezegd dat ik de staatssecretaris de ruimte wil geven om hier even naar te kijken, maar wel met de nadruk op "even". Wat mij betreft moet hier echt snel duidelijkheid over komen. Volgens mij is dit voor niemand goed. Volgens mij heb ik ook gezegd dat het wat D66 betreft zo is dat wat juridisch niet kan, gewoon niet kan. Iedereen heeft zich aan de wet te houden, ook de overheid. Dat blijft zo.

De voorzitter:

Dank u wel mevrouw Podt. Dan is het woord aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik beperk mij tot het indienen van een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet bij de "asieldeal" in augustus heeft aangekondigd dit najaar te komen met een opzet voor een fundamentele heroriëntatie op het asielstelsel, maar dat er nog altijd geen voorstellen aan de Kamer zijn voorgelegd;

overwegende dat het asielsysteem in ons land overbelast is en er naar verwachting volgend jaar nog eens meer dan 50.000 mensen asiel aan zullen vragen in ons land;

overwegende dat de asielinstroom gewoonlijk richting de zomer substantieel toeneemt en het daarom noodzakelijk is tijdig te komen met maatregelen die de hoge instroom beperken en een nog grotere belasting van het asielstelsel voorkomen;

verzoekt de regering uiterlijk in februari 2023 te komen met voorstellen voor maatregelen die de asielinstroom beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Eerdmans.

Zij krijgt nr. 3032 (19637).

De heer Bisschop (SGP):

Overigens is gisteren de winter begonnen, dus het najaar is voorbij.

Voorzitter. Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet bezig is met een fundamentele heroriëntatie op het huidige asielbeleid en de inrichting van het asielstelsel;

overwegende dat het asielsysteem in ons land overbelast is en dat het kabinet gaat kijken naar maatregelen die de instroom beperken;

overwegende dat in Nederland na vijf jaar een permanente verblijfsvergunning kan worden verkregen, maar dat sommige andere landen hiervoor een langere periode hanteren;

overwegende dat de aantrekkelijkheid van Nederland voor asielzoekers samenhangt met de termijn van verkrijging van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd;

verzoekt de regering het verlengen van de termijn van verkrijging van een permanente verblijfsvergunning van vijf naar zeven jaar te betrekken bij de fundamentele heroriëntatie, en de Kamer over de uitkomsten hiervan te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 3033 (19637).

De heer Bisschop (SGP):

Het moment waarop daarover geïnformeerd wordt, zou dus februari kunnen zijn. De staatssecretaris heeft dus twee maanden extra gekregen van ons.

Dank u wel.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Hij zal dat ongetwijfeld waarderen. Dank u wel, meneer Bisschop, voor uw bijdrage. Dan is het woord nu aan mevrouw Koekkoek namens Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter. Eén motie, en eigenlijk een overbodige motie. Dat doe ik liever niet, maar als je een maatregel neemt, vervolgens de weg naar de Raad van State actief blokkeert en dan zegt "in iedere individuele zaak ga ik doorprocederen tot aan de Raad van State", zoals het kabinet dat doet, dan neem je naar mijn mening je eigen rechtssysteem niet serieus. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet willens en wetens onuitvoerbaar beleid formuleert in de asieldeal;

overwegende dat het kabinet de verantwoordelijkheid voor het juridisch verantwoorden van het beleid uitbesteedt aan de rechter en daarmee het rechtssysteem nodeloos belast;

constaterende dat de Raad van State vooraf wet- en regelgeving kan toetsen op overeenstemming met het recht;

verzoekt de regering wet- en regelgeving omtrent asiel en migratie vooraf ter toetsing voor te leggen aan de Raad van State;

verzoekt tevens de regering EU-wetgeving, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Kinderrechtenverdrag en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als richtlijn voor het beleid te hanteren en derhalve de maatregelen die daarmee in strijd zijn, te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koekkoek.

Zij krijgt nr. 3034 (19637).

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Koekkoek. Ik ben benieuwd naar de appreciatie van de minister, want ik zou Kamerleden niet willen aanmoedigen om moties in te dienen die zijzelf al bij voorbaat als overbodig kwalificeren. Zo komen we wel over die grens van 5.000, maar dat terzijde.

Het woord is aan de volgende spreker van de zijde van de Kamer, en dat is de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank je wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het momenteel ontbreekt aan een recent en sluitend overzicht van de wijze waarop Europese asielregelgeving is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving en op welke terreinen Nederland minder stringent is dan op grond van Europese asielregelgeving en -richtlijnen is toegestaan;

overwegende dat het aanscherpen van Nederlandse asielwetgeving op de onderdelen waarop Europese asielregelgeving en -richtlijnen die ruimte bieden, een logische eerste stap is in het beperken van de asielinstroom;

verzoekt de regering de Kamer uiterlijk in februari een recent en sluitend overzicht te verstrekken van de wijze waarop Europese asielregelgeving is doorvertaald in Nederlandse asielwetgeving en hierbij expliciet te vermelden op welke onderdelen Nederland minder stringent is dan is toegestaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Eerdmans, Bisschop en Van Haga.

Zij krijgt nr. 3035 (19637).

Dank u wel, meneer Eerdmans, JA21.

Dan zijn we bij de laatste spreker van de zijde van de Kamer, en dat is de heer Jasper van Dijk van de SP. Hij staat althans op mijn sprekerslijst.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik dien een motie in die gaat over Iran. Ik heb eerder een vergelijkbare motie ingediend, maar de spanningen nemen toe. Er zijn nu executies uitgevoerd. Het is ronduit gruwelijk wat daar gebeurt. Daarom vind ik het volstrekt onverantwoord om nu Iraanse vluchtelingen naar dat land toe te sturen. Je zou op z'n minst tijdelijk een stop daarop moeten zetten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mensenrechten in Iran op grote schaal worden geschonden sinds de dood van Mahsa Amini;

van mening dat het onverantwoord is om nu onherroepelijke stappen te nemen ten aanzien van Iraanse asielzoekers;

verzoekt de regering om voor zes maanden een vertrekmoratorium in te stellen voor Iraanse asielzoekers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Piri en Kröger.

Zij krijgt nr. 3036 (19637).

Dank u wel, meneer Van Dijk. Voor u vertrekt, wil de heer Brekelmans van de VVD u interrumperen.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik wilde één opmerking maken bij de indruk die de heer Van Dijk hier geeft. Hij spreekt in zijn toelichting over Iraanse vluchtelingen. Nou is het per definitie zo dat een vluchteling een status krijgt. Het kan dus per definitie niet dat een Iraanse vluchteling wordt teruggestuurd.

Ten tweede is het zo dat het kabinet heeft aangegeven dat de situatie in Iran natuurlijk verschrikkelijk is, maar dat die situatie tegelijkertijd vrij overzichtelijk is en wel in die zin dat iedereen die demonstreert, actievoert of tot een bepaalde ngo behoort, wordt aangemerkt als behorend tot een kwetsbare groep en dus een status krijgt. Hier kunnen natuurlijk ook Iraniërs zijn die zich loyaal opstellen ten opzichte van het regime of die zelfs hier in Nederland werken voor het Iraanse regime, iets wat we in het verleden hebben gezien. Wil de heer Van Dijk ook dat mensen over wie de IND oordeelt dat zij eerder een gevaar zijn voor de Iraanse gemeenschap hier dan dat ze zelf gevaar lopen in Iran, niet kunnen worden teruggestuurd?

De heer Jasper van Dijk (SP):

In een interruptie heeft de heer Brekelmans dit al eerder gesteld. En je hebt natuurlijk ook het 1F-beleid voor dat soort gevallen. Ik wil een vertrekmoratorium omdat op dit moment de situatie in Iran elke dag verandert, en vooral heviger en slechter wordt. Het is geheel aan de heer Brekelmans om voor of tegen mijn motie te stemmen, maar ik zou het wel heel erg teleurstellend vinden als hij ertegen stemt, want ik weet dat hij, met mij, zeer betrokken is bij de ernstige situatie die zich daar afspeelt.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot kort, meneer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD):

Ja, want wat de heer Van Dijk zegt, is feitelijk onjuist. 1F is voor een oorlogsmisdadiger. Alleen, iemand die loyaal is aan het regime en mogelijk zelfs voor het regime werkt, is niet per definitie iemand die oorlogsmisdaden heeft begaan. Dus het 1F-beleid is daar niet een waarborg voor, zeg maar. Dus nogmaals die vraag aan de heer Van Dijk. Kijk, het vervelende is dat wij allebei strijden voor degenen die opkomen voor de rechten in Iran. Alleen wordt met deze motie de indruk gewekt alsof wij, of de mensen die tegen die motie zijn, niet voor de bescherming van Iraanse vluchtelingen zouden zijn, en dat is niet zo. Dus nogmaals mijn vraag. De 1F-regeling voldoet niet voor die Iraniërs die loyaal zijn aan het regime of daar zelfs voor werken. Vindt de heer Van Dijk dan toch niet dat je dat soort mensen moet kunnen terugsturen?

De heer Jasper van Dijk (SP):

De motie is volstrekt duidelijk. De motie wijst op het feit dat de situatie op dit moment buitengewoon ongelukkig is, zeer ernstig, inclusief executies. Ik vraag slechts om een tijdelijk vertrekmoratorium van zes maanden. Dergelijke zaken doen we ook voor Rusland, voor Afghanistan. Daarbij heb ik de heer Brekelmans nooit horen protesteren. Nu ineens bij Iran vindt hij dit heel moeilijk. Het is aan hem. Hij kan mijn motie steunen, en dat zou — denk ik — ook passen bij de steun die hij levert aan de Iraanse demonstranten hier, voor de deur, die net zo goed roepen om een beter beleid inzake asielzoekers.

De voorzitter:

Dank u wel. We hebben al een "ten slotte" gehad, en ik zou ook de tijd in de gaten willen houden. Ik ben al vrij coulant. Ik heb gehoord dat er vóór recessen ook weleens helemaal geen interrupties worden toegestaan. Ik heb dat bij deze wel gedaan, maar voor ik de staatssecretaris ... Ik zie hem al klaarstaan en ik zie hem aangeven dat hij meteen door wil. Maar we hebben nog iemand geënthousiasmeerd door dit debat, en dat is de heer Kuzu. Die heeft ook verzocht om twee minuten spreektijd te krijgen. En aangezien hij aan het commissiedebat heeft deelgenomen, is hij daartoe gerechtigd, dus ik nodig hem uit.

De heer Kuzu (DENK):

Ja, voorzitter. Er was een miscommunicatie waardoor ik was afgemeld als spreker, maar dat was natuurlijk niet de bedoeling.

Ik moest teruggrijpen op 19 oktober. We hebben het toen gehad over veel verschillende zaken, onder andere over de Spreidingswet, die toen nog niet naar de Kamer was gekomen, en over de rechtszaak tussen VluchtelingenWerk Nederland en de Staat. Inmiddels is de staatssecretaris op dat punt op een onderdeel in het gelijk gesteld door de rechter; in ieder geval is die termijn eraf. Daar gaat mijn eerste motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland in relatief korte tijd in staat is geweest om 80.000 opvangplekken te realiseren voor Oekraïners;

constaterende dat Hoge Vertegenwoordiger Kelly Clements van de UNHCR zich openlijk afvraagt waarom Europa vluchtelingen uit Syrië, Afghanistan of Jemen niet zo een warm welkom kan heten als Oekraïners;

constaterende dat het gerechtshof Den Haag heeft geoordeeld dat het enkele feit dat vluchtelingen uit Oekraïne in korte tijd massaal zijn toegestroomd, niet een verschil rechtvaardigt in behandeling waar het gaat om opvangvoorzieningen;

constaterende dat dezelfde rechter heeft geoordeeld dat hij niet twijfelt dat de Staat extra opvanglocaties zal realiseren en ook niet twijfelt aan de inzet van de staatssecretaris om de crisis op de kortst mogelijke termijn op te lossen, maar de termijn wel van tafel heeft geveegd;

verzoekt het kabinet om een concreet tijdspad te schetsen op welke termijn het kabinet wel gaat voorzien in de minimale eisen voor opvangvoorzieningen waarvan het gerechtshof Den Haag heeft geoordeeld dat de Staat daar niet aan voldoet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu.

Zij krijgt nr. 3037 (19637).

De heer Kuzu (DENK):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat na veel beraad en veel huiswerk de staatssecretaris eindelijk in november 2022 de zogenaamde spreidingswet naar de Tweede Kamer heeft gestuurd;

constaterende dat inmiddels de VNG, het IPO, de veiligheidsregio's, het COA en andere organisaties hebben aangegeven dat de wet niet zal zorgen voor een duurzaam en stabiel opvanglandschap;

overwegende dat vrijwillige opvang door gemeenten tot nu toe onvoldoende opvangplaatsen heeft gerealiseerd en dat een bonus van €2.500 per asielzoeker voor een gemeente onvoldoende prikkelend zal werken om toch vrijwillige opvang te realiseren;

constaterende dat volgens het wetsvoorstel pas in september 2023 overgegaan zal worden op het aspect van dwang;

verzoekt het kabinet niet langer te wachten en per direct over te gaan op het aanwijzen van locaties waar opvang geregeld kan worden, waarbij het uitgangspunt blijft gelden van eerlijke en evenredige verdeling over het land,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu.

Zij krijgt nr. 3038 (19637).

Dank u wel, meneer Kuzu, en keurig binnen de tijd.

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de Kamer voor het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid, naar aanleiding van het commissiedebat gehouden op 19 oktober. Ik had eigenlijk gezegd dat we niet zouden schorsen en meteen zouden doorgaan, maar het is wel handig, ook gelet op de stemmingen die heel kort hierop zijn, om even te wachten tot alle leden de moties hebben, zodat we het wel zorgvuldig kunnen doen. Ik schors dus een enkel moment, totdat alle moties zijn uitgedeeld aan de leden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Als het goed is, heeft iedereen de moties gekregen. Er zijn veel moties ingediend, we lopen al uit de tijd en er zijn hierna ook nog wat debatten. Ik wil u dus wederom iets verzoeken. De staatssecretaris verzoek ik om zo kort mogelijk te antwoorden maar uiteraard wel duidelijk te zijn, want we moeten wel weten waarover we gaan stemmen. Interrupties wil ik beperken tot degene die de motie heeft ingediend. Als erom gevraagd wordt, kan er ook een verduidelijkingsvraag gesteld worden. Dat gezegd hebbende is het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van der Burg:

De motie op stuk nr. 3023: ontraden. Het is in strijd met internationaal recht.

De motie op stuk nr. 3024: ontraden. Het is in strijd met internationaal recht.

De motie op stuk nr. 3025: ontraden. In het coalitieakkoord, dat door de meerderheid van deze Kamer wordt gesteund, is aangegeven dat juist dit verdrag de basis dient te zijn.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3025 is dus ook ontraden.

Staatssecretaris Van der Burg:

Ja.

De motie op stuk nr. 3026: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 3027 betreft Algerije. Met als voorbehoud dat ik niet ga over de termijnen van de informatie van Buitenlandse Zaken, kan ik dit oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik kijk even of de indiener daarmee kan instemmen. Hij knikt. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 3027 oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van der Burg:

De motie op stuk nr. 3028: oordeel Kamer.

De voorzitter:

Oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van der Burg:

Ik zou de indiener van de motie op stuk nr. 3029 willen vragen om deze motie aan te houden. Het ministerie van Buitenlandse Zaken zit namelijk in een traject om te kijken wat de rol en de positie van de inlichtingendiensten precies moeten zijn. Het is wel zo dat als wij indicaties hebben, er op dit moment al gebruik wordt gemaakt van informatie van inlichtingendiensten.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de indiener, de heer Brekelmans van de VVD.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik wil de motie wel aanhouden. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer het kabinet meer informatie heeft over dat traject?

Staatssecretaris Van der Burg:

De informatie die ik van Buitenlandse Zaken heb gekregen, is dat het nog een belangrijk deel van 2023 duurt. Dan is het aan uw en mijn interpretatie wat dan "een belangrijk deel" is.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik zal de motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Brekelmans stel ik voor zijn motie (19637, nr. 3029) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 3030 gaat over de nareismaatregel. Daarvan heb ik al aangegeven dat ik vind dat we eerst moeten kijken wat wij gaan doen. Willen wij ook een definitief gezaghebbende uitspraak hebben, ja of nee? Daarbij kan ik dus op dit moment een weg naar de Raad van State niet uitsluiten. Vandaar dat ik de motie op stuk nr. 3030 dus ontraad.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3030 is ontraden. Mevrouw Kröger heeft daar als indiener een vraag over.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Zeker, want deze appreciatie van de staatssecretaris stelt mij bijzonder teleur. Of de staatssecretaris besluit niet in hoger beroep te gaan, en dan is het volstrekt logisch om de uitspraak van de rechters te volgen en de maatregel op te schorten. Of de staatssecretaris besluit wel in hoger beroep te gaan, maar dan zou het richting al die mensen volstrekt humaan zijn om dan in de tussentijd deze maatregel op te schorten.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mevrouw Kröger?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Op allebei de manieren is het, met respect voor de uitspraak van de rechters en met respect voor de mensen om wie het gaat, een logische stap om op te schorten, en dan is het aan de staatssecretaris om te bepalen welk juridisch pad hij wil bewandelen. Want anders voelt het om eerlijk te zijn alsof dit juridisch tijdrekken is om zo lang mogelijk zo veel mogelijk mensen buiten de deur te houden. Ik mag toch hopen dat de staatssecretaris die indruk niet wil wekken.

Staatssecretaris Van der Burg:

Los van het feit dat deze maatregel niet gaat over het buiten de deur houden van mensen maar over het vertragen van het afgeven van een vergunning om naar Nederland te reizen — dat is dus wat anders dan wat mevrouw Kröger zegt — is het zo dat op het moment dat je naar een hogere rechter gaat omdat je het niet eens bent met een rechter, het logisch is dat je dan ook datgene doet waarvan jij denkt dat het goed is om te doen. We hebben deze week nog een andere casus gezien. Toen ik zei dat ik het niet eens ben met de uitspraak van de rechter, zei mevrouw Kröger: u dient die onverkort uit te voeren. Toen gebruikte een hogere rechter precies de argumenten die ik hier gebruikte als nuancering. Die rechters zeiden: je moet aan die eisen voldoen, maar we snappen dat de staatssecretaris op dit moment niet aan die eisen kan voldoen. Hogere rechters kunnen dus andere oordelen geven. Het staat eenieder vrij, dus ook de Staat, om een hogere rechter om een uitspraak te vragen.

De voorzitter:

De motie blijft daarmee dus ontraden, constateer ik.

Staatssecretaris Van der Burg:

Die blijft ontraden.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Kröger, want volgens mij heeft u al de gelegenheid gehad om aan te geven wat u ervan vindt en dat staat ook al in de motie, dus tot slot.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De staatssecretaris houdt de ruimte open om die heilloze juridische weg te gaan bewandelen. Mijn vraag is de volgende. Morgen komen er twee uitspraken uit meervoudige kamers, dus meerdere rechters die zich over deze zaak gebogen zullen hebben. Als er dan vijf oordelen liggen, kan de staatssecretaris dan de knoop doorhakken?

Staatssecretaris Van der Burg:

Als er uitspraken liggen, of het er nou 1, 5 of 50 zijn, zal ik altijd een knoop moeten doorhakken over de vraag: "voer ik de uitspraak van de rechter onverkort uit; punt? Voer ik de uitspraak van de rechter uit, maar kies ik wel voor een hoger beroep? Of ga ik in hoger beroep en wacht ik tot er een definitieve hogere uitspraak is?" Dat recht heeft eenieder. Dat recht heeft mevrouw Kröger, dat heeft iedere burger en dat heeft ook de overheid.

De voorzitter:

Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 3031.

Staatssecretaris Van der Burg:

Oordeel Kamer.

De voorzitter:

Oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van der Burg:

Dan de motie op stuk nr. 3032. Wij zullen zeker gaan komen met voorstellen aangaande grip krijgen op migratie. We zijn ook bezig met een fundamentele heroriëntatie op asiel. Ik wil me niet vastleggen op februari 2023.

De voorzitter:

Dus dan is uw suggestie: ontraden?

Staatssecretaris Van der Burg:

Ontraden.

De heer Bisschop (SGP):

Ik leg er de vinger bij dat afgesproken is dat in het najaar een grondige herziening naar de Kamer zou komen. Dat is niet gebeurd. Vandaar deze motie, die vraagt om het in elk geval niet een onderwerp van de verkiezingen van de Provinciale Staten te laten worden en dus in februari te komen. Dat lijkt mij een allerzins redelijk verzoek.

Staatssecretaris Van der Burg:

De Staatkundig Gereformeerde Partij weet natuurlijk dat dit geen onderdeel wordt van de Provinciale Statenverkiezingen. Dat gaat over provinciaal beleid. Dat is één. Twee. We hebben aangegeven dat we in het najaar met een brief naar u zouden komen betreffende de fundamentele heroriëntatie. Dat is wat anders dan dat de fundamentele heroriëntatie in het najaar zou zijn afgerond. Ik handhaaf dus het oordeel "ontraden".

De voorzitter:

Tot slot, meneer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Ik zou de staatssecretaris willen adviseren om eens een verkiezingsproces van de Provinciale Staten dan wel gemeenteraadsverkiezingen te volgen. Inderdaad, de staatssecretaris heeft gelijk: daar worden nóóít landelijke thema's bij betrokken. Dat is natuurlijk een geintje. Dat eerste plaatst hij niet goed. Natuurlijk, als de staatssecretaris suggereert dat toegezegd is met een brief te komen, maar nog niet met een algemene herziening of een grondige heroriëntatie, dan vind ik de suggestie die gewekt is van "wij gaan daar stevig mee aan de slag en we komen in het najaar daarop terug" wel heel erg misleidend. Er is wel degelijk gesuggereerd dat er in het najaar een heroriëntatie komt. Er is van verschillende kanten …

De voorzitter:

Wat is uw vraag, meneer Bisschop?

De heer Bisschop (SGP):

Er is ter linker- en ter rechterzijde op aangedrongen om daar haast mee te maken, want dit loopt vast. Deelt de staatssecretaris de mening dat een brief met "we zijn nog niet zover" een beetje aan de magere kant is, als ik het zo mag formuleren?

De voorzitter:

De staatssecretaris tot slot op dit punt.

Staatssecretaris Van der Burg:

De heer Bisschop zal het toch met mij eens zijn dat als je een belangrijk document hebt waarop je je visie en beleid baseert en je wil dat belangrijke document gaan herzien en bediscussiëren met mensen en er zijn verschillende stromingen over hoe je naar dat document kunt kijken, een grondige herziening dus ook heel veel tijd kan kosten. Ik kan u samen met de heer Bisschop een aantal voorbeelden noemen uit de geschiedenis waarin we dat hebben gedaan.

De voorzitter:

Dit lijkt me niet het debat daarvoor.

Staatssecretaris Van der Burg:

Ik ga het niet doen, voorzitter. Dat doe ik graag met de heer Bisschop op een ander moment. Ik handhaaf het oordeel "ontraden".

De voorzitter:

Dus de motie op stuk nr. 3032 blijft ontraden.

Staatssecretaris Van der Burg:

Dan ligt het voor de hand dat we bij de motie op stuk nr. 3033 zijn. Die krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3033: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van der Burg:

Ja. Dan de motie op stuk nr. 3034. De indiener gaf aan — u gaf zelf ook al een beetje aan — dat het een overbodige motie was. Ze bedoelde het niet op die manier, maar ik ontraad de motie wel. Ik vind niet dat je alle regelgeving zou moeten voorleggen aan de Raad van State alvorens je daarmee richting uitvoering gaat. Dat past ook niet in het bestel dat we hebben. Dus ik ontraad de motie op stuk nr. 3034.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3034: ontraden. Dan de motie op stuk nr. 3035.

Staatssecretaris Van der Burg:

In het licht van het discussietje dat ik net met de heer Bisschop heb gehad, geldt hetzelfde voor de motie op stuk nr. 3035. Wij moeten natuurlijk kijken naar de fundamentele heroriëntatie. Daarbij zullen elementen van deze motie aan de orde komen, maar dat is nu nog niet aan de orde, dus op dit moment ontraad ik de motie.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 3036 betreffende het vertrekmoratorium. De heer Brekelmans heeft naar mijn mening al verwoord waarom ik dat vind. Alle groepen waar het om gaat, genieten bescherming, maar er kunnen mensen zijn die het regime steunen of geen enkele kans lopen op vervolging en die dienen ook teruggestuurd te kunnen worden naar het land van herkomst.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3035 en de motie op stuk nr. 3036 worden dus allebei ontraden.

Staatssecretaris Van der Burg:

Dat is juist, voorzitter. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 3037. Dat is de motie-Kuzu. Die zou ik op dit moment willen ontraden, omdat de rechter in hoger beroep heeft aangegeven dat er op dit moment te veel externe afhankelijkheden zijn en dat de rechter daarom geen termijn kan opleggen. Dat kan ik op dit moment ook niet.

De voorzitter:

Daar heeft de heer Kuzu een vraag over.

De heer Kuzu (DENK):

Ik heb de uitspraak van die rechter bestudeerd. De rechter geeft eigenlijk aan dat het tijdpad en het realiseren van de minimale eisen voor de opvang een politiek oordeel zijn. Om die politieke afweging te kunnen maken, hebben we toch op z'n minst een tijdlijn nodig voor wanneer dat gerealiseerd kan worden?

Staatssecretaris Van der Burg:

Dat is op dit moment nog niet aan de orde. U moet niet uitsluiten dat ik binnenkort naar de Kamer kom met een wet die gaat over het spreiden van de asielzoekerslocaties. Dat ligt vrij voor de hand. Je hebt pas zicht op de vraag wanneer je voldoende plekken hebt op het moment dat die wet door de Tweede en de Eerste Kamer is en we het proces dat in die wet beschreven wordt, doorlopen hebben. Dan pas kun je beoordelen wanneer je aan de eisen voldoet waar de heer Kuzu naar vraagt. Er is geen verschil. Ik benadruk het maar even: ik heb naar aanleiding van het hoger beroep nadrukkelijk gezegd dat ik me niet als een winnaar beschouw bij deze nuancering van de rechter. Ik ben het namelijk met de heer Kuzu, de oorspronkelijke rechter en de hogerberoepsrechter eens dat wij kwaliteitseisen moeten hebben en dat op dit moment niet alle locaties aan die kwaliteitseisen voldoen.

De voorzitter:

Meneer Kuzu, tot slot een korte vraag. Ik zou de staatssecretaris ook willen uitdagen om het kort te houden.

De heer Kuzu (DENK):

Ik wist dat de staatssecretaris met het argument van de spreidingswet zou komen. Daar gaat de volgende motie over, dus dan kan de staatssecretaris de volgende motie volgens mij wél oordeel Kamer geven. Anders is hij bereid om een jaar lang te wachten, want dat element van die spreiding gaat pas over een jaar in.

De voorzitter:

Voor we naar die motie gaan — dank u wel, meneer Kuzu — heeft de heer Eerdmans nog een vraag. Ik neem aan dat die over zijn eigen motie gaat, de motie op stuk nr. 3035?

De heer Eerdmans (JA21):

Ja.

De voorzitter:

Het gaat over de motie op stuk nr. 3035.

De heer Eerdmans (JA21):

Zou het de staatssecretaris helpen als ik van het woordje "februari" "z.s.m." maak?

Staatssecretaris Van der Burg:

Ja.

De voorzitter:

Dus als de heer Eerdmans de motie wijzigt … Ik maak het nu even af, omdat we er heel snel over gaan stemmen.

Staatssecretaris Van der Burg:

Dan krijgt de motie oordeel Kamer, voorzitter.

De voorzitter:

Als "uiterlijk in februari" wordt vervangen door "zo snel als mogelijk" krijgt de motie dus oordeel Kamer. Dan gaan we ervan uit dat er een gewijzigde motie komt en dan noteren we daarbij: oordeel Kamer. Dat gaat over de motie op stuk nr. 3035.

De motie op stuk nr. 3037 was ontraden. We zijn nu uiteraard heel nieuwsgierig, de heer Kuzu voorop, wat het oordeel zal zijn over de laatste motie, de motie op stuk nr. 3038.

Staatssecretaris Van der Burg:

Die wordt ontraden.

De voorzitter:

Ontraden.

Staatssecretaris Van der Burg:

De motie op stuk nr. 3038 wordt ontraden, en wel omdat u op 10 januari, als laatste daad van mijn voorganger, een brief heeft gekregen waarin staat dat de staatssecretaris geen aanwijzingsbevoegdheid heeft. Op dit moment kan ik dus niet voldoen aan hetgeen in de motie staat. Vandaar dat er nu een spreidingswet is voorgelegd. Ontraden, voorzitter.

De voorzitter:

Dan noteren we bij die motie ook ontraden. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit tweeminutendebat. Nee, toch niet. Ik zie mevrouw Podt naar voren komen. Gaat het over uw eigen motie?

Mevrouw Podt (D66):

Nee, niet over mijn eigen motie, maar over mijn eigen vraag. Ik had nog een vraag gesteld.

De voorzitter:

Correct. Dat is correct. Er was nog een resterende vraag. Die heb ik inderdaad genoteerd.

Staatssecretaris Van der Burg:

Kan die vraag, in het kader van de snelheid, herhaald worden? Dat scheelt mij het doorzoeken van de stapel.

De voorzitter:

Ja, dat kan.

Mevrouw Podt (D66):

Ik heb de vraag niet precies bij de hand, maar die had betrekking op het interruptiedebatje dat u net met de heer Kuzu had. U heeft in de brief aangegeven dat het nogal moeilijk is om termijnen te geven. Mijn vraag was zo-even: hoe kunnen we dan als Kamer controleren of er een beetje voortgang is bij de dingen waarvan de rechtbank welzeker heeft opgedragen dat die snel moeten gebeuren? Even voor de duidelijkheid: dat ging over de zaak van VluchtelingenWerk.

Staatssecretaris Van der Burg:

Jajaja, dat snap ik. Het lijkt mij goed dat ik de Kamer periodiek op de hoogte houd middels een brief. We hebben daar met enige regelmaat debatten over. Ik stel voor het niet maandelijks te doen, want dan komen m'n ambtenaren niet toe aan het schrijven van de wetten die mevrouw Podt zo graag deze kant op ziet komen, maar tweemaandelijks moet wel kunnen.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Podt, voor een vervolgvraag.

Mevrouw Podt (D66):

Dat vind ik wel een beetje ingewikkeld, want we hadden natuurlijk de afspraak dat het allemaal binnen zeer afzienbare tijd zou gebeuren. Als we dan elke twee maanden een update krijgen, zijn we wel heel erg snel aan de grens van wat de rechtbank in eerste instantie had aangegeven. Volgens mij was het nog steeds de ambitie van de staatssecretaris om daaraan te voldoen. Ik zou zeggen: dan willen we dat toch wel iets vaker dan dat. Het hoeft helemaal geen uitgebreide brief te zijn, maar we willen wel duidelijkheid over waar we nou staan.

Staatssecretaris Van der Burg:

Goed, voorzitter.

De voorzitter:

Kijk eens aan, dat is een kort en bondig antwoord. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor om voortvarend door te gaan met het volgende tweeminutendebat, aangezien alle sprekers aanwezig zijn en het over hetzelfde onderwerp gaat. Ik wacht even tot de bel geklonken heeft.

Naar boven